Gepubliceerd: 8 november 2021
Indiener(s): Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid recht staatsrecht terrorisme
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35958-2.html
ID: 35958-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de verwerking van gegevens, waaronder persoonsgegevens, ten behoeve van de coördinatie en analyse in het kader van het verhogen van de weerbaarheid ten aanzien van terrorismebestrijding en bescherming van de nationale veiligheid, door het versterken van de weerbaarheid van de samenleving en daarbij de nodige waarborgen op te nemen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Definities

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister:

Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

Visumcode:

verordening 810/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (PbEU 2009, L 243).

Artikel 2. Reikwijdte en doelstellingen

  • 1. Deze wet is van toepassing op de verwerking van gegevens, waaronder persoonsgegevens, door Onze Minister in het kader van het verhogen van de weerbaarheid ten aanzien van terrorismebestrijding en de bescherming van de nationale veiligheid, door het versterken van de weerbaarheid van de samenleving, het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting en het beschermen van vitale belangen van de samenleving.

  • 2. Deze wet is niet van toepassing op de gegevensverwerking die Onze Minister verricht op grond van andere wetten.

Artikel 3. Taken

  • 1. Onze Minister heeft in verband met de in artikel 2, eerste lid, genoemde doelen tot taak:

    • a. het onverminderd de taken en bevoegdheden van betrokken overheidsorganisaties op grond van de op hen toepasselijke wet- en regelgeving zorgdragen voor de coördinatie van de samenhang en effectiviteit van het beleid en de door de betrokken overheidsorganisaties te nemen maatregelen, door:

      • het bevorderen van de samenwerking tussen betrokken overheidsorganisaties;

      • het bevorderen van de informatiedeling tussen betrokken overheidsorganisaties indien dit noodzakelijk is naar aanleiding van een concrete gebeurtenis en deze organisaties mogelijk een taak of een bevoegdheid hebben ten aanzien van deze gebeurtenis;

      • het evalueren van het beleid, met name naar aanleiding van de concrete toepassing van het beleid en genomen maatregelen in de praktijk en, indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, het op basis daarvan in samenwerking met betrokken overheidsorganisaties ontwikkelen van voorstellen voor verbetering.

    • b. Het signaleren, analyseren en duiden van trends en fenomenen.

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde taak omvat niet het doen van onderzoek gericht op personen of organisaties.

Artikel 4. Gegevensverwerking

  • 1. Onze Minister kan ten behoeve van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde taken gegevens, waaronder persoonsgegevens, verwerken, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de in artikel 3, eerste lid, bedoelde taken, onder de in dit artikel opgenomen voorwaarden.

  • 2. Onze Minister verwerkt persoonsgegevens gepseudonimiseerd, tenzij dit vanwege de doeleinden van de verwerking niet mogelijk is.

  • 3. Onze Minister kan voor zover dit noodzakelijk is in verband met de in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bedoelde taken gegevens, waaronder persoonsgegevens, verwerken:

    • a. afkomstig uit publiek toegankelijke bronnen;

    • b. ontvangen op grond van artikel 6; en

    • c. ontvangen van andere dan de in onderdeel b bedoelde overheidsorganisaties indien de betreffende wetgeving in de verstrekking voorziet met inachtneming van die wetgeving.

  • 4. Bij het gebruik van de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde bronnen wordt indien dit online bronnen zijn geen gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen, die op basis van profilering persoonsgegevens verzamelen, analyseren en combineren.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot te nemen technische, personele en organisatorische maatregelen, waaronder regels over functiescheiding, autorisatie voor het gebruik van bepaalde systemen, opslag en beveiliging.

  • 6. Persoonsgegevens worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de taken als bedoeld in artikel 3, in ieder geval uiterlijk 5 jaar na de laatste verwerking.

  • 7. In afwijking van het zesde lid worden persoonsgegevens verwerkt op grond van het derde lid, onderdeel a, in ieder geval uiterlijk 5 jaar na de eerste verwerking vernietigd. Na toestemming van Onze Minister kan deze termijn met vijf jaar worden verlengd indien dit vanwege de doeleinden van de verwerking noodzakelijk is.

Artikel 5. Gegevensbeschermingsaudit

  • 1. De verwerkingsverantwoordelijke draagt zorg voor het periodiek doen verrichten van gegevensbeschermingsaudits ten aanzien van het gebruik van de in artikel 4, derde lid, onderdeel a, bedoelde bronnen, voor zover dit online bronnen zijn.

  • 2. Indien uit de controleresultaten blijkt dat niet wordt voldaan aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, laat de verwerkingsverantwoordelijke binnen een jaar een hercontrole uitvoeren op die onderdelen die niet voldeden aan de gestelde voorwaarden.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de inhoud en wijze van uitvoering van de controles bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Gegevensverstrekking door overheidsorganisaties

Voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde taken, kunnen de verwerkingsverantwoordelijken voor de gegevens die worden verwerkt in verband met de onderstaande taken en bevoegdheden, deze gegevens, waaronder persoonsgegevens, verstrekken aan Onze Minister:

  • a. de taken en bevoegdheden van Onze Minister van Buitenlandse Zaken:

    • op grond van artikel 2, punten 2 tot en met 5 van de Visumcode en artikel 2, tweede lid, van de Rijksvisumwet, indien er sprake is van een mogelijk risico voor de openbare orde en binnenlandse veiligheid als bedoeld in de Visumcode;

    • ten aanzien van het verrichten van consulaire bijstand;

    • op grond van de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde regels;

  • b. de taken en bevoegdheden van de burgemeester op het terrein van de handhaving van de openbare orde op grond van de Gemeentewet;

  • c. de taken en bevoegdheden die de raad voor de kinderbescherming uitoefent namens Onze Minister op grond van artikel 238 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d, de taken en bevoegdheden bij of krachtens de wet toegekend aan reclasseringsinstellingen;

  • e. de taken en bevoegdheden van Onze Minister op grond van:

    • artikel 37ab van de Luchtvaartwet;

    • artikel 23 en 23b van de Paspoortwet;

    • artikel 14 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

    • de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding;

    • de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen;

  • f. andere taken en bevoegdheden indien de betreffende wetgeving in de verstrekking voorziet met inachtneming van die wetgeving.

Artikel 7. Gegevensverstrekking door Onze Minister

  • 1. Onze Minister kan ten behoeve van de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde taak, gegevens, waaronder persoonsgegevens, verstrekken aan de in artikel 6, aanhef, bedoelde verwerkingsverantwoordelijken. De verstrekking vindt gepseudonimiseerd plaats, tenzij dit vanwege de doeleinden van de verstrekking niet mogelijk is.

  • 2. Persoonsgegevens in een op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, opgestelde analyse of duiding worden bij openbaarmaking geanonimiseerd, tenzij dit vanwege de doeleinden van de verwerking niet mogelijk is.

  • 3. Onze Minister kan een op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, opgestelde analyse of duiding verstrekken aan:

    • a. de burgemeester in verband met zijn taken op het terrein van de handhaving van de openbare orde op grond van de Gemeentewet;

    • b. de politie in verband met zijn taken op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012;

    • c. de Koninklijke Marechaussee in verband met zijn taken op grond van artikel 4 van de Politiewet 2012;

    • d. het Openbaar Ministerie in verband met zijn taken op grond van artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

    • e. de AIVD en de MIVD in verband met hun taken op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

    • f. reclasseringsinstellingen in verband met de taken die zij bij of krachtens de wet uitvoeren;

    • g. Onze Minister die het aangaat, indien de verstrekking noodzakelijk is in verband met de bij of krachtens de wet aan Onze Minister opgedragen taken.

  • 4. Indien een op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, opgestelde analyse of duiding persoonsgegevens bevat, worden deze gepseudonimiseerd, tenzij dit vanwege de doeleinden van de verwerking niet mogelijk is.

Artikel 8. Bijzondere persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard

  • 1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming, is het verbod om gegevens waaruit ras of etnische afkomst, politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken en verwerking van gegevens over gezondheid niet van toepassing, indien de verwerking geschiedt door Onze Minister, voor zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taken op grond van deze wet.

  • 2. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kan Onze Minister persoonsgegevens van strafrechtelijke aard verwerken, indien de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taken op grond van deze wet.

Artikel 9. Rechten van betrokkenen

  • 1. Onze Minister kan de verplichtingen en rechten als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming, beperken indien dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de in artikel 23, eerste lid, onderdelen a, c, d of i van die verordening genoemde belangen.

  • 2. Indien Onze Minister gebruikt maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid, deelt hij dit voorzien van een dragende onderbouwing schriftelijk mee aan de betrokkene wiens rechten worden beperkt.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt geen mededeling gedaan aan de betrokkene indien dit afbreuk doet aan het doel van de beperking.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 11. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie en Veiligheid,