Kamerstuk 35915-20

Nader gewijzigd amendement van het lid Kat c.s. ter vervanging van nr. 17 over onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar

Dossier: Wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen


82,0 %
16,7 %

Groep Van Haga

Fractie Den Haan

PvdA

DENK

Omtzigt

CU

PVV

GL

SGP

D66

SP

Volt

BIJ1

VVD

BBB

JA21

CDA

PvdD

FVD


Nr. 20 NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID KAT C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 171

Ontvangen 18 januari 2023

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de onderdeelsaanduiding B geplaatst en in de tekst vervalt «van de Faillissementswet».

2. Voor onderdeel B (nieuw) worden een aanhef en een onderdeel ingevoegd, luidende:

De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 285, eerste lid, onder f, wordt na de eerste zin ingevoegd «Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.».

Toelichting

Dit amendement voorziet in een aanpassing van artikel 285, eerste lid, onderdeel f, van de Faillissementswet (Fw). Bij het verzoek om toegelaten te worden tot de wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) dient nu op basis van dit artikel een verklaring te worden overgelegd die is afgegeven door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de schuldenaar woonachtig is, of een persoon of instelling die op basis van de Wet op het consumentenkrediet bevoegd is op te treden als schuldbemiddelaar, waaruit blijkt dat «er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen». Voorstel is om deze bepaling te verduidelijken. Als op voorhand duidelijk is dat het beproeven van een buitengerechtelijke schuldregeling zinloos is, kan een verklaring worden afgegeven waarin dit is vermeld en hoeft niet eerst toch nog een poging te worden ondernomen om een dergelijke regeling tot stand te brengen. Het doel hiervan is om de drempel tot toelating tot de WSNP te verlagen.

Het aantal toelatingen tot de WSNP vertoont al jaren een dalende trend. Veel schuldenaren kunnen niet voldoen aan de toelatingseisen van de WSNP. Van de ingediende verzoeken wordt circa 89% toegewezen. Het is echter niet duidelijk hoeveel mensen vanwege de strenge voorwaarden afzien van het indienen van een verzoek. Dit terwijl de WSNP een doeltreffend instrument is om schuldenaren schuldenvrij te maken. In 93% van de gevallen wordt het WSNP-traject succesvol afgerond. De Tweede Kamer heeft in verschillende moties gevraagd om de aansluiting tussen het minnelijke en het wettelijke traject beter te organiseren.2 Dit amendement draagt daar aan bij.

In het huidige artikel 285, eerste lid, onderdeel f, Fw staat het vereiste dat bij het verzoek om toegelaten te worden tot de WSNP een met redenen omklede verklaring moet worden overgelegd dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. In de praktijk kan dit zo worden opgevat dat gemeenten of schuldbemiddelaars altijd eerst een poging moeten doen om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen alvorens zij over kunnen gaan tot de begeleiding van de schuldenaar richting een WSNP-traject.3 Dit wordt ook als zodanig beschreven in het rapport «Hindernisbaan zonder finish» van de Nationale ombudsman. Hierdoor duurt het in sommige gevallen onnodig lang voordat schuldenaren schuldenvrij kunnen worden.

De indieners beogen met dit amendement vooral ruimte te creëren voor gemeenten om sneller over te gaan tot het begeleiden van de schuldenaar richting een WSNP-traject. Daartoe wordt aan artikel 285, eerste lid, onderdeel f, Fw een zin toegevoegd, waarin expliciet wordt vermeld dat als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om een buitengerechtelijke schuldregeling tot stand te brengen, voor de afgifte van de genoemde verklaring niet eerst een poging hoeft te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.

De indieners willen gemeenten hiermee de ruimte geven om maatwerk te kunnen leveren. Bedoeling is dat gemeenten de schuldenaar direct kunnen doorgeleiden naar de WSNP zodra duidelijk is dat het beproeven van een buitengerechtelijke schuldregeling zinloos is. De indieners hebben hierbij in ieder geval de volgende situaties voor ogen.

Het is mogelijk dat een schuldenaar al langere tijd gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening en in dat kader bijvoorbeeld is begeleid via budgetbeheer of schuldenbewind. Budgetbeheer en schuldenbewind zijn gericht op het stabiliseren van de financiële situatie. Als de financiële situatie van de schuldenaar eenmaal is gestabiliseerd, kan dit in bepaalde gevallen ook al direct het inzicht geven dat de totstandkoming van een buitengerechtelijke schuldregeling in de gegeven situatie kansloos is. Het is dan in het belang van zowel schuldenaar als zijn schuldeisers dat er niet eerst nog een poging wordt gedaan om tot een dergelijke regeling te komen, maar dat de schuldenaar zo spoedig mogelijk wordt doorgeleid naar de WSNP.

Ook komt het voor dat al snel duidelijk wordt dat het onmogelijk zal zijn om met een bepaalde schuldeiser overeenstemming te bereiken over een schuldregeling. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een brief van de desbetreffende schuldeiser of zijn advocaat. Omdat voor een buitengerechtelijke schuldregeling de instemming van alle schuldeisers nodig is, blijkt dan al snel dat een poging om een dergelijke regeling tot stand te brengen gedoemd is te mislukken.4 Een snelle doorgeleiding van de schuldenaar naar de WSNP kan dan helpen om de schuldregeling alsnog op basis van artikel 287a Fw via de rechter tot stand te laten komen (dwangakkoord).

Een andere situatie waarin dit van toepassing kan zijn is wanneer het door dakloosheid of een echtscheiding van de schuldenaar onmogelijk is om binnen afzienbare tijd een volledig beeld te krijgen van alle schulden, wat essentieel is om überhaupt een schuldregeling te kunnen voorleggen aan de schuldeisers.5

Dit amendement geeft gemeenten meer mogelijkheden om maatwerk te leveren. Uiteraard zal in de verklaring nog steeds moeten worden gemotiveerd waarom toelating tot de WSNP gerechtvaardigd is. De modelverklaring die wordt gebruikt bij de afgifte van verklaringen op basis van artikel 285, eerste lid, onderdeel f, Fw, kan hierop worden ingericht. De indieners doen de suggestie om die modelverklaring zodanig aan te passen dat hierin ook kan worden aangegeven waarom op voorhand is geconstateerd dat het onmogelijk is om een buitengerechtelijke schuldregeling tot stand te brengen: is dit omdat de aflossingsmogelijkheden van de schuldenaar onvoldoende zijn of zijn er andere redenen die de totstandkoming van een buitengerechtelijke schuldregeling onmogelijk maken, en zo ja, welke redenen zijn dat dan.

Ook verschaft dit amendement rechters een expliciete grond op basis waarvan zij een verzoek tot toelating tot de WSNP kunnen goedkeuren zonder dat een verzoeker altijd eerst een (mislukte) poging hoeft te hebben gedaan om tot een buitengerechtelijk schuldregeling te komen. Dit is in lijn met de oproep van de Nationale ombudsman dat de WSNP-rechter altijd de ruimte moet krijgen om maatwerk te leveren en rekening te houden met de omstandigheden en de belangen van de verzoeker.6

Kat Ceder Maatoug Kathmann