Gepubliceerd: 1 september 2021
Indiener(s): Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: gezin en kinderen jongeren sociale zekerheid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35791-6.html
ID: 35791-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 september 2021

INHOUDSOPGAVE

I.

ALGEMEEN

1

     

1.

Inleiding

1

2.

Hoofdlijnen van het voorstel

3

2.1

Algemeen

3

2.2

Uitbreiding tot de BES-eilanden

4

3.

Het huidige (wettelijke) stelsel op de BES

5

4.

Gevolgen

8

5.

Advies en consultatie

9

6.

Overig

10

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en vragen van de leden van de fracties van D66, het CDA, de ChristenUnie en de SGP. Het stemt tot tevredenheid dat de toonzetting van de inbreng van deze fracties positief is over de introductie van een wetsbepaling in het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BW BES) inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld of van enige andere vernederende behandeling. In deze nota naar aanleiding van het verslag zijn de vragen en opmerkingen uit het verslag integraal opgenomen in cursieve tekst en de beantwoording daarvan in gewone typografie. De vragen van genoemde fracties beantwoord ik als volgt, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging en opvoeding (hierna: het wetsvoorstel). Zij onderschrijven het belang van de explicitering dat er geen plek is voor geweld in de opvoeding. Zij benadrukken dat, naast een duidelijke wettelijke verankering, het vormgeven van de benodigde voorlichting en hulpverlening van groot belang is. Deze leden vragen de regering dan ook om vaart te zetten achter het opzetten van de meld- en adviespunten voor huiselijk geweld.

Voornoemde leden lezen in de memorie van toelichting dat het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling niet van toepassing is in Caribisch Nederland. Zij vragen waarom dat niet het geval is en op welke wijze is vastgelegd wanneer en hoe men een melding van huiselijk geweld kan doen. Deze leden vragen ook op welke wijze de voorlichting over deze nieuwe wet zal worden vormgegeven.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij achten het van belang, dat zeker op een punt als geweld in de opvoeding van kinderen, er geen ruimte bestaat over wat is toegestaan en wat niet, ook op de BES-eilanden. Met de uitbreiding van artikel 247 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek BES wordt er een duidelijke norm gesteld, zo menen voornoemde leden. Zij zijn ook verheugd te lezen dat de regering voornemens is om kinderen te betrekken bij de invulling van het (lopende) beleid conform het verzoek van de Kinderombudsman. De bovengenoemde leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet dat voorligt. Voornoemde leden zien met instemming dat hiermee uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 35 300-IV, nr. 29) om met een dergelijk wetsvoorstel te komen. Zij vinden het van belang dat in het gehele Koninkrijk kinderen beschermd worden tegen geweld, ook in de opvoeding. Het is een belangrijke stap dat na Europees Nederland, Sint-Maarten, Aruba en Curaçao, nu ook voor de BES-eilanden een verbodsbepaling in de wet wordt voorgesteld. Voornoemde leden hebben behoefte aan het stellen van enkele nadere vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het met de regering van belang dat niet de suggestie bestaat dat geweld in de opvoeding in de openbare lichamen geaccepteerd is, terwijl het in het Europees deel van Nederland niet toegestaan is. Een eenduidige regeling ligt daarom voor de hand.

Het kabinet onderschrijft met de leden van de D66-, CDA-, ChristenUnie- en SGP-fracties dat er geen plaats is voor geweld in de opvoeding van kinderen in Europees en Caribisch Nederland. Het belang van dit wetsvoorstel voor Caribisch Nederland, dat een norm stelt die inhoudelijk aansluit bij de wettelijke regeling voor Europees Nederland, is daarmee gegeven.

De leden van de D66-fractie hebben vragen gesteld omtrent de voorlichting over het wetsvoorstel. Hierover wordt het volgende opgemerkt. De openbare lichamen van de eilanden zullen in samenspraak met het Rijk de voorlichting over dit wetsvoorstel vormgeven als onderdeel van bredere voorlichting en deskundigheidsbevordering ten behoeve van de preventie en de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook de relevante uitvoeringsorganisaties, zoals Jeugdzorg CN1 en de Voogdijraad, kunnen hieraan inhoudelijk bijdragen. In het Bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Caribisch Nederland 2021–2024 is afgesproken dat de openbare lichamen zich ten doel stellen te werken aan het organiseren van activiteiten en de ontwikkeling van voorlichtings- en trainingsmateriaal.

In januari 2020 heeft UNICEF in het kader van het BES-programma 2019–2021 de openbare lichamen ondersteund bij het ontwikkelen van lokale pedagogische visies. Het doel was om begrip over het belang van vroege stimulatie en een beschermend klimaat voor de optimale ontwikkeling van het kind te vergroten en consensus te bereiken onder professionals en ouders over gedeelde visies over positief opvoeden.

In het najaar van 2021 zullen de visies worden gebruikt als basis voor de Communicatie voor Gedragsverandering trainingen die UNICEF op de drie eilanden gaat organiseren. Tijdens de trainingen zullen de openbare lichamen, kennis en vaardigheden opdoen over UNICEF-communicatiebenaderingen die wereldwijd worden gebruikt om gemeenschappen te betrekken en gedrag en sociale verandering te bevorderen op het gebied van positief opvoeden als alternatief voor geestelijk en lichamelijk geweld in de opvoeding.

In het kader van het versterken van de samenwerking binnen het Koninkrijk der Nederlanden op het terrein van aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling organiseert het Ministerie van VWS, in samenwerking met BZK en de Interlandelijke Taskforce Kinderrechten in het najaar van 2021 de werkconferentie «No Mas No More» op Bonaire. Voor de conferentie worden lokale overheden en maatschappelijke organisaties van elk eiland uitgenodigd. Het doel van de conferentie is het delen van kennis en ervaring tussen de (ei)landen van het Koninkrijk der Nederlanden. Naast de onderwerpen meldcode en advies- en meldpunt zal tijdens de conferentie een dag in het teken staan van het onderwerp positief opvoeden. Hier zal ook aandacht worden besteed aan deze voorgestelde wetswijziging.

De overige vragen van de leden van de D66-fractie – waarin gevraagd wordt vaart te zetten achter het opzetten van de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling, waarom het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling niet van toepassing is in Caribisch Nederland en op welke wijze een melding van huiselijk geweld kan worden gedaan – worden gezamenlijk met de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie in paragraaf 3 beantwoord. Voor zover nodig wordt daarbij ook ingegaan op de hiervoor gemaakte opmerkingen van de leden van de CDA-, ChristenUnie- en SGP-fractie.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

2.1 Achtergronden bij de Europees Nederlandse wetsgeschiedenis

De leden van de SGP-fractie vragen de regering om aan te geven in hoeverre de verwachting tijdens de wetsbehandeling in 2006, dat een beroep op het ouderlijk tuchtigingsrecht door wijziging van het Burgerlijk Wetboek niet meer geaccepteerd zou worden, is uitgekomen. Deze leden hebben de indruk dat in de jurisprudentie in specifieke omstandigheden bijvoorbeeld nog steeds wordt uitgegaan van een verantwoorde corrigerende tik in het kader van het ouderlijk tuchtigingsrecht, waarbij de frequentie, de aard van de handeling en de intensiteit een rol kunnen spelen.

De vragen van de leden van de SGP-fractie hebben betrekking op de ontwikkelingen na de inwerkingtreding van het Europees-Nederlandse wetsartikel 1:247 lid 2 BW in 2007.2 In de memorie van toelichting op het toenmalige wetsvoorstel is onder meer tot uitdrukking gebracht dat hiermee beoogd is een bijdrage te leveren aan de preventie van kindermishandeling. Het wetsartikel beoogt daarom het kind te beschermen tegen geweld en verbiedt de fysieke bestraffing van kinderen. Geweldgebruik door ouders kan niet kwalificeren als een verantwoord correctiemechanisme.3 In dat kader is in de memorie van toelichting tot uitdrukking gebracht dat ook voor een ouderlijk tuchtigingsrecht als zodanig geen ruimte meer is.4

In de memorie van toelichting is er verder op gewezen dat ouders zich in de praktijk soms beroepen op het ouderlijk tuchtigingsrecht als rechtvaardigingsgrond voor hun handelen.5 De verwachting werd uitgesproken dat na de aanvaarding en inwerkingtreding van het wetsvoorstel een verdachte niet meer met succes een beroep kan doen op het ouderlijk tuchtigingsrecht als rechtvaardiging voor mishandeling. Het wetsartikel (1:247 lid 2 BW) heeft daarmee reflexwerking naar het strafrecht.6

In de rechtspraak na de inwerkingtreding van dit wetsartikel is het beroep op het ouderlijke tuchtigingsrecht enkele malen in strafzaken aan de orde gekomen.7 Uit deze rechtspraak blijkt dat in het kader van een strafzaak inzake (kinder)mishandeling nog wel eens een beroep op het vermeende ouderlijke tuchtigingsrecht wordt gedaan, maar er zijn mij geen gevallen bekend waarin een dergelijk beroep slaagt. In de motivering bij sommige uitspraken, waarin het beroep op het ouderlijke tuchtigingsrecht werd afgewezen, verwees de rechter expliciet naar artikel 1:247 lid 2 BW of naar artikel 19 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). In laatstgenoemd artikel ligt immers ook het uitgangspunt besloten dat in de opvoeding van een kind geen plaats is voor geestelijk of lichamelijk geweld, of voor welke vernederende behandeling dan ook. De reflexwerking van artikel 1:247 lid 2 BW naar het strafrecht heeft daarmee bijgedragen aan het terugdringen van een beroep op het ouderlijk tuchtigingsrecht.8

2.2 Uitbreiding tot de BES-eilanden

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat in het voorgestelde gewijzigde artikel 247 lid 2 Burgerlijk wetboek BES enkel wordt gesproken over het verbod op geweld voor ouders. Artikel 248 expliciteert dat hier ook voogden en verzorgden onder mogen worden verstaan. Zeker gezien de pedagogische context op de BES-eilanden, achten deze leden dit een belangrijke toevoeging. Zij vragen de regering om in de communicatie rondom de invoering van deze wet deze brede reikwijdte ook nadrukkelijk onder de aandacht te brengen. Voorts vragen voornoemde leden wat de precieze werking van dit wetsvoorstel is op bijvoorbeeld scholen, kinderopvanginstellingen en sportverenigingen.

Zoals de leden van de ChristenUnie-fractie terecht constateren is het wetsvoorstel niet beperkt tot ouders, maar is het tevens van toepassing op de voogd en op degene die een minderjarige verzorgt en opvoedt zonder dat hem het gezag over die minderjarige toekomt, zie artikel 1:248 BW BES. Via dit wetsartikel is artikel 1:247 lid 2 BW BES van overeenkomstige toepassing op de voogd en op pleegouders, zoals grootouders of ooms en tantes die de verzorging en opvoeding feitelijk ter hand nemen. Mocht dit wetsvoorstel wet worden, dan zal dit ook in de verdere communicatie hieromtrent aandacht krijgen, uiteraard in samenspraak met de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

In het algemeen kan niet worden gezegd dat in scholen, kinderopvanginstellingen en sportverenigingen sprake is van verzorging en opvoeding van het kind in de betekenis van artikel 1:247 BW BES. Het wetsartikel is immers bedoeld tot nadere bepaling van het (ouderlijk) gezag over minderjarige kinderen.

Wel strekt de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het kind zich uit tot zijn hele leefomgeving. Ouders mogen hun kinderen niet in een onveilige situatie brengen of laten zitten. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan onveilige situaties op school, de sportclub of andere verbanden waarin derden bijdragen aan de opvoeding en ontplooiing van het kind. Soms weten of vermoeden ouders dat hun kind mishandeld of misbruikt wordt, maar ondernemen zij geen stappen om de mishandeling of het misbruik te stoppen. Het voorkomen van deze situaties behoort ook tot de ouderlijke verantwoordelijkheid.9

Daarnaast hebben professionals en organisaties – waaronder scholen, kinderdagopvanginstellingen en sportverenigingen – een (eigen) verantwoordelijkheid om kinderen in Caribisch Nederland te vrijwaren van (geestelijk of lichamelijk) geweld. Zo heeft het bevoegd gezag van een school volgens de vigerende onderwijswetgeving in Caribisch Nederland een zorgplicht voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen.10 Geweld op scholen, kinderdagopvanginstellingen of sportverenigingen kan tevens als mishandeling strafbaar zijn en om die reden via het strafrecht worden aangepakt.11

3. Het huidige (wettelijke) stelsel op de BES

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de voortgang van de realisatie van advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij lezen dat najaar 2020 is gestart met het gefaseerd opzetten van een meldpunt in Bonaire. Ook lezen zij dat voor Saba en Sint-Eustatius wordt toegewerkt naar het gefaseerd opzetten van een meldpunt in het eerste kwartaal van 2021. Wat is de actuele stand van zaken? Zijn de meldpunten reeds operationeel en wordt hier ook al gebruik van gemaakt?

De voornoemde leden vragen of zij het juist zien dat er geen meldcode is voor huiselijk geweld en kindermishandeling op de BES en er ook geen juridische verplichting daartoe bestaat. Zij vragen de regering inzicht te geven in de afwegingen om hier vooralsnog niet toe over te gaan en of er niet alsnog toe zou kunnen worden overgegaan. Genoemde leden merken daarbij ook op dat op een eiland met een hechte gemeenschap, het lastig kan worden gevonden melding te maken van (mogelijke) kindermishandeling. Kan een meldcode, en een wettelijke verplichting, hier niet juist in helpen?

Voorts vragen de bovengenoemde leden of niet breder aanleiding is om tot een Jeugdwet voor de BES te komen. Zij denken daarbij ook aan de wijze van inrichting van jeugdzorg momenteel. Doordat de zwaardere jeugdzorg bij het ministerie is gelegd, en de lichtere jeugdzorg een lokale verantwoordelijkheid is, wordt niet in alle gevallen direct overgegaan tot de zorg die het beste bij een kind past. Hoe kunnen blokkades worden weggenomen en zou een Jeugdwet hier een oplossing voor kunnen bieden?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering wel de regeling van het Burgerlijk Wetboek gelijk wil trekken, maar dat op andere onderwerpen die te maken hebben met het bestrijden van kindermishandeling, verschillen blijven bestaan, waaronder de meldcode. Deze leden vragen waarom ook bij andere wettelijke regelingen inzake kindermishandeling niet actiever getoetst wordt of deze ook in de openbare lichamen van toepassing moeten zijn, nu de regering aan eenduidigheid zegt te hechten.

De vragen van de ChristenUnie-fractie over de stand van zaken van de advies- en meldpunten en de meldcode worden gezamenlijk met de eerdere vragen van de leden van de D66-fractie uit paragraaf 1, hierna beantwoord. Daarbij wordt tevens ingegaan op de vragen van de leden van de SGP-fractie over het belang van eenduidige regelgeving in Europees en Caribisch Nederland inzake kindermishandeling.

Een goed functionerende laagdrempelige meldstructuur is een van de prioriteiten uit het Bestuursakkoord Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Caribisch Nederland 2021–2024 dat op 7 december 2020 is ondertekend door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) en de drie openbare lichamen. De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor het inrichten van een advies- en meldpunt.

Het openbaar lichaam Bonaire is gestart met de gefaseerde opening van het advies- en meldpunt. Vooralsnog is de aanwezigheid van het advies- en meldpunt enkel bij organisaties bekend gemaakt. In de zomer van 2021 wordt hieraan algemene bekendheid gegeven en komt er een gratis telefoonnummer beschikbaar voor zowel professionals als burgers.

In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is opgenomen dat de openbare lichamen van Saba en Sint Eustatius toewerken naar het gefaseerd opzetten van een gezamenlijk advies- en meldpunt in het eerste kwartaal van 2021. In de Kamerbrief van 31 mei 2021 is vermeld dat dit door personeelswisselingen vertraging heeft opgelopen.12 De openbare lichamen van Saba en Sint Eustatius hebben hierover aangegeven dat de aanpak van huiselijk geweld hoge prioriteit heeft en dat het gezamenlijke advies- en meldpunt vanaf 1 oktober 2021 beschikbaar zal zijn voor professionals. Vervolgens zal worden toegewerkt naar algemene bekendheid zodat ook burgers het gezamenlijke advies- en meldpunt gratis kunnen bereiken.

In antwoord op de vragen van de leden van de SGP- en de ChristenUnie-fractie wordt verder het volgende opgemerkt. In Europees Nederland is de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling onder andere formeel verankerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015), de Jeugdwet en het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze regelgeving is niet van toepassing in Caribisch Nederland. Het één-op-één overnemen van deze regelgeving is niet altijd mogelijk: rekening moet worden gehouden met de uitvoeringskracht van de openbare lichamen en de kleinschalige, eilandelijke context met een andere culturele en historische achtergrond. Op dit moment is de jeugdzorg beperkt geregeld in de Invoeringswet BES. Het Ministerie van VWS voert de ambulante opvoedondersteuningen, de kinderbeschermingsmaatregelen en de pleegzorg uit en financiert via subsidie de residentiële jeugdzorg. De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor de preventieve jeugdtaken en eerstelijns opvoedondersteuning. Die taken zijn in 2019 op Saba en Sint Eustatius aan de openbare lichamen overgedragen, die daar feitelijk sinds 2020 invulling aan geven. Op Bonaire worden de taken uitgevoerd door het Centrum Jeugd en Gezin. Er is op Bonaire in 2020 een project gestart gericht op de clustering van deze taken en taken op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, armoedebestrijding (inclusief schuldhulpverlening) en sociale activering/participatie. Deze nieuwe organisatie zal per 1 januari 2022 ingericht zijn. Daarnaast is er de ontwikkeling van een zorgstructuur voor de kinderopvang en de buitenschoolse opvang in het kader van het programma BES(t)4Kids en ontwikkelt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de Expertisecentra Onderwijszorg specialistische onderwijsvoorzieningen. Er worden hiermee stappen gezet om het stelsel voor jeugdzorg op de BES verder uit te werken. Waar nodig zal daarbij ook worden voorzien in een juridische basis.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien het juist dat er thans geen juridische verplichting bestaat tot het instellen van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In de voortgangsrapportage van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland van 14 mei 2020 heeft de Staatssecretaris van VWS uw Kamer geïnformeerd dat het Ministerie van VWS in 2019 een juridische handreiking heeft laten ontwikkelen.13 Hierin zijn de regels beschreven voor het delen van informatie, meer in het bijzonder wat mag en kan binnen de huidige wetgeving van Caribisch Nederland bij signalen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. De handreiking richt zich met algemene en specifieke informatie op alle beroepsgroepen die in Caribisch Nederland bij de aanpak zijn betrokken en bevat, evenals de in Europees Nederland verplicht gestelde meldcode, een stappenplan voor het melden van (vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling. Medewerkers van de drie openbare lichamen zijn getraind om deze beroepsgroepen te informeren over de inhoud van de juridische handreiking en hen te begeleiden om het daarin opgenomen stappenplan melden huiselijk geweld en kindermishandeling op de juiste wijze toe te passen en te implementeren binnen hun organisaties.

Op dit moment bekijkt de Staatssecretaris van VWS of hij op basis van artikel 18.4.5 Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba juridische stappen kan zetten om te komen tot de instelling van en toedeling van taken aan advies- en meldpunten in Caribisch Nederland. De Staatssecretaris van VWS beziet voorts of op basis hiervan een stappenplan melden huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht kan worden gesteld en voor wie deze verplichting dan kan gaan gelden.

4. Gevolgen

De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel hoofdzakelijk normstellend van aard is. De verduidelijking van de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers en wat deze verantwoordelijkheid betekent ten aanzien van geweld in de opvoeding is van meerwaarde, zo menen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen de regering in dat kader wel of het wetsvoorstel niet ook andere gevolgen heeft. Is er op basis van dit wetsvoorstel meer mogelijk in het kader van preventie en opvoedondersteuning zo vragen de bovengenoemde leden. In dat kader vragen deze leden of de introductie van een soortgelijk artikel 1:247 lid 2 Burgerlijk Wetboek in het Europese deel van Nederland positieve gevolgen heeft gehad in de (uitvoerings)praktijk en of deze positieve gevolgen ook verwacht kunnen worden op de BES-eilanden na invoering van onderhavig wetsvoorstel.

Daarnaast vragen de voorgenoemde leden zich af of deze wetstoevoeging en verduidelijking ook behulpzaam kunnen zijn in rechtszaken c.q. het kunnen komen tot een veroordeling. Of is hier niet direct een verband mee c.q. een knelpunt, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het wetsvoorstel een aanknopingspunt voor professionals biedt om het gesprek over kindermishandeling aan te gaan. Zij vragen de regering of professionals hiervoor al voldoende zijn toegerust, of dat aanvullende ondersteuning nodig is. Voornoemde leden delen de constatering dat de norm als een steun in de rug voor kinderen dient. Zij vragen hoe ook scholen worden bekendgemaakt met deze wetswijziging en hoe om te gaan wanneer zij signalen horen of zien van (mogelijke) kindermishandeling of geweld in de opvoeding.

De leden van de SGP-fractie benoemen dat de regering de mogelijkheden schetst die het wetsvoorstel biedt om kindermishandeling te bestrijden en te voorkomen. Zij vragen de regering te reflecteren op de ervaringen die sinds 2007 zijn opgedaan met de wet. In hoeverre is het beoogde effect van de wet opgetreden? Heeft de toevoeging aan het Burgerlijk Wetboek bijgedragen aan het bestrijden van kindermishandeling en ervaren hulpverleners de regeling als een duidelijke meerwaarde?

De vragen van de leden van de CDA-fractie, de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie worden hieronder gezamenlijk beantwoord. Terecht merken de leden van de CDA-fractie op dat het wetsvoorstel in hoofdzaak normstellend van aard is en ertoe strekt de ouderlijke verantwoordelijkheid te verduidelijken. Deze ouderlijke verantwoordelijk brengt mee dat er geen ruimte is voor toepassing van geestelijk of lichamelijk geweld in de verzorging en opvoeding van het kind. De rechtspraktijk heeft na wijziging van artikel 1:247 lid 2 in het Burgerlijk Wetboek van Europees Nederland laten zien dat aan het artikel reflexwerking toekomt naar het strafrecht. Hierbij is ook stilgestaan in het antwoord op de vragen van de leden van de SGP-fractie in paragraaf 2.1. De verwachting is dan ook dat deze reflexwerking naar het strafrecht zich ook zal voordoen in Caribisch Nederland. De voorgestelde wijziging krijgt daarmee een rol van betekenis bij aan de strafrechter voorgelegde gevallen van kindermishandeling.

In 2019 heeft het Ministerie van VWS opdracht gegeven om in een handreiking het juridisch kader te beschrijven dat geldt bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland. Het wettelijk kader is, zoals de leden van de bovengenoemde fracties aangeven, anders dan in Europees Nederland. Deze juridische handreiking draagt bij aan de kennis van professionals over de wettelijke mogelijkheden en bevoegdheden die zij hebben in het kader van de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn professionals van zowel de eilanden als de landen getraind, zodat de juridische handreiking en het daarin opgenomen stappenplan voor het doen van een melding lokaal kan worden toegepast en betekenis kan krijgen. In 2020 is de juridische handreiking vertaald in het Engels voor gebruik op de Bovenwindse Eilanden.

Het openbaar lichaam Bonaire is eind 2019 gestart met het trainen van het stappenplan melden aan de professionals in de keten. Mede als gevolg van de Covid-19-pandemie is een aantal trainingen uitgesteld. Begin 2021 zijn de trainingen weer hervat. Medewerkers van het Expertisecentrum Onderwijszorg (EOZ) worden medio 2021 getraind als aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling. EOZ zal tezamen met het openbaar lichaam Bonaire starten met een basistraining huiselijk geweld en kindermishandeling op de scholen. Hierna zal de training juridische handreiking plaatsvinden waardoor alle scholen getraind zijn in het signaleren van kindermishandeling en hoe zij daarbij moeten handelen.

De openbare lichamen Saba en Sint Eustatius starten medio 2021 met de uitrol van de training juridische handreiking bij onder andere de scholen en de kinderopvang. Deze trainingen zullen mede zorgdragen voor aanknopingspunten voor de professionals op onder andere de scholen om het gesprek over kindermishandeling aan te gaan.

Om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling verder te versterken, faciliteert het Ministerie van VWS tevens een training voor professionals, zoals maatschappelijk werkers en eerstelijns hulpverleners, van elk eiland in gesprekstechnieken in relatiegesprekken. Deze training zal plaatsvinden in vierde kwartaal van 2021. In deze training krijgen de professionals concrete handvatten om in gesprekken met cliënten huiselijk geweld en kindermishandeling bespreekbaar te maken.

5. Advies en Consultatie

De leden van de ChristenUnie-fractie sluiten zich aan bij het pleidooi van de Kinderombudsman om ook aanvullend maatregelen te treffen om kindermishandeling blijvend tegen te gaan. Welke kansen biedt voorliggend wetsvoorstel om de huidige aanpak te versterken? Voornoemde leden vragen of het wetsvoorstel expliciet ter consultatie is voorgelegd bij de besturen en eilandsraden van de BES-eilanden.

Met de leden van de ChristenUnie-fractie zie ik het belang van het nemen van aanvullende maatregelen tegen kindermishandeling. In dat kader wijs ik op het Bestuursakkoord Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Caribisch Nederland 2021–2024 welke reeds is besproken in paragraaf 3. Over de wijze waarop het wetsvoorstel past bij de huidige aanpak van kindermishandeling, merk ik het volgende op.

Jeugdzorg CN voert in Caribisch Nederland de kinderbeschermingsmaatregelen uit. Om de kwaliteit van de hulpverlening te verbeteren, is er sinds 2019 een nieuwe methodiek geïmplementeerd gericht op de veiligheid van het kind. Een belangrijk onderdeel van deze werkwijze zijn de kindgesprekken die regelmatig plaatsvinden, waarbij de mening van het kind wordt gehoord en meegenomen wordt in het hulpverleningstraject. Het wetsvoorstel kan jeugdzorgprofessionals helpen om geweld in de opvoeding bespreekbaar te maken en ouders te overtuigen van de noodzaak om hulp te aanvaarden bij de opvoeding van hun kinderen.

Om blijvende aandacht te houden voor het onderwerp kindermishandeling wordt er ieder jaar in november door de openbare lichamen en Jeugdzorg CN de week tegen kindermishandeling georganiseerd. Dit wetsvoorstel versterkt de boodschap die tijdens deze week wordt uitgedragen. In de afgelopen jaren zijn er op alle eilanden diverse workshops gegeven aan professionals en ouders, organiseerde Saba een movienight rondom het onderwerp en zijn de jeugdzorgprofessionals op Bonaire de wijken ingegaan om met burgers te praten over het onderwerp.

De Ministeries van VWS en BZK zijn voorts met de openbare lichamen gestart met een pilot Kindertelefoon BES. Hierin is er een samenwerking met de Kindertelefoon Aruba opgezet om diens werkgebied uit te breiden. Sint Eustatius zal als eerste aangesloten worden in september 2021. Saba volgt eind 2021 en Bonaire in het eerste kwartaal van 2022. De kindertelefoon zal geheel gratis zijn voor kinderen. Daarnaast wordt er gewerkt aan een website waar de kinderen over diverse onderwerpen informatie kunnen krijgen. Onderhavig wetsvoorstel draagt bij aan bewustwording bij kinderen dat het gebruik van geweld in hun opvoeding niet toelaatbaar is.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts of het wetsvoorstel expliciet ter consultatie is voorgelegd aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het wetsvoorstel is in de zomer van 2020 (ambtelijk) voorgelegd aan de openbare lichamen. Tevens zijn de openbare lichamen bij de start van de internetconsultatie op 25 september 2020 geïnformeerd over de internetconsultatie en is opnieuw gelegenheid geboden om te reageren. De openbare lichamen hebben hiervan overigens geen gebruik gemaakt.

6. Overig

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of afdoende helder is hoeveel kinderen momenteel te maken hebben met geweld in de opvoeding en hoe monitoring tot stand komt. Is de regering bereid, in elk geval de eerste jaren, te rapporteren over de voortgang van de aanpak van huiselijk geweld en dus ook de effectiviteit van voorliggend wetsvoorstel?

De regering is bereid om uw Kamer periodiek te informeren over de voortgang van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland, waaronder de voortgang van het Bestuursakkoord Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2021–2024.

Monitoring kan daarbij helpen om inzichtelijk te maken waar men staat met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland. Unicef heeft binnen het BES-programma aandacht voor het onderdeel monitoring en evaluatie. Samen met andere internationale organisaties heeft Unicef expertise ontwikkeld in het inrichten van monitoringskaders. Een onderdeel van het BES-programma van Unicef is een «results based management» training die aangeboden is aan de openbare lichamen. Om ervoor te zorgen dat ministeries en de openbare lichamen dezelfde taal spreken, heeft er een gezamenlijke training plaatsgevonden in mei 2021. Naar aanleiding van de training wordt er onder voorzitterschap van VWS met de ambtelijke werkgroep huiselijk geweld en kindermishandeling periodiek de voortgang van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling en van belang zijnde ontwikkelingen besproken.

Met het inrichten van de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland zal er daarnaast meer inzicht komen over het aantal kinderen dat te maken heeft met geweld in de opvoeding. De advies- en meldpunten kunnen hierin een cijfermatig inzicht geven in aantallen adviesvragen, meldingen en overdrachten ten aanzien van signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling (van burgers en professionals) die worden gemeld.

Omdat deze wijziging van het BW BES samenvalt met de andere bovengenoemde activiteiten ten behoeve van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, zullen de mogelijke effecten van deze wetswijziging dan ook samenvallen met de mogelijke effecten van deze bredere aanpak. Hierover zal derhalve in samenhang worden gerapporteerd.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker