Gepubliceerd: 9 december 2022
Indiener(s): Paul van Meenen (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36250-VI-3.html
ID: 36250-VI-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 december 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 5 december 2022 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 9 december 2022 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Brood

Vraag (1):

Kunt u de verlaging van het verplichtingenbudget onder artikel 37 toelichten? Waarom was dit budget aanvankelijk veel te hoog?

Antwoord:

Het budget op artikel 37 was met betrekking tot de verplichtingen te hoog omdat bij de tweede incidentele suppletoire begroting gedacht werd dat het totaal aan kosten van de gemeentelijke en particuliere opvang in 2022 verplicht zou zijn. Inmiddels is duidelijk dat alleen een verplichting is opgenomen voor de voorschotten die daadwerkelijk door de gemeente zijn aangevraagd. Het verplichtingenbudget is verlaagd zodat het verplichtingenbedrag gelijk is aan de daadwerkelijk te verwachten verplichtingen en uit te keren voorschotten aan de gemeente voor de gemeentelijke en particuliere opvang.

Vraag (2):

Wat is de inherente noodzaak van het herzien van het Wetboek van Strafvordering?

Antwoord:

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering is de juridische ruggengraat voor een evenwichtige modernisering van de strafrechtketen. Het Wetboek van Strafvordering is van cruciaal belang in een democratische rechtsstaat. Het bevat de spelregels voor de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten, en voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. Er staat bijvoorbeeld in wie welke opsporingsbevoegdheden mag toepassen en onder welke voorwaarden. Het waarborgt bovendien de grond- en mensenrechten van iedereen die onderwerp is van een strafrechtelijk onderzoek.

Het Wetboek van Strafvordering dateert in zijn huidige opzet uit 1926. Het is de afgelopen eeuw zo’n 150 keer gewijzigd en functioneert nog steeds, maar is verouderd. Daardoor is het niet optimaal toegesneden op de digitalisering in de strafrechtketen en de aanpak van nieuwe vormen van misdaad, zoals digitale criminaliteit en ondermijning. Het nieuwe wetboek bouwt voort op het bestaande wetboek, codificeert jurisprudentie van de Hoge Raad en maakt belangrijke rechtsprincipes die nu nog niet in de wet staan expliciet, zoals de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit bij de inzet van opsporingsbevoegdheden. Door de vele incidentele wijzigingen van de afgelopen decennia is het bestaande Wetboek van Strafvordering onoverzichtelijk geworden.

Na de modernisering is het wetboek weer inhoudelijk begrijpelijk, logisch van opbouw en daarmee beter toegankelijk voor iedereen die ermee moet werken, professionals en burgers. Het beoogde nieuwe wetboek is logischer van opbouw en minder gevoelig voor verdere ontwikkeling van de techniek. Het nieuwe wetboek draagt bij aan een doelmatiger en sneller strafproces dankzij de vereenvoudiging en stroomlijning van procedures. Door de genoemde aanpassingen is de strafrechtketen straks beter in staat om nieuwe vormen van misdaad te bestrijden, zoals ondermijning en digitale criminaliteit. Wat ook verbetert is het evenwicht tussen procesdeelnemers, met een sterkere positie voor het slachtoffer en de verdachte. Slachtoffers en nabestaanden krijgen bijvoorbeeld betere toegang tot het strafdossier en er komt een laagdrempelige procedure voor slachtoffers om, zo nodig bij de rechter, te klagen als politie en justitie in hun ogen niet of onvoldoende opsporen. De noodzaak van een nieuw Wetboek van Strafvordering wordt breed gedragen door de organisaties in de strafrechtketen.

Vraag (3):

Waarom zijn de kosten van de herziening van het Wetboek van Strafvordering de komende jaren enorm hoger begroot vergeleken met afgelopen jaar?

Antwoord:

In het Coalitieakkoord 2021–2025 heeft het Kabinet budget beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Een deel van deze middelen is naar voren gehaald, hiermee worden de aanloopkosten voor 2022 bekostigd. Door de strafrechtketenorganisaties is inmiddels de implementatiestructuur opgebouwd om de invoering van het nieuwe wetboek voor te bereiden. Met het beschikbare budget wordt de bemensing van de projectorganisaties en de implementatiewerkzaamheden bekostigd. Naarmate het traject voor de implementatie verder vordert richting de invoeringsdatum van de wetgeving, zal bij de strafrechtketenorganisaties aanzienlijk meer kosten worden gemaakt op bijvoorbeeld opleidingen en IV.

Vraag (4):

Hoeveel geld binnen de Hermansmiddelen is nu geoormerkt voor de afhandeling van PTSS-gerelateerde (posttraumatische stress-stoornis) schadeclaims door (ex)-agenten? Is dit voldoende?

Antwoord:

Voor de afwikkeling van de lopende restschadezaken van (oud-)politiemedewerkers in het kader van het huidige stelsel voor beroepsziekten (aanpak van PTSS en bijzondere zorg) is in 2022 tot 2024 incidenteel € 18,8 miljoen per jaar beschikbaar uit de middelen van de motie Hermans.

Dit bedrag is een aanvulling op het reeds in de begroting opgenomen bedrag van € 5 mln., zodat totaal € 23 mln. per jaar beschikbaar is. Deze middelen zullen na introductie van het nieuwe stelsel voor beroepsziekten onderdeel zijn van het budgettaire kader bij dat stelsel. Vanaf 2025 en verder is voor dit doel 27 mln. structureel beschikbaar gesteld uit het Regeerakkoord. Hiermee is een nieuw budgettair fundament onder het stelsel beroepsziekten gelegd en nu moet het stelsel de tijd krijgen zijn functie te vervullen.

Vraag (5):

Waar gaan de overgebleven middelen van de aanpak ondermijning naartoe?

Antwoord:

Voor de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is in 2022 circa € 550 miljoen beschikbaar. Een groot deel van deze middelen is vanuit de ontwerpbegroting 2022 (Prinsjesdaggelden 2021) beschikbaar gesteld. Van deze middelen is € 10 miljoen niet tot besteding gekomen. De resterende gelden zijn daarom teruggeboekt en zijn ingezet ter dekking van tegenvallers elders binnen de begroting van JenV.

Vraag (6):

Welke aanvullende middelen heeft het Openbaar Ministerie (OM) nodig om de 1500 extra zaken die zij verwacht op grond van de strafbaarstelling van doxing af te handelen?

Antwoord:

Zoals is toegelicht in de memorie van toelichting en in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel, wordt er vooralsnog vanuit gegaan dat de structurele financiële gevolgen van het gehele wetsvoorstel beperkt zullen zijn gelet op het belang van preventieve maatregelen en het aanvullende karakter van de strafbaarstelling naast bestaande strafbare vormen van intimidatie.

Het OM heeft op basis van de stijging van belagingszaken inderdaad een inschatting gemaakt van 1500 zaken van doxing op jaarbasis, waarvoor 5,7 miljoen benodigd zou zijn.

In het coalitieakkoord en via de motie Hermans zijn extra gelden beschikbaar gesteld aan het OM. Dat is inclusief budget voor de opsporing en vervolging in het digitale domein. De opsporing en vervolging van doxing kan hier ook voordeel van hebben. Op basis van de huidige inschatting zijn er dan ook voldoende middelen beschikbaar voor het verwerken van de aanvullende zaken.

Voor de berekening van de totale financiële consequenties is door het ministerie rekening gehouden met de inschattingen van niet alleen het OM, maar ook die van de politie en de rechtspraak. Deze variëren onderling zeer.

Daarom zal er twee jaar na implementatie van de wet samen met de politie en het OM een invoeringstoets worden uitgevoerd. Mocht blijken dat er dan toch structurele gelden voor de aanpak van doxing ontbreken, dan zal dit gewogen worden via het reguliere traject van vaststellen van begrotingen van politie, OM en de rechtspraak.

Vraag (7):

Welke keteneffecten zijn er voor de politie en de rechtspraak bij een toename van 1500 zaken voor het OM ten aanzien van doxing? Welke aanvullende middelen zijn er nodig voor de politie en rechtspraak om die zaken te kunnen afhandelen?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 6

Vraag (8):

Kunt u toelichten of de meevaller van 45,9 mln. euro voor de post straffen en beschermen zal worden overgeheveld naar de middelen ten behoeve van straffen en beschermen voor 2023?

Antwoord:

De onderuitputting op de JenV-begroting is in de Najaarsnota 2022 geheel ingezet voor de asieltegenvaller. De € 45,9 miljoen Coalitie Akkoord (CA)-middelen voor Straffen en Beschermen wordt niet overgeheveld naar 2023. Het betreft hier vooral CA-middelen Preventie. De CA-reeks Preventie is een oplopende reeks: in 2022 was deze € 50 miljoen, in 2023 € 100 miljoen en in 2024 en verder € 150 miljoen. In 2023 zijn meer middelen beschikbaar voor dit doel.

Vraag (9):

Kunt u uiteenzetten, uitgesplitst per uitvoeringsinstantie en vervolgens uitgesplitst per directie of afdeling, hoeveel juridische procedures er hebben plaatsgevonden tegen burgers?

Antwoord:

Er is geen cijfermatige informatie beschikbaar op basis waarvan deze vragen op korte termijn en in deze mate van detail kunnen worden beantwoord. Dat zou omvangrijk onderzoek vergen, hetgeen aanzienlijke capaciteit zou kosten.

Vraag (10):

Kunt u eveneens uitsplitsen hoe vaak het ging om een beslissing op bezwaar, procedure in eerste aanleg of een hoger beroep?

Antwoord:

Zie het antwoord bij vraag 9.

Vraag (11):

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel fte benodigd is per processtap?

Antwoord:

Zie het antwoord bij vraag 9.

Vraag (12):

Kunt u toelichten of de meevaller van 10 mln. euro voor het OM zal worden overgeheveld naar de middelen ten behoeve van het OM voor 2023?

Antwoord:

Het OM heeft het afgelopen jaar structurele middelen ontvangen voor onder andere de versterking van de justitiële keten en de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze middelen zijn onder andere voor het uitbreiden van de formatie (extra officieren van justitie en ondersteunend personeel). Hoewel het wervingsproces voorspoedig verloopt, konden niet alle beschikbare middelen dit jaar worden besteed. De middelen die dit jaar niet besteed zijn, betreffen middelen ten behoeve van salarisbetalingen van personeel dat dit jaar niet in dienst treedt en zijn volgend jaar niet nodig. Voor personeel dat volgend jaar in dienst zal treden zijn immers reeds (structurele) middelen beschikbaar.

Vraag (13):

Kunt u nader toelichten waar de 10 mln. euro voor de bijzondere bijdrage Meldkamers Politie precies aan wordt besteed en waar deze middelen vandaan komen?

Antwoord:

De bijdrage wordt besteed zoals in het schema (zie bijlage) is opgenomen. De middelen komen onder andere uit de opbrengsten van medegebruikers van het missiekritische communicatiesysteem van politie, veiligheidsregio’s, ambulancezorg en Defensie (C2000). Dit systeem dient uiterlijk medio 2027 vervangen te worden aangezien de functionaliteit niet meer toereikend is en de gebruikte frequentieruimte vanaf 2027 niet meer gegarandeerd. Hiervoor is onder regie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid een programma gestart Nieuwe OOV Architectuur (NOOVA) dat als doel heeft een opvolger voor C2000 te realiseren. In 2023 worden als onderdeel van dit programma een aantal proeftuinen gestart op het gebied van missiekritische communicatie en mobiel breedband. Om de voorbereidingen hiervoor direct te kunnen starten, worden nu de middelen beschikbaar gesteld.

Omschrijving

 

Bedrag

Overboeking naar Bijzonder Bijdrage Meldkamer:

 

NOOVA personeel vanaf nov 2022

588.000

     

Proeftuin NOOVA

5.000.000

     

Continuïteit C2000

4.473.000

     

Totaal Bijzondere bijdrage Meldkamer

10.061.000

Vraag (14):

Kunt u nader toelichten hoe het kan dat er een onderuitputting wordt verwacht van 10 mln. euro in de aanpak van ondermijning? Kunt u in het bijzonder toelichten hoe het kan dat 6 mln. euro ten behoeve van het stelsel bewaken en beveiligen van de Koninklijke Marechaussee dit jaar niet tot besteding is gekomen, gegeven de grote druk op het stelsel? Worden deze middelen uiteindelijk wel nog besteed aan het stelsel bewaken en beveiligen?

Antwoord:

Meerdere organisaties hebben het afgelopen jaar structurele middelen ontvangen voor de versterking van de justitiële keten en de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze middelen zijn onder andere voor het uitbreiden van de formatie en gezien de huidige arbeidsmarkt zijn deze middelen niet volledig tot besteding gekomen. Aangezien dit structurele middelen zijn, zijn deze middelen volgend jaar opnieuw beschikbaar voor de salarisbetalingen van de uitgebreide formatie van de organisaties. De bovenstaande situatie geldt ook voor de Koninklijke Marechaussee, die het afgelopen jaar additionele structurele middelen heeft ontvangen voor onder andere het bewaken en beveiligen in het hoog risico segment. Ook hier heeft de krappe arbeidsmarkt een rol gespeeld in de onderbesteding van de middelen in 2022.

Vraag (15):

Hoeveel is in 2022 in totaal uitgegeven aan de controle voor het coronatoegangsbewijs en hoe is gecontroleerd dat de middelen die aan gemeenten in 2022 zijn toegekend voor deze regeling ook daadwerkelijk zijn besteed aan controle en handhaving van het coronatoegangsbewijs in 2022?

Antwoord:

In 2022 is € 41,9 mln. aan de controle voor de toegangsbewijzen uitgekeerd aan gemeenten in vorm van voorschotten. De verantwoording over deze middelen zal plaatsvinden in 2023–2024, daarna zal de definitieve verdeling en besteding pas inzichtelijk worden. De gemeenten zijn ervan op de hoogte dat de middelen alleen ingezet mogen worden met het doel de controle van het CTB te bevorderen.

De gemeenten dienen middels accountantsverklaringen verantwoording af te leggen over de besteding in lijn met de gestelde voorwaarden en doel van de regeling.

Vraag (16):

Welke concrete maatregelen zijn in 2022 genomen om het zicht op de ontvangsten uit boetes en transacties te verbeteren, zodat boetes en transacties realistischer kunnen worden geraamd?

Antwoord:

De ramingsafwijkingen bij de ontvangsten uit boetes en transacties zijn aanleiding om de ramingsmethodiek te bezien. Hierbij wordt bekeken in hoeverre toepassing van een algoritme de ramingskwaliteit zou kunnen verbeteren.

Vraag (17):

Kan nader worden toegelicht hoe het kan dat de ontvangsten van het afpakken 289,4 mln. euro lager uitvallen dan geraamd?

Antwoord:

In de begroting van Justitie en Veiligheid worden voor de incasso meerjarige ramingen opgenomen op artikel 33 bij de ontvangsten onder de titel «afpakken». De ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. Deze ramingen zijn geen doelstellingen voor het Openbaar Ministerie in de zin van prestatieafspraken en kunnen dat ook niet zijn.

De grote verschillen voor de incasso per jaar worden veroorzaakt door grote schikkingen die in het verleden zijn gerealiseerd: bij het opstellen van deze ramingen wordt er vanuit gegaan dat zich ook in de toekomst grote schikkingen zullen voordoen. In 2022 is er tot op heden door het Openbaar Ministerie geen strafzaak afgedaan met een grote schikking, waardoor de ontvangsten in 2022 naar verwachting veel lager zullen uitvallen dan geraamd. Op basis van de realisatie van de afgelopen jaren en het ingezette beleid zal volgend jaar opnieuw worden bekeken of de ontvangstenraming zoals opgenomen in de begroting – en over meerdere jaren gemeten – nog steeds reëel is.

Vraag (18):

Welke concrete maatregelen zijn genomen om het zicht op de ontvangsten van de afpakketen te verbeteren?

Antwoord:

In de strafrechtelijke afpakketen wordt nauw samengewerkt door de (bijzondere) opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het Openbaar Ministerie ontwikkelt samen met de ketenpartners een vermogensdossier. Het vermogensdossier biedt inzicht in de actuele vermogenspositie van de verdachte, houdt bij welke onderzoekshandelingen reeds hebben plaatsgevonden, wat het resultaat daarvan is geweest en draagt bij aan een efficiëntere en effectievere executie. Een goed opgezet vermogensdossier verhoogt de kans op een uiteindelijke succesvolle incasso door het CJIB.

Daarnaast ontwikkelt het CJIB een continue vermogensmonitor, zodat zoveel mogelijk informatie over en wijzigingen in het vermogen van een veroordeelde zichtbaar worden en het beeld zo actueel mogelijk blijft. Door de informatie uit het te ontwikkelen vermogensdossier te koppelen aan informatie uit de executiefase blijft er van opsporing tot executie zicht op vermogen.

Vraag (19):

Hoe is uitvoering gegeven aan de motie van de leden Van Nispen en Michon-Derkzen (Kamerstuk 36 100-VI, nr. 14) waarin de regering is verzocht te komen met ambitieuze doelstellingen op het gebied van het afpakken van crimineel vermogen en hierop regie te voeren?

Antwoord:

De aanpak van criminele geldstromen loopt langs drie lijnen: voorkomen dat criminelen zoveel geld kunnen verdienen, voorkomen dat illegaal geld zijn weg vindt in onze samenleving (zie de beleidsagenda witwassen die op 23 september jl. met uw Kamer is gedeeld) en het opsporen en afpakken van crimineel vermogen. In het kader van de derde lijn zijn we voor politie een stijgende lijn overeengekomen van € 190 miljoen aan beslag in 2023 naar € 220 miljoen in 2026. Dit is een ambitie die uitgaat van realistische doelstellingen, conform het advies van de Algemene Rekenkamer om realistische doelen te stellen voor de strafrechtelijke afpakketen. De bijzondere opsporingsdiensten, zoals de FIOD, leggen ook beslag, maar dat staat buiten de Veiligheidsagenda waarin afspraken worden gemaakt voor de politie.

In de technische briefing criminele geldstromen van 11 oktober jl. is uw Kamer door experts meegenomen in de uitdagingen rond het afpakken van crimineel geld. Daarbij is door de experts belicht dat er door de inzet beter zicht ontstaat op de criminele geldstromen, maar dat een groot deel daarvan niet via het Nederlandse financiële systeem loopt. Geld wordt via crimineel betalingsverkeer in het buitenland ondergebracht en daar uitgegeven, geïnvesteerd in vastgoed of op andere wijze witgewassen. Binnen deze context is de nu afgesproken beslagdoelstelling ambitieus maar haalbaar. Tegelijkertijd schuurt het, aangezien een stijging van € 30 miljoen niet in verhouding staat tot de miljarden die er in het systeem van crimineel vermogen rondgaan. Daarom wordt gewerkt aan het verstevigen van het instrumentarium, zoals de procedure non conviction based confiscation en de spoedbevriezingsbevoegdheid voor de FIU-Nederland. Uitbreiding van het instrumentarium zal naar verwachting leiden tot een positieve herijking op het dossier van de aanpak van criminele geldstromen en dus ook op de beslagafspraken.

En omdat het grootste deel van de criminele geldstromen niet via het Nederlandse financiële systeem loopt, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid tot slot een ambitieuze internationale agenda opgesteld. Het verstoren van criminele waardestromen is één van de doelstellingen van de Toekomstagenda internationaal offensief, die in juni dit jaar naar uw Kamer is verstuurd. Het verstevigen van de samenwerking met andere financiële hubs is daar een onderdeel van. Zo zijn in 2021 bijvoorbeeld twee bilaterale verdragen met de Verenigde Arabische Emiraten gesloten en heeft het OM het voornemen hun magistratennetwerk te verdubbelen. Ook in 2023 zet de Minister van justitie en Veiligheid vol in op deze internationale agenda om ook op die manier criminele geldstromen aan te pakken. Zo heeft de Minister van Justitie en Veiligheid onlangs in haar gesprek met de Minister van Binnenlandse Zaken van Turkije aandacht gevraagd voor een meer gezamenlijke aanpak van criminele geldstromen en investeringen, vormt samenwerking op criminele geldstromen een belangrijk spoor in de coalitie van Europese landen tegen georganiseerde criminaliteit en heeft zij ook in haar reis naar de Verenigde Staten verkend hoe internationale criminele geldstromen meer gezamenlijk kunnen worden aangepakt.

Vraag (20):

Kunt u verklaren waarom het aantal rechtszaken in 2022 is gedaald?

Antwoord:

Het aantal ingestroomde rechtszaken in 2022 is niet gedaald. Wel zijn de griffierechten-ontvangsten lager dan bij de begroting 2022 geraamd, omdat de instroom aan zaken waarbij sprake is van een te betalen griffierecht lager was dan waarmee bij de opstelling van de begroting 2022 rekening was gehouden.

Vraag (21):

Waarom blijven de ontvangsten van het afpakken van crimineel geld zo fors achter op de raming?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 17

Vraag (22):

Zijn de inkomsten uit boetes en transacties ook gedaald vanwege minder strafrechtelijke ontnemingen (Pluk-ze)? Zo ja, met hoeveel en waarom?

Antwoord:

Nee. De ontvangsten uit boetes en transacties zijn lager dan geraamd door minder verkeersbewegingen als gevolg van corona en hoge brandstofprijzen en door het vervangen (en dus tijdelijk uitstaan) van flitspalen en trajectcontroles.

Vraag (23):

Zijn de inkomsten uit boetes en transacties uit verkeersovertredingen in de loop van het jaar weer gestegen, nadat de beperkende coronamaatregelen zijn afgeschaft?

Antwoord:

De realisatie van de boetes en transacties laten in de loop van het jaar weer een stijging zien in inkomsten tot het niveau van de periode van voor de beperkende coronamaatregelen.

Vraag (24):

Kunt u verklaren waarom de uitgaven van het programma herziening stelsel Rechtsbijstand in 2022 zijn achtergebleven?

Antwoord:

Binnen het programma zijn verschillende onderdelen vertraagd vanwege de complexe omgevingsfactoren. Deze onderdelen komen tot realisatie in 2023. Denk hierbij aan het aantal organisaties waarmee de stelselvernieuwing samen wordt vormgegeven en de beleidsontwikkeling die hier parallel aan loopt.

Daarnaast is op andere onderwerpen de realisatie meegevallen ten opzichte van de prognose van de kosten. Dit komt met name omdat vooraf zeer lastig in te schatten was wat de financiële effecten zouden zijn.

Tevens zijn er enige onderwerpen binnen het programma anders ingericht (waaronder de rechtshulppakketten) en is er op een onderdeel (pilot Digitaal Bezwaarplatform) andere financiering gevonden.

Vraag (25):

Extra middelen die het OM in de loop van dit jaar heeft ontvangen zijn nog niet volledig tot besteding gekomen omdat de medewerkers nog niet allemaal in dienst zijn getreden. Wat is de reden van die vertraging? Zijn die medewerkers wel al gevonden, of kunnen de vacatures nog niet optimaal worden ingevuld?

Antwoord:

Het OM is bovenop de reguliere instroom van officieren van justitie vorig jaar gestart met het in drie jaar laten instromen en opleiden van 250 officieren van justitie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van nieuwe methoden, zoals het organiseren van meer contactmomenten met het OM (bijvoorbeeld via webinars) voor kandidaten en het voeren van langere wervingscampagnes, om ook in de huidige arbeidsmarkt kandidaten te werven en te selecteren. Verder is de wijze van opleiden gemoderniseerd en zijn de loopbaanpaden geconcretiseerd om het werken bij het OM aantrekkelijker te maken. Hoewel niet alle beschikbare middelen voor 2022 konden worden besteed loopt het wervingsproces voorspoedig en is de verwachting dat het OM voldoende mensen kan vinden en opleiden. Door krapte op de arbeidsmarkt en de benodigde opleidingstijd kunnen echter nog alle beschikbare middelen in 2022 worden besteed.

Vraag (26):

Hoeveel middelen zijn er in 2022 in totaal beschikbaar voor digitalisering van de strafrechtketen? Hoe zijn deze middelen verdeeld over de verschillende organisaties?

Antwoord:

De actuele prognose is dat in 2022 voor een bedrag van € 32,5 miljoen wordt geïnvesteerd in de digitalisering van de strafrechtketen. In de onderstaande tabel ziet u de uitsplitsing per organisatie (bedragen x € 1.000):

OM

3.356

Rechtspraak

4.776

CJIB

420

Justid

742

Politie

6.903

Kmar

100

DGSenB

1.000

NFI

473

Hoge Raad

1.400

DJI

6.490

DGRR

6.606

DI&I

226

RvdK

215

Totaal

32.507

De bedragen toegekend aan DGRR, DI&I en DGSenB betreffen apparaatskosten en projectkosten die gemaakt zijn op het ministerie ten behoeve van de digitalisering van de keten. Deze projecten zijn niet specifiek aan een ketenpartner toe te schrijven, de partners participeren wel in deze trajecten.

Vraag (27):

Kunt u aangeven welke meetbare resultaten er in 2022 zijn behaald met betrekking tot de digitalisering van de strafrechtketen?

Antwoord:

Over de resultaten met betrekking tot de digitalisering in de strafrechtketen ontvangt Uw Kamer twee keer per jaar een voortgangsrapportage. De meest recente rapportage omvat het eerste half jaar van 2022 en is in november aangeboden (Kamerstukken II, 29 279, nr. 746). In het voorjaar valt de rapportage over het tweede half jaar van 2022 te verwachten.

Vraag (28):

Zijn er wat betreft digitalisering in de strafrechtketen doelstellingen vastgesteld per organisatie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

De doelen voor de digitalisering van de strafrechtketen betreffen het bevorderen van de gegevensuitwisseling tussen de partijen. Hiermee willen zij de prestaties van de keten verbeteren. Daarnaast heeft elk van de partners zijn eigen verantwoordelijkheid en zijn eigen doelen. De digitaliseringsopgave per organisatie valt niet onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het is overigens wel zo dat er tussen de partners een voortdurende dialoog plaatsvindt over de wederzijdse afhankelijkheden.

Vraag (29):

In hoeverre wordt de intensievere aanpak van ondermijnende criminaliteit vormgegeven in het licht van de mutaties van dit jaar?

Antwoord:

In de begroting 2022 heeft het vorige kabinet de aanpak van georganiseerde criminaliteit met € 524 mln. geïntensiveerd, waarvan € 434 miljoen structureel. Er is nog nooit zoveel structureel geld uitgetrokken voor het tegengaan van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Voor een aantal posten geldt dat vanwege de latere start van de projecten en investeringen de middelen niet volledig tot uitputting konden komen in 2022. Dit deel van de ondermijningsgelden is daarom doorgeschoven in de tijd en zal dus later worden ingezet, tenzij er sprake is van latere instroom van personeel (zie antwoorden vragen 5,12 en 14). Hierdoor wordt verzekerd dat de middelen zo effectief en efficiënt mogelijk worden besteed. Het doel verandert daarmee niet, namelijk het intensiveren van de aanpak en het terugdringen van de georganiseerde criminaliteit.

Vraag (30):

Kunt u toelichten waarom er 290 mln. euro minder opbrengsten uit de begrote ontvangsten voor strafrechtelijk afpakken zijn voortgekomen?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 17

Vraag (31):

Kunt u toelichten hoeveel minder opbrengsten er uit de verschillende instrumenten van strafrechtelijk afpakken zijn voortgekomen?

Antwoord:

Het Openbaar Ministerie publiceert in het eerste kwartaal de definitieve cijfers over 2022.

Vraag (32):

Wat is de basis om hetzelfde bedrag te begroten voor de inkomsten uit afpakken voor volgend jaar terwijl er nu al een grote tegenvaller is?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 17

Vraag (33):

Wanneer worden de ondermijningsmiddelen voor de Penitentiaire Inrichting Vught gebruikt om te starten met de bouw van gebouw 69, een 2e ontsluiting en mogelijkheden tot videoconferenties?

Antwoord:

Voor gebouw 69 wordt momenteel een inpassingsstudie verricht. Besluitvorming en opdrachtverlening door het Ministerie en de Rechtspraak staat gepland voor medio december. Bij positieve besluitvorming starten de werkzaamheden begin 2023.

Het project tijdelijke noordelijke ontsluitingsweg is volop in uitvoering. Er zijn diverse onderzoeken gedaan naar flora en fauna. De voorbereidingen voor de aanbesteding worden getroffen. De komende tijd worden tevens diverse vergunningen aangevraagd. De voorbereidende werkzaamheden zijn in 2022 begonnen. De uitvoering vindt plaats in 2023.

Momenteel wordt reeds gewerkt aan de realisatie van een hoogwaardige videovoorziening in de Extra Beveiligde Inrichting. Oplevering staat gepland voor tweede kwartaal 2023, ingebruikname in derde kwartaal 2023.

Vraag (34):

Kunt u een overzicht geven van het restant saldo van een aantal kleinere mutaties dat is gereserveerd voor het gevangeniswezen (totaal 48,5 mln. euro)?

Antwoord:

In de toelichting bij de tweede suppletoire begroting, is € 34 miljoen van de totale € 48,5 miljoen reeds toegelicht. Het restant saldo betreft meerdere kleinere mutaties onder andere in het kader van ondermijningsgelden t.b.v. DJI ter hoogte van € 2,3 miljoen, € 1,1 miljoen voor de uitvoering van de Wet SenB, € 2 miljoen voor investeringen in het informatiesysteem voor financiën en inkoop. De overige mutaties zijn kleiner dan € 1 miljoen en bevat een technische correctie waardoor € 5 mln. aan het budgettaire kader wordt toegevoegd.

Vraag (35):

Wat zijn de gevolgen van de constatering dat de CA-middelen (Coalitieakkoord middelen van de Aanvullende post) binnen de slachtofferzorg niet tot besteding zijn gekomen omdat het uitwerken en implementeren van de plannen meer tijd nodig heeft dan verwacht?

Antwoord:

Het betreft vertraging in de aanwending van drie CA-reeksen, te weten JD (Juridische Dienstverlening) Actieve benadering, Wet Uitbreiding Slachtofferrechten (Wus) en Informeren en Raadplegen slachtoffers in de tenuitvoerleggingsfase.

Er zijn geen gevolgen voor de actieve benadering van slachtoffers door Slachtofferhulp Nederland (SHN) voor juridische ondersteuning in high impactzaken (JD Actieve Benadering). De structurele middelen uit het Coalitie Akkoord van € 3 mln. per jaar zijn vanaf 2022 jaarlijks beschikbaar. Door het moment van de toevoeging medio mei kon SHN per 1 juli starten met JD Actieve Benadering. Ten gevolge daarvan is € 1,5 miljoen wél in 2022 besteed, en € 1,5 miljoen niet.

Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd zal uit de Wet uitbreiding slachtofferrechten (Wus) het onderdeel spreekrecht bij verlengingszittingen over terbeschikkingstelling met dwangverpleging of plaatsing in een inrichting voor jeugdigen later dan 1 januari 2023 in werking treden. Daarnaast kan een aantal wijzigingen in het ICT-systeem van het OM ten behoeve van het spreekrecht voor stief- en pleegfamilie, het spreekrecht bij tbs/pij-verlengingszittingen en de verschijningsplicht pas in 2023 doorgevoerd worden. Hierdoor was in 2022 niet het totaal aan beschikbare middelen voor de implementatie van de Wus (€ 2,4 miljoen) nodig.

Ten aanzien van de middelen die beschikbaar zijn gekomen voor het informeren en raadplegen van slachtoffer tijdens de tenuitvoerlegging van sancties (€ 5 miljoen voor 2022 en structureel € 3 miljoen), geldt dat in 2022 de plannen hiervoor nog niet volledig uitgewerkt waren waardoor er middelen zijn overgebleven. Evenwel streeft de Minister voor Rechtsbescherming ernaar met het CJIB en het OM per 1 januari 2023 tot een gedeeltelijke taakoverdracht te komen en medio 2023 op basis van de uitvoeringstoetsen inzicht te hebben in de impact van de overige onderdelen van de taakoverdracht op de betrokken organisaties en de verdere implementatie.

Vraag (36):

Hoeveel Oekraïense vluchtelingen zijn hun baan kwijtgeraakt door het niet tijdig krijgen van de verblijfssticker?

Antwoord:

Er is geen zicht op het aantal Oekraïense vluchtelingen dat zijn baan is verloren vanwege het niet tijdig ontvangen van een verblijfssticker. Dit wordt niet geregistreerd, noch gemeld. Alle ontheemden die een verblijfssticker moesten ophalen hebben daar ruim de mogelijkheid voor gekregen. In de laatste 2 weken voordat de vrijstelling van een sticker voor arbeid verliep kwamen er veel afspraak-aanmeldingen binnen en signaleerde de IND veel no-shows. De IND heeft toen extra afspraak mogelijkheden beschikbaar gesteld om alsnog iedereen van een verblijfsdocument te kunnen voorzien. Mocht iemand onverhoopt niet voor het aflopen van de vrijstelling een sticker hebben kunnen ophalen, was het ook mogelijk om na 1 november 2022 nog een sticker op te halen en te voldoen aan de verplichting voor het verrichten van arbeid.

Vraag (37):

Hoeveel in Nederland verblijvende Oekraïners hebben momenteel nog geen verblijfssticker? Hoe komt dit en hoe wordt dit ingehaald?

Antwoord:

Er is op dit moment nog geen zicht op het aantal ontheemden dat geen verblijfssticker heeft opgehaald. Alle ontheemden hebben de mogelijkheid (gehad) een verblijfssticker op te halen en worden opgeroepen dit ook te doen. Er zijn bij de IND signalen dat niet alle ontheemden hun verblijfsbewijs hebben opgehaald, bijvoorbeeld omdat zij zelf geen afspraak gemaakt hebben bij de IND. Deze ontheemden wordt verzocht zo snel mogelijk alsnog langs te komen bij de IND. Het is immers in het kader van de aanvraag voor tijdelijke bescherming van belang dat zij hun verblijfsbewijs ophalen, zodat de IND tijdens dit proces kan verifiëren dat deze personen daadwerkelijk onder de RTB vallen en zij daarbij tevens hun asielaanvraag (M35H) kunnen onderteken. Zonder verblijfsbewijs kunnen ontheemden op dit moment niet werken. Er wordt op dit moment onderzocht of er eventuele andere gevolgen kunnen worden verbonden aan het niet ophalen van het verblijfsbewijs

Vraag (38):

Wat is de oorzaak van het feit dat een veel groter deel van de gemeenten eerder dan gedacht een voorschot aanvraagt voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne?

Antwoord:

De looptijd van de bekostigingsregeling was initieel tot eind juni maar is ondertussen verlengd tot in 2023. Omvang en duur van opvang zijn daarmee toegenomen, waardoor het financieel belang om een voorschot aan te vragen voor gemeenten groter is geworden. Daarnaast was eerder dit jaar nog sprake van negatieve rente. Dit kan ook een rol gespeeld hebben bij de keuze van gemeenten eerst geen, maar later toch een voorschot aan te vragen.

Vraag (39):

Om welke reden vindt een kasschuif plaats op de middelen gemeentelijke en particuliere opvang voor gemeenten voor de realisatie en verstrekking aan ontheemden?

Antwoord:

De kasschuif dient om gemeenten die daar een aanvraag voor hebben gedaan een voorschot te kunnen verlenen voor de kosten die zij maken en hebben gemaakt voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne in 2022. In eerste instantie was de aanname dat maar een beperkt aantal gemeenten een dergelijke aanvraag zouden doen. Dat aantal blijkt groter dan verwacht. De voorschotten die in 2022 zijn verleend worden in mindering gebracht op de totale vergoeding die gemeenten krijgen voor de gemeentelijke en particuliere opvang.

Vraag (40):

Nu een kasschuif plaatsvindt op de middelen gemeentelijke en particuliere opvang voor gemeenten voor de realisatie en verstrekking aan ontheemden naar 2022, is er naar verwachting nog wel voldoende budget hiervoor in 2023?

Antwoord:

Naar verwachting is er nog voldoende budget in 2023 om gemeenten de totale kosten te vergoeden voor de gemeentelijke en particuliere opvang in 2022.

Vraag (41):

Wat is de reden dat gelden uit verschillende programma’s (zoals het Strategisch Kenniscentrum) worden overgeheveld vanuit de programmabudgetten naar het kerndepartement? Heeft deze overheveling invloed op de programma’s?

Antwoord:

De overheveling van de betreffende gelden naar het kerndepartement in 2022 ziet op twee programma’s, namelijk het Strategisch Kenniscentrum en de opbouw verwijsportaal bankgegevens 2. De reden voor de overheveling is dat deze beide programma’s in 2022 beheersmatig onder verantwoordelijkheid van het Directoraat-Generaal Ondermijning (DGO) van het ministerie zijn uitgevoerd. Dit heeft geen invloed op de uitvoering van deze programma’s.