Kamerstuk 36159-25

Reactie op de motie van het lid Bikker c.s. over een landelijke campagne om drugsgebruikers te confronteren met de gevolgen van drugsgebruik voor de samenleving (Kamerstuk 36159-13)

Dossier: Wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen


Nr. 25 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2024

Dinsdag 13 februari jl. heeft uw Kamer de motie Bikker c.s. aangenomen, die de regering verzoekt een landelijke campagne te starten – naar Rotterdams voorbeeld – waarin drugsgebruikers worden geconfronteerd met de gevolgen van drugsgebruik voor de samenleving (Kamerstuk 36 159, nr. 13). Tevens heeft mevrouw Bikker mij en de Minister van Justitie en Veiligheid verzocht de Kamer binnen twee weken per brief te informeren over de uitvoering van deze motie. Met deze brief voldoe ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aan dit verzoek.

Deze motie, initieel ingediend tijdens de plenaire behandeling van de wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen (Kamerstuk 36 159), is indertijd door mijn ambtsvoorganger ontraden. Hij stelde dat wetenschappelijke onderbouwing voor de effectiviteit van voorlichting van groot belang is en dat publieksbrede, grootschalige campagnes tegen drugsgebruik het gebruik juist kunnen normaliseren, en sprak de vrees uit dat een campagne zoals die in Rotterdam een normaliserend en stigmatiserend effect heeft. Daar sta ik nog steeds achter. Tegelijkertijd hoor ik de roep vanuit uw Kamer voor een landelijke campagne tegen drugsgebruik.

Uw Kamer heeft het mijn ambtsvoorganger en de Minister van Justitie en Veiligheid al vaker horen zeggen: het gebruik van drugs is geen onderdeel van een normale, gezonde leefstijl. Wie drugs gebruikt, loopt risico’s. Deze risico’s zijn ernstig en zowel lichamelijk, psychisch, financieel als sociaal van aard. Daarnaast draagt het gebruik van drugs bij aan de instandhouding van een criminele drugsindustrie waar geweld en intimidatie niet geschuwd worden, in Nederland en daarbuiten. Daarom is het voorkomen en verminderen van gebruik van groot belang voor een vitale en veilige samenleving en persoonlijk welbevinden.

Ik zal ter uitvoering van deze motie, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, in gesprek gaan met de gemeente Rotterdam, gedragsdeskundigen, preventiedeskundigen en communicatiedeskundigen om tot een plan voor een zo effectief mogelijke campagne te komen, waarbij we de gebruiker beter informeren over de risico’s van drugsgebruik – zowel voor de samenleving als voor de gebruiker – én gedragsverandering proberen te bewerkstelligen. Daarbij kijk ik, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, ook hoe we kunnen aansluiten bij onze lopende initiatieven als het gaat om het betrekken van het publiek in de strijd tegen ondermijnende, georganiseerde criminaliteit. Voor de zomer zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van deze gesprekken. In deze brief zullen we tevens ingaan op het vraagstuk van de dekking van deze motie, daar een voorstel hiertoe niet in de motie opgenomen was, en hiervoor geen middelen zijn gereserveerd.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra