Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN HIL

Ontvangen 20 maart 2024

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In het opschrift wordt «ook aanspraak»» vervangen door «ook tijdelijk aanspraak».

II

In de beweegreden wordt «mogelijk te maken» vervangen door «tijdelijk mogelijk te maken».

III

Na artikel I, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het derde, negende en elfde lid wordt aan het slot toegevoegd «in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont, en».

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt na de onderdeelsaanduiding «a.» ingevoegd «in Nederland of op het continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland».

3. In onderdeel b van het derde, negende en elfde lid, wordt «vastgesteld krachtens de wetgeving van een ander land» vervangen door «vastgesteld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat of Zwitserland».

4. In het zesde lid wordt, onder vernummering van de onderdelen a en b tot b en c, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont,.

5. In het achtste lid wordt na «indien de partner» ingevoegd «in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en».

6. In onderdeel a van het negende en elfde lid, wordt na de onderdeelsaanduiding «a.» ingevoegd «in Nederland of op het continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland,».

7. In het tiende lid wordt na «indien de partner» ingevoegd «in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en de partner».

IV

Na artikel I, onderdeel H, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

Artikel 1.6b wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Artikel 1.6, derde lid, aanhef en onderdelen a en b, zesde lid, onderdeel a, achtste lid, negende lid, aanhef en onderdelen a en b, tiende en elfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de partner van de ouder die valt onder de personele werkingssfeer, bedoeld in de artikelen 30 of 32 van het in het eerste lid genoemde akkoord.

V

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «met uitzondering van artikel I, onderdelen B, D en G, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» vervangen door «met uitzondering van artikel I, onderdelen B, D, Ea, G en Ha, dat met ingang van 1 januari 2028 in werking treedt».

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij koninklijk besluit kan voor artikel I, onderdelen B, D, Ea, G en Ha, worden bepaald dat zij in werking treden op een ander tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.

  • 3. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het tweede lid kan niet later dan 1 juli 2027 worden gedaan, en wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is overgelegd. Indien de Tweede Kamer der Staten-Generaal binnen die termijn besluit niet in te stemmen met dat ontwerp, wordt er ten aanzien van dat ontwerp geen voordracht gedaan. Een besluit als bedoeld in de vorige zin kan worden genomen op voorstel van een of meer leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Toelichting

Indiener beoogt met dit amendement het toekennen van kinderopvangtoeslag aan Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland een tijdelijke regeling te maken, die in beginsel per 1 januari 2028 vervalt. Daarbij kan wel worden besloten tot tot verlenging van de regeling, of juist tot het eerder vervallen van de regeling, indien de Tweede Kamer daarmee instemt. Een evaluatieclausule, die middels een afzonderlijk amendement aan de wet wordt toegevoegd, stelt de Kamer in staat een weloverwogen besluit te nemen over het al dan niet verlengen of laten vervallen van de wet.

Indiener is van mening dat het wetsvoorstel een positieve bijdrage levert aan de integratie van Oekraïense ontheemden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Door het toekennen van kinderopvangtoeslag is de drempel om te werken immers verlaagd voor deze doelgroep. Dit is gezien de voortdurende oorlog in Oekraïne en de status van Oekraïense vluchtelingen in de Europese Unie een wenselijke ontwikkeling. Indien deze omstandigheden veranderd zijn, kan de Kamer op dat moment, en in ieder geval zes maanden voor het vervallen per 1 januari 2028 mede op basis van de evaluatiebepaling, besluiten de wet te laten verlengen of vervallen.

Van den Hil