Gepubliceerd: 14 juni 2021
Indiener(s): Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA)
Onderwerpen: gezondheidsrisico's zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35853-9.html
ID: 35853-9

Nr. 9 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 juni 2021

Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van het verslag naar aanleiding van het Wetsvoorstel wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met enkele verbeteringen en preciseringen van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2. De regering wil haar waardering uitspreken voor de snelheid waarmee het verslag tot stand is gebracht.

De leden van de VVD-fractie, de D66-fractie, de GroenLinks-fractie en de SGP-fractie hebben enkele vragen gesteld over het onderhavige wetsvoorstel. De regering vertrouwt erop met deze nota naar aanleiding van het verslag deze vragen naar tevredenheid te hebben beantwoord.

Leeswijzer

In deze nota naar aanleiding van het verslag wordt de volgorde van de hoofdstukken van het verslag aangehouden.

1. Inleiding

1.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de aanleiding voor deze wetswijziging is geweest. Is dat de Europese Verordening voor het DCC of amendering van de wet, zo vragen zij. En als het laatste het geval is, waarom is dat dan toen niet al aangegeven?

Zowel de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen (hierna: Twc) als de verordening1 zijn vrijwel gelijktijdig en onder grote snelheid tot stand gebracht. Parallel daaraan is gewerkt aan de (technische) uitvoering en de daarbij behorende gegevensverwerking. Daarbij werd uitgegaan van de veronderstelling dat het proces rondom coronatoegangsbewijzen en DCC op basis van vaccinatie vergelijkbaar zou zijn met het proces voor coronatoegangsbewijzen en DCC op basis van een negatieve testuitslag.

Bij de verdere uitwerking bleek met name het ophalen van de vaccinatiegegevens in de praktijk anders te werken dan het ophalen van testgegevens. Zoals ook is opgenomen in de memorie van toelichting op onderhavig wetsvoorstel heeft dat te maken met het verschil in aantal en variëteit van toedieners van het vaccin (huisartsen, ziekenhuizen, zorginstellingen, de GGD’en) ten opzichte van de uitvoerders van testen. Daarbij is ook van belang dat men zich, anders dan bij een vaccinatie, voor een coronatoegangsbewijs op basis van een negatieve testuitslag speciaal laat testen bij een gespecialiseerde testaanbieder. Dit hele proces is bovendien binnen één of twee dagen afgerond terwijl een volledige vaccinatie meerdere weken in beslag neemt. Ook kunnen vaccins door twee verschillende zorgaanbieders zijn toegediend.

Omdat een groot deel van de vaccinatiegegevens reeds is opgenomen in het COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoring-systeem (hierna: CIMS) ligt het in de rede om vaccinatiegegevens zoveel mogelijk uit het CIMS op te halen. Daarom wordt voorgesteld het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) op te nemen in het zesde lid van artikel 58re Wpg waarin is geregeld wie er gegevens mogen verwerken ten behoeve van een coronatoegangsbewijs. In deze bepaling zijn bijvoorbeeld ook de uitvoerder van de test, de toediener van het vaccin en de verklaarder van het herstel opgenomen.

Dit maakt aanscherping van de Twc nodig, dus niet de verordening als zodanig en ook niet de amendering.

2.

De leden van de VVD-fractie merken op dat wordt gesteld dat de Twc aanvankelijk primair gericht was op de inzet van testbewijzen van een testuitslag. Zij wijzen erop dat in de wet zat al een mogelijkheid was opgenomen om bij amvb een vaccinatiebewijs en herstelbewijs gelijk te stellen met een testbewijs.

De leden van de VVD-fractie merken terecht op dat het wetsvoorstel Twc aanvankelijk voorzag in een mogelijkheid om bij amvb vaccinatiebewijzen en herstelbewijzen gelijk te stellen met testbewijzen. Gelet op het antwoord op vraag 1 van voornoemde leden bleek aanscherping van de Twc echter nodig omdat in de praktijk is gebleken dat het proces rondom het ophalen van vaccinatiegegevens niet gelijk is aan het ophalen van testgegevens.

3.

De leden van de D66-fractie vragen de regering op welke datum gestart is met de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Zij vragen of dit voor of na de behandeling van de Twc was, indien ervoor, waarom dit toen niet bij die wetsbehandeling was meegenomen en indien erna, waarom er niet eerder mee is gestart.

Medio mei werd duidelijk dat het CIMS een heel belangrijke bron zou kunnen zijn voor vaccinatiegegevens en het wetsvoorstel Twc geen grondslag bleek te bieden voor het benutten van deze registratie voor coronatoegangsbewijzen. Uw Kamer had op dat moment reeds ingestemd met het wetsvoorstel Twc en een nota van wijziging was dan ook niet meer mogelijk. Daarom is er zo snel mogelijk gestart met het in gang zetten van dit spoedwetsvoorstel waarbij zowel de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) als de Raad van State bereid zijn geweest spoedadvies uit te brengen. De Eerste Kamer is in de op 21 mei jl. uitgebrachte nota naar aanleiding van het verslag op de hoogte gesteld van het feit dat dit spoedwetvoorstel ter hand werd genomen.2

4.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering uitvoering heeft gegeven aan de motie Jetten waarin reeds is verzocht om een vaccinatiebewijs gereed te maken en hier in ieder geval niet mee te wachten tot in de zomer. Is toen direct gestart met inventariseren hoe wettelijke borging van het vaccinatiebewijs plaats moest vinden, zo ja, is toen al gestart met voorliggend wetsvoorstel en zo nee, waarom niet, zo vragen zij.

In de motie Jetten van 10 maart 2021 wordt de regering verzocht «het reeds aangekondigde coronapaspoort zo spoedig als verantwoord mogelijk in te voeren en hiermee in ieder geval niet te wachten tot in de zomer, zodat mensen met een test- of vaccinatiebewijs meer vrijheden kunnen verkrijgen.» De regering heeft niet gewacht met de invoering van een test- of vaccinatiebewijs tot de zomer van 2021. Hieronder worden eerst de nationale ontwikkelingen geschetst en vervolgens de Europese.

Eind januari 2021 is gestart met de voorbereiding van een wetsvoorstel voor dergelijke bewijzen. Het wetsvoorstel is 8 maart 2021 ter consultatie onder meer voorgelegd aan de AP, het College van de Rechten van de Mens (hierna: CRM) en het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR). Verder is toen een internetconsultatie gestart. Het wetsvoorstel bevatte reeds de mogelijkheid om vaccinatiebewijzen gelijk te stellen aan testbewijzen. Op 26 maart 2021 is het wetsvoorstel door de regering voorgelegd voor advies aan de Raad van State, die op 12 april 2021 advies heeft uitgebracht. Vervolgens is het wetsvoorstel 16 april 2021 bij uw Kamer aanhangig gemaakt. Na aanvaarding door het parlement, is de Twc op 1 juni 2021 in werking getreden. Per 5 juni 2021 zijn op grond van die wet vastgestelde ministeriële regelingen in werking getreden waardoor met toegangsbewijzen op basis van negatieve testuitslagen ruimer toegang kan worden geboden tot eet- en drinkgelegenheden, instellingen voor kunst en cultuur alsmede evenementen. Ondertussen is een ministeriële regeling opgesteld om coronatoegangsbewijzen ook te kunnen baseren op vaccinatie en herstel. Het ontwerp daarvan is uw Kamer op 28 mei 2021 toegezonden. Het is de bedoeling dat deze regeling tegelijkertijd in werking treedt met het onderhavige wetsvoorstel dat de benodigde, aanvullende grondslag biedt voor de verwerking van persoonsgegevens door het RIVM en de Minister van VWS voor coronatoegangsbewijzen op basis van vaccinatie.

Parallel aan de nationale coronatoegangsbewijzen is gewerkt aan de grondslag voor Europese certificaten. Op 17 maart 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan van de verordening betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (digitaal groen certificaat) (2021/0068(COD)). Nederland heeft zich ingezet om de verordening zodanig vorm te geven dat daarmee een volledige wettelijke borging van het vaccinatiebewijs tot stand zou worden gebracht. Uw Kamer is in de kabinetsappreciatie van 26 maart 2021 geïnformeerd over de voorbereidingen om tot een Europees certificaat te komen.3 Gaandeweg de besprekingen van de lidstaten met de Europese Commissie over de verordening heeft het kabinet besloten zekerheidshalve te voorzien in een wettelijke grondslag om regels te kunnen stellen ter uitvoering van de verordening. Daartoe is door middel van de nota van wijziging van 23 april 2021 inzake het voorstel van Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen (Kamerstukken 35 807) artikel 6ba aan de Wpg toegevoegd.

Eerst na afronding van de besprekingen over de definitieve tekst van de verordening door het Europese Parlement, de Commissie en de Raad kon eind mei de balans opgemaakt worden of en zo ja, welke aanvullende, nationale regels nog gesteld dienen te worden ter uitvoering van de verordening. Dat blijkt het geval. Zo dient onder meer te worden geregeld dat certificaten op verzoek worden uitgegeven, dat voor de uitgifte bepaalde door de Minister van VWS beschikbaar gestelde applicaties gebruikt worden, hoe certificaten op papier worden verkregen en dat voor de certificaten gegevens van het RIVM en de GGD'en gebruikt kunnen worden. Op grond van artikel 6ba, vierde lid, Wpg zal een tijdelijke spoedregeling worden vastgesteld die per 1 juli in werking treedt. Over deze regeling zal advies worden ingewonnen bij de AP, de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES (CPB-BES) en het ATR. Met het onderhavige wetsvoorstel, dat op 3 juni is ingediend, wordt slechts geëxpliciteerd dat de grondslag in artikel 6ba Wpg mede betrekking heeft op het regelen van de verwerking van (medische) persoonsgegevens. Dit is gelet op het onderwerp van de verordening reeds evident. Toch wordt het wenselijk geacht dit boven elke twijfel te verheffen.

5.

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe zij het citaat in de brief van 4 mei jl. moeten interpreteren: «De grondslagen voor het verwerken van persoonsgegevens ten behoeve van testbewijzen, zijn van overeenkomstige toepassing op vaccinatiebewijzen.»

Zowel de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen (hierna: Twc) als de verordening zijn vrijwel gelijktijdig en onder grote snelheid tot stand gebracht. Parallel daaraan is gewerkt aan de (technische) uitvoering en de daarbij behorende gegevensverwerking. Daarbij werd uitgegaan van de veronderstelling dat het proces rondom coronatoegangsbewijzen en DCC op basis van vaccinatie vergelijkbaar zou zijn met het proces voor coronatoegangsbewijzen en DCC op basis van een negatieve testuitslag. Zo zijn bijvoorbeeld in het zesde lid van artikel 58re Wpg de uitvoerder van de test, de toediener van het vaccin en de verklaarder van het herstel opgenomen als personen en organisaties die gegevens mogen verwerken voor een coronatoegangsbewijs.

Bij de verdere uitwerking bleek met name het ophalen van de vaccinatiegegevens in de praktijk anders te werken dan het ophalen van testgegevens. Zoals ook is opgenomen in de memorie van toelichting op onderhavig wetsvoorstel heeft dat te maken met het verschil in aantal en variëteit van toedieners van het vaccin (huisartsen, ziekenhuizen, zorginstellingen, de GGD’en) ten opzichte van de uitvoerders van testen. Daarbij is ook van belang dat men zich, anders dan bij een vaccinatie, voor een coronatoegangsbewijs op basis van een testuitslag speciaal laat testen bij een gespecialiseerde testaanbieder. Dit hele proces is bovendien binnen één of twee dagen afgerond terwijl een volledige vaccinatie meerdere weken in beslag neemt. Ook kunnen vaccins door twee verschillende zorgaanbieders zijn toegediend.

Omdat een groot deel van de vaccinatiegegevens reeds is opgenomen in het COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoring-systeem (hierna: CIMS) ligt het in de rede om vaccinatiegegevens zoveel mogelijk uit het CIMS op te halen. Daarom wordt voorgesteld het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) toe te voegen aan het zesde lid van artikel 58re Wpg.

6.

De leden van de D66-fractie vragen de regering voorts te reflecteren om de uitspraak van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tijdens het plenaire coronadebat van 24 maart jl.: «Het vaccinatiebewijs. Ik zeg niet dat we al klaar zijn, maar ik zeg wel: we zullen zorgen dat we er technisch klaar voor zijn op het moment dat we het zouden kunnen gaan gebruiken.» En: «Dat zal onder andere zijn naar aanleiding van het wetsvoorstel over de testbewijzen, maar ook het vaccinatiebewijs zullen we gewoon netjes wettelijk moeten regelen op het moment dat we daarmee aan de slag zouden willen gaan.» Daarnaast vragen deze leden waarom voorliggend wetsvoorstel derhalve niet is meegenomen in de wetsbehandeling van de Twc eind april.

CoronaCheck en de koppelingen met bestaande vaccinatieregistraties zullen rond 23 juni technisch gereed zijn voor het genereren van coronatoegangsbewijzen en DCC op basis van vaccinatie.

De voorliggende wetswijziging is niet meegenomen in de behandeling van de Twc eind april omdat pas medio mei – nadat uw Kamer het wetsvoorstel Twc had aangenomen – duidelijk werd dat het CIMS een heel belangrijke bron zou kunnen zijn voor vaccinatiegegevens en het wetsvoorstel Twc geen grondslag bleek te bieden voor het benutten van deze registratie voor coronatoegangsbewijzen. Zodra dit duidelijk was is zo snel mogelijk gestart met het in gang zetten van dit spoedwetsvoorstel. De Eerste Kamer is hier vervolgens van op de hoogte gebracht in de op 21 mei jl. uitgebrachte nota naar aanleiding van het verslag.4

7.

De leden van de D66-fractie constateren dat inmiddels acht Europese landen reeds gebruikmaken van het DCC. Alle landen binnen Europa zijn gebonden aan de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG). Voorwaarden als toestemming voor verwerking en heldere privacy voorwaarden zijn universeel. Denemarken heeft bijvoorbeeld al langere tijd een vaccinatiebewijs, ook voor nationaal gebruik. Kan de regering toelichten hoe (enkele) van deze acht Europese landen, waaronder Denemarken, hun wettelijke bepalingen hebben geregeld omtrent het vaccinatiebewijs en hoe dat verschilt van Nederland?

Het wettelijk kader voor de inzet van vaccinatiebewijzen is een nationale aangelegenheid van de lidstaten. Denemarken heeft bijvoorbeeld een covid wet die de Deense overheid veel flexibiliteit biedt. Zo heeft de Deense Minister van gezondheid op grond van deze wet de bevoegdheid om persoonsgegevens te verwerken als dit nodig is om covid te bestrijden. Op basis van deze wet heeft de Deense Minister van gezondheid een ministerieel besluit genomen op basis waarvan persoonsgegevens kunnen worden verwerkt voor de Deense Coronapas.

8.

Is ook daar aparte wetgeving voor noodzakelijk geweest en is er vanuit de Europese Raad of Commissie aanbevolen aparte wetgeving, zoals voorliggende wetsvoorstel, gereed te hebben alvorens te kunnen starten met een (inter)nationaal vaccinatiebewijs, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Er zijn geen aanbevelingen gekomen vanuit de Raad of Commissie om aparte nationale wetgeving voor te bereiden. De Verordening regelt overigens alleen de technische aspecten van het DCC (welke gegevens moeten erop staan, wat de ict-technische randvoorwaarden zijn, dat er sprake moet zijn van interoperabiliteit etc.). Het regelt niet de daadwerkelijke inzet van het DCC, die bevoegdheid is voorbehouden aan de individuele lidstaten.

9. en 10.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de tijdelijkheid. De coronamaatregelen die onderdeel uitmaken van de Wpg lopen iedere drie maanden af, in beginsel per 1 september 2021. De verordening loopt in elk geval nog tot 1 juli 2022. Hoe tijdelijk is de inzet van het DCC, welke beginselafspraken zijn hierover gemaakt en is de regering van mening dat de tijdelijkheid hiervan gelijk moet lopen met binnenlandsgebruik van coronatoegangsbewijzen, of juist niet, zo vragen deze leden.

De verordening kent een werkingsduur van twaalf maanden en kan eventueel worden verlengd. De verordening kan alleen van kracht zijn in het kader van de pandemie van covid-19. De regering vindt het belangrijk dat reismaatregelen genomen worden wanneer dit epidemiologisch noodzakelijk is. Daarmee hecht de regering er ook waarde aan dat er geen maatregelen gelden voor reizigers uit gebieden zonder verhoogd risico. Een DCC zou voor deze reizigers niet nodig moeten zijn. De verwachting is daarom dat met de toenemende vaccinatiegraad en daarmee de dalende incidentie in Europa het DCC steeds minder nodig zal zijn.

De tijdelijke inzet van het DCC hoeft niet per definitie gelijk te lopen met het binnenlands gebruik van toegangsbewijzen. Het is denkbaar dat op enig moment coronatoegangsbewijzen niet meer gebruikt zullen worden voor toegang tot activiteiten of voorzieningen in Nederland vanwege een gunstige epidemiologische situatie, maar het DCC nog wel noodzakelijk is voor toegang tot Nederland om import van het virus SARS-CoV-2 uit andere landen te voorkomen. Bijvoorbeeld wanneer er zorgwekkende varianten rondgaan in andere landen. Dit geldt omgekeerd ook voor toegang van Nederlanders tot andere Europese landen.

11. tot en met 13.

Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de regering voor het zomerreces een appreciatie kan geven of er nog onderdelen (maatregelen) van de spoedwet na 1 september naar verwachting nodig zullen zijn in de situatie waarin covid een endemische ziekte is geworden. Deze leden vragen hoe de regering de toekomst van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) ziet als blijkt dat een mutatie van het coronavirus toch de volksgezondheid belast en hierdoor toch enkele maatregelen getroffen moeten worden. Is de regering voornemens om in een dergelijke endemische situatie de noodwet in zijn geheel op te heffen – incluis alle vergaande overheidsbevoegdheden – en indien nodig per maatregel met tijdelijke onafhankelijk covid-wetgeving te komen, zo vragen zij.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de toekomst van de Twm en de onderdelen daarvan in de overgangsfase naar de endemische fase en de endemische fase van covid-19. Het kabinet is voornemens om in de loop van juni aan beide Kamers inzicht te bieden in de overgangsfase en de endemische fase, waarbij ook zal worden aangegeven welke instrumenten na 1 september 2021 nog nodig geacht worden. Hierbij ook zal worden ingegaan op vragen over mogelijke verlenging van de Twm of van onderdelen daarvan (zoals de Twc).

2. Verwerking van persoonsgegevens

14.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er ten behoeve van het DCC verwerking van persoonsgegevens moet plaatsvinden, omdat ook gebruik moet kunnen worden gemaakt van de gegevens bij het RIVM. Zij merken op dat het goed is dat daarvoor een wettelijke basis wordt vastgelegd en willen de garantie dat de gegevens niet uitgewisseld dan wel uitgelezen kunnen worden voor het DCC zonder de toestemming van de persoon zelf. De leden vragen hoe dit is geborgd.

Of iemand een DCC wil maken en gebruiken is aan betrokkene zelf; dit is altijd een vrijwillige keuze. Omdat er een wettelijke grondslag is, is het niet nodig om toestemming te vragen voor het ophalen van gegevens van het CIMS voor het genereren van een DCC. Uiteraard zal een DCC uitsluitend op verzoek worden uitgegeven en vindt de gegevensverwerking die daarvoor nodig slechts plaats na een dergelijk verzoek.

15.

Tevens vragen de leden van de VVD-fractie of de regering kan aangeven hoe wordt omgegaan met het al dan niet opslaan van gegevens en wat wel en niet wordt opgeslagen en waar.

Gegevens die worden gebruikt voor het maken van DCC en coronatoegangsbewijzen worden door de CoronaCheck-app opgehaald uit diverse bronnen. Zoals een uitvoerder van een test, maar bijvoorbeeld ook de GGD als het gaat om vaccinatiegegevens. In de CoronaCheck-app worden daarvan twee soorten QR-codes gemaakt: codes voor een DCC (aparte codes gebaseerd op een negatieve test, herstel of vaccinatie) en één code voor een coronatoegangsbewijs. Voor beide soorten QR-codes geldt dat de gegevens alleen op de mobiele telefoon van de burger staan. De gegevens worden dus niet elders of centraal opgeslagen. De bewijzen worden ook automatisch van de telefoon verwijderd zodra een bewijs niet meer geldig is.

De CoronaCheck Scanner-app, die wordt gebruik voor controle van het coronatoegangsbewijs voor binnenlands gebruik, slaat geen gegevens op.

16.

De leden van de VVD-fractie merken voorts op dat de oorspronkelijke tekst «De uitvoerder van de test, de toediener van het vaccin of de verklaarder van het herstel» wordt vervangen door «Onze Minister, het RIVM, de uitvoerder van de test, de toediener van het vaccin, de verklaarder van het herstel of de personen of organisaties die in artikel 6ba bedoelde EU-rechtshandelingen uitvoeren». Genoemde leden begrijpen de toevoeging van het RIVM, en vragen of kan worden uitgelegd worde «Onze Minister» en «personen of organisaties die in artikel 6ba bedoelde EU-rechtshandelingen uitvoeren» zijn toegevoegd? Wie vallen onder de laatste categorie, zo vragen voornoemde leden.

De Minister verwerkt gegevens om te waarborgen dat de opvraging van vaccinatiegegevens op betrouwbare wijze verloopt en de verklaring van vaccinatie betrekking heeft op degene die op basis daarvan een coronatoegangsbewijs wenst te genereren. Ook zorgt de Minister ervoor dat een digitale handtekening wordt geplaatst ter beveiliging en waarmerking van de gegevens. De geldigheid van deze handtekening wordt gecontroleerd bij het scannen van het bewijs. Daartoe heeft de Europese Commissie ook een platform ingericht waarop de geldige handtekeningen van alle lidstaten worden geplaatst.

In de ministeriële regeling over de inzet van coronatoegangsbewijzen op basis van vaccinatie of herstel en de toelichting daarop wordt de gegevensverwerking door de Minister van VWS nader uitgewerkt. Deze regeling wordt gelijktijdig met de voorliggende nota naar aanleiding van het verslag in het kader van de nahangprocedure (artikel 58c, tweede lid, Wpg) aan uw Kamer gezonden.

Met de «personen of organisaties die in artikel 6ba bedoelde EU-rechtshandelingen uitvoeren» worden de personen en organisaties bedoeld die zijn opgenomen in de regeling ter uitvoering van de Europese verordening over certificaten met betrekking tot covid-19 (Tijdelijke spoedregeling DCC) die op 1 juli 2021 in werking treedt. Het betreft bijvoorbeeld de GGD die een rol heeft in het afgeven van een herstelcertificaat. Herstel wordt vastgesteld aan de hand van een positieve testuitslag op basis van onder de verordening aangewezen soorten testen. Het betreft dan niet alleen uitslagen van testen die de GGD zelf heeft uitgevoerd, maar ook testuitslagen die aan de GGD zijn gemeld voor zover van die testuitslagen voldoende gegevens bekend zijn om een DCC te kunnen maken.

17.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er ook nog sprake is van lagere regelgeving waarin zaken nader uitgewerkt worden. Zij vragen wanneer deze lagere regelgeving gereed is en of dit tijdig voor 1 juli 2021 is.

Er is inderdaad sprake van uitwerking in lagere regelgeving. Het betreft verschillende ministeriële regelingen die voor 1 juli in werking zullen treden of reeds in werking zijn getreden:

  • Een ministeriële regeling met algemene bepalingen ten behoeve van de inzet van coronatoegangsbewijzen op basis van een negatieve testuitslag. Deze regeling is in werking getreden op 5 juni 2021.5

  • Een ministeriële regeling in verband met het doorvoeren van stap 3 uit het openingsplan, waarbij onder meer de daadwerkelijke inzet van coronatoegangsbewijzen bepaald is. Deze regeling is in werking getreden op 5 juni 2021.6

  • Een ministeriële regeling om coronatoegangsbewijzen ook te kunnen baseren op vaccinatie of herstel. Deze regeling is op 28 mei in concept aan Uw Kamer gezonden en voor advies voorgelegd aan de AP en het ATR. De AP en het ATR hadden geen opmerkingen over het ontwerp van de regeling. De regeling is vervolgens vastgesteld en zal gelijktijdig met deze nota naar aanleiding van het verslag in het kader van de nahangprocedure van artikel 58c, tweede lid, Wpg aan uw Kamer worden toegestuurd. Deze regeling zal gelijktijdig met het onderhavige wetsvoorstel, indien dat door zowel Uw Kamer als de Eerste Kamer wordt aanvaard, in werking treden.

  • Een ministeriële regeling ter uitvoering van de Europese verordening over certificaten met betrekking tot covid-19 (Tijdelijke spoedregeling DCC). Deze regeling zal in werking treden op 1 juli 2021 en voor ten hoogste drie maanden van toepassing zijn. In die periode zullen de regels ter uitvoering van de verordening bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gesteld worden. Het ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur zal bij het parlement worden voorgehangen op grond van artikel 6ba, derde lid, Wpg.

  • Wettelijke voorschriften waarin wordt vereist dat men kan aantonen met betrekking tot covid-19 negatief getest, gevaccineerd of hersteld te zijn. Zo bevat de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 op basis van hoofdstuk Va Wpg bepalingen met betrekking tot internationaal personenvervoer. Voor het aantonen van test, vaccinatie of herstel kan gebruik worden gemaakt van een DCC.

18.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de interoperabiliteit van het DCC buiten de Europese Unie en of dan dezelfde gegevens onderdeel zullen uitmaken van het certificaat.

Het DCC ziet op uitgifte van vaccinatie-, test- en herstelcertificaten met als doel om het vrije verkeer van personen binnen de EU te bevorderen. De Europese Commissie overlegt onder meer met de ICAO (voor burgerluchtvaart) en de WHO over de mogelijke mondiale interoperabiliteit hiervan. Daarbij wordt ook gesproken over de gegevens die onderdeel uitmaken van deze afspraken. Zodra daarover meer bekend is zal ik uw Kamer hierover informeren.

19.

Tevens vragen voornoemde leden in hoeverre de voorliggende wetswijziging juridisch voldoende is om deze interoperabiliteit mogelijk te maken.

Het kader dat de verordening schept, biedt waarborgen voor de samenhang met mondiale initiatieven, met name initiatieven waarbij de WHO en de ICAO betrokken zijn. Waar mogelijk moet dergelijke samenhang ook interoperabiliteit omvatten tussen op mondiaal niveau of door derde landen met nauwe banden met de Europese Unie opgezette technologische systemen en de systemen die zijn opgezet voor de toepassing van de verordening. Mede ten behoeve van de interoperabiliteit met internationale normen geeft de verordening de Europese Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen om de gegevens die deel uitmaken van een DCC te wijzigen. Dergelijke wijzigingen hebben rechtstreekse werking. Mocht het toch nodig blijken om aanvullende regels te stellen, dan biedt artikel 6ba Wpg – met inbegrip van de voorliggende wijziging daarvan – daarvoor voldoende grondslag.

20.

De leden van de D66-fractie vragen of in een land als Denemarken, alwaar ook een nationaal coronatoegangsbewijs is, de grondslag voor vaccinatie en negatieve test hetzelfde is.

De in het antwoord op vraag 7 van de leden van de D66-fractie genoemde Deense covid wet is de wettelijke basis voor het verwerken van de persoonsgegevens voor het verstrekken van zowel testcertificaten als vaccinatiecertificaten.

21.

De leden van de D66-fractie vragen de regering vanaf wanneer is overwogen om bij de toestemmingsverklaring voor gegevensopslag in het CIMS toe te voegen dat dit gebruikt kan worden voor gegevensverwerking ten behoeve van een vaccinatiebewijs. Zij vragen of dit was toen gestart was met vaccineren en zo nee, waarom niet.

Zoals is toegelicht in het antwoord op vraag 3 van de leden van de D66-fractie werd medio mei duidelijk dat het CIMS een heel belangrijke bron zou kunnen zijn voor vaccinatiegegevens en het wetsvoorstel Twc geen grondslag bleek te bieden voor het benutten van deze registratie voor coronatoegangsbewijzen. Op dat moment was reeds gestart met vaccineren. Omdat óók gegevens nodig zijn van mensen die reeds voor medio mei in CIMS waren opgenomen en het uitvoeringstechnisch complex was om alsnog toestemming van deze personen te vragen is besloten tot het in gang zetten van het voorliggende spoedwetsvoorstel. Daarmee wordt er een wettelijke grondslag gecreëerd en is het vragen van toestemming niet nodig.

22.

De leden van de D66-fractie vragen de regering of is overwogen om de mensen die geregistreerd staan binnen het CIMS opnieuw toestemming te vragen voor verwerking van deze persoonsgegevens in plaats van voorliggend wetsvoorstel.

Mensen opnieuw om toestemming vragen voor verwerking van hun persoonsgegevens ten behoeve een coronatoegangsbewijs of een Digitaal Corona Certificaat is overwogen. Dit bleek echter uitvoeringstechnisch complex.

Vandaar dat ervoor is gekozen met bijgaand wetsvoorstel een wettelijke grondslag te creëren voor de verwerking van deze gegevens door het RIVM toe te voegen aan de organisaties die gegevens mogen verstrekken ten behoeve van coronatoegangsbewijzen.

23.

Tevens vragen de leden van de D66-fractie hoe wordt omgegaan met personen die eerst geen toestemming hebben gegeven voor registratie in het CIMS maar dit alsnog wel zouden willen gegeven de koppeling met het DCC en de Twc.

Personen die eerder geen toestemming hebben gegeven maar inmiddels hun vaccinatiegegevens wel in CIMS willen laten zetten, kunnen dit ook achteraf laten doen. De route is dan dat men contact opneemt met de zorgverlener die de vaccinatie heeft uitgevoerd. Dit kan de huisarts, de GGD of een zorginstelling zijn. De zorgverlener kan dan met toestemming van de betrokkene alsnog de vaccinatiegegevens met het RIVM delen.

Overigens is dit niet noodzakelijk om een coronatoegangsbewijs of DCC op basis van vaccinatiegegevens te krijgen. Als de vaccinatiegegevens niet in CIMS staan kunnen deze ook bij de GGD en op korte termijn bij huisartsen opgehaald worden.

24.

De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe er binnen de vaccinatiegegevens wordt omgegaan met «het recht om vergeten te worden» of «het recht om je gegevens te verwijderen».

Iedereen heeft het recht om zijn persoons- en of vaccinatiegegevens te laten verwijderen uit het CIMS. Dit is het recht op vergetelheid. Dit verzoek kan op verschillende manieren worden gedaan, het RIVM heeft een webformulier voor recht op vergetelheid, maar het verzoek kan bijvoorbeeld ook via de e-mail worden gedaan. Hierover is informatie te vinden op de website van het RIVM en op de mijn.rivm.nl pagina of door telefonisch contact op te nemen met het RIVM.

25.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de verwerking van persoonsgegevens. Zo vragen zij of er een algehele Data Protection Impact Assessment (DPIA, zoals bedoeld in artikel 35 van de AVG) op onderhavig wetsvoorstel is uitgevoerd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er een DPIA is uitgevoerd. Dit is inderdaad het geval. Deze DPIA is in de afrondende fase en ziet op de verwerking van persoonsgegevens zoals die plaatsvindt in Coronacheck en Coronacheck Scanner volgens het wettelijke kader geregeld in de verordening, de Twc en onderhavig wetsvoorstel tezamen. Deze DPIA heeft versienummer 2.0 en zal indien het parlement onderhavig wetsvoorstel aanneemt vóór inwerkingtreding worden gepubliceerd op rijksoverheid.nl en vervangt de DPIA met versienummer 1.4 die ziet op het maken van Coronatoegangsbewijzen op basis van een negatieve test die bij de stand van zaken brief van 28 mei 2021 aan uw Kamer is toegezonden.

26.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts aan welke partijen gegevens worden verstrekt om een DCC of een coronatoegangsbewijs te kunnen afgeven.

Er worden gegevens opgevraagd bij de zorgverlener die de gebruiker van CoronaCheck heeft gevaccineerd of getest en bij het RIVM. In geval van vaccinatiegegevens worden in eerste instantie het RIVM en de GGD’en bevraagd. Zo mogelijk worden daar vóór 1 juli ook registraties bij huisartsen aan toegevoegd. Op basis van de ontvangen gegevens worden in de CoronaCheck-app een coronatoegangsbewijs en een DCC gemaakt die beide in de app van de gebruiker worden opgenomen. Deze gegevensverwerkingen zijn nader uitgewerkt in de ministeriële regelingen zoals genoemd in het antwoord op vraag 17 van de leden van de VVD-fractie.

27.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de regering stelt dat circa 80% van de gevaccineerde personen in het CIMS staat, zodat op basis van deze gegevens een coronatoegangsbewijs verkregen kan worden. Deze leden vragen wat de reden is dat dit percentage circa 80% betreft.

Het registreren van de covid-19-vaccinaties vindt primair plaats in de bronsystemen van de uitvoerende partijen. Wanneer mensen toestemming hebben gegeven hun data te delen met het CIMS van het RIVM, worden deze data doorgegeven. Verschillend per zorgaanbieder geeft 5 tot 10% van de mensen geen toestemming voor het doorleveren van hun vaccinatiegegevens aan CIMS. Het overige verschil in registraties in CIMS laat zich door meerdere redenen verklaren. Aan alle uitvoerende partijen in het vaccinatieprogramma is gevraagd snel en accuraat data aan te leveren. Alle hiervoor benodigde ICT-koppelingen met CIMS zijn gereed. Voornamelijk bij huisartsen en instellingen blijft de registraties die worden doorgegeven aan CIMS achter. Dit komt doordat zij in sommige gevallen nog niet alle juiste stappen hebben doorlopen om het mogelijk te maken de gegevens aan CIMS te leveren. Er zijn bijvoorbeeld berichten dat er vanuit efficiëntie overwegingen wordt gewacht met de registraties totdat ook de tweede prikken zijn gezet. Om de registraties up-to-date te krijgen in CIMS is er een task force onder leiding van het RIVM. Stappen die door hen worden ondernomen zijn bijvoorbeeld dat software leveranciers hun klanten erop wijzen als de gegevens niet worden geleverd aan CIMS en dat het RIVM proactief partijen benadert als uit analyse blijkt dat het aantal registraties achterblijft op wat aangenomen kan worden. Tevens maken koepelorganisaties hun achterban erop attent welke stappen nodig zijn en wat het belang is van goede registratie.

28.

Hoeveel extra handelingen – en tijd – vergt het om voor de overige 20% de vaccinatiestatus op te halen via de vaccinatiegegevens van het RIVM of bij de toediener(s) van het vaccin, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

Op de CoronaCheck-app worden naast het CIMS zoveel mogelijk bronsystemen van uitvoerende partijen aangesloten zodat zoveel mogelijk mensen direct vanuit de app een coronatoegangsbewijs of DCC kunnen maken. Voor situaties waarin geen gegevens kunnen worden opgehaald uit CIMS of een van de andere aangesloten decentrale bronsystemen wordt een apart webportaal gerealiseerd. Vanaf 1 juli kunnen artsen voor deze groep mensen dan alsnog een DCC en coronatoegangsbewijs maken.

29.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de regering stelt dat personen die in het buitenland zijn gevaccineerd niet zonder extra handelingen een coronatoegangsbewijs kunnen krijgen en dat zij zich onder andere bij de (huis)arts dienen te melden. Voornoemde leden vragen om hoeveel personen het naar schatting van de regering gaat.

Momenteel is het nog niet in te schatten hoeveel Nederlanders in het buitenland zijn gevaccineerd en zullen gaan vragen om een coronatoegangsbewijs. In elke geval is het zo dat een deel van de in het buitenland gevaccineerde Nederlanders ook met een DCC uit een andere Europese lidstaat toegang kunnen krijgen tot locaties binnen Nederland waarvoor een coronatoegangsbewijs gevraagd wordt. Zij hoeven dus geen extra handelingen te verrichten.

30.

Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie op basis van welke gegevens een (huis)arts vaststelt dat de persoon in kwestie inderdaad in het buitenland is gevaccineerd.

Op het moment wordt met verschillende partijen gesproken om vorm te geven aan de (h)erkenning van buitenlandse vaccinatiebewijzen en het omzetten van deze bewijzen naar een Nederlands coronatoegangstoegangsbewijs en DCC.

3. Consulatie en advies

31.

De leden van de D66-fractie lezen dat de AP opmerkt dat «de AVG niet uitsluit dat eenmaal voor een bepaald doel verzamelde persoonsgegevens alsnog voor een ander, nieuw doel worden ingezet indien deze nieuwe doelstelling wettelijk wordt geregeld». En dat de AP aangeeft dat juist vanwege de nauwe verbanden tussen het DCC en de nationale Twc er volgens artikel 6, vierde lid, van de AVG, geen specifiek wetgeving nodig is. Deze leden vragen of dit kan nader worden uitgelegd.

De zin uit het advies van de AP waaraan de leden van de D66-fractie refereren was afkomstig uit de memorie van toelichting die voor advies aan de AP was voorgelegd. In die versie van de memorie van toelichting ging de regering ervan uit dat het wetsvoorstel slechts aangewezen was uit oogpunt van transparantie en zorgvuldigheid.

De AP was echter van oordeel dat het wetsvoorstel noodzakelijk is als grondslag voor het verstrekken van gegevens uit het CIMS en niet slechts aangewezen is uit oogpunt van transparantie en zorgvuldigheid. De AP overwoog daarbij dat het afgeven van coronatoegangsbewijzen en DCC een ander doel is dan het huidige doel van het CIMS en hier niet zodanig dicht tegenaan zit dat sprake zou kunnen zijn van een verenigbare verdere verwerking.

Naar aanleiding van het advies van de AP is memorie van toelichting vervolgens aangepast.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

32.

De leden van de D66-fractie lezen dat op advies van de Raad van State is gekozen om een vervaltermijn toe te voegen aan artikel 6ba Wpg en dat dit is overgenomen. Deze leden ondersteunen dat van harte. Zij vragen of het klopt dat dit geen kan-bepaling betreft maar een datum direct in de wet en zo ja, wanneer deze datum wordt vastgesteld of dat deze sowieso op 1 juli 2022 wordt vastgesteld. Voornoemde leden vragen of hiermee wordt aangesloten bij de systematiek in de verordening.

Conform het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is bepaald dat artikel 6ba Wpg vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De datum wordt bij een afzonderlijk koninklijk besluit vastgesteld. Voor deze systematiek is gekozen omdat in artikel 16, tweede lid, van de verordening is bepaald dat het verslag van de Europese Commissie over de toepassing van de verordening vergezeld kan gaan van wetgevingsvoorstellen, met name om de toepassingsperiode van deze verordening te verlengen, rekening houdend met de ontwikkeling van de epidemiologische situatie betreffende de pandemie van covid-19. Indien besloten wordt de verordening ook na 30 juni 2022 van toepassing te laten, dient ook artikel 6ba Wpg en de daarop gebaseerde regelgeving in stand te blijven. Indien de verordening wel per 1 juli 2022 vervalt, zal artikel 6ba Wpg bij koninklijk besluit op die datum komen te vervallen. Op deze wijze kan derhalve precies worden aangesloten bij de systematiek omtrent de geldigheidsduur van de verordening.

33.

De leden van de SGP-fractie constateren dat artikel 6ba Wpg de grondslag bevat voor het stellen van regels ter uitvoering van de verordening. Dit artikel kan vervallen als de verordening ophoudt te bestaan. De verordening treedt in werking op 1 juli 2021 en geldt voor een periode van één jaar. Eind maart 2022 zal de Europese Commissie rapporteren over de toepassing van de verordening en eventueel een voorstel doen tot verlenging van de verordening. Gelet op een eventuele verlenging, wordt in het vijfde lid bepaald dat artikel 6ba Wpg vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De leden van de SGP-fractie vragen of het ook mogelijk en/of denkbaar is dat (delen van) de verordening eerder komt/komen te vervallen dan 1 juli 2022. Zij vragen of het ook mogelijk is dat de verordening wel van kracht blijft tot de zomer van 2022, maar er in de praktijk geen gebruik van wordt gemaakt.

De verordening regelt de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten met betrekking tot covid-19 teneinde het vrije verkeer tijdens de pandemie van covid-19 te vergemakkelijken. De verordening verplicht de lidstaten tot het uitgeven van certificaten betreffende vaccinatie tegen, negatieve test op en herstel van een infectie met het coronavirus. De verordening regelt verder dat lidstaten elkaars certificaten moeten aanvaarden. Tevens biedt de verordening de grondslag voor de verwerking van (medische) persoonsgegevens die hiervoor nodig zijn. De verordening is van toepassing met ingang van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 (artikel 17 Vo). De verordening bevat geen mechanisme om deze geheel of gedeeltelijk eerder te laten vervallen. Het is in theorie denkbaar dat er in de praktijk geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een certificaat te verkrijgen en er ook geen certificaten geverifieerd hoeven te worden. Of een certificaat vereist zal worden of niet, moet door de lidstaten zelf geregeld worden; daarover gaat de verordening niet. Als een lidstaat een vaccinatie, test of herstel eist, dan kan dat worden aangetoond met een certificaat zoals in de verordening geregeld.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge