Kamerstuk 35925-XIV-4

Reactie op verzoeken tot uitstel inzaaidatum vanggewas na maïs voor het groeiseizoen 2021

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022

Gepubliceerd: 30 september 2021
Indiener(s): Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-XIV-4.html
ID: 35925-XIV-4

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2021

De afgelopen tijd hebben mij meerdere verzoeken en signalen vanuit verschillende sectorpartijen bereikt in relatie tot de verplichte inzaaidatum van vanggewassen na maïs op zand- en lössgrond op uiterlijk 1 oktober. Ook uw Kamer heeft hier, in de vorm van een Commissieverzoek en Kamervragen van het lid Van der Plas (2021Z16019) aandacht voor gevraagd. Gezien het natte en koude voorjaar en de natte zomer is maïs op vele plekken in het land dit jaar minder ver afgerijpt dan gewenst. Sectororganisaties en individuele bedrijven hebben bij mij aangegeven dat het voor veel bedrijven niet mogelijk is deze voor 1 oktober te oogsten. Dit ook in relatie tot de capaciteit van loonwerkbedrijven, en de onwenselijkheid om hier onverantwoord lange dagen voor te maken.

De inzaaidatum van 1 oktober is vastgesteld ten behoeve van het voorkomen van uitspoeling van stikstof naar grondwater. Hoe later een vanggewas wordt ingezaaid, hoe minder het ingezaaide gewas nog tot groei kan komen en daarmee nog stikstof mee kan opnemen. Een vrijstelling van deze inzaaidatum op basis van de Wet Bodembescherming vereist dat de Technische Commissie Bodem (TCB) wordt gehoord. Ik heb deze commissie dan ook om advies gevraagd. Aangezien in deze context ook de voederwaarde van de eventueel nog niet afgerijpte maïs van belang is, en mogelijke effecten hiervan op andere beleidsdossiers zoals stikstof en klimaat, heb ik ook de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) om advies gevraagd. Beide adviezen heb ik inmiddels ontvangen1.

De TCB adviseert géén uitstel te verlenen voor de inzaai van vanggewassen na maïs op zand- en lössgronden in 2021. Op natte zandgronden bedraagt de extra uitspoeling die tien dagen uitstel geeft na 1 oktober circa 2,7 mg nitraat per liter.

Op droge zandgronden is het negatieve effect nog groter. Tien dagen uitstel leidt daar in het bovenste grondwater tot een stijging van naar schatting circa 5,8 mg nitraat per liter.

Ten aanzien van de voederwaarde van nog niet afgerijpte maïs geeft de CDM aan dat er afwenteling kan plaatsvinden op methaanemissie als geen uitstel voor inzaai wordt verleend. Ook geeft zij aan dat er mogelijk risico’s ontstaan voor de diergezondheid, maar dat deze goed te ondervangen zijn met het voeren van structuurrijk voer zoals stro en graskuil, en het gebruik van pensbuffers. Daarnaast geeft zij aan dat, uit een analyse van monsters uit de snijmaïskuilen, de indruk ontstaat dat één of twee weken eerder oogsten van de snijmaïs niet altijd onvoordelig hoeft te zijn voor de voederwaarde hiervan, en dus voor de melkproductie en opbrengsten van de veehouder. Eén of twee weken eerder oogsten zou sterk bijdragen aan de vervroeging van de oogst en de tijdige inzaai van een nagewas om de nitraatuitspoeling te beperken. Het is dus naar de toekomst toe van belang deze vervroeging te laten plaatsvinden.

Milieukundig gezien is er, afgezien van de extra methaanemissie, geen zwaarwegende reden tot uitstel van de datum. Echter, zoals ik reeds aangaf, zal het in de praktijk zeer lastig zijn voor ondernemers om tijdig hun maïs te oogsten als gevolg van de beschikbare capaciteit bij loonwerkbedrijven. Een ander relevant aspect is dat het niet tijdig kunnen voldoen aan de datum van 1 oktober ook in de handhaving grote gevolgen kan inhouden voor individuele ondernemers. Ten eerste valt deze overtreding onder het strafrecht. Ook is bij overtreding sprake van een doormelding met randvoorwaardekorting in het kader van het subsidies van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. Tot slot voldoen ondernemers dan niet aan de derogatievoorwaarden, waardoor zij de derogatie verliezen en ook het opvolgende jaar uitgesloten worden van deelname aan derogatie.

Afgaande op de signalen die ik uit de sector heb ontvangen, merk ik dat velen dit niet hebben beseft. Om te voorkomen dat een groot deel van de sector met onvoorziene, onevenredig zware consequenties te maken krijgt, heb ik op basis van deze overwegingen besloten de uiterste inzaaidatum voor dit jaar te verschuiven naar 31 oktober aanstaande onder de voorwaarde dat het vanggewas binnen 3 etmalen na de maïsoogst wordt ingezaaid. Ik wil ondernemers, gelet op de constateringen van de TCB en CDM over het nut van extra afrijpen, met nadruk oproepen niet tot deze datum te wachten, maar zo snel als kan hun maïs te oogsten. De ondernemer mag daarbij ook een mengsel van verschillende gewassen als vanggewas telen. Het mengsel bestaat dan wel voor minimaal twee derde uit een of meer vanggewassen welke zijn toegestaan op basis van de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen. Ook wil ik deze ondernemers wijzen op de gebruikelijke mogelijkheid om op 31 oktober spelt, triticale, winterrogge, wintergerst of wintertarwe in te zaaien welke in het volgende jaar als hoofdteelt blijft staan.

De waterkwaliteit in Nederland blijft desalniettemin vragen om maatregelen. Ik heb eerder aangekondigd dat het verkrijgen van een derogatie in het komende jaar hierdoor ook zeker geen gegeven is. Het uitstellen van deze datum zal daar ook niet aan bijdragen. Om deze reden acht ik het noodzakelijk dat er in het komende jaar een extra stap genomen wordt om de waterkwaliteit te verbeteren, ter compensatie voor dit jaar. Ik zal dan ook de korting op de stikstofgebruiksnorm voor maïs, die wordt toegepast na het scheuren van grasland op zand- en lössgronden, verder verhogen.

Met deze maatregel wordt geborgd dat er geen overmatige bemesting plaatsvindt op deze percelen. Immers, na het scheuren van grasland komt een grote hoeveelheid stikstof vrij uit de verterende graszode, waardoor met veel minder stikstofbemesting kan worden gewerkt zonder tot opbrengstenderving te leiden. Daarnaast bevindt deze maatregel zich op het niveau van een ministeriële regeling (de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet), en is daarmee tijdig toe te passen voor het volgende seizoen. Ik zal uw Kamer binnenkort nader informeren over de hoogte van deze korting en de verdere details.

Naar de toekomst toe wil ik, middels dit schrijven, ondernemers attenderen op de stevige juridische consequenties die het niet tijdig hebben ingezaaid van het vanggewas kan hebben. Ook wanneer de snijmaïs niet voldoende is afgerijpt naar de inschatting van de boer. Met het oog op de inzaai van maïsrassen volgend voorjaar zal ik de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) vragen hier specifiek aandacht aan te besteden. Keuze van maïsrassen en het benutten van vanggewassen in de bedrijfsvoering krijgt daarnaast ook aandacht in de Versterkte kennisverspreiding «Goede landbouwpraktijk bemesting» en «Duurzaam bodem beheer»2 zoals die onder het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer wordt uitgevoerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten