Kamerstuk 35927-114

Toelichting op de (on)mogelijkheden tot afschaffing danwel verlaging van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning (jubelton) per 2023

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022)

Gepubliceerd: 1 maart 2022
Indiener(s): Marnix van Rij (staatssecretaris financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35927-114.html
ID: 35927-114

Nr. 114 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2022

1. Aanleiding

In mijn brief van 17 februari heb ik u geïnformeerd dat de vragen van het lid Maatoug over het eerder afschaffen van de jubelton (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1735) met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn konden worden beantwoord. In het debat over box 3 op 2 februari jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 45, item 13) heb ik toegezegd om vóór 1 maart met een schriftelijke toelichting terug te komen op de (on)mogelijkheden tot afschaffing danwel verlaging van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning (jubelton) per 2023. In dat debat speelde ook het budgettaire element. Daarop is de motie van het lid Alkaya c.s. aangehouden.1

Met deze brief geef ik, mede namens de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, invulling aan mijn toezegging. De antwoorden op de vragen van het lid Maatoug zijn bijgevoegd (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1928).

Voor een beter begrip licht ik eerst de werking van de huidige schenkingsvrijstelling voor de eigen woning kort toe.

2. De schenkingsvrijstelling eigen woning

Iedere verkrijger tussen 18 en 40 jaar kan volgens de huidige regelgeving eenmaal in zijn leven per schenker een beroep doen op een verhoogde vrijstelling schenkbelasting van maximaal € 106.671 (bedrag 2022) bij een schenking ten behoeve van een eigen woning van de verkrijger. Deze verhoogde vrijstelling EW is een verhoging van de jaarlijkse vrijstelling en geldt voor één kalenderjaar. De schenkingsvrijstelling EW is zowel van toepassing voor giften van ouders aan kinderen als voor giften tussen derden. Bijzonder aan de vrijstelling EW is de mogelijkheid tot spreiding: als de waarde van de schenking door een schenker in het eerste jaar lager is dan het maximumbedrag van de vrijstelling EW, vallen schenkingen voor de eigen woning door diezelfde schenker aan dezelfde verkrijger in de twee direct daaropvolgende kalenderjaren ook onder die vrijstelling.

3. Afschaffing vrijstelling EW per 2024

Een formele afschaffing van de vrijstelling EW vergt een structuuraanpassing in de systemen van de Belastingdienst. Om deze aanpassing te kunnen realiseren, is het noodzakelijk dat de exacte wettelijke vormgeving van de afschaffing van de vrijstelling EW tijdig vaststaat. Voor belastingjaar 2023 gaat de Belastingdienst uit van de wetgeving zoals die op 1 maart 2022 in het Staatsblad staat. Daarmee is ook geborgd dat de Belastingdienst tijdig de specificaties kan aanleveren bij externe partijen die software voor de schenkbelasting aanbieden. De wetgeving inzake de afschaffing van de vrijstelling EW zal deel uitmaken van het Belastingplan 2023. Gelet hierop kan afschaffing van de vrijstelling per 1 januari 2024 plaatsvinden. De Belastingdienst houdt reeds rekening met de noodzakelijke werkzaamheden in 2023.

Afschaffing van de vrijstelling EW levert in 2024 € 8 miljoen op en loopt vervolgens jaarlijks met € 8 miljoen op. Deze opbrengsten zijn afkomstig uit toekomstige schenkingen en nalatenschappen waardoor het structurele niveau van de opbrengst van € 160 miljoen na 20 jaar wordt bereikt.

Bij afschaffing rijst de vraag of de spreidingsmogelijkheid voor het doen van schenkingen over een periode van 3 jaar per 1 januari 2024 daarmee helemaal vervalt. Dit hangt af van de wijze waarop de afschaffing wordt vormgegeven al dan niet in combinatie met overgangsrecht. Het Kabinet heeft hierover nog geen besluit genomen.

Indien de spreidingsmogelijkheid per 1 januari 2024 direct zou vervallen, leidt dat voor de verkrijger die in 2022 voor het eerst een beroep op de vrijstelling EW heeft gedaan, tot een materiële terugwerkende kracht; hij kan de schenking niet meer spreiden naar het jaar 2024. Het is ook mogelijk de spreidingsmogelijkheid voor schenkingen die zijn gedaan vóór 1 januari te eerbiedigen tot 1 januari 2025 of 1 januari 2026. Het budgettaire effect van het al dan niet volledig vervallen per 2024 van de spreidingsmogelijkheid is verwaarloosbaar.

Bij afschaffing van de vrijstelling EW blijven andere schenkingsvrijstellingen (niet zijnde voor de EW) bestaan. Dit zijn ten eerste de jaarlijkse vrijstellingen van circa € 5.700 voor een kind en van circa € 2.300 voor een derde. Ten tweede zijn er de eenmalige verhoogde vrijstellingen voor een schenking van ouders aan kinderen van € 27.231, waaraan geen bestedingseis is verbonden, of van € 56.724 voor kosten van een opleiding. De verhoogde vrijstellingen zijn niet cumulatief en treden in de plaats van de jaarlijkse vrijstellingen.

4. Eventuele verlaging vrijstelling EW per 2023

Automatiseringstechnisch kan de vrijstelling EW per 1 januari 2023 worden verlaagd. Voor schenkingen tussen ouders en kinderen en voor schenkingen tussen derden moet automatiseringstechnisch daarbij wel hetzelfde maximumbedrag gelden, net als nu het geval is.

Uitvoeringstechnisch is een verlaging van de vrijstelling EW tot € 1 voor 2023 mogelijk, maar dit is niet logisch. Dit zou namelijk betekenen dat de vrijstelling EW – dan dus € 1 voor 2023 – lager zou zijn dan de jaarlijkse vrijstelling van circa € 5.700 voor een kind en van circa € 2.300 voor een derde. Ook zou de vrijstelling EW (met bestedingseis) lager zijn dan de eenmalige verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen van € 27.231, die geen bestedingsvoorwaarden kent.

Vanuit dit oogpunt is te verwachten dat verlaging van de schenkingsvrijstelling eigen woning tot € 1 tot vragen en verwarring gaat leiden: het doel schenking voor de eigen woning wordt herkend in de aangifte waarna bij aanvinken alles boven € 1 wordt belast. Elders in het aangifteformulier kan in de ouder-kindrelatie zonder bestedingsvoorwaarde aanspraak worden gemaakt op een bedrag van € 27.231. Dit komt de begrijpelijkheid voor de burger niet ten goede. Bijkomend risico is druk op de uitvoering als gevolg van vragen over de uitwerking van de regeling voor 2023 en noodzakelijk herstel waar verkeerde keuzes gemaakt blijken te zijn.

Gelet op het voorgaande lijkt het, indien een verlaging van de vrijstelling vóór 1 januari 2024 zou worden overwogen, het meest logisch om voor de ondergrens voor een eventuele verlaging van de vrijstelling EW minimaal het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen (€ 27.231) als uitgangspunt te nemen. Dit komt voor schenkingen in ouder-kindrelaties de facto neer op een afschaffing.

5. Conclusie

Het Coalitieakkoord d.d. 15 december 2021 (Kamerstuk 35 788, nr. 77) voorziet in afschaffing van de vrijstelling EW per 1 januari 2024. Afschaffing van de vrijstelling vergt een structuuraanpassing in de ICT dus kan pas per 1 januari 2024. Een verlaging van de vrijstelling EW per 1 januari 2023 naar een ander bedrag is wel mogelijk. Het meest logisch is om als minimale ondergrens voor een eventuele verlaging van de vrijstelling het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen (€ 27.231) te hanteren. Daarmee wordt in ouder-kindrelaties de vrijstelling EW de facto afgeschaft. Het kabinet beziet op dit moment hoe om te gaan met de vrijstelling EW per 1-1-2023 en zal uw Kamer hier direct na het krokusreces over informeren.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij