Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 31 maart 2022

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

Algemeen

2

1.

Inleiding

4

2.

Inhoud wetsvoorstel

5

 

2.1.

Categoriale bijzondere bijstand

5

 

2.2.

Doelgroep van de eenmalige energietoeslag

7

 

2.3.

Vormgeving in de Participatiewet

12

 

2.4.

Ambtshalve vaststelling van de eenmalige energietoeslag

12

 

2.5.

Bevordering van een uniforme uitvoering

13

 

2.6.

Onbelaste verstrekking van de eenmalige energietoeslag

13

3.

Uitkeringslasten en uitvoeringskosten

14

4.

Financiering en verantwoording uitvoering

14

5.

Verhouding tot hoger recht

15

6.

Administratieve lasten

15

7.

Uitvoering

15

8.

Doeltreffendheid en doelmatigheid

16

9.

Overwogen alternatieven

16

10.

Misbruik, toezicht en handhaving

17

11.

Ontvangen commentaren

17

12.

Inwerkingtreding

17

Algemeen

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden danken de regering voor de uitwerking van de oproep uit de motie Hammelburg/Van Dijk om de laagste inkomens tegemoet te komen met een energietoelage.1 Alle huishoudens worden geraakt door de stijgende energieprijzen, maar voor de laagste inkomens kan dit voor acute problemen zorgen. Een hogere energierekening kan direct gevolgen hebben voor de capaciteit om andere vaste lasten of dagelijkse uitgaven te betalen. Over een langere periode kan dit leiden tot achterstallige betalingen en de opbouw van schulden. De leden van de D66-fractie zijn dan ook van mening dat een tijdige uitbetaling van de energietoelage van groot belang is en dat voor de groepen waarbij ook deze tegemoetkoming niet voldoende is om de stijging van de energierekening te compenseren additionele hulp beschikbaar is.

De leden van de D66-fractie willen niet onbenoemd laten dat zij ongelukkig zijn met volgordelijkheid van de behandeling van dit wetsvoorstel. De energietoeslag is reeds in december aangekondigd. De uitwerking hiervan heeft enige tijd in beslag genomen. Dat heeft als gevolg dat gemeenten vooruitlopend op de wet al zijn gestart met de voorbereiding en uitvoering van de regeling. Zouden gemeenten dit niet doen, dan zou de uitbetaling ruimschoots te laat plaatsvinden. Tot op heden verkeren deze gemeenten echter in juridische onzekerheid over de exacte vormgeving van de regeling. Ook bestaat er bij de gemeenten onzekerheid over de vraag of de financiering toereikend is. Daarnaast constateren deze leden dat de gangbare werkwijze van democratische controle hier dus niet van toepassing is geweest.

De leden van de D66-fractie hebben begrip voor de bijzondere omstandigheden waaronder dit wetsvoorstel en de uitvoering tot stand komen. Deze leden trekken ook een parallel met de uitzonderlijke omstandigheden waaronder de eerste corona-steunpakketten opgezet zijn. Zij ontwaren hierbij echter wel een trend. Deze leden zijn van mening dat dit nadere reflectie behoeft. Het is immers aannemelijk dat dit soort situaties zich in de toekomst vaker zullen voordoen. Het is onwenselijk dat de Tweede Kamer bij dit soort belangrijke wetswijzigingen achter de uitvoering aanloopt en dat uitvoering aan de slag moet met een regeling die nog geen wettelijke basis heeft. De leden van de D66-fractie roepen de regering op om op dit proces te reflecteren en te bezien hoe deze gang van zaken in de toekomst voorkomen kan worden.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het belangrijk dat mensen die in reguliere omstandigheden al moeite hebben rond te komen, aanvullend tegemoet worden gekomen in het opvangen van de nu stijgende energieprijzen. Wel hebben deze leden diverse vragen over de voorgestelde regeling met name over het zo uniform mogelijk toepassen en bereiken van dezelfde groepen mensen door gemeenten en over de toereikendheid van de aan gemeenten beschikbaar gestelde of toegezegde middelen om de beoogde doelgroep te bereiken.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel voor het eenmalig verstrekken van de energiecompensatie voor mensen met een laag inkomen en hebben daar nog enkele vragen over. Deze leden merken op dat door het late indienen van dit wetsvoorstel, vele mensen al maanden te maken hebben met fors hogere energierekening. Deze leden vragen de regering waarom het maanden heeft gekost om met dit wetsvoorstel te komen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de energietoeslag. Deze leden zijn van mening dat de energietoeslag één van de middelen kan zijn om te voorkomen dat mensen in de financiële problemen raken vanwege de sterk gestegen energierekening. Wel hebben zij nog enkele vragen en zorgen over de hoogte, uitvoering en doelgroep.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Veel huishoudens zitten of komen in de financiële problemen als gevolg van de toegenomen energieprijzen. Deze leden zijn voorstander van het feit dat de regering om die reden is gekomen met een maatregelenpakket om mensen in de hardst getroffen inkomensgroepen, te weten de laagste en middeninkomensgroepen, tegemoet te komen. Tegelijkertijd hebben zij wel vraagtekens bij deze gekozen oplossingsroute uit dat maatregelenpakket en de uitvoerbaarheid van het plan om eenmalig categoriaal een energietoeslag te verstrekken.

Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel dat een eenmalige energietoeslag mogelijk moet maken. Dit lid deelt de doelstelling van de wet, namelijk ervoor zorgen dat mensen met een relatief laag inkomen, die in een keer te maken krijgen met een zodanige stijging van de energierekening dat zij financieel door het ijs zakken, te compenseren.

Dit lid twijfelt echter fors of de doelstelling met deze wet bereikt wordt, of de wet uitvoerbaar is, of de financiële middelen toereikend zijn en of dit een eenmalige operatie zal zijn.

In zijn algemeenheid wenst dit lid eerst een aantal opmerkingen te maken over de reden waarom dit wetsvoorstel nodig is. Ten eerste is de prijs voor gas en elektriciteit heel erg hoog: Nederland heeft zich veel te gemakkelijk afhankelijk gemaakt van energie van onder andere Rusland. Welke stappen gaat de regering zetten om dat recht te zetten zodat er sprake is van meer energiezekerheid?

Ten tweede is de energiemarkt een drama gebleken voor mensen: bij het failliet gaat van energiemaatschappijen werden mensen gedwongen een zeer duur tijdelijk contract af te sluiten en daarna konden zij niet tegen gelijke voorwaarden een nieuw contract afsluiten.

Zij zijn op ten minste drie manier gedupeerd:

  • 1. De energiemaatschappijen gingen aan het begin van de winter failliet, zodat zij vaak nog hoge voorschotten hadden betaald die nooit meer terugkomen.

  • 2. Zij moesten een maand lang erg hoge prijzen betalen, hoger dan bij normale contracten.

  • 3. Zij konden niet overstappen naar voordelige contracten.

Hoe gaat de regering dit voor het verleden en de toekomst rechtzetten voor deze groep mensen, vraagt het lid Omtzigt. Welke veranderingen in de energiemarkt zijn daarvoor nodig?

Ten derde is er een steeds groter probleem van bestaanszekerheid: mensen kunnen niet rondkomen van hun inkomen. De inflatie is torenhoog, de arbeidscontracten onzeker, de studieschuld hoog. Een tegenvaller kan dan niet worden opgevangen.

Kan de regering aangeven hoever de Commissie Bestaanszekerheid is? Wat is de opdracht, de samenstelling en is er al een tussenrapport?

Als de regering niet werkelijk aan bestaanszekerheid werkt, met betaalbare en geïsoleerde woningen bijvoorbeeld, dan verwacht het lid Omtzigt dat deze wet de eerste in een lange reeks zal zijn.

1. Inleiding

De leden van de PVV-fractie constateren dat alsmaar stijgende energieprijzen alsmede de oplopende inflatie, waardoor ook noodzakelijke vaste lasten als boodschappen steeds duurder worden, ervoor zorgen dat veel Nederlanders financieel klem komen te zitten en steeds moeilijker kunnen rondkomen. Dat kan niet als een verassing komen. Zeker ook gezien het feit dat de signalen al jarenlang op rood staan. Kortgezegd, de problemen rondom de stijgende prijzen komen niet opeens uit de lucht vallen. Zo waren er cijfers uit 2020, waarbij duidelijk werd dat zeker 550.000 gezinnen in energiearmoede leefden, een miljoen mensen zeer moeilijk rond kon komen, 800.000 mensen de huur niet meer konden betalen en twee miljoen mensen in Nederland het risico liepen om in de armoede terecht te komen, ronduit schokkend. In 2021 waarschuwde Nibud nog dat 50 procent van de huishoudens financieel kwetsbaar is. Daarnaast was vorig jaar al overduidelijk dat de prijzen ongekend zijn gestegen in de afgelopen jaren. Zo bleek vorig jaar dat bijvoorbeeld gas sinds 2015 37,7 procent duurder was geworden. In dat jaar waren de boodschappen volgens Gesellschaft für Konsumforschung (GfK) tot wel 9 procent duurder geworden en ging de energierekening door het dak. Het is inmiddels in 2022, met 630.000 mensen die leven in energiearmoede en tot wel 20 procent van hun inkomen kwijt zijn aan de energienota, allemaal nog veel erger geworden. Volgens PricewaterhouseCoopers (PWC) is inmiddels de energierekening voor een gemiddeld huishouden zelfs verdubbeld naar een duizelingwekkend bedrag van 3.600 euro.

De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag bevestigd willen zien dat het gaat om een energietoeslag van 800 euro per huishouden en dat dat ook een hoger budget vraagt dan de in de memorie van toelichting genoemde 200 miljoen euro. Het lijkt erop dat in de memorie van toelichting nog oude bedragen staan genoemd. Ook zien deze leden graag bevestigd dat het budget geen enkele drempel vormt voor gemeenten om de energietoeslag uit te keren aan eenieder die daarvoor in aanmerking komt. Het mag niet zo zijn dat gemeenten terughoudend zijn omdat zij bang zijn dat ze de kosten niet gecompenseerd krijgen van het Rijk. Kan de regering toelichten waarom in de memorie van toelichting wordt gesproken van maximaal 800.000 huishoudens? Kan de regering de garantie geven aan gemeenten dat zij voor alle kosten worden gecompenseerd?

De leden van de SGP-fractie constateren dat het kabinet op 10 december 2021 besloot de eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen ter waarde van 200 euro mogelijk te maken. Inmiddels zijn we drie maanden verder en hebben veel van deze mensen nog altijd geen compensatiebedrag op hun rekening ontvangen. Kan de regering aangeven hoe het kan dat dit wetsvoorstel niet eerder aan de Kamer is gestuurd, gezien het urgente karakter ervan? En om welke reden wordt in het voorliggende voorstel nog uitgegaan van een richtbedrag van 200 euro in plaats van de aangekondigde 800 euro? Deze leden zouden dit graag snel opgehelderd hebben, gezien de behoefte aan duidelijkheid bij de doelgroep van dit voorstel.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de mate waarin huishoudens met een laag inkomen getroffen worden door de ongekend sterke stijging van de energieprijzen. Is uit onderzoek bekend hoeveel van hun inkomen deze groep veelal kwijt is aan energieprijzen, en in welke mate dit nu toeneemt? Kan de regering daarbij ook ingaan op de inflatieongelijkheid (bijvoorbeeld als gevolg van een lopend contract met relatief lage, vaste energieprijzen of huishoudens die te maken hebben met extreem hoge, variabele energieprijzen) binnen deze doelgroep en in hoeverre dit voorstel daaraan tegemoetkomt gezien de categoriale verstrekking? Met andere woorden, hoe voorkomt de regering dat deze tegemoetkoming terecht komt bij mensen die momenteel geen last hebben van de stijgende energieprijzen maar te maken hebben met relatief lage, vaste energieprijzen?

De leden van de SGP-fractie menen dat de Afdeling Advisering van de Raad van State terecht opmerkt dat er geen sprake lijkt te zijn van een eenmalige, tijdelijke problematiek. Deze leden vragen de regering in te gaan op de verwachtingen ten aanzien van de toekomst. Deze is uiteraard met allerlei onzekerheid omgeven, maar mochten dergelijke energieprijzen aanhouden, hoe wil de regering dan tegemoetkomen aan deze doelgroep? Is het ook mogelijk via dit wetsvoorstel ook voor 2023 een eventuele bijdrage uit te keren aan financieel kwetsbare doelgroepen, of verkent de regering ook andere routes bij aanhoudende financiële problemen? Zo ja, welke?

2. Inhoud wetsvoorstel

2.1. Categoriale bijzondere bijstand

De leden van de D66-fractie lezen dat voor het uitkeren van de energietoelage is gekozen voor het instrument van de categoriale bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand voor energiekosten is in principe niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, zo lezen deze leden. De regering is van mening dat de huidige omstandigheden met de oorlog in Oekraïne en de daarvan als gevolg stijgende energieprijzen dusdanig onverwacht en ongekend zijn dat zij kunnen worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden. Hierdoor acht de regering een beroep op de categoriale en individuele bijzondere bijstand nu wel gepast. De leden van de D66-fractie vragen zich af of zij hiermee goed begrijpen dat, naast de categoriale toelage, ook een beroep kan worden gedaan op de individuele bijzondere bijstand als gevolg van een ongekend hogere energierekening. Daarbij merken deze leden op dat het conflict in Oekraïne voorlopig nog niet op een einde lijkt te zijn en dat het aannemelijk is dat de energieprijzen nog een lange tijd hoger dan gebruikelijk zullen zijn. Kan de regering aangeven voor welke termijn een beroep op deze onverwacht en ongekend sterke stijging van de energieprijzen gedaan kan worden bij het aanvragen van individuele bijzondere bijstand, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat gemeenten enige beleidsvrijheid hebben in het uitvoeren van de regeling. Tegelijkertijd hebben de gemeenten er via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op aangedrongen op een zo uniform mogelijke uitvoering van de landelijke regeling. Een van de aspecten waarop gemeenten beleidsvrijheid hebben is de periode waarover het inkomen in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van het recht op de energietoeslag. Dit kan zorgen voor verschillen in de uitvoering tussen gemeenten. Waarom is er niet voor gekozen om op dit vlak een eenduidige richtlijn op te nemen waarbij er geen verschillen tussen gemeenten bestaan, zo vragen deze leden.

Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat gemeenten geen rekening hoeven te houden met de vermogenspositie van huishoudens en dat het een vrije keuze is voor gemeenten om ervoor te kiezen het vermogen wel mee te rekenen? Graag een toelichting van de regering.

Daarnaast vragen deze leden of middengroepen die toch in de knel kunnen komen, bijvoorbeeld doordat een energiecontract afloopt en een duur nieuw contract moet worden afgesloten, in voorkomend geval via de bijzondere bijstand worden bereikt.

De leden van de SP-fractie onderschrijven de angst van studentenorganisaties dat studenten met weinig inkomen buiten de boot vallen voor deze compensatieregeling terwijl sommige studenten wel in aanmerking zouden moeten komen omdat zij de energierekening zelf moeten betalen. Kan de regering ingaan op de kritiek van studentenorganisaties? Waarom past de regering het wetsvoorstel niet zo aan dat ook studenten met een laag inkomen en een hoge energierekening aanspraak kunnen maken op compensatie?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op het spanningsveld tussen de beleidsvrijheid van gemeenten op dit punt en de gewenste uniforme regeling vanuit het Rijk. Hoe wil de regering de verschillen tussen gemeenten in uitvoering van de regeling ook daadwerkelijk gaan beperken?

De leden van de SGP-fractie constateren dat er op dit moment veel onduidelijkheid is over de vraag of het budget toereikend is. VNG heeft al aangegeven dat het budget «bij lange na niet voldoende» is, waardoor gemeenten op de rem trappen. Dit is volgens deze leden juist onwenselijk, aangezien ruimhartige compensatie aan de orde moet zijn bij de desbetreffende doelgroep. Om welke redenen is gekozen voor het budget voor 800.000 huishoudens terwijl de doelgroep veel groter is (981.000)? Is de regering het met deze leden eens dat de doelstelling moet zijn zoveel mogelijk huishoudens die met financiële problemen te maken hebben te bereiken, en is het gereserveerde budget dan wel voldoende? Hoe wil de regering hiermee omgaan?

De leden van de SGP-fractie lezen dat er geen vermogenstoets in het wetsvoorstel is opgenomen. Wat zijn de extra kosten en andere gevolgen voor gemeenten indien er wel een vermogenstoets ingevoerd wordt? Hoe groot schat de regering de doelgroep indien er een vermogenstoets ingevoerd wordt, vergelijkbaar met de reguliere vermogenstoets in de bijstand? Klopt het dat er enkel vertraging optreedt bij een invoering van een vermogenstoets voor niet-bijstandsgerechtigden?

Het lid Omtzigt merkt op dat het wetsvoorstel spreekt van een uitkering van 200 euro, terwijl de regering op 11 maart heeft aangekondigd dat het richtbedrag 800 euro wordt. Dat is geen klein verschil merkt dit lid op en heeft een aantal gevolgen voor de inhoud, waarop dit lid een reflectie van de regering verwacht. Ten eerste bestaat er nu gemeentelijk minimabeleid en gemeentelijk armoedebeleid. Maar deze wet introduceert iets nieuws: gemeentelijk inkomensbeleid. Voor bijvoorbeeld iemand met 115 procent van het sociaal minimum is er in Rotterdam 200 euro beschikbaar en 900 euro in Den Haag. Het verschil van 700 euro in energietoeslag is een enorm bedrag. Acht de regering dat acceptabel en acht de regering het voorliggende wetsvoorstel in overeenstemming met de Grondwet en dan met name artikel 1? Dit lid merkt op dat bij een regeling van 200 euro het niet gebruik in principe hoger zal zijn dan bij een regeling van 800 euro. Aanvragen kan altijd en afgewezen worden ook, zo merkt dit lid op. Wat is de raming van het gebruik van de regeling bij 200 euro en bij 800 euro? Daarnaast merkt dit lid op dat bij een uitkering van 200 euro er problemen zijn met grensgevallen, mensen die net buiten de boot vallen. Daarover volgen later meer vragen. Maar het lid Omtzigt merkt op dat hij geen inkomensafhankelijke regelingen kent die zo’n harde inkomensgrens kennen als deze regeling. Een euro te veel en een huishouden krijgt 800 euro netto niet. In de memorie van toelichting staat nagenoeg niets over een hardheidsclausule. Maar in de handleiding van Stimulanz2 is een aantal verwijzingen opgenomen:

  • A. Maatwerk. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 december 20203 betekent dat de gemeente maatwerk moet bieden bij gevallen die er net buiten vallen (of nog harder getroffen zijn). Kan de regering aangeven hoe dat gaat werken in de praktijk?

  • B. Wanneer is onder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en onder de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) een hardheidsclausule mogelijk en wanneer is die verplicht voor gemeentes?

Ook neemt het lid Omtzigt aan dat de energietoeslag is bedoeld voor het de hele winter. Elke keuze voor een peildatum is daarmee arbitrair geworden. Een peiljaar betekent dat er moet worden teruggegrepen op 2020 en dat is lang geleden. Het betekent namelijk dat mensen die van studie naar werk gegaan zijn in aanmerking komen Een peilmaand betekent vooral voor mensen die een sterk wisselend inkomen hebben (denk aan oproepkrachten) dat zij buiten de boot vallen als zij net in die maand veel uren gemaakt hebben. Een peilmaand betekent dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) geen idee hebben wat zij moeten invullen: een zzp’er heeft namelijk geen maandinkomen en dat weet ook de gemeente heel erg goed. Wat moet die dan invullen bij een maandinkomen? Een peilmaand betekent dat gemeentes iets anders moeten doen voor mensen die per week (uitzendkrachten) of per vier weken (denk aan delen van de retail) betaald worden. Hoe gaat de gemeente daarmee om? Zoals uit dit voorbeeld blijkt kan de keuze voor de peilmaand cruciaal zijn, is het bijna onmogelijk voor bijvoorbeeld zzp’ers om een laag maandinkomen aan te tonen. Wil de regering aangeven welke peilmomenten eerlijk en uitvoerbaar zijn?

Welke huishouddefinitie stelt de regering voor bij deze energietoeslag. Kan de regering ingaan op de volgende voorbeelden:

  • 1. Een gezin met een inwonende student;

  • 2. Een echtpaar (Algemene Ouderdomswet (AOW)-uitkering zonder pensioen) met een inwonend meerderjarig gehandicapt kind (bijstand);

  • 3. Een studentenwoning met 1 werkende (laag inkomen) en 2 studenten;

  • 4. Een klooster, waar alle kloosterlingen AOW ontvangen;

  • 5. Een (echt)paar bestaande uit een studerende (met studielening) en een werkende (met laag inkomen)?

Dit alles betekent ook dat het lid Omtzigt veel begrip heeft voor de oproep van de gemeentes om een uniforme regeling op te tuigen. Is de regering bereid om dat alsnog te doen? Hierbij speelt ook nog een nader effect: als gemeentes verschillende peildata gaan kiezen (wat natuurlijk heel goed kan), dan zullen sommige mensen bij verhuizing twee keer aanspraak kunnen maken op de toeslag en anderen nul keer. Uniformering is dus echt noodzakelijk.

Indien de regering dit niet wenst te uniformeren, accepteert de regering dan dat sommige mensen twee keer echt hebben en andere mensen nul keer?

2.2. Doelgroep van de eenmalige energietoeslag

De leden van de D66-fractie lezen dat gemeenten in principe beleidsvrijheid hebben bij het bepalen van de doelgroep van de eenmalige energietoeslag. Deze leden bespeuren hierbij een tegenstrijdigheid tussen de richtlijn vanuit het Rijk en de toegezegde financiering. Enerzijds krijgen gemeenten de opdracht mee om de bepaling van de doelgroep zoveel mogelijk te laten aansluiten bij het lokale minimabeleid. Voor sommige gemeenten ligt die grens op 120 procent van het wettelijk sociaal minimum. Voor andere gemeenten op 125 procent of 130 procent. Anderzijds gaat de regering er bij het toekennen van de middelen aan de algemene uitkering van het gemeentefonds van uit dat gemeenten de doelgroep tot aan 120 procent van het wettelijk sociaal minimum zullen bedienen. Ook sorteert de regering er al op voor dat een deel van deze doelgroep niet bereikt zal worden, blijkt uit de memorie van toelichting. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn er in 2019 in Nederland circa 971.700 huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum. Toch is er afgesproken dat wordt ingezet op het bereiken van maximaal 800.000 huishoudens.

Dit betekent dat gemeenten minder geld krijgen dan zij nodig zouden hebben om de volledige groep tot 120 procent van het wettelijk sociaal minimum te bereiken, laat staan om de uitkering van de energietoeslag aan te laten sluiten bij het lokale minimabeleid. De leden van de D66-fractie hebben van verschillende gemeenten signalen ontvangen dat zij zich hier zorgen over maken. Gemeenten zouden graag een waarborg van de regering willen hebben dat een eventueel tekort aan middelen voor het bereiken van de volledige doelgroep door de regering opgevangen zal worden. De leden van de D66-fractie constateren dat deze waarborg tot op heden nog niet is gegeven door de regering. Is de regering bereid om de waarborg te geven dat gemeenten volledige financiële compensatie zullen ontvangen voor de bijzondere bijstand die zij uitkeren in het kader van de energietoeslag, vragen deze leden. Zij zien een risico dat gemeenten vanwege dit mogelijke tekort besluiten om een lager bedrag uit te keren aan de doelgroep tot 120 procent van het wettelijk sociaal minimum. Dit zou een ongewenst effect zijn. De leden van de D66-fractie willen benadrukken dat het bedrag van 800 euro leidend moet zijn bij het uitkeren van de energietoelage.

De leden van de D66-fractie vragen hierbij ook aandacht voor de individuele bijzondere bijstand. Voor een bepaalde groep zal de eenmalige uitkering onvoldoende zijn om de stijging van de energielasten op te vangen. Deze groep kan bij de gemeente een aanvraag doen voor individuele bijzondere bijstand. Dit heeft een aantal consequenties voor gemeenten. In de eerste plaats heeft het consequenties voor de uitvoering. Gemeenten kunnen een flinke toename van het aantal aanvragen van individuele bijzondere bijstand voorzien. Dit komt bovenop de extra uitvoeringslast van de categoriale bijzondere bijstand. In hoeverre kunnen gemeenten ondersteuning krijgen bij het beoordelen van de extra aanvragen, zo vragen deze leden. Zij denken hierbij onder andere aan ondersteuning vanuit de Sociale Verzekeringsbank (SVB), aangezien hier ervaring aanwezig is met het verstrekken van bijstand.

In de tweede plaats kan het financiële consequenties hebben. De financiering van de regeling is gebaseerd op de verstrekking van categoriale bijzondere bijstand. Hierbij is nog geen rekening gehouden met een toename van het aantal aanvragen van individuele bijzondere bijstand. In het verlengde van de bovenstaande vragen met betrekking tot de waarborg over financiering aan gemeenten vragen deze leden of de regering ook de waarborg kan geven dat gemeenten gecompenseerd zullen worden voor de extra kosten die gemaakt zullen worden in de individuele bijzondere bijstand.

Een derde vraag over de individuele bijzondere bijstand heeft betrekking op de aanvraagprocedure. Individuele bijzondere bijstand betreft een eenmalige extra uitkering bijvoorbeeld omdat er eenmalig extra kosten worden gemaakt om een wasmachine te vervangen. In het geval van een financieel tekort vanwege structureel hogere energielasten is te verwachten dat een beroep op individuele bijzondere bijstand niet eenmalig nodig zal zijn. Is het mogelijk voor gemeenten om bij een aanvraag voor meerdere maanden bijzondere bijstand toe te zeggen, zo vragen deze leden. Dit zou aanzienlijk schelen in de uitvoeringslasten voor gemeenten en biedt mensen met een laag inkomen meer zekerheid over hun financiële situatie.

De leden van de D66-fractie lezen dat bepaalde groepen worden uitgesloten van de categoriale uitkering van de eenmalige energietoeslag, waaronder studenten. De redenering hierachter is dat zij een diverse woonsituatie hebben. Deze leden begrijpen dat studenten vaker kleinere woningen hebben, en daardoor naar rato minder energielasten hebben. Daar staat tegenover dat veel studenten in oude, slecht geïsoleerde huizen wonen. Ook zij zullen de stijging in de energieprijzen dus zeker merken. Als al deze studenten een beroep moeten doen op de individuele bijzondere bijstand dan kan dat voor bepaalde gemeenten met een grote studentenpopulatie een bijzonder grote last vormen. Waarom is er niet voor gekozen om alle uitwonende studenten ook mee te nemen in de uitkering van de categoriale bijzondere bijstand, desnoods met een lager bedrag dan reguliere huishoudens, zo vragen deze leden. Klopt het dat gemeenten uitwonende studenten in principe wel mee zouden mogen nemen in de categorale bijzondere bijstand en dat zij voor deze doelgroep een ander bedrag zouden mogen uitkeren dan voor reguliere huishoudens, vragen deze leden.

In hoeverre zijn ook andere instrumenten onderzocht om studenten tegemoet te komen, bijvoorbeeld via de Dienst Uitvoering Onderwijs, zo vragen deze leden. Zij hebben immers beter zicht op de studentenpopulatie dan gemeenten.

De leden van de D66-fractie benadrukken dat dit moment ook aangegrepen moet worden om mensen in slecht geïsoleerde huizen te stimuleren om hun huis te verduurzamen. Hiervoor heeft de regering middelen beschikbaar gemaakt, specifiek voor de groep met lage inkomens. Met het verstrekken van de energietoeslag krijgen gemeenten ook een beter zicht op de doelgroep voor deze subsidies. Op welke wijze kunnen gemeenten bij uitkering van de energietoeslag direct het gesprek starten over verduurzaming, zo vragen deze leden.

Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de bijzondere bijstand ook aangewend kan worden voor investeringen in de verduurzaming van woningen. Zij wijzen erop dat bijzondere bijstand wel kan worden aangewend voor hogere stookkosten vanwege medische redenen, maar niet voor het verduurzamen van het huis om die hogere stookkosten te voorkomen. Deze leden vragen ook in hoeverre er ruimte is om bij de aanschaf van bijvoorbeeld een nieuwe koelkast of wasmachine dat uit de bijzondere bijstand wordt gefinancierd te kiezen voor een duurder maar zuiniger model, waardoor de energielasten op langere termijn lager uitvallen.

De leden van de D66-fractie vragen ook aandacht voor het gegeven dat onder de doelgroep ook veel mensen zullen vallen die in een schuldentraject zitten. Personen die in een minnelijk of wettelijk schuldhulpverleningstraject zitten hebben vaak een klein bedrag per maand dat zij vrij te besteden hebben. De rest wordt gebruikt om schulden af te lossen. Van het vrij te besteden bedrag moeten ook de vaste lasten betaald worden. De stijging van de energieprijzen kan betekenen dat deze groep direct betalingsproblemen ervaart ofwel de schulden niet meer kan aflossen. Hierbij bestaat het risico dat nieuwe schulden gemaakt worden, wat zeker voor mensen in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) zeer problematisch is. Deze leden vragen wat de regering kan doen om ervoor te zorgen dat deze groep de mogelijkheid krijgt om de hogere energierekening op te vangen bijvoorbeeld door een betalingsregeling, lagere aflossingsbedragen of een tijdelijke stop op het aflossen overeen te komen met de schuldeisers.

Ook wijzen deze leden erop dat het aannemelijk is dat een groep middeninkomens betalingsachterstanden op zal bouwen bij energieleveranciers vanwege de gestegen energieprijzen. Zij hebben in de media vernomen dat een aantal energieleveranciers een actieve rol willen spelen bij treffen van betalingsregelingen en het doorverwijzen naar gemeentelijke schuldhulpverlening. Deze leden verwelkomen dit maatschappelijke initiatief. Om dit effectief te laten zijn moeten gemeenten voorbereid zijn op een eventuele extra instroom van mensen in een vorm van schuldhulpverlening. In hoeverre zijn gemeenten hier mee bezig, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over zelfstandigen. Hoe worden zelfstandigen bereikt met deze regeling? Valt de Bijzondere bijstand voor zelfstandigen (BBZ-) doelgroep hier ook categoriaal toe?

De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de regering met VNG en Divosa heeft afgesproken dat wordt ingezet op het bereiken van maximaal 800.000 huishoudens met een eenmalige energietoeslag van 800 euro als richtbedrag: Waarom is gekozen voor deze 800.000 huishoudens als uit onderzoek van het CBS blijkt dat circa 971.000 huishoudens in 2019 een inkomen tot 120 procent hebben? Wat is leidend; het bereiken van 800.000 huishoudens, het aantal huishoudens dat volgens gemeenten in aanmerking zouden moeten komen, het kunnen uitkeren aan alle huishoudens met een inkomen tot 120 procent of het door de regering beschikbaar gestelde budget voor de tegemoetkoming? Graag een uitgebreide toelichting.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het per gemeente verschilt welke inkomensgrens zij hanteren voor het minimabeleid. Kan de regering een overzicht geven hoeveel gemeenten een inkomensgrens van 110 procent, 120 procent, 130 procent en eventuele andere inkomensgrenzen hanteren? Waarom kiest de regering er niet voor om de inkomensgrens op 130 procent te zetten? Is de regering het met deze leden eens dat het hierdoor voor gemeenten, maar ook voor mensen met een laag inkomen, duidelijk is voor wie deze compensatie bedoeld is? Ook vragen deze leden of het mogelijk is voor gemeenten om bovenop de energiecompensatie, via maatwerk, nog aanvullend financiële ondersteuning te bieden aan mensen waarvoor de 800 euro compensatie onvoldoende is en daardoor in financiële problemen komen. Is het mogelijk voor gemeenten om deze extra compensatie dan via de bijzondere bijstand te verstrekken? Waarom is het niet mogelijk om geld uit te keren op basis van de doelgroep van 130 procent zodat gemeenten die deze grens hanteren ook de middelen hebben om dit te doen en voor de overige gemeenten waarbij deze groep niet volledig in beeld is dit geld in te zetten voor armoedebeleid?

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie of het klopt dat studenten niet worden gecompenseerd voor de stijgende energieprijzen. Hoe groot is de groep uitwonende studenten die te maken krijgt met de stijgende energieprijzen? Wat zouden de kosten zijn indien uitwonende studenten ook gecompenseerd zouden worden voor de stijgende energieprijzen? Klopt het dat studenten ook geen aanspraak kunnen maken op financiële ondersteuning via de bijzondere bijstand, omdat studenten hiervoor zijn uitgezonderd? Zijn er mogelijkheden om, bijvoorbeeld via gemeenten, studenten die in financiële problemen komen vanwege de stijgende energieprijzen toch financiële ondersteuning te bieden? Is het verder mogelijk om via studentenhuisvesters studenten compensatie, bijvoorbeeld via huurverlaging, te geven voor de gestegen energieprijzen?

De leden van de SP-fractie willen graag aandacht vragen voor de noodkreet van gemeenten die op vrijdag 25 maart naar buiten kwam. Wat is de reactie van de regering op het bericht van gemeenten dat zij te weinig geld hebben om de doelgroep 800 euro compensatie uit te betalen? Waarom is de regering in het voorliggende voorstel uitgegaan van cijfers uit 2019, in plaats van bijvoorbeeld 2021? Wat doet de regering eraan om de recente cijfers over de doelgroep duidelijk te krijgen en het toe te kennen bedrag voor gemeenten hierop aan te passen zodat zij de beoogde 800 euro compensatie zo snel als mogelijk aan zoveel mogelijk huishoudens in de doelgroep kunnen overmaken?

De leden van de SP-fractie merken verder op dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in reactie op dit bericht heeft gezegd dat de regering in dit wetsvoorstel ervan uitgaat dat gemeenten niet alle armste gezinnen weten te bereiken. Deze leden vragen de regering hoe zij erop toe wil zien dat gemeenten de juiste doelgroep voor de compensatie wél weten te bereiken. Hoe zorgt de regering er in samenwerking met gemeenten voor dat huishoudens met een laag inkomen die niet direct geregistreerd zijn bij de gemeente weten dat ze aanspraak kunnen doe op compensatie en dit ook daadwerkelijk zullen doen? Is de regering van plan hier een voorlichtingscampagne voor op te starten, desnoods een landelijke? Welke andere manieren heeft de regering in gedachte?

De leden van de SP-fractie benadrukken dat er in de praktijk nu al blijkt dat gemeenten, mede door het door de regering beschikbaar gestelde te lage bedrag, bedragen met grote afwijkingen uitkeren waardoor de woonplaats bepaalt of iemand een goede compensatie krijgt, of nog een extra maand moet bezuinigen op de eerste levensbehoeften. Kan de regering hier geen sluitende afspraken over maken met gemeenten zodat grote verschillen in compensatie niet voor kunnen komen en elke Nederlander met een laag inkomen wordt gecompenseerd?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat er enige discussie is over de grens van 120 procent of 130 procent van het sociaal minimum. De leden van de GroenLinks-fractie hebben hier, ook naar aanleiding van het plenaire debat over de ontwikkeling van de koopkracht en de stijgende energieprijzen, nog enkele vragen over. De regering lijkt in het debat te suggereren dat als de groep wordt uitgebreid naar 130 procent, dat vertraging op zou leveren voor de groep tot 120 procent. Klopt dat en waarom is dat? Ook wordt gesuggereerd dat de uitvoering hiervan heel ingewikkeld zou zijn. Kan de regering nader uiteenzetten wat er zo ingewikkeld is in die uitvoering? En kan de regering bevestigen dat gemeenten die nu al beleid hebben voor de 130 procent-groep, de energietoeslag ook aan deze groep kunnen uitkeren? Mag een gemeente er ook voor kiezen om zelf de doelgroep te verruimen naar 130 procent, ook al is dat in die gemeente op dit moment nog geen staand beleid? Kan de regering aangeven waar de budgettaire raming op gebaseerd is, zou de regering specifiek willen in gaan op van welke aantallen worden uitgegaan?

De leden van de SGP-fractie vragen zich af welk jaarinkomen bepalend wordt voor de vraag wie tot de doelgroep voor de energietoeslag behoort. Is de regering het met deze leden eens dat het wenselijk is dat dit landelijk wordt afgesproken c.q. vastgelegd? Om welke reden is dit (nog) niet gebeurd?

De leden van de SGP-fractie hebben hun bedenkingen bij de nu gekozen route en stellen de vraag of een meer gedifferentieerde aanpak, bijvoorbeeld door middel van een staffel, effectiever is. Inkomens op of net boven het sociaal minimum kunnen 800 euro krijgen, maar er is ook een groep die net buiten de boot valt. Als je één euro boven de vastgestelde inkomensgrens verdient, kun je zomaar 800 euro mislopen. Is ook overwogen huishoudens trapsgewijs meer tegemoetkoming te geven naarmate ze minder verdienen? Krijgen gemeenten de vrijheid om hierin maatwerk te leveren en, zo ja, zijn ze daartoe ook in staat?

De leden van de SGP-fractie lezen dat inzet van het kabinet is maximaal 800.000 huishoudens te bereiken met de eenmalige energietoeslag. Kan de regering garanderen dat alles op alles wordt gezet om alle 971.700 huishoudens te bereiken? Hoe is de regering, in samenwerking met gemeenten, voornemens ook die groepen te bereiken die niet automatisch in het vizier van de gemeenten zijn via de bijstand, zoals bijvoorbeeld jonggehandicapten via de Wajong, zodat zij niet buiten de boot vallen? Wordt daarbij niet alleen van de huishoudens die het betreft verwacht dat zij contact opnemen met hun gemeenten om een uitkering te kunnen ontvangen, maar gaan gemeenten zelf ook actief «op zoek» naar huishoudens die niet automatisch in hun vizier zijn? Hoe wordt omgegaan met die huishoudens die als gevolg van de sterk toegenomen inflatie nu onder de gestelde bovengrens van 120 procent van het sociaal minimum dreigen te zakken, daar waar zij eerder boven deze inkomensgrens zaten? Hoe wordt daarnaast omgegaan met studenten die te kampen hebben met extreme energieprijzen, mede gelet op artikel 12 van de Participatiewet? (Hoe) worden zij financieel tegemoetgekomen, en welke mogelijkheden ziet de regering daarvoor?

2.3. Vormgeving in de Participatiewet

2.4. Ambtshalve vaststelling van de eenmalige energietoeslag

De leden van de D66-fractie lezen dat de eenmalige energietoeslag ambtshalve zal worden uitgekeerd aan de groep waarvan de inkomensgegevens reeds bekend zijn bij de gemeente. Een aantal gemeenten heeft aangegeven dat dit gaat om ongeveer de helft van de beoogde doelgroep. De andere helft van de doelgroep zal dus uit eigen beweging aan aanvraag moeten doen voor de eenmalige energietoeslag. Dit geeft aanleiding tot een aantal vragen. Allereerst betekent dit dan de doelgroep zelf moet afweten van het bestaan van deze energietoeslag, moet weten dat zij hiervoor in aanmerking komt en de weg naar het aanvraagloket moet weten te vinden. Op welke wijze zal de regering deze drie zaken adresseren, zo vragen deze leden. Op welke wijze gaan zij gemeenten ondersteunen om ervoor te zorgen dat de doelgroep goed bereikt wordt, vragen deze leden. Hoe zorgen gemeenten ervoor dat zij blijvend zicht houden op deze groep, om hen bij eventuele verdere steun snel te kunnen bereiken, vragen deze leden ook.

Het ligt in de rede dat de groep die een beroep zal doen op de energietoelage groter is dan de doelgroep die de regering en gemeenten nu voor ogen hebben. In de beantwoording van de vragen die gesteld zijn tijdens het debat over koopkracht en de energierekening lezen de leden van de D66-fractie dat gemeenten ook de mogelijkheid hebben om bijzondere bijstand uit te keren aan groepen boven de inkomensgrens. Dit kan door een beroep op de hardheidsclausule of via de individuele bijzondere bijstand. Kan het ook zo zijn dat een gemeente besluit om, in aansluiting op het gemeentelijke minimabeleid, huishoudens tot 120 procent van het wettelijk minimumloon de energietoeslag ambtshalve te verstrekken en huishoudens tot 130 procent de mogelijkheid te geven om categoriale bijzondere bijstand aan te vragen, zo vragen deze leden. Zo ja, staat de regering dan ook garant voor de financiële consequenties hiervan vragen deze leden voorts.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat gemeenten alleen de compensatie aan Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (Aio)-gerechtigden kunnen verstrekken indien er eerst bij de SVB een verzoek wordt gedaan om het bankrekeningnummer te ontvangen. Deze leden vinden dit niet erg praktisch en vragen de regering daarom of dit niet eenvoudiger kan. Wat is de reden dat de regering er niet voor heeft gekozen om enerzijds de SVB ook deze compensatie te verstrekken of anderzijds dat het gemeenten automatisch deze bankrekeningnummer ontvangen?

2.5. Bevordering van een uniforme uitvoering

De leden van de PVV-fractie constateren dat er gemeenten zijn die hebben aangegeven dat de 120 procent van het sociaal minimum als inkomensgrens ontoereikend is en dat 130 procent van het sociaal minimum als inkomen meer aansluit bij de doelgroep. Waarom heeft de regering niet gekozen voor 130 procent? Moeten gemeenten die de 130 procent grens hanteren zelf extra budget hiervoor vrijmaken of is de regering bereid deze te compenseren? Hoe gaat de regering garanderen dat het ontvangen van de toeslag geen negatief effect zal hebben op uitkeringen en/of toeslagen? Er is geen specifieke tegemoetkoming afgesproken voor mensen met een AOW-uitkering en een klein aanvullend pensioen en ook niet voor mensen met een modaal inkomen. Terwijl juist ook deze groepen gebukt gaan onder de steeds maar stijgende lasten. Waarom heeft de regering geen specifieke maatregel/toeslag voor deze groepen voorgesteld? Is de regering met het uitblijven van specifieke compensatie voor deze groepen van mening dat deze groepen de alsmaar stijgende lasten kunnen dragen? Zo ja, waarop baseert de regering dit op? Snapt de regering dat dit bij gepensioneerden met een klein aanvullend pensioen en mensen met een modaal inkomen zorgt voor een gevoel van onbegrip? Het gevoel dat de regering geen benul heeft welke financiële ramp er bij gezinnen aan het voltrekken is en hoe het in de praktijk is om financieel klem te zitten? Kan de regering onderbouwen waarom zij denkt dat gepensioneerden en werkende middengroepen deze toeslag niet nodig zouden hebben? Is de regering alsnog bereid de toeslag ook beschikbaar te stellen voor hardwerkende gezinnen met een modaal inkomen en gepensioneerden met een klein aanvullend pensioen zonder dat dit effect heeft op eventuele toeslagen?

De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over de peildatum. Volgens het wetsvoorstel bepaalt de gemeente zelf de peildatum van het inkomen. Dat kan een vaste datum zijn of de datum van aanvraag van de energietoeslag. Ook bepaalt de gemeente de periode waarover het inkomen in aanmerking wordt genomen. Dit kan een maand zijn, een aantal maanden of een jaar. Waarom heeft de regering niet gekozen voor één vaste peildatum van het inkomen om de verschillen tussen de gemeenten te beperken, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de gemeente de mogelijkheid krijgt om de periode waarvoor het inkomen in aanmerking komt te bepalen. Deze leden vragen de regering of hierdoor niet groepen mensen buiten de boot zullen vallen. Op welke manier kan dit worden voorkomen? Ook vragen deze leden wat de regering gaat doen voor al die mensen, die door de traagheid van dit wetsvoorstel, die in de schulden zijn beland door de enorm gestegen energieprijzen. Is de regering bereid om extra geld beschikbaar te stellen aan gemeenten om ook de opgelopen schulden aan te pakken? Gaat de regering in overleg met energieleveranciers om deze opgelopen schulden kwijt te schelden of te verminderen?

2.6. Onbelaste verstrekking van de eenmalige energietoeslag

De leden van de D66-fractie lezen dat de verstrekking van de energietoeslag onbelast is en geen doorwerking heeft in het recht op toeslagen. Deze leden zijn blij dat hier op voorhand rekening mee is gehouden. Zij vragen de regering of het ook de intentie is dat de verstrekking van de energietoeslag geen effect heeft op het recht op overige minimaregelingen, zoals bijvoorbeeld de ondersteuning door de voedselbank.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering wat het gevolg is van het toekennen van de energietoeslag voor het vast te stellen inkomen van huishoudens over het jaar 2022. Is het mogelijk dat deze energietoeslag gevolgen heeft voor het verzamelinkomen van toeslagen en andere uitkeringen? Voorts vragen deze leden om nog nader toe te lichten waarom studenten geen aanspraak kunnen maken op de energietoeslag. Hoeveel studenten wonen zelfstandig of met een klein aantal huisgenoten? Is in beeld hoeveel studenten in de problemen dreigen te komen of op dit moment al zitten? Hebben gemeenten wel de mogelijkheid om in schrijnende situaties individuele bijzondere bijstand toe te kennen aan studenten?

3. Uitkeringslasten en uitvoeringskosten

4. Financiering en verantwoording uitvoering

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering nu een voorstel heeft gedaan voor het eenmalig verstrekken van een eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen. De gemeente moet dit gaan uitvoeren. Maar dan moeten de gemeenten wel in de gelegenheid worden gesteld de voorgestelde tegemoetkoming ook te kunnen uitkeren. Dat lijkt nu niet het geval te zijn. Klopt het dat niet alle gemeenten de noodzakelijke financiële middelen hebben ontvangen om de eenmalige energietoeslag te kunnen verstrekken? Klopt het dat hierdoor gemeenten minder uitkeren of strengere eisen stellen aan het ontvangen van de toeslag? Zo ja, hoe is dit mogelijk? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de noodzakelijke budgetten voor gemeenten beschikbaar zijn? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat gemeenten het beloofde bedrag van 800 euro uitkeren en niet onnodig strengere eisen stellen voor het ontvangen van de eenmalige energietoeslag.

De leden van de CDA-fractie bereiken signalen dat gemeenten zich gedwongen voelen om keuzes te maken aan wie ze de energietoeslag uitbetalen, omdat het er nog geen duidelijkheid bestaat over de hoeveelheid geld waarop gemeenten kunnen rekenen. Wat vindt de regering hiervan? Kan de regering snel duidelijkheid geven en daarbij garanderen dat het budget voldoende zal zijn om de gehele doelgroep te bedienen? Het kan toch niet zo zijn dat vanwege het uitblijven van een toezegging van financiële middelen en/of onduidelijkheid hierover, voor alle eventueel in aanmerking komende huishoudens, bepaalde groepen vooralsnog niet in aanmerking komen, terwijl dit wel de bedoeling is van dit wetsvoorstel? Is de regering bereid concreter aan gemeenten aan te geven op welke bedragen zij kunnen rekenen?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in te gaan op de oproep vanuit gemeenten dat zij te weinig geld ontvangen voor het verstrekken van de landelijke energiecompensatie. Hoeveel budget komen gemeenten nu te kort en gaat de regering er zorg voor dragen dat gemeenten alle kosten, inclusief uitvoeringskosten, vergoed krijgen?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de financiering van de regeling met oog op het beschikbaar gestelde budget. Er wordt uitgegaan van een budget van 679 miljoen euro met een richtbedrag van 800 euro per huishouden. Hoe wordt omgegaan met overschrijdingen van gemeenten? Moeten zij dit uit eigen zak bekostigen of legt de regering het bedrag dat de gemeente te kort komt bij? En hoe werkt dit voor die gemeenten die budget te kort komen omdat zij er bijvoorbeeld voor kiezen de bovengrens van 120 procent van het sociaal minimum te verhogen naar 130 procent?

5. Verhouding tot hoger recht

Het lid Omtzigt betwijfelt ernstig of de energietoeslag niet onder Verordening (EG) nr. 883/20044 zal vallen. Dit lid merkt op dat ook omliggende landen maatregelen nemen voor mensen met een laag inkomen en dat het dan op zich logisch is dat mensen met een laag inkomen die bijvoorbeeld grensarbeider zijn, beschermd worden. Kan de regering daar uitsluitsel over geven? En kan de regering aangeven hoe de uitkering behandeld zal worden in bilaterale sociale zekerheidsverdragen en daar het verdrag met Marokko als voorbeeld nemen? Heeft iemand onder dat verdrag in Marokko recht op deze uitkering?

6. Administratieve lasten

De leden van de D66-fractie lezen dat gemeenten voor een deel van de doelgroep de energietoelage niet ambtshalve kunnen verstrekken. Dat betekent dat gemeenten administratieve handelingen zullen moeten uitvoeren, zoals het toetsen van het inkomen van een huishouden dat een aanvraag doet. Gemeenten schatten in dat ongeveer de helft van de doelgroep op dergelijke wijze een aanvraag zal moeten doen. Daarnaast zullen er ook mensen zijn die wel een aanvraag doen die geen recht hebben op de energietoelage omdat zij niet tot de doelgroep behoren. In sommige gevallen zal een gemeente hier toch een uitzondering willen maken. Al met al vallen er uitvoeringskosten voor gemeenten te verwachten. Klopt het dat deze niet zijn voorzien in het voorliggende wetsvoorstel, vragen deze leden. Welke signalen heeft de regering hierover van gemeenten ontvangen, vragen zij ook. Kunnen gemeenten zich tot het Rijk richten mochten de uitvoeringslasten tot financiële problemen leiden, vragen deze leden voorts.

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie tegen welke overige uitvoeringsproblemen gemeenten aan kunnen lopen wanneer zij een bredere doelgroep zouden willen bereiken dan enkel de doelgroep voor het lokale minimabeleid. Is hierover het gesprek gevoerd met de VNG, zo vragen zij.

De leden van de D66-fractie vragen ook aandacht voor het moment van uitkeren. Gemeenten mogen zelf bepalen wanneer zij de eenmalige energietoelage uitkeren. Het strekt volgens deze leden tot aanbeveling om de uitkering te laten plaatsvinden vlak voor het moment dat de energierekening geïnd wordt. Op die manier kan worden verzekerd dat de energietoelage ook daadwerkelijk kan worden ingezet voor het betalen van de hogere energierekening. Zou dit opgenomen kunnen worden in de handreiking aan de gemeenten, zo vragen deze leden.

7. Uitvoering

De leden van de SP-fractie willen benadrukken dat het wetsvoorstel pas in maart 2022 naar de Kamer is toegezonden, waardoor veel huishoudens hun energiekosten gelukkig al zullen zien dalen. Deze leden vragen zich af of de gemeenten ook de mogelijkheid zullen krijgen om huishoudens met terugwerkende kracht te compenseren voor de energieprijzen van de afgelopen winter. Op welke andere manieren wil de regering ervoor zorgen dat het geld dat bedoeld is als compensatie voor de inflatie van deze winter ook hiervoor wordt gebruikt?

De leden van de SGP-fractie lezen dat gemeenten zelf mogen bepalen wanneer in 2022 de uitbetaling van de energietoeslagen plaatsvindt. Is de regering het met deze leden eens dat zo spoedig mogelijke uitbetaling, na de parlementaire behandeling, wenselijk is gezien de soms zorgelijke inkomenssituatie van deze huishoudens? Hoe wil de regering hieraan tegemoetkomen in de uitvoering? Deze leden lezen namelijk in de memorie van toelichting dat de gekozen oplossingsroute de enige, snel uitvoerbare oplossing is gebleken. Welke termijn lijkt de regering realistisch, zodat ook de doelgroep weet waar zij aan toe zijn?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering te reageren op het voorstel van de Afdeling Advisering van de Raad van State om een speciaal aanvraag- en beschikkingenproces in te richten waar beoordeling van het inkomen kan plaatsvinden. Uiteraard is dit aan gemeenten, maar de regering zou dit wel onder de aandacht van gemeenten kunnen brengen. Is de regering bereid een voorlichtingscampagne op te zetten om huishoudens actief bekend te maken met de regeling, zoals de Afdeling Advisering van de Raad van State suggereert?

De leden van de SGP-fractie hebben twijfels bij de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel en voorzien grote problemen. Kan de regering ingaan op de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel? Hoe is een goede uitvoering geborgd? Op welke wijze worden gemeenten ondersteund bij de uitvoering van de wet? Welke uitvoeringstoetsen liggen ten grondslag aan dit wetsvoorstel en kunnen deze met de Kamer gedeeld worden?

Het lid Omtzigt heeft de uitvoeringstoets gemist bij het wetsvoorstel. Kan de regering die alsnog aan de Kamer doen toekomen en aangeven waarom er geen uitvoeringstoets gedaan is? En kan in die uitvoeringtoets ook aandacht geschonken worden aan juridische kwetsbaarheden, zo vraag het lid Omtzigt

8. Doeltreffendheid en doelmatigheid

De leden van de CDA-fractie merken nog op dat door de oorlog in de Oekraïne de energieprijzen hoogstwaarschijnlijk nog forser zullen stijgen dan nu al het geval is en dat dit ook geldt voor de inflatie en daarmee voor de kosten van levensonderhoud. Hoe ziet de regering deze ontwikkeling in relatie tot dit wetsvoorstel? Is de regering bereid om op korte termijn met een plan van aanpak te komen voor huishoudens met een laag inkomen voor de komende winter?

De leden van de SP-fractie vragen zich af of de regering ook nadenkt over langetermijnoplossingen voor de inflatie. Deze leden benadrukken dat ook de Afdeling Advisering van de Raad van State aangeeft dat de stijgende energieprijzen geen tijdelijke, eenmalige problematiek zijn. Deelt de regering deze opvatting van de Afdeling Advisering van de Raad van State? Hoe wil de regering ervoor zorgen dat er aankomende winter niet opnieuw eenmalige compensatiemaatregelen nodig zijn om toekomstige aanhoudende hoge inflatie te compenseren? Aan welke maatregelen werkt de regering om huishoudens met een laag inkomen opnieuw te compenseren, mochten de energierekeningen komende winter opnieuw hoog uitvallen?

9. Overwogen alternatieven

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat een geüniformeerde vorm van eenmalige energietoeslag met een wettelijk voorgeschreven doelgroep, zoals door de Afdeling Advisering van de Raad van State wordt geadviseerd, een «te grote opgave is voor gemeenten». Tegelijkertijd lezen deze leden dat de VNG een afbakening van de doelgroep juist cruciaal vindt, omdat het een landelijke regeling betreft en omdat er zonder afbakening vertraging dreigt: 344 gemeenten moeten dan het wiel uitvinden.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij deze opvatting van de VNG moeten rijmen met de stelling van de regering dat een geüniformeerde regeling met een afgebakende doelgroep «een te grote opgave» is voor gemeenten?

De leden van de CDA-fractie merken daarbij op dat de regering aanvaardt dat er verschillen tussen gemeenten zullen ontstaan. De leden van de CDA-fractie vragen of de beoogde uniforme aanpak op deze punten (paragraaf 2.5 van de memorie van toelichting) waar gemeenten dus onderling kunnen verschillen, vorm krijgt in de op te stellen richtlijn van VNG en Divosa. Is deze richtlijn reeds opgesteld? Geeft deze een concrete handreiking en richting op al van de hiervoor genoemde vijf punten?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om verder toe te lichten waarom niet is gekozen voor een geüniformeerde vorm van de energietoeslag? Waarom sluit dit niet aan bij het gemeentelijk minimabeleid? Waarom is dit een te grote opgave voor gemeenten gebleken? Hoe verhoudt dit zich tot de eerdere steunpakketten in het kader van de coronapandemie, waarbij dergelijke geüniformeerde regelingen wel mogelijk waren?

10. Misbruik, toezicht en handhaving

Het lid Omtzigt merkt op dat de inlichtingenplicht van kracht is in de bijzondere bijstand. Dat betekent dat de ontvanger van bijzondere bijstand de gemeente overal van op de hoogte moet stellen, inclusief giften et cetera.

Kan de regering aangeven hoe ver de inlichtingenplicht reikt bij deze eenmalige toeslag: gaat die over een tijdvak, over een heel jaar? En is die net zo streng als voor mensen die een bijstandsuitkering ontvangen? Welke controles en huisbezoeken mag de gemeente doen?

11. Ontvangen commentaren

De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de ruime beleidsvrijheid die aan gemeenten wordt gegeven. Deze leden vrezen dat hierdoor gemeenten allemaal het wiel zelf gaan uitvinden en dat het voor mensen voor wie deze compensatie bedoeld is nog langer moeten wachten op deze compensatie. Deze leden vragen de regering waarom voor deze ruime beleidsvrijheid voor gemeenten is gekozen. Kan de regering daarbij ook ingaan op het pleidooi van de VNG om met juist landelijke richtlijnen te komen? Vreest de regering, net zoals deze leden, ook dat indien er wordt vastgehouden aan de ruime beleidsvrijheid voor gemeenten mensen langer zullen moeten wachten op uitkering van de compensatie? Is de regering daarom bereid om landelijke richtlijnen op te stellen, waarbij gemeenten alleen in positieve zin zouden mogen afwijken? Om ervoor te zorgen dat iedereen die deze compensatie hard nodig heeft ook daadwerkelijk gaat aanvragen, vragen deze leden of de regering bereid is een actieve campagne te voeren om mensen te bereiken die deze compensatie hard nodig hebben?

12. Inwerkingtreding

De leden van de SGP-fractie zijn verbaasd te lezen dat gemeenten wordt verzocht om vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel al tot uitbetaling van de eenmalige energietoeslag over te gaan. Deze leden hebben begrip voor het feit dat er nu haast gemaakt wordt met de tegemoetkoming van huishoudens in financiële problemen als gevolg van de gestegen energierekening. Echter, zij vinden het onwenselijk dat op deze manier vooruit wordt gelopen op de behandeling en stemming over het wetsvoorstel. Dit raakt immers het budgetrecht van de Kamer. Is om die reden ook overwogen dit wetsvoorstel als spoedwetgeving te behandelen? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? En acht de regering het raadzaam het in het vervolg wel te doen om zo recht te doen aan het budgetrecht van de Kamer?

De voorzitter van de commissie, Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek