Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 10 mei 2022

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie.

Naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel brengen de leden van de PVV-fractie enkele punten naar voren.

1.1 Inleiding

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat Nederland zich op Europees niveau zal inzetten om ervoor te zorgen dat de uitleg van de OESO ten aanzien van de verplichtingen die door middel van het onderliggende wetsvoorstel worden opgenomen in de Wet op de internationale bijstand bij belastingverplichtingen (WIB) zal worden aangehouden door de Europese Unie om zo excessieve administratieve lasten voor ondernemingen te voorkomen.

Voorts vragen deze leden of de regering in het wetsvoorstel verdergaande maatregelen heeft opgenomen dan dat de richtlijn strikt voorschrijft en zo ja, welke dat dan zijn.

De leden van de D66-fractie hebben met goedkeuring kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het belang van Europese samenwerking om in een zich snel ontwikkelende economie te zorgen voor rechtvaardige belastingheffing. Deze leden hebben geen verdere vragen of opmerkingen ten aanzien van het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en danken de regering voor de uitgebreide toelichting. De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

Vanwege de technische aard van het wetsvoorstel hebben de leden van de CDA-fractie in zijn algemeenheid behoefte aan extra toelichting op hoe het wetsvoorstel in de praktijk gaat uitwerken.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie. Deze leden vragen de regering hoe het kan dat er risico bestaat dat het inkomen van EU-inwoners die inkomsten vergaren via digitale platformen niet volledig wordt aangegeven. Deze leden vragen de regering of dit niet specifiek met het belastingklimaat («belastingparadijs») van Nederland te maken heeft. Deze leden vragen de regering voorts of een groot deel van de inkomsten die verkopers via digitale platformen verkrijgen grensoverschrijdend is en wat dit voor gevolgen heeft. Deze leden vragen de regering bovendien waarom de regering zich zorgen maakt om platformexploitanten die aanzienlijke administratieve- en nalevingskosten hebben. Deze leden vragen de regering of een werkelijke uniforme rapportageverplichting nu de oplossing is voor de belastingontduiking in de Europese Unie. Deze leden vragen de regering tot slot op dit punt of dit systeem nu waterdicht is en zo niet hoe dit dan te verbeteren.

De leden van de SP-fractie vragen de regering op dit punt of de OESO «Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy» niet dwingend moeten worden overgenomen om effectief te zijn.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie). Wel hebben deze leden nog enkele vragen over de uitvoeringstoets die door de Belastingdienst is uitgevoerd.

2. Europese regelgeving inzake administratieve samenwerking

2.3 Rapportageverplichting digitale platformen

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het EU-systeem van gegevensuitwisseling goed kan functioneren, terwijl een gelijk speelveld creëren en oneerlijke concurrentie tegengaan een onmogelijke exercitie is.

2.3.1 Platformexploitanten die zijn gehouden gegevens en inlichtingen te rapporteren

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat Nederland op eenvoudige wijze rapporterende platformexploitanten kan laten doorgeven of zij in een andere EU-lidstaat aan hun rapportageverplichtingen zullen voldoen? Zo ja, hoe zal dit dan worden vormgegeven? Kan de regering ook bevestigen dat Nederland zich zal inzetten in EU-verband om de praktische uitvoering van deze verplichting om de andere belastingdiensten te informeren niet onnodig belastend te maken?

De leden van de CDA-fractie lezen in de toelichting dat een rapporterende platformexploitant kan kiezen in welke EU-lidstaat hij aan zijn rapportageverplichtingen voldoet, als zo’n platformexploitant gehouden is gegevens en inlichtingen aan de belastingautoriteiten van meer dan een EU-lidstaat te rapporteren, bijvoorbeeld omdat die platformexploitant fiscaal ingezetene is van meerdere EU-lidstaten. De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar aanleiding hiervan of de verwachting is dat veel van dergelijke rapporterende platformexploitanten zullen kiezen voor Nederland en of dit invloed heeft op de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst.

2.3.1.1 Buitenlandse platformexploitanten

De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat de rapportageverplichting ook van toepassing kan zijn op digitale platformen die geen fiscaal ingezetene zijn van een EU-lidstaat maar wel binnen de Europese Unie opereren. De leden van de PVV-fractie willen weten in welke gevallen er alsnog sprake kan zijn van een ongelijk speelveld en oneerlijke concurrentie. Hoe zal dit zoveel mogelijk worden voorkomen?

In het licht van bovenstaande vragen de leden van de CDA-fractie ook of de regering verwacht dat veel buitenlandse platformexploitanten die met dit wetsvoorstel verplicht zijn zich te registreren in een EU-lidstaat zullen kiezen voor Nederland en of dit naar verwachting invloed heeft op de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst. De leden van de CDA-fractie vragen bovendien hoe er wordt gehandhaafd als buitenlandse platformexploitanten niet aan deze verplichting voldoen.

2.3.1.2 Het switch off-mechanisme

De leden van de VVD-fractie constateren dat de memorie van toelichting verwijst voor wat betreft het switch off-mechanisme naar een door de Europese Commissie aangesteld comité. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven om welk comité het hier gaat, wie hierin zitting hebben en hoe de lidstaten controle kunnen uitoefenen op deze aan de Europese Commissie gedelegeerde bevoegdheid. Kan de regering het door de Europese Commissie opgestelde beoordelingskader delen met de Kamer?

Voorts vragen deze leden of de regering kan toelichten wanneer sprake is van «gelijkwaardige informatie».

De leden van de PVV-fractie merken op dat niet alleen binnen de EU-rapportageverplichtingen voor platformexploitanten zijn geïntroduceerd, maar ook in OESO-verband. De leden van de PVV-fractie willen weten welke meerwaarde de rapportageverplichtingen voor platformexploitanten binnen de Europese Unie hebben ten opzichte de rapportageverplichtingen in OESO-verband en of de regering tevens rapportageverplichtingen in OESO-verband zal implementeren (en zo ja, welke?). Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten wat de voor- en nadelen zijn van implementatie voor de Nederlandse belastingbetaler.

De leden van de PVV-fractie vragen voorts nader toe te lichten wanneer er sprake is van gelijkwaardige informatie bij het switch-off mechanisme en hoe dit zal worden beoordeeld.

De leden van de SP-fractie vragen de regering of het switch off-mechanisme niet een bewuste maas in de wet is voor platformbedrijven. Deze leden vragen de regering dit toe te lichten.

2.3.2 Verkopers en relevante activiteiten

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe de intentie om de administratieve lasten laag te houden zich verhoudt met het moeten bijhouden van het aantal relevante activiteiten verricht door een verkoper en het totaal daarmee gemoeide bedrag. Moet voor deze uitzondering worden gekeken naar het voorgaande jaar of moet een platformexploitant die in de loop van het jaar verwacht dat een kleine verkoper de hiervoor genoemde drempels overstijgt, alsnog informatie opvragen van deze kleine verkoper?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om nader in te gaan op het begrip «relevante activiteit». De leden van de CDA-fractie lezen dat «onder een relevante activiteit wordt verstaan de verhuur van onroerende zaken, de verrichting van persoonlijke diensten, de verkoop van goederen en de verhuur van transportmiddelen». De leden van de CDA-fractie vragen de regering om toe lichten waarom het wetsvoorstel ziet op deze vier categorieën en of er bijvoorbeeld categorieën zijn die niet onder het wetsvoorstel vallen. Deze leden lezen verder: «Cruciaal is dat de relevante activiteit wordt verricht voor een tegenprestatie, waarvan het bedrag bij de platformexploitant gekend is of redelijkerwijs gekend kan worden.» De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten wat dit in de praktijk betekent en of de regering enkele voorbeelden kan geven van situaties waarin de platformexploitant het bedrag van de tegenprestatie wél redelijkerwijs gekend kan hebben en wanneer niét. Deze leden vragen of dit onderscheid in de praktijk duidelijk genoeg is voor platformexploitanten hoe platformexploitanten hierover worden geïnformeerd. De leden van de CDA-fractie vragen ook of de regering kan bevestigen dat de verplichtingen van het wetsvoorstel niet gelden als het bedrag van de tegenprestatie voor de relevante activiteit niet gekend is of redelijkerwijs gekend kan worden door de platformexploitant.

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom overheidsinstanties en verkopers die een entiteit zijn waarvan de aandelen regelmatig worden verhandeld op een erkende effectenbeurs of een gelieerde entiteit hiervan, niet vallen onder de rapportageverplichting. Deze leden vragen de regering om een toelichting.

2.3.3 Verzamel- en verificatievereisten en rapportageverplichtingen

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader kan toelichten wat in de algemene maatregel van bestuur over de eisen aan gegevens die over verkopers moeten worden bijgehouden, zal worden opgenomen.

2.3.4 Inlichtingen die worden verzameld en gerapporteerd

De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre andere belastingautoriteiten, anders dan de Nederlandse Belastingdienst, bevoegdheden krijgen om op eigen initiatief in te grijpen bij Nederlandse burgers. Hierbij willen de leden van de PVV-fractie tevens weten hoe wordt gewaarborgd dat er geen sprake zal zijn van machtsmisbruik door andere landen.

De leden van de PVV-fractie willen ook weten in hoeverre de Nederlandse fiscale soevereiniteit wordt ondermijnd met de implementatie van deze richtlijn.

De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat de Belastingdienst constateert dat er sprake is van een complex traject waarbij er een aanzienlijk beslag wordt gelegd op ICT-capaciteit. De leden van de PVV-fractie willen weten of de Belastingdienst in staat is een nieuw ICT-traject te implementeren en vooral als het gaat om een complex traject.

2.4 Andersoortige wijzigingen in Richtlijn (EU) 2021/514

2.4.3 Gegevensinbreuk

De leden van de PVV-fractie willen verder weten waaruit de Europese specificaties bestaan en welke gegevens er worden verzameld. Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten hoe er wordt gewaarborgd dat de gegevens niet met derden, anders dan belastingautoriteiten, gedeeld worden.

3. Gegevensbescherming

3.1 Inleiding

De leden van de SP-fractie vragen de regering of er sprake is van privacy schending en in welke mate. De leden vragen de regering hoe dit is tegen te gaan.

4. Administratieve lasten, uitvoeringskosten en budgettaire effecten

De leden van de PVV-fractie vragen om alsnog een inschatting te maken van de administratieve lasten voor de te rapporteren verkopers. Kan de regering tevens nader specificeren wat er wordt bedoeld met «voor de hand liggende gegevens»?

4.1.1 Administratieve lasten voor rapporterende platformexploitant

De leden van de VVD-fractie constateren dat uit de paragraaf inzake de administratieve lasten voor rapporterende platformexploitanten blijkt dat de Nederlandse incidentele administratieve lasten 44 miljoen euro bedragen en de structurele kosten 5 miljoen euro bedragen. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de verwachte opbrengsten zijn van dit wetsvoorstel en een appreciatie kan geven van hoe de kosten (in ruime zin, dus ook de kosten voor de te rapporteren verkoper en de uitvoeringskosten) zich verhouden tot de verwachte opbrengst.

4.2 Communicatie

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het komt dat niet duidelijk is dat verkopers aangifte moeten doen.

4.3 Uitvoeringskosten en budgettaire effecten

De leden van de VVD-fractie zijn geschrokken over de uitvoeringstoets die bij het wetsvoorstel is ingediend. Het eindoordeel geeft aan dat het uitvoerbaar is maar het zeer complex is en een zeer groot beslag zal leggen op de al schaarse IV-capaciteit. Hoe wordt hiermee omgegaan gezien alle andere prioriteiten bij de Belastingdienst? Waaraan wordt dan voorrang gegeven indien dit nodig zal zijn?

Deze leden constateren dat 92 fte structureel nodig zal zijn voor de uitvoering van deze wet. Hoe staat het met de werving van deze werknemers? Gezien de krapte op de huidige arbeidsmarkt is het mogelijk dat niet alle vacatures worden gevuld? Hoe wordt hiermee dan omgegaan?

Deze leden constateren dat de invoering mogelijk is per 1 januari 2024, maar de wettelijke invoering per 2 januari 2023. Kan deze discrepantie nader worden toegelicht?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel, en specifiek het gedeelte ten aanzien van de gegevensuitwisseling in de digitale platformeconomie, omvangrijke en complexe wijzigingen vergt voor de automatisering en uitvoering binnen de Belastingdienst en dat sprake is van een deels tijdkritisch traject. De leden van de CDA-fractie maken zich hierover zorgen, aangezien de ICT van de Belastingdienst al geruime tijd zwaar onder druk staat en de opgave groot is. De leden van de CDA-fractie vragen daarom of de Belastingdienst deze wijziging nu aankan en of en zo ja, van welke andere prioriteiten deze implementatie ten koste gaat. Deze leden vragen of de regering kan bevestigen dat is gewaarborgd dat de verschillende deadlines in het implementatietraject gehaald zullen worden. Deze leden vragen bovendien welke stappen worden genomen als er verstoringen in het implementatieproces optreden.

De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de handhaafbaarheid van het wetsvoorstel ingewikkeld is. De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarom om toe te lichten op welke wijze er vooraf zo goed mogelijk wordt gecommuniceerd met platformen en verkopers over de nieuwe geldende verplichtingen. Deze leden vragen verder of er voldoende (personele) capaciteit beschikbaar is voor de handhaving van het wetsvoorstel en hoe gemonitord wordt of alle platformen in beeld zijn en of zij aan hun verplichtingen voldoen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering nader toe te lichten in welke mate de voorgenomen gegevensuitwisseling tussen Europese belastingautoriteiten beslag legt op de ICT-capaciteit van de Belastingdienst. Verder vragen deze leden de regering in hoeverre het mogelijk is dat de tijdige implementatie in het gedrang komt door mogelijke complexiteit rond de vereiste implementering in de ICT-systemen van de Belastingdienst.

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTNG

De leden van de CDA-fractie lezen in de artikelsgewijze toelichting dat onder het begrip platform niet wordt verstaan software die uitsluitend gebruikt wordt voor het aanbieden of adverteren van relevante activiteiten. Deze leden vragen de regering in hoeverre platformexploitanten zijn uitgesloten van de werkingssfeer van dit wetsvoorstel voor het deel van hun bedrijfsactiviteiten dat gebruikers alleen in staat stelt om een relevante activiteit aan te bieden of te adverteren.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Lips