Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 februari 2022
In het plenaire debat op 2 februari jl. over de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 inzake box 3 (Handelingen II 2021/22, nr. 45, Uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 inzake box 3) heeft het Kamerlid Omtzigt verzocht om een tweetal ambtelijke stukken waarnaar in de nota van 24 december aan de voormalige Minister en Staatssecretaris Financiën wordt verwezen. In de bijlage1 ontvangt u de documenten waarnaar is verwezen.
Daarbij wil ik graag benoemen dat deze documenten zijn opgesteld naar aanleiding van het advies van de Advocaat-Generaal 1 november 2021, maar voorafgaand aan het advies van de Hoge Raad van 24 december 2021. De genoemde varianten zijn dan ook een eerste verkenning gebaseerd op het advies van de AG. Het arrest van de Hoge Raad wijkt echter af van het advies waardoor de varianten niet representatief zijn voor de huidige situatie. Ik zal uw Kamer zoals toegezegd nader informeren over de huidige situatie met een richtingennotitie in april.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij