Kamerstuk 35925-XIV-19

Overhevelen van middelen voor de Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19, de nadeelcompensatie pelsdierhouderijen, het Warmtesysteem Westland en verhogen uitgaven voor de regeling Ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022

Gepubliceerd: 26 november 2021
Indiener(s): Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-XIV-19.html
ID: 35925-XIV-19

Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2021

Hierbij bied ik u een nota van wijziging (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 20) aan op de Ontwerpbegroting 2022 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) (Kamerstuk 35 925 XIV).

In deze nota van wijziging worden mutaties voorgesteld die betrekking hebben op het overhevelen van middelen voor de Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19, de nadeelcompensatie pelsdierhouderijen en het Warmtesysteem Westland. Daarnaast worden de uitgaven voor de regeling Ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw verhoogd.

In de Kamerbrief van 1 november jl. (Kamerstuk 31 865, nr. 198) is uw Kamer geïnformeerd over de nieuwe werkwijze met betrekking tot onderbouwing van beleidsvoorstellen vanaf november 2021. Daarin is aangegeven dat vanuit artikel CW3.1 voor beleidsvoorstellen met significante financiële gevolgen (€ 20 mln. of meer in enig jaar) een apart kader in Kamerbrieven moet worden opgenomen voor de toelichting op instrumenten, doelen, financiële gevolgen en de verwachte doeltreffendheid en doelmatigheid.

In deze nota van wijziging zijn er twee beleidsvoorstellen waarbij het budget met € 20 mln. of meer wordt verhoogd. Om invulling te geven aan deze nieuwe werkwijze volgt in deze brief voor beide maatregelen het verplichte kader vanuit CW3.1.

Beleidskeuzes uitgelegd Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen

COVID-19

Beleidskeuzes uitgelegd

Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1)

1. Doel(en)

Het doel van deze regeling is om het dierenwelzijn en de maatschappelijke waarde van dierentuinen te waarborgen. Financiële problemen of faillissementen leveren een ernstige bedreiging voor het dierenwelzijn op. Door een subsidie te verlenen voor kosten voor dierverzorging en noodzakelijk onderhoud in combinatie met een transitieplan gericht op bestendigheid in de toekomst wordt dit doel bereikt.

2. Beleidsinstrument(en)

Het gekozen instrument is dat van een subsidieregeling.

3. A. Financiële gevolgen voor het Rijk

Voor deze openstelling van de subsidie is maximaal € 53,025 miljoen beschikbaar.

B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren

n.v.t.

4. Nagestreefde doeltreffendheid

De doeltreffendheid van deze regeling is uitgewerkt middels het Theory of Change (TOC) model. Het TOC model drukt uit hoe een beleidsinterventie leidt tot een gewenst economisch en/of maatschappelijk effect. De beleidsinterventie (noodsteun) leidt tot het bereiken van het doel (waarborgen dierenwelzijn). Als dierenleed middels deze interventie is voorkomen wordt er gesproken van doeltreffendheid. Het doel wordt bereikt wanneer de noodsteun ertoe leidt dat de volgende taken ten behoeve van het welzijn van dieren gewaarborgd blijven: dierverzorging, dieren blijven worden gevoed (inclusief supplementen en veterinaire behandelingen), onderhoud verblijven, verwerving- en transportkosten kunnen worden betaald, mest en materiaal zijn afgevoerd en water- en energiekosten kunnen worden betaald. Aansluitend wordt aan de dierentuinen de eis gesteld om een transitieplan op te stellen zodat ook op de lange termijn het dierenwelzijn wordt gewaarborgd. Daarmee kijkt deze regeling zowel naar de korte termijn (voorkomen van dierenwelzijnsproblematiek) als de langere termijn (op educatie en conservatie gerichte dierentuinen met een crisisbesteding toekomstplan).

5. Nagestreefde doelmatigheid

Dierenleed kan worden afgewend d.m.v. een financiële steunregeling omdat daarmee dierentuinen in geldproblemen of faillissement grotendeels kan worden voorkomen.

De eerste twee steun- en herstelpakketten boden onvoldoende steun, omdat er geen rekening werd gehouden met de hoge vaste lasten voor dierverzorging (miljoenen per maand) waar dierentuinen mee te maken hebben. Daarom is er in het derde noodpakket speciaal voor dierentuinen extra geld beschikbaar gesteld voor de periode maart t/m september 2020. Door een nieuw maatregelenpakket van november 2020 t/m juni 2021 is opnieuw een steunpakket beschikbaar gesteld.

Om dierentuinen toekomstbestendiger te maken en te voorkomen dat ze bij een aanhoudende (corona)crisis alsnog over een tijd faillissement moeten aanvragen, wordt bij deelname aan de regeling gevraagd een transitieplan op te stellen. In dit plan moet duidelijk worden hoe ze beter bestand worden tegen een aanhoudende of nieuwe crisis. Dierentuinen die reeds een transitieplan hebben opgesteld met de deelname aan de eerste steunperiode hebben nog onvoldoende tijd gehad voor het (volledig) uitvoeren van het transitieplan. Daarom is het beschikbaar maken van financiële middelen als overheid de enige toereikende optie.

6. Evaluatieparagraaf

De evaluatie van de eerste periode van deze regeling wordt momenteel uitgevoerd. De conclusies van tussentijdse evaluaties en monitoring zijn meegenomen in de wijzigingen die met de tweede periode van deze regeling worden doorgevoerd. De status quo is dat in Nederland het dierenwelzijn in dierentuinen gewaarborgd is. Het doel van deze noodmaatregel is dat het dierenwelzijn niet onder druk komt te staan. Er zijn gedurende de uitvoering van de eerste periode van deze regeling metingen gedaan om bij te houden of het dierenwelzijn behouden is en dat is het geval. Ook met deze tweede periode zullen deze metingen gedurende de uitvoering worden gedaan. Dierentuinen zullen middels een vragenlijst worden bevraagd hoe en of de doelen zijn bereikt. Dit kunnen zij onder andere aantonen door omzetcijfers aan te leveren.

Direct bij de opzet van de regeling wordt een monitoringsschema opgesteld waar zowel kwantitatieve als kwalitatieve indicatoren meegenomen worden. Het is de intentie dat de data wordt opgehaald door RVO, die gedurende de uitvoer van de steunmaatregel de dierentuinen op verschillende momenten in het proces een vragenlijst zal sturen. In deze vragenlijst kunnen dierentuinen aangeven in hoeverre zij erin slagen om aan hun verplichtingen tegenover hun dieren te voldoen.

Bij de indicatoren kan gedacht worden aan het aantal dierentuinen dat faillissement heeft aangevraagd en in welke mate dierentuinen de diercollectie moeten aanpassen door financiële problemen.

Beleidskeuzes uitgelegd regeling ongedekte vaste kosten Q4 2021

Beleidskeuzes uitgelegd

Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1)

1. Doel(en)

De OVK heeft als doel om de maxima van het steunpakket voor de primaire landbouwbedrijven gelijk te trekken met die van niet-landbouwbedrijven. Dit is noodzakelijk omdat het Europese tijdelijke staatssteunkader 3.1 voor landbouwbedrijven een lager maximum kent dan voor niet landbouwbedrijven. Dit acht het kabinet onwenselijk en daarom is besloten om onder een andere paragraaf van het tijdelijke staatssteunkader (3.12) een regeling op te stellen die het mogelijk maakt om ook middelgrote landen tuinbouwbedrijven (SBI-codes 01.1 tot en met 01.5) substantieel te helpen.

2. Beleidsinstrument(en)

Het gekozen instrument is dat van een subsidieregeling.

3. A. Financiële gevolgen voor het Rijk

Het kabinet heeft voor de voortzetting van de regeling OVK in Q4 2021 20 miljoen euro gereserveerd.

B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren

n.v.t.

4. Nagestreefde doeltreffendheid

Het is op duidelijk dat een groot deel van de bedrijven waarop deze regeling betrekking heeft te kampen heeft met de economische gevolgen van de crisis. Bovendien komen alleen bedrijven in aanmerking die minimaal 30% omzetverlies lijden. Omdat bedrijven die omzet nodig hebben om de vaste lasten te financieren, komen bedrijven daardoor in de knel. De ontvangen subsidie stelt de bedrijven in staat een deel van die vaste lasten te financieren.

Het is op voorhand heel moeilijk aan te geven in welke mate de regeling bijdraagt aan de overlevingskans van de bedrijven. Dit hangt met veel factoren samen, waaronder de financiële positie van de bedrijven zelf en de mate waarin met ketenpartners de lasten verdeeld kunnen worden.

De economische situatie is dermate uniek dat we de verwachte doeltreffendheid van de regeling niet kunnen afzetten tegen andere subsidie instrumenten.

5. Nagestreefde doelmatigheid

Alleen bedrijven die tenminste 30% omzetverlies hebben in de referentieperiode én het maximale bedrag TVL-subsidie toegekend hebben gekregen komen in aanmerking voor deze regeling.

De hoogte van de subsidie wordt gebaseerd op de daadwerkelijke ongedekte vaste kosten. Ongedekte vaste kosten zijn die vaste kosten waarvoor, geen winst is gemaakt, geen subsidie en geen verzekeringsgeld is gegeven.

Daardoor zal er per bedrijf een controle nodig zijn van de feitelijke situatie in het bedrijf. Van de ongedekte vaste kosten zal 70% vergoed worden, het maximum dat onder het staatsteunkader 3.12 is toegestaan.

Voor de subsidie geldt dat het maximale bedrag dat landbouwondernemingen kunnen ontvangen aansluit bij de maximale bedragen zoals die gelden binnen de TVL voor niet-landbouw sectoren.

6. Evaluatieparagraaf

De evaluatie van deze regeling loopt mee in de bredere evaluatie van de corona steunmaatregelen. Er wordt nu geen specifieke evaluatie door LNV voorzien.

Leerervaringen uit de eerdere openstellingen zijn en worden meegenomen in het formuleren van de regeling voor Q4.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten