Kamerstuk 35925-IV-8

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2022 (Kamerstuk 35925-IV)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2022

Gepubliceerd: 12 oktober 2021
Indiener(s): Jan Paternotte (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-IV-8.html
ID: 35925-IV-8

Nr. 8 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 oktober 2021

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 29 september 2021 voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 8 oktober 2021 zijn ze door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Paternottte

De griffier van de commissie, Meijers

Vraag 1:

Kunt u het niveau van de Onderstand over de laatste vijf jaar, zowel in dollars als in percentage van het minimumloon, schematisch weergeven?

Antwoord:

Dit betreft een onderwerp waar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verantwoordelijkheid voor draagt.

Onderstand (basisbedrag en toeslag zelfstandig wonen omgerekend per maand) en percentage t.o.v. het WML
 

Bonaire

Sint Eustatius

Saba

2017

$ 374

46%

$ 459

46%

$ 450

46%

2018

$ 377

46%

$ 482

46%

$ 449

46%

2019

$ 492

55%

$ 615

55%

$ 592

55%

2020

$ 522

55%

$ 633

55%

$ 624

55%

2021

$ 522

55%

$ 633

55%

$ 624

55%

In de tabel hierboven is alleen het bedrag voor de onderstand gepresenteerd voor een alleenstaande die zelfstandig woont. De onderstand bestaat immers uit een basisbedrag, inclusief toeslagen. In andere situaties kan er bijvoorbeeld recht zijn op een toeslag (of een combinatie van toeslagen) in verband met gezamenlijke huishouding, een kindertoeslag (tot maximaal 3 kinderen) of een toeslag in verband met volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Bij stapeling van toeslagen loopt het totale onderstandsbedrag als percentage van het wettelijk minimumloon op. Om de inkomenspositie van ouderen te verbeteren is daarnaast per 1 januari 2020 een toeslag via de onderstand geïntroduceerd voor alleenstaande AOV-gerechtigden en gehuwden met AOV en een gezamenlijk inkomen onder het wettelijk minimumloon.

Vraag 2:

Kunt u het niveau van het minimumloon in dollars over de laatste vijf jaar voor elk van de eilanden schematisch weergeven?

Antwoord:

Het Ministerie van SZW verstrekt bijgevoegd het gevraagde overzicht.

Wettelijk minimumloon (voor volwassenen, per maand)
 

Bonaire

Sint Eustatius

Saba

2017

$ 820

$ 1.005

$ 985

2018

$ 825

$ 1.056

$ 985

2019

$ 894

$ 1.120

$ 1.076

2020

$ 950

$ 1.149

$ 1.134

2021

$ 950

$ 1.149

$ 1.134

Vraag 3:

Welk bedrag zou ermee gemoeid zijn om de Onderstand te verhogen naar 70% van het wettelijk minimumloon, analoog aan de bijstand in Nederland?

Antwoord:

Het Ministerie van SZW informeert u dat de uitgaven aan onderstand op dit moment circa € 4 miljoen per jaar bedragen. De onderstand bestaat uit een basisbedrag en meerdere mogelijke aanvullende toeslagen. Hierdoor is het niet eenduidig wat het relatieve niveau van de onderstand is ten opzichte van het WML. Dit verschilt per huishoudsituatie (zoals bij vraag 1 aangegeven is het niveau van de onderstand inclusief toeslag voor zelfstandig wonen ten opzichte van het WML bijvoorbeeld 55 procent voor een alleenstaande, dit percentage loopt op bij stapeling van toeslagen). Een raming voor het verhogen van de onderstand naar 70% is hierdoor niet eenduidig. Hiervoor is een nadere invulling van het voorstel nodig. Desondanks kan een grove schatting worden gemaakt wat het kost om de onderstand te verhogen naar maximaal 70 procent van het wettelijk minimumloon. Een eerste globale inschatting is dat de uitgaven aan onderstand hierdoor structureel met € 1 tot 1,5 mln. per jaar toenemen. In deze raming zijn slechts de directe effecten meegenomen (hogere uitkering voor bestaande onderstandsgerechtigden). Gedragseffecten, zoals de ontwikkeling van het aantal uitkeringsaanvragen door een hoger uitkeringsbedrag, zijn hierin niet meegenomen. Daarbij moet ook worden aangemerkt dat het alleen gaat om de kosten die gepaard zijn met een verhoging van de onderstand. Het niveau van de AOV en AWW blijft onveranderd, een verhoging van deze uitkeringen in combinatie met een verhoging van de onderstand zou leiden tot hogere kosten. Daarbij zou het dan ook voor de hand liggen te kijken naar mogelijke modernisering, zoals het met de levensverwachting laten meestijgen van de pensioengerechtigde leeftijd.

De systematiek van de onderstand is daarnaast niet één-op-één vergelijkbaar met de bijstand in Europees Nederland. Zo is de toeslagensystematiek die de onderstand kent fundamenteel anders dan in de bijstand. Naast een basisbedrag, kan er sprake zijn van een recht op een toeslag (of een combinatie van toeslagen) in verband met zelfstandig wonen, gezamenlijke huishouding, een kindertoeslag (tot maximaal 3 kinderen) of een toeslag in verband met volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. In Europees Nederland is de hoogte van de bijstand afhankelijk van leefsituatie, leeftijd en het eigen inkomen. Zo is de norm voor gehuwden 100 procent (per 1 juli 2021 1.541,00 euro netto per maand voor personen van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, inclusief vakantietoeslag) en voor een alleenstaande 70 procent. Is er sprake van huisgenoten dan is op enkele uitzonderingen na de kostendelersnorm van toepassing. Daarnaast kent de Participatiewet aparte normen voor jongeren en personen vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd.

Tot slot verschilt de inkomensvrijlating in de onderstand in Caribisch Nederland substantieel van de inkomensvrijlating in de bijstand in Europees Nederland. De bijverdienregeling in de onderstand op Caribisch Nederland is ruimer dan de mogelijkheid tot bijverdienen naast de bijstand in Europees Nederland. Door de bijverdienregeling kunnen onderstandsgerechtigden in Caribisch Nederland bijverdienen tot het niveau van het wettelijk minimumloon naast het ontvangen van de onderstandsuitkering. De systematiek in de onderstand verschilt hiermee in wezenlijk opzicht van de bijstand in Europees Nederland. De inkomsten uit arbeid worden in Caribisch Nederland vrijgelaten voor zover de onderstand en de verworven inkomsten samen niet meer bedragen dan de hoogte van het minimumloon voor de alleenstaande of het gezin. Door de bijverdienregeling kunnen onderstandsgerechtigden dus bijverdienen tot het niveau van het wettelijk minimumloon naast het ontvangen van de onderstandsuitkering. Een rekenvoorbeeld: een alleenstaande zelfstandig wonende in de onderstand op Bonaire ontvangt per maand 522 dollar (bedrag 2021). Deze persoon kan tot 428 dollar bijverdienen zonder dat dit gevolgen heeft voor de hoogte van de onderstandsuitkering. Het wettelijk minimumloon is namelijk 950 dollar per maand. Als de bijverdiensten hoger zijn dan dit bedrag, dan wordt het meerdere in mindering gebracht op de onderstandsuitkering.

Het tempo en de mate waarin de onderstand verhoogd wordt, is afhankelijk van een aantal aspecten. Het verhogen van de onderstand verkleint de ruimte om bij te verdienen en leidt daarmee direct tot het verlagen van de prikkel om (meer) te gaan werken. Voordat de onderstand naar het ijkpunt voor het sociaal minimum of 70 procent van het wettelijk minimumloon kan toegroeien, is het daarom belangrijk dat de bijverdienregeling in de onderstand wordt afgebouwd. Een aanpassing van het systeem in de onderstand waarbij het niet langer mogelijk is eigen inkomsten uit arbeid buiten beschouwing te laten is op korte termijn niet te realiseren. Eerder is daarom aangekondigd dat het streven is dat de bijverdienregeling op termijn geleidelijk wordt afgebouwd in combinatie met inzet op de handhaving op het melden van bijverdienen, het versterken van de arbeidsbemiddeling en het aantrekkelijker maken van het werken in dienstverband, bijvoorbeeld door het verbeteren van de verlofregelingen. Om dit te realiseren, is het van belang om meer zicht te krijgen op het functioneren en de effecten van de bijverdienregeling vanuit verschillende invalshoeken (o.a. burger, uitvoering RCN-unit SZW, openbare lichamen en arbeidsmarktperspectief burger). Door nauwkeurig het functioneren en de effecten van de bijverdienregeling in kaart te brengen, kan worden bepaald welke handelingsperspectieven er zijn om het systeem van de onderstand aan te passen. Hiervoor is onderzoek nodig. Dit onderzoek wordt in het voorjaar van 2022 gestart.

Vraag 4:

Zijn er praktische bezwaren om de Onderstand niet te verhogen naar 70% van het wettelijk minimumloon? Zo ja, welke?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 3

Vraag 5:

Klopt het dat er plannen zijn voor de bouw van Horecagelegenheden op en rondom de zoutpannen van Bonaire nu de concessie van Cargill afloopt?

Antwoord:

Deze plannen zijn bij de rijksoverheid en het openbaar lichaam Bonaire niet bekend. Zie verder het antwoord op vraag 6.

Vraag 6:

Welke rol heeft de Nederlandse regering bij het besluit over de toekomst van de concessie aan Cargill? Welke plannen heeft u voor de invulling van die rol?

Antwoord:

De onderhandelingen over een nieuwe concessie van het zoutbedrijf Cargill is het mandaat van het Openbaar Lichaam Bonaire. De huidige concessie loopt medio 2024 af. De eerste besprekingen hierover zullen binnenkort plaatsvinden. De Ministeries van EZK en LNV hebben hulp aangeboden van een externe deskundige bij de voorbereidingen en de onderhandelingen met het oog op verlenging van de concessie. Het bedrijf is belangrijk voor het beheer van het circa 400 ha grote terrein met beschermde natuur.

Vraag 7:

Wordt de ISLA-raffinaderij definitief gesloten? Zo nee, welke rol heeft de Nederlandse regering bij een eventueel besluit over de doorstart van de raffinaderij, en hoe worden de klimaatdoelstellingen en volksgezondheid op Curaçao hierin meegewogen?

Antwoord:

Sinds enige jaren is de raffinaderij op Curaçao niet meer operationeel. De eigenaar van de grond en opstallen, de Refineria di Korsou, een onderneming waarvan de aandelen 100% in eigendom zijn van het land Curaçao, is enkele keren een traject gestart om een nieuwe operator te selecteren, als opvolger van de maatschappij die tot voor enige jaren de raffinaderij exploiteerde. Tot dusverre is het nog niet gelukt om tot definitieve overeenstemming met een partij of partijen te komen. De Nederlandse regering is niet betrokken bij een besluit tot doorstart of tot sluiting van de raffinaderij. Curaçao is zelf verantwoordelijk voor de naleving van regels op het gebied van klimaat en gezondheidszorg. Daarop ziet zo nodig ook de rechter op Curaçao toe.

Vraag 8:

Bent u in 2022 voornemens stappen te zetten om de identiteitskaarten van de eilanden en Nederland (de Nederlandse Identiteitskaart (NIK) en de Sédula) te unificeren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Nee. Het is en blijft aan de autonome landen, de Openbare Lichamen en Nederland zelf om te bepalen welke identiteitskaarten worden uitgegeven aan burgers. Uitgifte van identiteitskaarten op de eilanden is een (ei)landelijke taak. Er zijn verschillen in het gebruik van de kaarten. Bijvoorbeeld de Identiteitskaart BES is verplicht voor alle ingezetenen vanaf 12 jaar, terwijl de NIK dat niet is. De Identiteitskaart BES is bovendien een ID-kaart en een vreemdelingendocument ineen, en de kaart wordt ook gebruikt als zorgpas.

Vraag 9:

Wat zijn de consequenties voor het Beleidsplan Natuur & Milieu Caribisch Nederland dat vanaf 2024 het budget terugloopt? Zijn extra middelen nodig om de doelen van het beleidsplan te behalen?

Antwoord:

De rijksoverheid heeft de wettelijke verplichting om een vijfjaarlijks natuur beleidsplan voor Caribisch Nederland op te stellen. Het Ministerie van LNV heeft voor de periode 2020–2030 gekozen voor een integraal plan voor een periode van 10 jaar, met een evaluatie na 5 jaar in 2025. De specifiek voor het NMBP toegekende financiële middelen zijn daarom voor het realiseren van diverse onderdelen in de eerste planperiode (2020–2024) van het NMBP. Deze zijn gericht op de meest urgente problemen en de meest veelbelovende resultaten. Alvorens nadere investeringen kunnen of mogen plaatsvinden moet aan de hand van een evaluatie in 2025 worden beoordeeld of de juiste aanpak is gekozen. Toetsing van de resultaten in de komende jaren moet een indicatie geven van de benodigd financiële middelen om de tweede fase (2025–2030) in gang te zetten en de gestelde doelen te realiseren.

Vraag 10:

Hoever is het Beleidsplan Natuur & Milieu Caribisch Nederland inmiddels gevorderd? Welke acties zijn voorzien voor 2022?

Antwoord:

In navolging van het Natuur en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland zijn uitvoeringsagenda’s per eiland opgesteld die dit najaar door de openbare lichamen zullen worden vastgesteld. In de uitvoeringsagenda zijn de concrete prioriteiten aangegeven voor de komend jaren. Naast het reguliere beheer van land en water en de daaruit volgende acties is met prioriteit vanuit het Rijk een aanvang gemaakt met het verwijderen van loslopende dieren uit de publieke ruimte om verdergaande erosie te voorkomen, het professionaliseren van de geitenhouderij en renovatie van het slachthuis op Bonaire en de formele aanwijzing van de Exclusieve Economische Zone van Caribisch Nederland als beschermd natuurgebied. In 2022 zal naast het voorkomen van erosie ook gestart worden met het verbeteren van de waterkwaliteit.

Vraag 11:

Welke stappen bent u voornemens in 2022 te zetten om in het gehele Caribische deel van het koninkrijk te kunnen garanderen dat asielzoekers toegang krijgen tot volwaardige opvang en asielprocedures, in lijn met het VN-vluchtelingenverdrag?

Antwoord:

Asiel-, opvang- en terugkeerbeleid, is een aangelegenheid van de autonome landen binnen het Koninkrijk. Het is dan ook aan de autoriteiten van Sint Maarten, Aruba en Curaçao zelf om zich hier over uit te laten en aan de rechterlijke macht van de landen zelf om te beoordelen in hoeverre hierin conform internationale regelgeving gehandeld wordt. Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd ondersteunt Nederland Aruba en Curaçao op basis van artikel 36 van het Statuut en een concreet hulp- en bijstandsverzoek onder andere bij verdere professionalisering van de vreemdelingenketen. Over de invulling hiervan, ook specifiek vanuit BZK, heb ik de Kamer op meerdere momenten geïnformeerd.12345678

Vraag 12:

Heeft u voor 2022 plannen om de verstrekking van Burgerservicenummers (BSN) aan studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergemakkelijken, aangezien ze momenteel pas een BSN krijgen bij inschrijving in het Basisregistratie Personen in een woonplaats in Nederland, en het BSN reeds nodig is voor zaken als het inschrijven voor een studie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

BZK werkt samen met OCW aan oplossingen voor deze problematiek. Er zijn momenteel «work-arounds» beschikbaar waardoor het voor aanstaande Caribische studenten voor hun komst naar Nederland mogelijk is zonder BSN studiefinanciering bij DUO aan te vragen en zich aan te melden voor een opleiding in het hoger onderwijs bij Studielink. Waar toekomstige studenten op andere terreinen tegen het missen van een BSN aanlopen verkennen BZK en OCW samen daarvoor of work-around-procedures op korte termijn mogelijk zijn zolang nog geen structurele oplossing is gerealiseerd. In mijn brief van 21 december 2020 over beleidsontwikkelingen rondom het BSN9 heb ik uw Kamer gemeld dat het voornemen is om op termijn het BSN in Caribisch Nederland te introduceren. Ook onderzoekt BZK in overleg met OCW of en op welke wijze ook de studenten uit Aruba, Curaçao en

Sint Maarten voor aankomst in Nederland van een BSN kunnen worden voorzien.

Vraag 13:

Wat is de voortgang van de implementatie van het VN-verdrag voor mensen met een handicap op de eilanden?

Antwoord:

In Caribisch Nederland lopen verschillende projecten met het oog op de implementatie van het VN-verdrag voor mensen met een handicap. Hierover bent u door de Staatssecretaris VWS geïnformeerd in de kamerbrief van 27 november 202010. Het Ministerie van VWS heeft de afgelopen jaren middelen beschikbaar gesteld aan de openbare lichamen om projecten tot uitvoering te brengen. Op Bonaire wordt er nu gewerkt aan de tweede reeks van 40 huizen van rolstoelafhankelijke bewoners, om deze te voorzien van paden, rolstoeldrempels en vloeren. Ook een deel van de stranden en parken is inmiddels toegankelijk gemaakt voor rolstoelafhankelijke personen door het plaatsen van strandmatten. Er wordt gekeken naar strandrolstoelen en er gaan bewegingstoestellen geschikt voor mensen met een beperking geplaatst worden. Op enkele scholen is een rolstoeltoegankelijke lift geïnstalleerd en bij de VSO-school ook een aangepast toilet. Dit jaar in september is er een nieuwe Cruyff-court geopend op Bonaire, Rincon, welke toegankelijk is voor mensen met een beperking. Op het gebied van arbeidsparticipatie zijn instrumenten en trajecten ingezet om de participatie van mensen met een beperking te bevorderen. De kleinschalige verkenning naar arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk is inmiddels uitgevoerd. De vervolgstappen hiervoor worden de komende maanden samen met het Ministerie van SZW en het openbaar lichaam bepaald, om de arbeidsparticipatie verbeteren en een gerichtere deelname mogelijk te maken. Op Sint Eustatius is de tweede fase gestart van de bouw van 5 aanleunwoningen. Hierdoor zal o.a. een rolstoel gebonden inwoner, die ondanks jonge leeftijd noodgedwongen in het verpleeghuis woonde, eindelijk zelfstandig kunnen wonen. Er zijn verdere plannen om maatwerk te leveren aan 2 slechtzienden en 3 slechthorenden. Verder heeft Arbeidszaken een speciaal programma om mensen met een beperking te begeleiden naar werk. Negen inwoners met een licht verstandelijk beperking nemen deel aan dit programma. Er zijn ook plannen om als een vervolg hierop een sociale werkplaats op te richten.

Ook op Saba wordt individueel maatwerk geleverd. In de tweede helft van 2021 is het project «Quick Wins: Home Adjustments» gestart. In dit project worden mensen voor wie het zelfstandig thuis blijven wonen vanwege fysieke beperkingen lastiger wordt, geholpen met het aanbrengen van aanpassingen in de woning. Op basis van de aanbevelingen van het sociaal maatschappelijk werk van het OLS en de thuiszorg van Saba Cares zijn er in het project 25 bewoners en woningen aangewezen waar verbeteringen nodig zijn. Hier zullen aanpassingen gemaakt worden zoals toiletverhogers, toiletbeugels, rolstoel(hellingen), loopgeleidings-beugels in en om het huis en daarnaast de installatie van een drempelvrije douche. Voor een jonge rolstoel gebonden inwoner is er een nieuwe aangepaste badkamer gebouwd, waardoor ze niet meer afhankelijk is van andere mensen. Er zijn plannen voor begeleid/beschermd wonen en een tweede sociale werkplaats.

In het programma BES(t) 4 kids loopt op het moment een pilot om de integrale zorgstructuur voor kinderen in de kinderopvang en naschoolse opvang met een beperking op te nemen in het stelsel in samenwerking met de openbare lichamen en de Ministeries van SZW, OCW, BZK en VWS. Op Sint Eustatius en Saba zijn de pilots vorig jaar zomer begonnen en lopen nu een jaar. Op Bonaire is de pilot onlangs gestart.

Nederland heeft geen formele rol of verantwoordelijkheid bij de bekrachtiging van het VN-verdrag handicap in de Caribische landen. Binnen Nederland heeft mijn departement wel een voortrekkersrol bij de bevordering van samenwerking tussen de Landen ten behoeve van de uitvoering van mensenrechtenverdragen. Deze uitvoering – die voorafgaat aan ratificatie door de Koninkrijksregering – is bij mensenrechtenverdragen een autonome aangelegenheid van de Caribische landen. In een vorig jaar ingestelde mensenrechtenverdragencommissie werken de Landen samen om de totstandkoming van implementatiemaatregelen te bespoedigen.

Vraag 14:

Kan er een overzicht gegeven worden van de oorzaken van de verschillen in kosten voor bijvoorbeeld levensmiddelen op Bonaire en Curaçao?

Antwoord:

De omvang van de markt voor levensmiddelen op Curaçao is groter dan op Bonaire. Op Bonaire geldt bovendien dat het aanbod is geconcentreerd, waardoor het prijsmechanisme door voldoende concurrentie minder effectief werkt. Ook is het zo dat veel levensmiddelen via Curaçao naar Bonaire worden getransporteerd, wat hogere transportkosten met zich meebrengt.

Vraag 15:

Wat zijn de prognoses voor het herstel van de economieën van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES)?

Antwoord:

Nu de eilanden weer open zijn voor toeristen is het beeld dat de economie van respectievelijk Bonaire, Sint Eustatius en Saba de komende maanden verder aantrekt. Ondanks deze positieve signalen, blijft het lastig om de economische effecten van de coronacrisis op Caribisch Nederland in te schatten. Het zal naar verwachting nog wel enige tijd duren voor het toerisme weer op het niveau van voor de coronacrisis zit. Door de sterke afhankelijkheid van toerisme, is de onzekerheid over het economische perspectief nog een gegeven.

Vraag 16:

Wat zijn de prognoses voor het herstel van de economieën van Curaçao, Aruba en Sint Maarten (CAS)?

Antwoord:

Het economisch herstel komt op gang op Curaçao, Aruba en Sint Maarten (CAS) door het aantrekkende toerisme als belangrijkste pijler van deze economieën. Volgens het IMF groeien de desbetreffende economieën van CAS in 2021 met respectievelijk 0.0%, 5,0% en 4,0%. Voor 2022 wordt een snellere groei geraamd respectievelijk 6,5%, 12,0% en 15%. Het toerisme op CAS bereikt in 2024 de hoogtes van vóór de COVID-pandemie.

De groeiprognoses zijn omgeven door een bovengemiddelde mate van onzekerheid. Het aanhouden van de COVID-19 pandemie brengt namelijk significante neerwaartse risico’s met zich mee. Daarnaast is het economische herstel afhankelijk van de snelheid waarmee en de mate waarin de Landen de structurele hervormingen uit de landspakketten doorvoeren.

Vraag 17:

Uit welke nationale en internationale fondsen kunnen de BES en de CAS putten als het gaat om investeringen in duurzaamheid en de bestrijding van klimaatverandering?

Antwoord:

De openbare lichamen en de Landen hebben als Lands- en Gebiedsdelen Overzee (LGO) van de Europese Unie ieder ook direct toegang tot EU-fondsen. Voor de LGO gezamenlijk is € 500 mln. beschikbaar voor de periode 2021–2026. De Nederlandse LGO hebben hiervoor reeds Multiannual Indicative Programs ingediend bij de Europese Commissie. Dit kan betrekking hebben op duurzaamheid (dit is een speerpunt van de EC voor deze periode). Daarnaast hebben de LGO ook toegang tot diverse andere Europese subsidieprogramma’s zoals Horizon Europe, Interreg Carribean, Life+/BEST 2.0+ en het Sustainable Energy and Marine Biodiversity Programme. Hiervoor geldt wel de beperking dat de eilanden met het in te dienen project bij moeten dragen aan de EU-doelen en dus samen met een Europese partner moeten indienen, wat in de praktijk een barrière vormt. Ondernemers kunnen daarnaast in aanmerking komen voor RVO-subsidies, zoals de DEI+ regeling gericht op klimaat- en energie-innovatie.

Vraag 18:

Hoeveel procent van het afval wordt gestort en hoeveel wordt er verwerkt, hergebruikt, of recyclet, graag uitgesplitst naar eiland?

Antwoord:

Deze informatie moet opgevraagd worden bij de eilanden, waardoor het niet mogelijk is om u binnen de gestelde termijn te voorzien van een antwoord.

Vraag 19:

Hoeveel procent van de huizen, bedrijven en industrieën zijn aangesloten op het riool, graag uitgesplitst naar eiland en type woning?

Antwoord:

De vraag ziet op het beleidsterrein van het Ministerie van IenW. Momenteel is er alleen een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) aanwezig op Bonaire. De RWZI zuivert zo’n 10% van het afvalwater op het eiland, daarnaast wordt een deel van het afvalwater uit sceptic tanks opgehaald en naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) gebracht. In totaal wordt momenteel 14% van het afvalwater op Bonaire gezuiverd. De huizen die op de RWZI zijn aangesloten staan tot 500 m. van de kust. Dit is een dichtbevolkt gebied, waarbij het afvalwater (zonder de RWZI) anders direct de zee in zou stromen.

Vraag 20:

Hoeveel procent van het water spoelt vervuild de oceaan in, graag uitgesplitst naar eiland?

Antwoord:

Momenteel wordt alleen een deel van het afvalwater op Bonaire gezuiverd (14%). Voor de rest wordt er gebruik gemaakt van beerputten en sceptic tanks. Een deel van het afvalwater komt via de bodem terecht in de zee.

In het kader van het Natuur- Milieu Beleidsplan (NMBP) zijn er projecten gestart en onderzoeken in voorbereiding voor aanvullend afvalwaterbeheer op Bonaire en worden de mogelijkheden/effectiviteit in kaart gebracht voor afvalwaterbeheer op Sint Eustatius en Saba.

Daarnaast worden de mogelijkheden van een monitoringsprogramma in kaart gebracht dat een beter beeld kan geven van de kwaliteit van het grondwater dat de zee in stroomt en op termijn ook van de effectiviteit van de maatregelen uit het NMBP.

Vraag 21:

Hoe groot is het tekort aan sociale huurwoningen op de eilanden? Welke acties worden in 2022 ondernomen om dit tekort weg te werken?

Antwoord:

Er zijn geen accurate gegevens over de woningvoorraad in Caribisch Nederland. Wel is het aantal geregistreerde woningzoekenden op wachtlijsten voor sociale huurwoningen bekend: 1050.

Op Bonaire gaat het om ongeveer 825 huishoudens die een sociale huurwoning zoeken;

Op St. Eustatius zijn er ongeveer 150 huishoudens die een sociale huurwoning zoeken;

Op Saba gaat het om ongeveer 75 huishoudens die een sociale huurwoning zoeken.

Om het tekort aan sociale huurwoningen aan te pakken, heeft BZK met het Openbaar Lichaam Bonaire en de Fundashon Cas Bonairiano het Convenant Volkshuisvesting Bonaire getekend (27 juni 2019). In dat Convenant zijn afspraken vastgelegd over de financiering, planning en bouw van 500 sociale huurwoningen. Vastgelegd is dat de bouw in verschillende tranches zal plaatsvinden. Momenteel wordt gewerkt aan de afronding van een tranche van 50 woningen en een tranche van 70 woningen. Samen met eerder afgeronde tranches zullen daarmee in totaal 196 woningen zijn opgeleverd. In 2022 zullen twee volgende tranches worden gestart van in totaal 134 woningen. De actuele planning is dat de laatste tranches van 170 nieuwbouwwoningen zullen zijn opgeleverd eind 2027.

BZK overlegt met Openbaar Lichaam St. Eustatius over nieuwbouw van 50 sociale huurwoningen, waarvan twee recent zijn opgeleverd.

Op Saba wordt gewerkt aan 20 nieuwe sociale huurwoningen, waarvan twee recent zijn opgeleverd.

De huidige inzet is er derhalve op gericht om in totaal 570 (500 + 50 + 20) nieuwe sociale huurwoningen te bouwen. Daarnaast wordt ingezet op grondige renovatie van 79 sociale huurwoningen op St. Eustatius. Eventuele besluitvorming over de mogelijkheid en financiering van een aanvullend sociaal huisvestingsprogramma is aan het nieuwe kabinet.

Vraag 22:

Kunt u de ontwikkeling van het aantal sociale huurwoningen op de eilanden over de afgelopen vijf jaar schematisch weergeven?

Antwoord:

 

Bonaire

Sint Eustatius

Saba

2017

527

94

48

2018

525

94

48

2019

518

94

48

2020

573

100

48

2021

621

102

50

Vraag 23:

Wat is de voortgang met betrekking tot de Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (COHO)? Worden de geraamde kosten van € 607.000 in 2021 al gemaakt, of zal dit worden doorgeschoven naar latere jaren?

Antwoord:

Op 3 september jl. heeft de Rijksministerraad ingestemd met de Consensus Rijkswet (CRW) COHO. Op één onderdeel is nadien aanvullend advies gevraagd aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk. Dat advies is inmiddels ontvangen. Hierover wordt op dit moment met de landen gesproken. Het zal zo spoedig mogelijk bij de Tweede Kamer (en de Staten) worden ingediend.

De geraamde kosten van € 607.000 betreffen personeelskosten waarvan bij het opstellen van de begroting werd ingeschat dat zij in 2021 en 2022 zouden worden gemaakt, omdat ten behoeve van de tijdelijke werkorganisatie al (tijdelijk) personeel is aangenomen. In het jaarverslag over 2021 zal aangegeven worden wat de uiteindelijke kosten over 2021 waren.

Vraag 24:

Wat is de stand van zaken van het voorstel COHO? Wanneer komt het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 23.

Vraag 25:

Kan aangegeven worden wat de resultaten tot nu toe zijn van de landspakketten en de vorderingen met betrekking tot de voorwaarden voor de liquiditeitssteun aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten?

Antwoord:

Met de vaststelling van de uitvoeringsagenda’s zijn de maatregelen uit de landspakketten vertaald naar concrete uitvoeringsactiviteiten. Sinds de ondertekening van de onderlinge regelingen Landspakketten zijn ruim 45 plannen van aanpak vastgesteld. Deze plannen van aanpak zien voor het merendeel op noodzakelijke doorlichtingen die de basis vormen voor de wijze waarop de maatregel zal worden uitgevoerd. Desalniettemin wordt op een aantal terreinen (financieel beheer, belastingen, financiële sector, versterking rechtstaat) reeds concrete voortgang geboekt in de uitvoering. Ter illustratie hiervan noem ik de inhaalslag die gemaakt wordt op het proces van vaststellen van de jaarrekeningen, aanpassen van noodzakelijke wetgeving waaronder wetgeving ter voorkoming van witwassen, uitvoeren van verbetervoorstellen in het toezicht op de financiële sector, het ondertekenen van een protocol versterking grenstoezicht en de uitvoering daarvan.

Ten aanzien van de voorwaarden, een tijdelijke korting op de arbeidsvoorwaarden en de normering van topinkomens, die in de Rijksministerraad aan de tweede tranche liquiditeitssteun zijn gesteld, dienen nog de nodige stappen te worden gezet. Het C(A)ft heeft verder geconstateerd dat nog niet (volledig) is voldaan aan het doorvoeren van de salariskortingen bij de overheid gelieerde entiteiten.

Vraag 26:

Hoe wordt gewerkt aan het versterken van de lokale bestuurs- en uitvoeringskracht op de eilanden? Hoe wordt de corruptie en ondermijning aangepakt en bestreden?

Antwoord:

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de centrale randvoorwaarden (zoals wetgeving) ten aanzien van kwaliteit van het openbaar bestuur in Caribisch Nederland. Op verschillende manieren draagt mijn ministerie actief bij aan het bevorderen van de bestuurs- en uitvoeringskracht. Een voorbeeld is het Talent Ontwikkel Programma (TOP) Bonaire voor jonge lokale professionals inclusief een traineeship. Daarnaast faciliteert mijn Ministerie trainingen voor bestuurders, eilandsraadsleden, griffiers en eilandsecretarissen van de openbare lichamen. Ook is voor de verkiezing op St. Eustatius een traject georganiseerd voor geïnteresseerden in de politiek en is binnen het Bestuursakkoord Bonaire een integriteitsprogramma Betrouwbaar Openbaar Bestuur Bonaire (BOBB) opgezet, waar binnen trainingen zijn en worden gegeven aan de eilandsraad, maar ook aan ambtelijk leidinggevenden.

De Minister van Justitie en Veiligheid is primair verantwoordelijk voor de aanpak van corruptie en ondermijning in Caribisch Nederland. Vanuit de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt ingezet op een brede aanpak van ondermijning in CN. Gewerkt wordt aan het opzetten van een Regionaal Informatie en Expertise Centrum Caribisch Nederland en een pilot die is gericht op het verkennen van praktische oplossingen om de informatiepositie van de openbare lichamen ten opzichte van aanvrager van vergunningen te versterken, in het kader van een op te zetten Bibob-variant (bevordering integriteitsbeoordelingen). Daarnaast is een witwasofficier aangesteld voor een periode van 3 jaar en is de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme BES gewijzigd. Ook is een pilot gestart voor de plaatsing van twee Rijksrechercheurs en is extra geld beschikbaar gesteld voor opleidingen in het kader van financieel economisch rechercheren voor medewerkers en ketenpartners van het Korps Politie Caribisch Nederland.

In Curaçao, Aruba en St. Maarten is de aanpak van corruptie en ondermijning een aangelegenheid van de autonome Landen zelf. De landsrecherches van Aruba, Sint Maarten en Curaçao zijn belast met het verrichten van feitenonderzoeken en onderzoeken die zich richten opsporing en nasporing op het terrein van corruptie en ondermijning. Nederland ondersteunt de Landen bij bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit met de duurzame ondermijningsaanpak. Het kabinet informeerde uw Kamer meerdere malen over de wijze waarop door middel van samenwerking tussen het recherchesamenwerkingsteam, de Openbaar Ministeries en het Gemeenschappelijk Hof corruptie en ondermijning in de Landen wordt aangepakt en bestreden.11121314 In oktober 2021 zal de Kamer opnieuw worden geïnformeerd over de ondermijningsaanpak in de landen.

Vraag 27:

Onder welke voorwaarden worden nieuwe leningen ten behoeve van liquiditeitssteun verstrekt?

Antwoord:

Leningen worden verstrekt indien uit advies van het C(A)ft blijkt dat er een aanvullende liquiditeitsbehoefte is en indien de landen zich in voldoende mate aan de afspraken uit de RMR-besluitvorming houden. De Kamer wordt na elke RMR geïnformeerd over de voorwaarden. De overeengekomen uitvoeringsagenda wordt telkens (per kwartaal) aan de Kamer verzonden.

Vraag 28:

Aan hoeveel personen, bedrijven en organisaties zijn leningen ten behoeve van liquiditeitssteun verstrekt?

Antwoord:

Nederland heeft in kader van de liquiditeitssteun enkel leningen verstrekt aan de Landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Vraag 29:

Welke schade, die is geleden door de pandemie, bestaat er anders dan de schade geleden door de pandemie als gevolg van uitstel van projecten, stijgende materiaal- en brandstofkosten, en afname van werkgelegenheid?

Antwoord:

De pandemie had op de eilanden net als in Europees Nederland grote gevolgen op tal van terreinen. Een belangrijk terrein waar de pandemie schade aanrichtte is de economie. De eilanden zijn in hoge mate afhankelijk van de toerismesector die tijdens de pandemie instortte. Dat heeft weer gevolgen op andere terreinen zoals werkloosheid, armoede, gezondheid enz. Ook had de pandemie, net als in Europees Nederland, impact op de gezondheidszorg maar bijvoorbeeld ook op onderwijs omdat scholen tijdelijk werden gesloten. Een compleet beeld van de uiteindelijke effecten is pas op langere termijn te geven.

Vraag 30:

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de mogelijke versnelling van het herstel van democratie op Sint Eustatius?

Antwoord:

Tijdens het opstellen van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius is er bewust gekozen voor een gefaseerde terugkeer naar reguliere bestuurlijke verhoudingen. Hiermee moet worden voorkomen dat we binnen korte termijn terugkeren naar de situatie van voor de ingreep. Waar mogelijk wordt gekeken om binnen de kaders van de wet en onder voorbehoud van aantoonbare resultaten te versnellen. Het opleidingsprogramma voor politici en gedeputeerden is hier een goed voorbeeld van. De eilandsraadsleden zullen naar verwachting dit jaar nog starten met het opleidingsprogramma, terwijl dit een criterium voor fase 2.1 is. Het Openbaar Lichaam Sint Eustatius heeft tijd nodig om zich te kunnen ontwikkelen naar de robuuste organisatie die het kabinet en uw Kamer ten tijde van de bestuurlijke ingreep voor ogen had.

Vraag 31:

Op welke wijze wordt de eilandsraad van Sint Eustatius betrokken bij het versnellen van het herstel van de democratie en het op te stellen tijdspad?

Antwoord:

De eilandsraad is direct betrokken bij een tweetal criteria, te weten het vaststellen van de verordeningen en het opstellen, volgen en afronden van hun opleidingsprogramma. In de brief die ik tijdens mijn bezoek aan Sint Eustatius in mei jl. heb ontvangen, committeerde de eilandsraad zich aan het volgen van dit opleidingsprogramma. Verder heeft de eilandsraad een directe rol in het spoedig vaststellen van de verordeningen. Wat het spoedig vaststellen van de verordeningen betreft, constateer ik helaas dat de eilandsraad het proces juist ophoudt. Zo lag de huurverordening maanden voor consultering bij de eilandsraad en werd deze verordening in september jl. zelfs afgewezen. Het criterium «verordeningen» kan pas worden afgerond wanneer alle verordeningen door de eilandsraad en het bestuurscollege zijn vastgesteld.

Vraag 32:

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is omtrent de criteria waaraan Sint Eustatius moet voldoen om gedeputeerden te kunnen benoemen? Kunt u aangeven hoe het bestuur van Sint Eustatius tegenover de criteria staat, waar zij eventueel uitdagingen ondervinden en hoe het kabinet daarop heeft gereageerd?

Antwoord:

Het bestuur van Sint Eustatius voert de wet uit zoals die door de Eerste en Tweede Kamer is vastgesteld. De regeringscommissaris bespreekt momenteel de route-tijdtabel met de eilandsraad. Daarin zal de stand van zaken omtrent de criteria en de streefdata worden besproken. Het Openbaar Lichaam Sint Eustatius werkt al een ruime tijd aan de criteria, zo zijn er nieuwe procedures voor het bestuurscollege vastgesteld en zijn er al veel geüpdatete verordeningen vastgesteld. Bij ingang van fase 2.0 zullen gedeputeerden benoemd kunnen worden. Het Ministerie van BZK heeft het Openbaar Lichaam Sint Eustatius gevraagd te inventariseren waar behoefte is aan extra capaciteit, om eventuele uitdagingen aan te kunnen gaan.

Vraag 33:

Kunt u verhelderen waar de moeite die de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben met het invullen van de voorwaarden voor de liquiditeitssteun precies in zit, zoals het u is verteld door de Landen zelf? Kunt u uitleggen hoe u daarop heeft gereageerd?

Antwoord:

De door de RMR gestelde voorwaarden voor de liquiditeitssteun hebben tot doel de financieel-economische weerbaarheid van de landen te vergroten. Een aantal voorwaarden met betrekking tot liquiditeitssteun diende te worden uitgevoerd middels een aanpassing van bestaande wetgeving of het invoeren van nieuwe wetgeving. De beperkte wetgevings- en uitvoeringscapaciteit in de landen leveren uitdagingen op voor het invullen van deze voorwaarden. Daarnaast kunnen de regeringen van de landen slechts gedeeltelijk sturen op trajecten die wetgeving dient te doorlopen via de parlementen. Dit geldt onder meer voor de kortingen op de arbeidsvoorwaarden en het maximeren van topinkomens

In het kader van de uitvoering van de maatregelen wordt expertise in de vorm van technische assistentie geleverd waar dat nodig blijkt en wordt gewerkt aan het oprichten van een wetgevingspool om het tekort aan wetgevingscapaciteit structureel aan te pakken.

Bij het beoordelen van de mate waarin invulling is gegeven aan de voorwaarden voor liquiditeitssteun wordt rekening gehouden met de complexiteit van de uitvoering van de maatregelen, het belang van zorgvuldigheid en de mate waarin de landen invloed hebben op de voortgang. De landen worden niet zonder meer afgerekend op het niet halen van deadlines indien dit geheel of gedeeltelijk buiten hun schuld ligt. Indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven wordt uitstel verleend. De huidige financieel-economische situatie noopt wel tot voortvarendheid in de uitvoering van de afgesproken hervormingen.

Voor de voortgang op de uitvoering van de landspakketten, zie vraag 42.

Vraag 34:

Kunt u verhelderen hoe de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben gereageerd op de inhoud en werking van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (FinBES)? Hebben zij kritiek kenbaar gemaakt aan het demissionaire kabinet?

Antwoord:

Naar aanleiding van de kabinetsreactie uit 2019 op de aanbevelingen van de Raad van State/IBO, wordt gewerkt aan herziening van de Wet FinBES. De openbare lichamen zijn hierbij betrokken en hebben vooral opmerkingen gemaakt over uitvoeringsaspecten met betrekking tot het financieel beheer. Over de uitwerking zal uw Kamer te zijner tijd worden geïnformeerd.

Vraag 35:

Hoe hoog is de staatsschuld op de eilanden Aruba, Curaçao en Sint Maarten? Hoe kan dit weer tot normale proporties worden teruggebracht?

Antwoord:

(* AWG, ANG mln.)

Aruba

Curaçao

Sint Maarten

BBP 2021

4,9521

4,6132

1,7712

Schuld ultimo 20213

5,635

4,196

1,398

Schuldquote, % BBP

114

91

79

Bron: 1. CBA, Economic Snapshot July 2021; 2. IMF, 2021, Art. IV; 3. Raming C(A)ft o.b.v. 2eUR 2021 + 2021 Q3+4

Verondersteld (onder meer IMF-studie) wordt dat voor kleine eilandeconomieën een schuldquote boven 55% BBP een nadelig effect heeft op de economische ontwikkeling van het betreffende land. De schuldquote van elk van de drie landen overstijgt deze norm.

Verlagen van de nominale schuld geschiedt via het realiseren van begrotingsoverschotten op de begroting van de Landen. Dit kunnen zij doen door hun uitgaven te verlagen en/of hun inkomsten te verhogen door bijvoorbeeld de belastinginning te verbeteren. Daarnaast zorgen structurele hervormingen voor hogere economische groei. Dit heeft een opwaarts effect op de belastinginkomsten en een neerwaarts effect op de uitgaven.

Met Aruba is verlaging van de schuld en het realiseren van een financieringsoverschot afgesproken in het Protocol 2019–2021. Daarnaast hebben de landen met Nederland leningen afgesloten waarop gedurende de looptijd wordt afgelost waardoor de nominale schuld lager wordt.

Vraag 36:

Welke departementen in Den Haag zijn verantwoordelijk voor welke onderdelen van hun eigen taakgebieden op de BES-eilanden?

Antwoord:

De taakverdeling tussen Rijk en openbare lichamen is redelijk vergelijkbaar met de taakverdeling tussen Rijk en Europees Nederlandse gemeenten. Het Rijk is onder meer verantwoordelijk voor gezondheidszorg (VWS), onderwijs (OCW), politie en justitie (J&V), heffing van rijksbelastingen (Financiën) en uitkeringen in het kader van sociale zekerheid (SZW). De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor onder meer ruimtelijke ordening, armoedebestrijding, wegen, cultuur, sport, onderwijshuisvesting, sociale woningbouw en burgerzaken. Daarnaast geldt voor een aantal taken dat sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, voornamelijk bij de Ministeries van IenW (lucht- en zeehavens), LNV (natuurbeheer), BZK en EZK, waarbij het openbaar lichaam de uitvoering doet en het betreffende departement kaderstellend is. Vanuit een departement kunnen bijzondere uitkeringen worden verstrekt ter ondersteuning van de betreffende eilandelijke taak, vergelijkbaar met specifieke uitkeringen in Europees Nederland.

Vraag 37:

Hoe gaat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) haar centrale rol daarin vervullen?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK heeft naast inhoudelijke en toezichthoudende taken (op financieel en bestuurlijk vlak) een coördinerende taak voor Caribisch Nederland. Dat betekent dat het de integrale beleidsvorming vanuit het Rijk op CN bevordert en de samenwerking die daarvoor nodig is tussen de departementen, zonder daarbij in de departementale verantwoordelijkheden of die van de openbare lichamen te treden. Dat gebeurt op ambtelijk niveau via de stuurgroep Caribische Delen van het Koninkrijk, en politiek middels regulier overleg met de desbetreffende bewindspersonen van andere departementen. Door middel van de Bestuursakkoorden Bonaire 2018–2022 en de Saba Package stuurt het Ministerie van BZK samen met de openbare lichamen op resultaat bij prioritaire thema’s van het Rijk en de openbare lichamen.

De coördinatie in deze kabinetsperiode is verbeterd. Dit komt onder meer tot uitdrukking in meerjarenplannen en bestuursakkoorden. De in het kader van de kabinetsreactie op de voorlichting van de Raad van State en het IBO uit 201915 op te stellen uitvoeringsagenda’s kunnen daar een logisch vervolg op bieden. Daarmee kan ook de komende jaren de benodigde beleidsmatige coördinatie vorm en inhoud krijgen.

Daarnaast wordt als onderdeel van de kabinetsreactie gewerkt aan de uitwerking van verschillende aanbevelingen voor het versterken van de coördinatie op financieel gebied. Ik ben daar in mijn reactie op het rapport »Bijzondere Uitkeringen aan Caribisch Nederland» op ingegaan.

Vraag 38:

Wanneer wordt verwacht dat aan de criteria behorende bij fase twee van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius wordt voldaan en fase twee voltooid kan worden?

Antwoord:

In de memorie van toelichting van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius staat genoemd dat er kan worden gestart met fase 2.0 als er aan de betreffende criteria voldaan is. Fase twee bestaat uit drie delen. Na fase 2.0 volgt fase 2.1 en 2.2. De criteria uit deze fasen leggen de fundering voor een goed functionerend openbaar bestuur. Het implementeren van deze criteria kost tijd. Ze dienen duurzaam geïmplementeerd te worden om een goede basis te leggen voor de toekomst en de terugkeer naar een situatie van wanbeheer en willekeur te voorkomen. Het is aan de regeringscommissaris en de eilandsraad om samen tot een streefdatum te komen voor de afronding van geheel fase twee in de route-tijdtabel. Vooralsnog heb ik geen vastgestelde route-tijdtabel ontvangen.

Vraag 39:

Waar kan de voltooiing van fase twee van het fasenmodel beschreven in de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius nog meer om gaan dan het op orde krijgen van alle procedures rond de bestuursondersteuning, het actualiseren en werkend krijgen van alle verordeningen, het schrijven van beleid op het gebied van toezicht en handhaving en het implementeren van dit beleid en de overdracht van de Kadastertaken aan Kadaster Nederland?

Antwoord:

Fase 2.0 gaat in als de criteria van deze fase zijn afgerond. Daarnaast geldt dat de duurzaamheid van de criteria geborgd moet zijn. Voor het op orde brengen van de Kadasterfunctie is dit bijvoorbeeld meer dan het overdragen van de taken aan Kadaster Nederland. Er dienen nog landmetingen te worden verricht om een complete kadastrale kaart van Sint Eustatius op te kunnen stellen. Verder geldt het wettelijk criterium dat gedeputeerden benoemd kunnen worden als het nieuwe bestuurscollege de taken op basis van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) naar behoren kan uitoefenen.

Vraag 40:

Is in de Wet Herstel Voorzieningen Sint Eustatius of elders vastgelegd precies welke procedures en verordeningen afgerond moeten worden om tot de volgende stap in het fasenmodel over te gaan?

Antwoord:

In de memorie van toelichting van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius is vastgelegd welke criteria afgerond moeten worden om over te kunnen gaan naar een volgende fase. Tot de criteria behoren onder andere de procedures en werkinstructies voor de ambtelijke organisatie en de griffie uit fase 1.0, alsmede procedures en werkinstructies van het bestuurscollege uit fase 2.0. Wanneer het gaat over verordeningen stelt de memorie van toelichting van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius dat onjuiste en verouderde verordeningen aangepast dienen te worden. Pas als alle criteria van fase 2.0 afgerond zijn, kan er overgegaan worden fase 2.0.

Vraag 41:

In welke mate komen de wensen en visies van de openbare lichamen zelf tot uiting in de huidige begroting, gezien de constatering in de begroting: «[R]ekening houdend met de toekomstvisies van de eilanden zelf en de beschikbare uitvoeringskracht kan in gezamenlijkheid worden gekeken waar de beleidsprioriteiten voor de komende jaren liggen»?

Antwoord:

In het Bestuursakkoord Bonaire en de Saba Package zijn door het Rijk gezamenlijk met de openbare lichamen beleids- en uitvoeringsprioriteiten vastgelegd. Ook met Sint Eustatius zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van prioritaire thema’s. Vanuit de begroting van Koninkrijksrelaties wordt geïnvesteerd in de uitvoering van die afspraken. Deze bijdragen zijn vooral gericht op versterking van de bestuurskracht, de organisatieontwikkeling en technische bijstand. Het Bestuursakkoord Bonaire loopt eind 2022 af, en de Saba Package loopt medio 2022 af. Komend jaar is dus een aanpassing en actualisering nodig en daarover gaan het Rijk en de openbare lichamen in gesprek. Op basis van deze prioriteiten wordt bekeken hoe dit gekoppeld kan worden aan beschikbare middelen. Hierover worden afspraken gemaakt die worden vastgelegd in uitvoeringsagenda’s. Deze uitvoeringsagenda’s vloeien ook voort uit de aanbevelingen van de Raad van State, IBO en de kabinetsreactie hierop.

Vraag 42:

Waaruit blijkt dat de landen moeite hebben met het invullen van de voorwaarden voor liquiditeitssteun?

Antwoord:

Zie ook antwoord op vraag 33.

Dat blijkt onder meer uit onvoldoende voortgang op afspraken die voortkomen uit besluitvorming in de Rijksministerraad waaronder afspraken die staan vermeld in de uitvoeringsagenda’s. In sommige gevallen bleken deadlines te ambitieus gesteld en moesten deze bijgesteld worden. In andere gevallen bleek dat benodigde uitvoeringkracht in de landen geringer was dan gedacht, daar zal extra uitvoeringscapaciteit ingezet moeten worden. Voor Curaçao geldt dat de algehele voortgang zorgwekkend is. Daar is nog steeds geen uitvoeringsagenda voor het vierde kwartaal vastgesteld en lopen diverse trajecten vertraging op. In Aruba is de voortgang op de overeengekomen maatregelen die zien op kostenbesparingen in de zorg nog onvoldoende. Voor Sint Maarten geldt dat de voortgang op de uitvoering van de maatregelen die zien op het verbeteren van de detentieomstandigheden achterblijft.

Vraag 43:

Wat zijn de concrete gevolgen van de moeite die de landen hebben met het invullen van de voorwaarden voor het krijgen van liquiditeitssteun voor het ontvangen van liquiditeitssteun en wat doet de het ministerie eraan om de Landen hierbij te ondersteunen?

Antwoord:

Indien de Landen onvoldoende voortgang realiseren op het uitvoeren van de maatregelen of niet in voldoende mate voldoen aan de afspraken voortkomend uit de besluitvorming in de Rijksministerraad, kan besluitvorming ten aanzien van de toekenning van liquiditeitssteun worden aangehouden. Ter illustratie heeft de Rijksministerraad op 24 september jl. de liquiditeitssteun aan Curaçao tot nader orde aangehouden mede omdat de uitvoeringsagenda van het vierde kwartaal nog niet was opgesteld en er onvoldoende voortgang is geboekt op een aantal majeure dossiers.

Voor Aruba is eveneens besluitvorming over liquiditeitssteun aangehouden tot de volgende RMR. Als voorwaarde voor de zevende tranche liquiditeitssteun diende Aruba het CAft middels een financieel onderbouwd plan van aanpak te informeren over de jaarlijkse besparingen bij de AZV van AWG 60 miljoen. De RMR heeft geconstateerd dat Aruba nog niet aan deze voorwaarde heeft voldaan. Daarnaast was Aruba ten tijde van de RMR nog met het CAft in gesprek over de geraamde liquiditeitsbehoefte voor het vierde kwartaal. Afgesproken is dat Aruba voor de volgende RMR een gedegen plan van aanpak zal indienen hoe zij de besparing van AWG 60 miljoen bij de AZV in 2021 en verder invulling zal geven.

De tijdelijke werkorganisatie (TWO)16 ondersteunt de landen middels het bieden van gerichte ondersteuning, expertise en capaciteit. Voorts is de TWO voortdurend in gesprek met de landen over de benodigde resources om de noodzakelijke hervormingen te realiseren.

Vraag 44:

Waar is het volgens het Ministerie van BZK nodig om expertise aan te bieden en heldere afspraken te maken om alsnog tot verbetering te komen vanuit het Bestuursakkoord Bonaire en de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius en waarom is dat zo?

Antwoord:

In het Bestuursakkoord Bonaire zijn afspraken gemaakt over de versterking van de uitvoeringskracht. In dit kader ondersteunt het Ministerie van BZK samen met de andere ministeries het openbaar lichaam door middel van het faciliteren van detacheringen, opzetten van samenwerking met Europees Nederlandse gemeenten, het versterken van de uitvoeringskracht op specifieke kennisgebieden bijv. door de inzet van tijdelijke projectleiders. Hiermee wordt de aanwezige expertise op het eiland vergroot waardoor er effectiever uitvoering gegeven kan worden aan de afspraken uit het Bestuursakkoord. De komende periode wordt deze ondersteuning voortgezet, en wordt er gekeken naar welke expertise de grootste behoefte is. Uiteindelijk doel moet uiteraard zijn het borgen van de lokale capaciteit op een goed niveau.

Ook op Sint Eustatius ondersteunt het Ministerie van BZK samen met de andere ministeries het openbaar lichaam waar nodig. Dit gebeurt op verzoek van de regeringscommissaris. Voor de uitvoering van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius bieden meerdere departementen hulp. Zo kijkt Rijkswaterstaat bijvoorbeeld mee op de milieuvergunningen en ondersteunt het Ministerie van BZK met juridische expertise bij het herzien van verouderde verordeningen. Het Ministerie van BZK financiert daarnaast de huidige verbeteringen in de ICT-voorzieningen voor de ambtelijke organisatie met middelen vanuit de regio enveloppe. In het kader van de motie van de leden Ceder en Kuiken (Kamerstuk 35 420, nr. 338) heeft het Ministerie van BZK de regeringscommissaris verzocht om te inventariseren of er verdere behoefte is aan capaciteit.

Vraag 45:

Met welke Europees Nederlandse gemeenten zijn samenwerkingsverbanden opgezet of worden op dit moment samenwerkingsverbanden opgezet voor het versterken van de bestuurs- en uitvoeringskracht van de landen en om wat voor samenwerkingsverbanden gaat het?

Antwoord:

Verschillende Nederlandse gemeenten, zoals de gemeente Maassluis, Rotterdam en Leiden, hebben de afgelopen jaren door middel van uitwisselingen en detacheringen bijgedragen aan het versterken van de bestuurs- en uitvoeringskracht van de openbare lichamen.

In 2020 werd een samenwerkingsconvenant opgezet tussen het Ministerie van BZK, het openbaar lichaam Bonaire en de gemeente Rotterdam en Alphen aan de Rijn voor het ondersteunen en versterken van de uitvoeringskracht van het openbaar lichaam Bonaire op het gebied van infrastructuur en mobiliteit.

Met de VNG wordt momenteel verkend hoe nadere invulling gegeven kan worden aan de intentieverklaring die de VNG en het Ministerie van BZK in juni 2019 ondertekenden. Daarin werd de ambitie uitgesproken om gezamenlijk tot een uitwisselingsprogramma en netwerk te komen tussen Europees Nederlandse gemeenten en het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Voor wat betreft de landen werkt de gemeente Amsterdam samen met Curaçao bij de uitvoering van een maatregel uit het landspakket, namelijk grondontwikkeling.

Vraag 46:

Kunt u uiteenzetten in een tabel hoe de € 23,8 miljoen ter ondersteuning van Curaçao in de periode van januari 2019 tot en met juli 2019 is besteed?

Antwoord:

De besteding van de € 23,8 miljoen ving aan in september 2019. In de brief van 6 september 201917 informeerde ik uw Kamer over de besteding van deze middelen die het kabinet in 2019 bij Voorjaarsnota had vrijgemaakt voor de respons op de bijstandsverzoeken van Aruba en Curaçao. In de betreffende brief is onderstaand overzicht opgenomen:

Post

Bedrag

Maritieme grenzen

€ 2,2 miljoen

Crisisbeheersing

€ 10,7 miljoen

Optimaliseren vreemdelingenketen

€ 7,2 miljoen

Vreemdelingenbewaring Curaçao

€ 2 miljoen

Diverse bijstandsprojecten Aruba

€ 1,7 miljoen

Totaal

€ 23,8 miljoen

Vraag 47:

Kunt u uiteenzetten in een tabel hoe de € 10,7 miljoen voor «crisisbeheersing» op Curaçao is besteed?

Antwoord:

Ter voorbereiding op scenario’s van een grootschalige crisis heeft het kabinet besloten om een noodvoorziening aan te leggen in het Caribisch deel van het Koninkrijk voor (nood)opvang: het Rijkspakket. Dit pakket bestaat uit verschillende onderdelen die voorzien in de behoeften op het gebied van onderdak (faciliteiten), sanitair, voeding en algemeen welzijn. Voor de aanschaf van de goederen is in 2019 een bedrag van 10,4 miljoen euro van de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën toegevoegd aan de begroting van het Ministerie Defensie. De verwerving van het Rijkspakket is door het Ministerie van Defensie afgerond.

Om de juiste hulp en bijstand te kunnen verlenen bij grootschalige crises in het Caribisch deel van het Koninkrijk diende tevens de crisisstructuur van het Ministerie van BZK verder versterkt en uitgewerkt te worden. Hier zijn eveneens middelen voor vrijgemaakt. Voor de post gezondheidszorg verwijs ik uw Kamer naar mijn brief van 6 september 2019 (Kamerstuk 29 653, nr. 58).

Rijkspakket

€ 10.389.564

Versterking crisisstructuur BZK

€ 245.000

Gezondheidszorg

€ 62.000

Vraag 48:

Worden de middelen voor versterking van de rechtsstaat in de landen en de aanpak van ondermijning ook ingezet voor de bestrijding van mensenhandel?

Antwoord:

De middelen voor de duurzame ondermijningsaanpak zijn niet bestemd voor de bestrijding van mensenhandel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en ik informeerden uw Kamer op 7 september 202118 over de aanpak van mensenhandel in de Caribische delen van het Koninkrijk. Hierbij benadrukten wij dat de bestrijding van mensenhandel een landsaangelegenheid betreft en dat er binnen het Koninkrijk samenwerking plaatsvindt. Binnen de kaders van het protocol versterking grenstoezicht werken de lokale en Nederlandse grensdiensten momenteel gezamenlijk per land een plan van aanpak uit, gericht op bestrijding van transnationaal georganiseerde en ondermijnende grensoverschrijdende criminaliteit. Naar verwachting zijn deze plannen van aanpak dit najaar vastgesteld. Ik wil – gelet op de lopende besprekingen tussen de betreffende diensten – niet vooruitlopen over de mate waarin financiële middelen ter versterking van het grenstoezicht rechtsreeks gekoppeld zullen worden aan de bestrijding van mensenhandel. Ik zeg uw Kamer toe hierover te informeren wanneer de drie plannen van aanpak van Sint Maarten, Aruba en Curaçao bilateraal zijn vastgesteld.

Vraag 49:

In hoeverre komen de prioriteiten van Europees Nederland (te weten: herstel van de luchthaven, afvalproblematiek en good governance) in de wederopbouw van de Bovenwindse Eilanden overeen met de prioriteiten van de Bovenwindse Eilanden zelf?

Antwoord:

De drie beleidsprioriteiten herstel van de luchthaven, afvalproblematiek en good governance zijn als beleidsdoelstellingen opgenomen in de Dutch Guiding Principals bij de oprichting van het trustfonds wederopbouw Sint Maarten bij de Wereldbank. Het betreft hier de prioriteiten van Nederland en niet per se van Sint Maarten. Dit betekent dat Nederland het zeer wenselijk acht dat deze prioriteiten in de stuurgroep van het trustfonds aan de orde komen voor financiering van projecten via het trustfonds. Naast Nederland en de Wereldbank neemt ook Sint Maarten deel aan de stuurgroep die op basis van consensus besluiten over de bestemming van de wederopbouwgelden. Deze prioriteiten worden ook genoemd in het Nartional Recovery and Reconstruction Plan (NRRP) dat Sint Maarten samen met de Wereldbank heeft gemaakt.

Vraag 50:

Wat zijn de resultaten van de aanpak voor het versterken van de rechtsstaat op Aruba, Curaçao en Sint Maarten? Wat zijn de concrete resultaten van de versterking van het grenstoezicht en de uitbreiding van de duurzame ondermijningsaanpak? Hoe zit het met de financiering van het TBO (Team Bestrijding Ondermijning) in 2022 en daarna?

Antwoord:

De middelen van begrotingsartikel 1 van Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting richten zich voornamelijk op grenstoezicht en de ondermijningsaanpak. De resultaten van de ondermijningsaanpak, vanuit team bestrijding ondermijning (TBO) tussen 2016 en 2019, zijn middels een brief in 2019 aan de Kamer gecommuniceerd.19 Hierin is vermeld dat de onderzoeksresultaten tot dan toe de noodzaak bevestigen van deze aanpak en de vermoedens van verwevenheid tussen boven- en onderwereld. In oktober 2021 zal de Kamer opnieuw geïnformeerd worden over de resultaten van de ondermijningsaanpak 2020–2021. Voorts bent u in oktober 2020 geïnformeerd over de bestendiging van de middelen voor de ondermijningsaanpak20.

In februari 2021 is het protocol inzake de Versterking grenstoezicht in de Caribische landen van het Koninkrijk afgesloten. Nederland investeert door additionele personele bijstand van de Koninklijke Marechaussee en Douane Nederland aan de landen te leveren, financiële middelen ter beschikking te stellen zodat de Kustwacht Caribisch Gebied op termijn 24/7 inzetbaar kan zijn. Daarnaast worden incidentele financiële middelen voor de lokale diensten ter beschikking gesteld. Afspraken omtrent de uitvoering worden momenteel uitgewerkt in een plan van aanpak per land (zie ook antwoord op 48).

De inzet van de versterking van het grenstoezicht en de uitbreiding van de duurzame ondermijningsaanpak worden per 2022 geëffectueerd. Daarom kunnen er op dit moment geen uitspraken worden gedaan over eventuele behaalde resultaten van deze versterking dan wel uitbreiding.

In 2022 vindt een beleidsdoorlichting plaats van begrotingsartikel 1 van Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting, naar o.a. de doeltreffendheid en doelmatigheid van het ingezette beleid van de afgelopen vier jaar21.

Vraag 51:

Met welke middelen ondersteunt Nederland Aruba, Curaçao en Sint Maarten bij rechtshandhaving?

Antwoord: Zie antwoord 52.

Vraag 52:

Hoeveel middelen gaan er naar de ondersteuning door Nederland van Aruba, Curaçao en Sint Maarten bij rechtshandhaving?

Antwoord vragen 51 en 52:

De middelen op artikel 1 van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties dragen bij aan het versterken van de rechtsstaat van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Daarnaast werkt het Ministerie van BZK nauw samen met de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Financiën en Defensie, die de operationele capaciteit voor de ondersteuning en versterking leveren.

Binnen de beschikbare middelen op artikel 1 valt een onderscheid te maken tussen structurele middelen, vooral voor lokaal te plaatsen personeel, en incidentele middelen, die via opdrachten en subsidies aan de Landen worden verstrekt.

Voor 2022 is voor versterking van grenstoezicht geld beschikbaar voor de structurele inzet van personeel van de Koninklijke Marechaussee (€ 24,7 mln.) en Douane Nederland (€ 4,6 mln.) voor de uitvoering van het op 4 februari 2021 overeengekomen protocol ter versterking van het grenstoezicht.22 Daarnaast zal BZK incidenteel de materiële behoefte financieren die voortvloeit uit de vervolgafspraken die binnen de kaders van dit protocol gemaakt worden. Hiervoor is in 2022 € 8 mln. beschikbaar.

Daarnaast stelt het kabinet incidenteel middelen beschikbaar voor de bouw van een nieuwe gevangenis op Sint Maarten en structurele verbeteringen van de detentieomstandigheden.23 Het totale bedrag hiervoor bedraagt in 2022 € 22 mln.

Als laatste vergroten de middelen op artikel 1 structureel de capaciteit van de organisaties die betrokken zijn bij de recherchecapaciteit (€ 11 mln.) en de rechterlijke macht (€ 10,5 mln.). Deze zullen deze middelen ter beschikking worden gesteld aan het Recherche Samenwerkingsteam (RST) voor de recherchecapaciteit en Openbaar Ministeries (OM) en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Hof) voor de rechterlijke macht.

Voor een uitgebreider inhoudelijk en financieel overzicht verwijs ik u naar tabel 12, Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 Versterken rechtsstaat, in begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV).

Vraag 53:

Naar welke posten gaan structureel extra middelen, anders dan de versterking van het grenstoezicht en de uitbreiding van duurzame ondermijningsaanpak op Aruba, Curaçao en Sint maarten?

Antwoord:

Op artikel 1 van begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties, zijn er géén andere posten waar structureel extra middelen naartoe gaan dan de versterking van het grenstoezicht en de uitbreiding van de duurzame ondermijningsaanpak op Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Vraag 54:

Waarom zijn de plannen van aanpak politie en detentiewezen op Sint Maarten nog niet afgerond?

Antwoord:

De voortgangscommissie constateert in haar 41e voortgangsrapportage, op 1 oktober 2021 naar de Tweede Kamer verzonden, dat sprake is van een aantal concrete resultaten ten aanzien van de uitvoering van de plannen van aanpak. Zo rapporteert de voortgangscommissie dat er bij het Korps Politie Sint Maarten (KPSM) gestaag gewerkt wordt aan verbetering van de capaciteitsproblematiek en er door middel van het verlenen van hulp en bijstand vanuit Nederland perspectief is voor de verbetering van de gevangenis. Over de situatie en de stappen tot verbetering binnen het detentiewezen is de Tweede Kamer geïnformeerd in zowel het schriftelijk overleg (SO) Sint Maarten van 21 februari 2021, als het commissiedebat op 26 mei 2021. Hoewel het Nederlandse kabinet aan blijft dringen op het zetten van stappen, is het aan Sint Maarten om de uitvoering van de plannen van aanpak te waarborgen. BZK biedt, naar aanleiding van een verzoek van Minister Richardson op 9 oktober 2020 en in samenwerking met de Minister voor Rechtsbescherming, hulp en bijstand aan Sint Maarten ter ondersteuning van de uitvoering van het plan van aanpak detentiewezen. Hieronder valt het uitzenden van een programmanager, HR-adviseur en personele ondersteuning van de programmamanager, alsook het beschikbaar stellen van geld voor opleidingen aan het gevangenispersoneel in Point Blanche en bouwkundige verbeteringen aan het huidige gebouw.

Vraag 55:

Vanaf wanneer zullen de middelen beschikbaar zijn om de kwetsbare groepen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te kunnen voorzien van voedselpakketten? Wie wordt tot een kwetsbare groep gerekend en wie niet?

Antwoord:

Nederland heeft van mei 2020 tot en met 30 september 2021. financiering beschikbaar gesteld voor voedselhulp. Daarmee zijn vele duizenden mensen geholpen. Vanaf 1 oktober 2021 zijn de landen weer verantwoordelijk voor de zorg voor de meest kwetsbaren. Het is aan de landen om daar vorm aan te geven, passend binnen hun eigen beleid. Zij bepalen dan ook wie tot de kwetsbare groep wordt gerekend. Eventueel benodigde financiering voor voedselhulp kunnen de landen, na verwerking in hun begroting, opnemen in een verzoek tot liquiditeitssteun.

Vraag 56:

Welke categorieën van personen zijn het zwaarst getroffen door de coronacrisis?

Antwoord:

De gevolgen van de coronacrisis op de samenlevingen van Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten zijn groot en raken veel inwoners. De coronacrisis heeft een grote impact op de relatief kleine en kwetsbare economieën van de eilanden, die voor het grootste gedeelte afhankelijk zijn van toerisme. Met het wegvallen van het toerisme viel voor veel inwoners ook hun bron van inkomsten weg. Ook andere bedrijvigheid, zoals bijvoorbeeld de Medical School op Saba werd hard geraakt. Voornamelijk groepen die al weinig te besteden hadden of al in armoede leefden kregen het door de pandemie nog zwaarder.

Vraag 57:

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het doorschuiven van de middelen van 2021 naar 2024 voor de onderwijshuisvesting op Curaçao?

Antwoord:

Spreiding van de middelen over meerdere jaren is altijd de opzet geweest, omdat het voor Curaçao niet mogelijk is alle middelen in 1 jaar uit te geven. In januari van 2021 is een eerste tranche van 500.000 euro vrijgemaakt om acute problemen zoals lekkende daken en kapotte toiletten aan te pakken. Voor de inzet van de overige middelen is een extern bureau gevraagd om een strategisch investerings- en onderhoudsplan te maken voor de lange termijn. Hiermee wordt geborgd dat geïnvesteerd wordt in duurzaam doelmatige en effectieve oplossingen, waarbij bijvoorbeeld ook rekening wordt gehouden met demografische ontwikkelingen. Dat plan wordt in oktober opgeleverd. Vooruitlopend hierop zijn de middelen van 2021 die niet meer tot besteding konden komen doorgeschoven naar 2024.

Het vinden van de juiste opdrachtnemer voor het opstellen van het strategisch huisvestingsplan, met inachtneming van de wensen van Nederland en Curaçao, vergde meer tijd dan in eerste instantie was voorzien. Het gekozen onderzoeksbureau is uiteindelijk vlak voor de zomer aan de slag gegaan en levert in oktober het rapport op. Op basis van de aanbevelingen van het bureau kan worden bepaald welke schoolgebouwen in welke volgorde moeten worden aangepakt en kunnen de aanbestedingstrajecten worden opgestart.

Vraag 58:

Welke factoren leiden tot en hebben geleid tot de vertraging van het opstellen van een plan van aanpak, de verdeling van middelen en de aanbesteding met betrekking tot onderwijshuisvesting op Curaçao?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 57.

Vraag 59:

Hoeveel personele capaciteit is nodig voor de oprichting van het COHO?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 60

Vraag 60:

Waarvoor is de personele capaciteit voor de oprichting van het COHO nodig, anders dan voor het opdrachtgeverschap van het COHO, juridische capaciteit en het uitvoeren van werkzaamheden rondom de detentie van Sint Maarten?

Antwoord vragen 59 en 60:

De personele capaciteit van het COHO is mede nodig voor de totstandkoming van de Rijkswet COHO. Eerst vanuit een kwartiermakersorganisatie en thans samen met de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) als voorloper van de COHO. De kwartiermakers organisatie en de TWO zijn in elkaar opgegaan. De huidige bezetting van de TWO is 23 fte. Deze wordt ingezet voor de inrichting van het COHO, maar vooral ook voor de uitvoering van monitorings- en ondersteuningstaken met betrekking tot de landspakketten zoals die straks onder het COHO zullen vallen. Het is niet goed mogelijk om aan te geven hoeveel fte precies gemoeid is met het inrichtingsvraagstuk, omdat inrichting en uitvoering in praktijk door elkaar heen lopen en grotendeels door dezelfde functionarissen wordt uitgevoerd.

Vraag 61:

Wat is de oorzaak van de verplaatsing van de middelen voor onderwijshuisvesting in de landspakketten van 2021 naar 2024 en wat zijn de gevolgen hiervan voor het onderwijs?

Antwoord:

Zie ook de beantwoording op vraag 57. Voor het onderwijsproces heeft dit besluit geen directe gevolgen, het gaat alleen om de onderwijshuisvesting.

Vraag 62:

Hoeveel bijeenkomsten van de mensenrechtenverdragencommissie hebben er sinds de inwerkingtreding (1 augustus 2020) plaatsgevonden?

Antwoord:

Drie.

Vraag 63:

Stelt het demissionair kabinet vanaf 2022 structureel € 12 miljoen per eiland beschikbaar, of is dit het totaalbedrag voor de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten samen?

Antwoord:

Op 6 oktober 2020 informeerde ik uw Kamer per brief dat het Kabinet structureel € 12 mln. beschikbaar stelt ten behoeve van de ondermijningsaanpak in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dit betrof inderdaad een totaalbedrag voor de inzet van de betrokken organisaties op alle (ei)landen.

Daarnaast stelt het kabinet met het akkoord over de derde tranche liquiditeitssteun extra structurele middelen beschikbaar voor de uitbreiding van de duurzame ondermijningsaanpak op Curaçao en Aruba, oplopend tot jaarlijks € 12,9 mln. in 2025.24

Vraag 64:

Wat is het tijdpad voor de verbetering van de detentie en de bouw van een nieuwe gevangenis op Sint Maarten?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 67

Vraag 65:

Kunt u een overzicht geven van alle werkbezoeken, trainingen en overige technische assistentie tussen 2018 en 2021 die door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Justitie en Veiligheid (IND) zijn georganiseerd in Curaçao? Kunt u de verslagen en evaluaties van deze activiteiten naar de Kamer zenden?

Antwoord:

Een totaaloverzicht heb ik niet tot mijn beschikking, maar wel een overzicht met de relevante werkbezoeken, trainingen en overige technische assistentie die betrekking hebben op de vreemdelingenbewaring en op de vreemdelingenketen in Curaçao. Hierbij wil ik de kanttekening plaatsen dat de Staatssecretaris van JenV de fysieke ondersteuning aan de autoriteiten van Curaçao in maart 2020 tijdelijk opschortte vanwege het covid-19-virus. Naar aanleiding van uw verzoek zullen de Staatssecretaris van JenV en ik uw Kamer per brief informeren over de betreffende activiteiten.

Datum

Organisatie(s)

Activiteit

4–8 juni 2018

BZK, BZ, Defensie, JenV,

KMar, IND, COA en DTenV.

Kennisuitwissling vreemdelingenprocessen

29–30 augustus 2019

BZK

Werkbezoek in kader van ondersteuning Venezuela

4–6 september 2019

DJI

Fact finding mission, t.b.v. advies DJI;

16–30 november 2019

IND

Technische assistentie

2–4 maart 2020

BZK & JenV;

Werkbezoek in kader van ondersteuning Venezuela

9–13 maart 2020

IND

Technische assistentie

Vraag 66:

Hoe worden de mensenrechten gewaarborgd na overdracht van vluchtelingen en migranten aan de autoriteiten van Curaçao en Aruba bij de inzet van Koninklijke Marechaussee in de grensbewaking?

Antwoord:

Op grond van artikel 6 van het Protocol inzake de inzet van personeel vanuit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee voert de Koninklijke Marechaussee grensgerelateerde politietaken uit. De operationele inzet van de medewerkers van de Koninklijke Marechaussee vindt plaats onder het bevoegd gezag van het land waar de werkzaamheden worden verricht. Het is van belang dat vreemdelingen in Curaçao en Aruba worden behandeld op een wijze die niet in strijd is met Curaçaose, Arubaanse en internationale regelgeving. Uiteraard geldt dit ook voor de vreemdelingen die door de grenspolitie worden overgedragen aan lokale diensten die vervolgens verantwoordelijk zijn voor de beschermingsprocedure, opvang en/of terugkeer. Of in een concrete situatie conform de genoemde normen wordt gehandeld, is aan de autoriteiten van Curaçao en Aruba om te beoordelen.

Vraag 67:

Wat is de planning voor de bouw van de nieuwe gevangenis op Sint Maarten en wat betekent dat voor de kwaliteit en capaciteit van de huidige detentiefaciliteit?

Antwoord: samen met vraag 64

De ondersteuning van Nederland bij de verbetering van detentieomstandigheden in Sint Maarten kent twee sporen. Het eerste spoor is dat Nederland hulp en bijstand verleent bij de uitvoering van het plan van aanpak detentie uit 2018 bij de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten en de voltooiing van de afsprakenlijst verbetermaatregelen. Voor het plan van aanpak detentie geldt dat de Samenwerkingsregeling is verlengd tot 10 oktober 2022. Dan zou het plan van aanpak door Sint Maarten moeten zijn uitgevoerd. Een reeds door Nederland uitgezonden programmamanager en een in het najaar van 2021 te beginnen assistent en HR-adviseur dragen bij aan een snellere voortgang dan tot nog toe het geval was. Voor de afsprakenlijst verbetermaatregelen is in het landspakket opgenomen dat deze eind 2021 afgerond moet zijn. Subsidies voor bouwkundige verbeteringen aan de huidige gevangenis Point Blanche zijn verstrekt.

Het tweede spoor betreft de nieuw te bouwen gevangenis in Sint Maarten waarover nu gesprekken lopen tussen Sint Maarten, Nederland en het United Nations Office for Project Services (UNOPS). Een exact tijdpad is eind september 2021 nog niet te geven, omdat er nog geen overeenkomst is voor de bouw van een gevangenis. Van belang is te melden dat eerst vooronderzoek in Sint Maarten moet plaatsvinden voordat de daadwerkelijke bouw kan aanvangen. In de periode tot aan de oplevering zal dus ook de huidige of een andere faciliteit nodig zijn voor de gedetineerden. De verbeteringen zoals beschreven in het eerste spoor moeten bijdragen aan een betere kwaliteit van de huidige detentiefaciliteit op de kortere termijn.

Vraag 68:

Waarom en op welke wijze is er besloten om de financiering van de nieuwbouw van de gevangenis op Sint Maarten te laten verlopen via de United Nations Office for Project Services (UNOPS), en niet via een directe financiering door Nederland?

Antwoord:

De United Nations Office for Project Services (UNOPS) is een organisatie met ervaring in dergelijke projecten en heeft de kennis en expertise om Sint Maarten te ondersteunen voor een groot project als een nieuwe gevangenis in Sint Maarten. Sint Maarten is verantwoordelijk voor het gevangeniswezen en daarmee ook voor de financiering van de nieuw te bouwen gevangenis. Nederland draagt aan de nieuwbouw € 20 mln bij.

Sint Maarten is met UNOPS in gesprek gegaan over de nieuwbouw. Nederland heeft zich in het kader van het landspakket aangesloten bij deze gesprekken. UNOPS zou zowel het financieel beheer als de implementerende activiteiten kunnen uitvoeren. Vanwege hun ervaring zullen dus Sint Maarten en Nederland financiële middelen dan aan UNOPS overmaken.

Vraag 69:

Hoeveel gevangenen vanuit Sint Maarten verblijven momenteel nog in Nederland, op welke wijze zijn hun rechten beschermd en wat is het perspectief voor deze gevangenen?

Antwoord:

Er verblijven nog 12 (van de oorspronkelijk 31) gedetineerden als gevolg van de orkaan Irma en Maria en op basis van de onderlinge regeling detentie (ORD)25 in Nederlandse gevangenissen. Het streven van de Nederlandse regering blijft om de gedetineerden conform afspraak zo snel mogelijk terug te doen keren, hetgeen de re-integratie in de samenleving op Sint Maarten ten goede komt. Dit gebeurt gefaseerd en met het oog op de veiligheid van de gedetineerden.

Vraag 70:

In hoeverre zijn er voldoende middelen voor het bestrijden van de zware, georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit en voor de aanpak van ondermijning en corruptie?

Antwoord:

De bestrijding van zware, georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit is een aangelegenheid voor de Landen zelf. Het is daarom aan de Landen om te bepalen hoeveel middelen zij hiervoor reserveren. Ik hecht er waarde aan dat de Landen inspanningen leveren om de operationele uitvoeringscapaciteit van de meest vitale sectoren van rechtsstaat op peil te houden, zeker waar Nederland de aankomende jaren extra ondersteuning levert. De Minister van Justitie en Veiligheid is primair verantwoordelijk voor de aanpak van corruptie en ondermijning in Caribisch Nederland. Zie ook de beantwoording op vraag 26 en 50.

Vraag 71:

Welke stappen worden er in 2022 gezet naar aanleiding van het Akkoord van Kralendijk als het gaat om het wettelijk minimumloon en uitkeringen (Onderstand en AOV)? Wat zouden de kosten zijn als in 2022 een eerste stapje zou worden gezet in dit kader? In hoeverre is hier rekening mee gehouden bij de begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid?

Antwoord:

In het Akkoord van Kralendijk heeft de Centraal Dialoog Bonaire gepleit voor een verhoging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen per 1 januari 2022 met 10 procent (inclusief eventuele inflatie), met daaropvolgende stapsgewijze verhogingen tot totaal 40 procent. Vanaf 2022 zouden deze verhogingen conditioneel zijn, rekening houdend met de economische situatie en het daadwerkelijk van overheidswege realiseren van verlagingen in de kosten van levensonderhoud. Ik heb begrip de wens van de Centraal Dialoog. Dergelijke stappen zijn ook in lijn met de aanpak ijkpunt sociaal minimum die het kabinet vanaf 2019 heeft ingezet en waarop de afgelopen jaren substantiële stappen zijn gezet. In de rede ligt dat besluitvorming over het verhogen van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen, en over de mate en het tempo daarvan, aan een nieuw kabinet is.

Het verhogen van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen op Bonaire per 1 januari 2022 met 10 procent zou structureel ruim € 2 miljoen per jaar kosten. Hiermee is geen rekening gehouden in de Begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en hiervoor is geen financiële dekking. Besluitvorming hierover is aan een nieuw kabinet.

Vraag 72:

Waarop zijn de bedragen 2022 en verder gebaseerd voor het COHO? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot het wetsvoorstel COHO dat nog niet is vastgesteld?

Antwoord:

De bedragen voor 2022 en verder zijn gebaseerd op een inschatting van de benodigde apparaat- en programma middelen voor de uitvoering van de taken van COHO voor 2022 en verder.

Het wetsvoorstel COHO is nog niet vastgesteld, maar de landspakketten zijn al in uitvoering. De kosten die daarvoor worden gemaakt worden uit de COHO-middelen gefinancierd. Dit betreft de financiering van de tijdelijke werkorganisatie onder BZK en de programmagelden die ingezet worden om de landen te ondersteunen bij de uitvoering van de maatregelen uit de landspakketten.

Vraag 73:

Aan wat voor en welke organisaties worden de gerichte opdrachten betaald die als doel hebben goed bestuur en gezonde overheidsfinanciën te bevorderen? Zijn dit overheidsorganisaties of private bedrijven? Zijn die opdrachten al uitgegeven en de gelden reeds verdeeld?

Antwoord:

De uitvoering van het landspakket is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Landen en Nederland. Thans komen de opdrachten ten behoeve van de uitvoering daarvan ten laste van de begroting van Koninkrijksrelaties (hoofdstuk IV). De opdrachten worden zowel aan overheidsorganisaties als aan marktpartijen verstrekt. In het landspakket staan diverse maatregelen geformuleerd ter bevordering van gezonde overheidsfinanciën en behoorlijk bestuur. De uitvoering van deze maatregelen ligt primair bij de ministeries van de Landen. De Nederlandse vakdepartementen bieden noodzakelijke ondersteuning in de vorm van advies, expertise en capaciteit. In voorkomende gevallen, en indien de benodigde capaciteit/expertise niet voorhanden is binnen het vakdepartement, zal externe expertise worden ingeroepen bij private partijen en/of (semi)overheidsorganisaties. De omstandigheden per geval bepalen de wijze waarop dit plaatsvindt, waarbij altijd rekening gehouden dient te worden met de geldende (comptabiliteit)wetgeving. In de huidige fase van de uitvoering van de maatregelen uit het landspakket, waarin vooral doorlichtingen plaatsvinden die zien op gezonde overheidsfinanciën, zijn meervoudige aanbestedingsprocedures gevolgd om te komen tot een geschikte partij.

Vraag 74:

Op welke wijze wordt in de landspakketten aandacht besteed aan (innovatie op het gebied van) duurzaamheid en het bestrijden van klimaatverandering?

Antwoord:

De Landspakketten staan voor een breed palet aan hervormingen en investeringen die moeten bijdragen aan de weerbaarheid en veerkracht van de economie en samenleving van de Landen. Alhoewel duurzaamheid en bestrijden van klimaatverandering van belang zijn, zijn deze niet expliciet in het Landspakket opgenomen als thema.

Vraag 75:

Kunt u aangeven of er binnen het vrijgemaakte budget voor kleine projecten in het Projecten Fonds specifiek ruimte is gecreëerd voor organisaties die bescherming bieden aan en opkomen voor de rechten van vluchtelingen en migranten?

Antwoord:

Het Kleine Projecten Fonds is een jaarlijks budget wat beschikbaar wordt gesteld via de Vertegenwoordiging van Nederland om projecten in de Landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten te ondersteunen die een bijdrage leveren aan de lokale maatschappij op het gebied van duurzaamheid, sociale zaken, cultuur, educatie of sport. Organisaties die voldoen aan de vereisten kunnen een verzoek indienen en deze zal binnen de gestelde beleidskaders worden gewogen. Ook organisaties die opkomen voor de rechten van vluchtelingen en migranten kunnen daarop een beroep doen.

Vraag 76:

Welke lokale omstandigheden en factoren van de specifieke bestuurlijke context van de afzonderlijke landen hebben op welke manier invloed op de versterking van de uitvoeringskracht van de ambtelijke apparaten van de openbare lichamen van Caribisch Nederland?

Antwoord:

Het is niet bekend of meetbaar wat de invloed is van de specifieke, bestuurlijke context van de afzonderlijke landen op de versterking van de uitvoeringskracht van de ambtelijke apparaten van de openbare lichamen in Caribisch Nederland.

Vraag 77:

Hoe investeert het ministerie in menselijk kapitaal, anders dan door middel van het trainen van ambtelijke lokale apparaten, het voortzetten van het Talent Ontwikkelprogramma Bonaire en het gericht ondersteunen met kennis en expertise?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK investeert, naast het aanbieden van trainingen en coaching gericht op vaardigheden en op persoonlijke ontwikkeling van bestuurders, volksvertegenwoordigers en ambtenaren, ook in menselijk kapitaal door uitwisselingstrajecten met gemeenten (zie vraag 45 voor verdere toelichting), twinning en door het verbeteren van de interculturele communicatie en de kennis en begrip van onze ambtenaren uit Den Haag.

Om de kennis van en begrip voor het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergroten en daarmee de onderlinge samenwerking te versterken heeft het Ministerie van BZK in samenwerking met de Haagse Hogeschool een tweedaagse cursus ontwikkeld voor Haagse beleidsmedewerkers. In februari vond de eerste editie van de tweejaarlijkse cursus plaats. Nader wordt verkend of een dergelijke cursus ook voor ambtenaren van de openbare lichamen en de landen georganiseerd kan worden.

Ook werkt het Ministerie van BZK sinds enkele jaren samen met UNICEF om de rechten van het kind in Caribisch Nederland te verbeteren. Door middel van kinderrechteneducatie en debattrainingen leren de kinderen mondiger te worden en op te komen voor hun rechten.

Vraag 78:

In hoeverre zijn of worden het Bestuursakkoord Bonaire 2018–2022 en de Saba Package 2019–2022 geëvalueerd?

Antwoord:

Het Bestuursakkoord Bonaire 2018–2022 wordt gedurende de looptijd van het akkoord voortdurend gemonitord en tussentijds geëvalueerd door middel van het driemaandelijkse voortgangsoverleg, waarin zowel het Bestuurscollege van Bonaire als het Ministerie van BZK, namens de departementen, zijn vertegenwoordigd. De Saba Package loopt tot medio 2022 en wordt gemonitord en tussentijds geëvalueerd in gesprekken die regelmatig plaatsvinden tussen het Bestuurscollege van Saba en het Ministerie van BZK. Daarnaast worden de bijdragen aan de diverse akkoorden die worden gefinancierd met middelen uit de begroting van Koninkrijksrelaties geëvalueerd middels de reguliere beleidsdoorlichting die verschijnt in 2023.

Vraag 79:

Waarom worden er middelen gereserveerd in 2022 voor een lening aan Aruba?

Antwoord:

Deze middelen zijn gereserveerd voor de herfinanciering door Nederland van de Arubaanse aflossingsverplichtingen op buitenlandse leningen voor 2022. Door deze herfinanciering en die van 2021 krijgt Aruba een rentevoordeel van ongeveer € 40 mln. in totaal. Deze afspraken maken onderdeel uit van de overeenkomst die Nederland en Aruba in november 2020 aangingen in kader van de 3e tranche liquiditeitssteun.

Vraag 80:

Waarvan is de mogelijke herfinanciering van de renteloze bulletleningen voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten die in april 2022 aflopen afhankelijk?

Antwoord:

De gesprekken met de landen over de aflopende liquiditeitsleningen worden deze maand opgestart. Ik kan niet vooruitlopen op deze gesprekken.

Vraag 81:

Wat is de huidige stand van zaken van de materiële wederopbouw op de Bovenwindse Eilanden en hoe staan de Bovenwindse Eilanden tegenover het feit dat er na 2021 geen middelen meer beschikbaar zijn gesteld waarmee het trustfonds bij de Wereldbank wordt gevuld ten behoeve van de wederopbouw?

Antwoord:

Voor de laatste stand van zaken van de wederopbouw van Sint Maarten verwijs ik u naar de brief aan de Tweede Kamer die ik een dezer dagen zal versturen naar aanleiding van de halfjaarrapportage 2021 van het trustfonds. Voor de resterende middelen uit het trustfonds van de wederopbouw Sint Maarten heb ik een betalingsverzoek ontvangen om de projecten tot en met 31 december 2025 te financieren. Dit betalingsverzoek is gebaseerd op de besluiten die tijdens de Stuurgroepvergadering van 14 juli 2021 hierover zijn gemaakt. Sint Maarten is lid van deze stuurgroep. Daarnaast is de wederopbouw van Saba en Sint Eustatius nagenoeg afgerond. Deze wordt niet bekostigd uit het trustfonds wederopbouw Sint Maarten. Wel lopen sommige projecten nog langer door: de stabilisatie van de klifwand bij Fort Oranje in Sint Eustatius, diverse projecten met vertraagde levering van materialen en enkele natuurprojecten.

Vraag 82:

Welk deel van de wederopbouw van Sint Maarten financiert het kabinet?

Antwoord:

De totale kosten van de wederopbouw van Sint Maarten zijn in 2018 geschat op ongeveer 2,3 miljard dollar voor herstel en interventies in de komende zeven jaar.

De sectoren met de grootste behoeften zijn: Huisvesting (22,8 procent), Toerisme en Handel (19,0 procent), Bestuur en Publiek Financieel management (9,4 procent), sanitatie en afvalbeheer (8,3 procent), luchthaven (7,6 procent) en Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport (5,1 procent).

Er zijn geen herzieningen van deze ramingen. Nederland heeft in totaal 550 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de wederopbouw van Sint Maarten. Hiervan is maximaal 470 miljoen euro beschikbaar vanuit het trustfonds bij de Wereldbank.

Het Nederlandse $ 580 miljoen Trustfonds wederopbouw Sint Maarten zal een deel van de in de National Recovery and Resilience Plan genoemde herstel- en veerkrachtopbouwactiviteiten financieren. Aanvullende financieringsbronnen omvatten verzekeringsbetalingen voor onroerend goed, de nationale begroting, de particuliere sector, individuele besparingen en aanvullende steun van de internationale gemeenschap.

Vraag 83:

Waarvoor zijn elk van de Ministeries van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk, anders dan het herstel van schoolgebouwen en infrastructuur?

Antwoord:

Het herstel van schoolgebouwen en de infrastructuur is primair een verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam. Wel worden door in de vraag genoemde ministeries bijzondere uitkeringen en renteloze leningen verstrekt om de openbare lichamen bij te staan om die taken uit te voeren. De taakverdeling tussen Rijk en openbare lichamen is redelijk vergelijkbaar met de taakverdeling tussen Rijk en Europees Nederlandse gemeenten (zie ook het antwoord op vraag 36). Specifiek is het Ministerie van OCW verantwoordelijk – net als in Europees Nederland – voor de bekostiging van het onderwijs. Het Ministerie van I&W is onder meer verantwoordelijk voor luchtvaart, olieterminals, meteorologie en verder kaderstellend en toezichthoudend. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt in Caribisch Nederland toezicht, net als in Europees Nederland.

Vraag 84:

Waarvoor is het geld dat is overgeheveld naar 2022 voor de wederopbouw Sint Maarten bedoeld (€ 5 miljoen)? Hoe ziet de ondersteuning van de Royal Schiphol Group (RSG) er in 2022 uit, gezien de € 4 miljoen die er voor beschikbaar is? Welke resultaten moet dat opleveren?

Antwoord:

Het betreft uitgaven van lopende activiteiten onder het budget Directe Steun dat voor de wederopbouw van Sint Maarten in 2017 is toegezegd. Vanuit het budget Directe Steun wordt onder andere de ondersteuning van Schiphol aan het vliegveld Sint Maarten, technische assistentie aan het Ministerie van VROMI inzake de afvalberg, vervanging stormwaterpompen en de beleidsdoorlichting artikel 8 gefinancierd.

De ondersteuning van de Royal Schiphol Groep aan het vliegveld Sint Maarten is in augustus 2021 verlengd en heeft als doel bij te dragen aan de reconstructie en good governance van de luchthaven. Voor deze verlenging is maximaal € 1,3 mln. beschikbaar. RSG ondersteunt bij de taken die het vliegveld heeft in het reconstructieproject, training en versterking van de financiële functie. Zo levert RSG onder andere de Chief Financial Officer (CFO).

Vraag 85:

Naar wie wordt er verwezen wanneer er wordt gesproken over het «eigen personeel»?

Antwoord:

Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften heeft «eigen personeel» betrekking op medewerkers die een arbeidsovereenkomst bij het Ministerie van BZK hebben. Dit gaat om zowel medewerkers met een lokaal contract als uitgezonden medewerkers. Ook bij het Ministerie van BZK gedetacheerde medewerkers vallen hieronder.

Vraag 86:

Hoe zijn de verschillen in tabel 18 te verklaren tussen 2021 en 2022? Hoeveel vrije uitkering krijgen de BES-eilanden en hoeveel bijzondere uitkeringen in 2022?

Antwoord:

In tabel 18 worden de bedragen aan vrije uitkering voor de openbare lichamen vanuit het BES-fonds weergegeven. In 2022 bedraagt deze vrije uitkering € 42,4 mln. Dit wordt begin 2022 nog aangepast met de mutatie wisselkoersreserve, waardoor de bijdrage 2022 nog iets kan stijgen of dalen. Dit wisselkoerseffect treedt op omdat de vrije uitkering altijd in dollars wordt uitbetaald.

In 2021 (en 2020) was de vrije uitkering vanuit het BES-fonds hoger dan in 2022. Dat heeft te maken met de verschillende (corona-gerelateerde) toevoegingen aan de vrije uitkering van het afgelopen jaar die niet waren voorzien. Zo zijn de openbare lichamen gecompenseerd voor de derving van eilandelijke belastingen ten gevolge van corona, evenals voor de extra kosten die zijn gemaakt om de gevolgen van corona om te vangen. Ook zijn er middelen beschikbaar gesteld voor steun aan de cultuursector in Caribisch Nederland en voor de extra maatregelen die getroffen moesten worden om de Tweede Kamerverkiezingen op een veilige manier te organiseren. De Kamer is hierover het afgelopen jaar meermaals geïnformeerd. Zie daarvoor onder meer de brief «Coronamiddelen openbare lichamen» (Kamerstuk 35 420, nr. 261) en de brieven over uitbreiding van het economisch steun- en herstelpakket voor Caribisch Nederland (noodpakket 4.0, Kamerstuk 35 420, nr. 226 en noodpakket 5.0, Kamerstuk 35 420, nr. 326).

Hoeveel middelen aan bijzondere uitkeringen in 2022 zullen worden verstrekt is nog niet precies bekend. In het verleden is gebleken dat gedurende het begrotingsjaar bijzondere uitkeringen worden verstrekt die eerder nog niet zijn voorzien. Dit omdat de lokale situatie en aanleiding dat noodzaakt, of omdat de openbare lichamen zelf een verzoek doen om extra ondersteuning bij veel eilandelijke taken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij kinderopvang, onderwijshuisvesting, preventieve gezondheidszorg, volkshuisvesting, nutsvoorzieningen, infrastructuur etc. In tabel 40, Overzicht rijksuitgaven Caribisch Nederland in begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV), zijn de bijdragen vanuit BZK aan medeoverheden aangegeven met een E. Dit zijn bijzondere uitkeringen, om gerichte initiatieven te kunnen ondersteunen op het gebied van het ontwikkelen van goed openbaar bestuur en versterken van het financieel beheer (in 2022 ca. € 3 mln.). Ook andere departementen hebben een vergelijkbare bijlage opgenomen in hun begroting. In het jaarlijkse Overzicht Bijzondere Uitkeringen wordt de Kamer geïnformeerd over de bijzondere uitkeringen die in het voorgaande jaar worden verstrekt. Over de bijzondere uitkeringen in 2022 zal de Kamer dus in het voorjaar van 2022 en 2023 worden geïnformeerd. Daarnaast verwijs ik naar de begrotingsinformatie van andere departementen. De bevoegdheid tot het verstrekken van bijzondere uitkeringen ligt immers bij individuele ministers (de Minister die het aangaat).

Vraag 87:

Kan een update worden gegeven van de uitvoering van de motie van de leden Van den Berg en Ceder (Kamerstuk 35 830 IV, nr. 8)?

Antwoord:

De motie van de leden Van den Berg en Ceder verzoekt de regering voorstellen te doen voor een sterkere coördinerende rol voor de bewindspersoon belast met Koninkrijksrelaties, te onderzoeken hoe de vrije uitkering in het BES-fonds in overeenstemming kan worden gebracht met de demografische ontwikkelingen, en meerjarige incidentele uitgaven te bundelen en onder te brengen in structurele bijdragen. In de antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties over het rapport van de Algemene Rekenkamer over bijzondere uitkeringen aan Caribisch Nederland ga ik uitgebreid op deze thema’s in. Ik verwijs daarom naar deze beantwoording, die ongeveer tegelijkertijd met deze antwoorden aan uw Kamer wordt gestuurd.

Vraag 88:

Wat is de voortgang op de motie van de leden Van Raak en Bosman (Kamerstuk 35 570 IV, nr. 11)?

Antwoord:

Mijn ministerie is hierover in contact getreden met de ambassade van de Verenigde Staten in Den Haag. Aangezien de viering zal plaatsvinden ná de ambtstermijn van de huidige regeringen (van zowel Nederland als de Verenigde Staten), is het nog niet gekomen tot nadere concretisering van de te maken afspraken. Wij blijven het gesprek voeren, ook met het consulaat-generaal van de Verenigde Staten in Willemstad, over een in samenspraak te organiseren viering van deze zeer belangrijke dag in de geschiedenis van de landen en van het eiland St. Eustatius.

Vraag 89:

Welke methodologie wordt gebruikt voor de beleidsdoorlichting van artikel 1, Versterken rechtsstaat?

Antwoord:

Voor de beoogde methodologie verwijs ik u naar paragraaf 6 in de onderzoeksopzet van beleidsdoorlichting artikel 1, Versterken rechtsstaat. Deze onderzoeksopzet zond ik op 14 september jl. naar uw Kamer.26 Op voorstel van de uiteindelijke (externe) opdrachtnemer kunnen aanvullende onderzoeksmethoden met instemming van het Ministerie van BZK worden gehanteerd.

Vraag 90:

Op welke manier wordt aandacht besteed aan de impact op en de ervaringen van burgers bij de beleidsdoorlichting van artikel 1, Versterken rechtsstaat?

Antwoord:

In de toegezonden onderzoeksopzet van 14 september jl.27 is dit niet voorzien. De rechtshandhavingsketen is een landsaangelegenheid van Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Sommige onderdelen worden gesteund door Nederlandse bijdragen, maar de Landen hebben eigen begrotingen voor de rechtshandhavingsketen waar onder meer de landsrecherches, de reclassering en de lokale politiekorpsen uit worden gefinancierd. Om die reden is het lastig te meten welke effecten van de versterking precies vallen toe te schrijven aan de Nederlandse bijdrage aan de Caribische rechtshandhavingsketen, zeker waar het gaat om effecten zoals de impact op en de ervaringen van burgers. Wel zullen er tijdens de doorlichting gesprekken gevoerd worden met (lokale) bestuurders en medewerkers van de betrokken organisaties, die opereren binnen de samenlevingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Vraag 91:

Kan er een onderverdeling gegeven worden van de financiële middelen op de begrotingen van andere ministeries, dat wil zeggen waar is het voor bedoeld en hoeveel geld is daar dan voor beschikbaar?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 92.

Vraag 92:

Kunt u een overzicht geven van alle Rijksuitgaven per departement aan Caribisch Nederland, zoals tot aan de begroting van 2021 gewoonte was naar aanleiding van de motie van het lid Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28)?

Antwoord:

In de tabel «Departementaal overzicht Rijksuitgaven Caribisch Nederland» (tabel 39 in begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV)) is conform de motie van het lid Hachchi c.s. een totaaloverzicht weergegeven met alle Rijksuitgaven die voor Caribisch Nederland op de (departementale) begrotingen staan. Naast dit totaaloverzicht is een uitgebreidere toelichting inclusief de uitsplitsing per instrument in de bijlage van de betreffende (departementale) begrotingen terug te vinden.

Vraag 93:

Waarom worden hier bedragen voor 2021 of tot en met 2021 genoemd, het gaat hier toch om de begroting 2022? Kunnen de cijfers voor 2022 gegeven worden?

Antwoord:

Omdat ten tijde van het opmaken van de Rijksbegroting de door de openbare lichamen begrote eilandelijke inkomsten voor het daaropvolgende jaar nog niet bekend zijn, worden in de begroting alleen de inkomsten voor het lopende jaar weergegeven. Op dit moment zijn deze inkomsten nog niet inzichtelijk; alleen de ontwerpbegroting 2022 van het openbaar lichaam Bonaire is gereed.