Voorgesteld 25 november 2021
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het bestuursprocesrecht als hoofddoel heeft het bieden van rechtsbescherming van de burger tegen onrechtmatig overheidshandelen;
constaterende dat sinds de invoering van de Awb diverse wetswijzigingen hebben plaatsgevonden, zoals finale geschilbeslechting en de bestuurlijke lus, waarin de eerlijke rechtsbescherming voor de rechtzoekende burger verder is bemoeilijkt;
constaterende dat de bestuursrechter geen volle toetsing mag maken;
constaterende dat in het bestuursprocesrecht – terecht – geen verplichting tot juridische bijstand van advocaat is opgenomen;
constaterende dat mede vanuit equality of arms de procespositie van de burger versterking behoeft;
verzoekt de regering op korte termijn grondig te onderzoeken welke wettelijke bepalingen in de Awb kunnen worden opgenomen om de positie van de belanghebbende te versterken, waarbij dit onderzoek in ieder geval de mogelijkheden dient te bevatten van:
– het in de Awb opnemen van een wetsbepaling waarin de burger de mogelijkheid wordt geboden om eigen gemaakte procedurele fouten te herstellen (de bestuurlijke lus);
– het opnemen van door de burger afdwingbare verplichtingen met wettelijke sancties;
– het wettelijk mogelijk maken dat de bestuursrechter actief de burger wijst op mogelijke lacunes in zijn (hoger) beroep en hem inlicht over wat hij nog moet doen om succes te behalen,
en de resultaten daarvan mee te nemen in het wetsvoorstel tot aanpassing van de Awb, dat in het voorjaar van 2022 in publieke consultatie gaat,
en gaat over tot de orde van de dag.
Omtzigt
Bisschop
Van der Plas
Simons
Van Nispen
Kröger
Bikker
Koekkoek
Palland
Den Haan
Kathmann