Gepubliceerd: 16 februari 2021
Indiener(s): Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: economie onderwijs en wetenschap organisatie en beleid overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35726-5.html
ID: 35726-5
Origineel: 35726-2

Nr. 5 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 februari 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift wordt na «aanvullende implementatie van» ingevoegd «onder andere».

B

Artikel I, onderdeel A, subonderdeel 2, komt te luiden:

2. Aan de begripsomschrijving van «migrerende beroepsbeoefenaar» worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

4°. onderdaan van een derde land die rechtmatig in Nederland verblijft op grond van artikel 8, onderdeel a, b, c, of d, van de Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de houder van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van voornoemde wet die is verleend onder een beperking verband houdend met arbeid als zelfstandige, grensoverschrijdende dienstverlening of medische behandeling;

5°. onderdaan van een derde land die houder is van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning, welke is afgegeven ter uitvoering van Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157);

6°. onderdaan van een derde land die houder is van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning, welke is afgegeven ter uitvoering van Richtlijn 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PbEU 2016, L 132);

C

Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. een bewijs van de nationaliteit van de migrerende beroepsbeoefenaar, alsmede

1°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 2°, van toepassing is, een door Nederland afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L 016), of een door een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EU-verblijfsvergunning, of,

2°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 3°, van toepassing is, een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de aanvrager het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU 2004, L 158, rectificatie 2004, L 229), of,

3°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 4°, van toepassing is, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, of,

4°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 5°, van toepassing is, een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning, welke is afgegeven ter uitvoering van Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157), of,

5°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 6°, van toepassing is, een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning, welke is afgegeven ter uitvoering van Richtlijn 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PbEU 2016, L 132);

2. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de migrerende beroepsbeoefenaar deze informatie niet kan verstrekken, richt Onze Minister die het aangaat zich tot een assistentiecentrum als bedoeld in artikel 57 ter van de Richtlijn, de bevoegde autoriteit, of de relevante instelling van de betrokken staat van oorsprong.

D

Na artikel I, onderdeel D, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 23, derde lid, onderdeel a, komt als volgt te luiden:

a. een bewijs van de nationaliteit van de dienstverrichter, alsmede

1°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar onder 2° van toepassing is, een door Nederland afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L 016), of een door een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EU-verblijfsvergunning, of,

2°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 3°, van toepassing is, een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de aanvrager het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU 2004, L 158, rectificatie 2004, L 229), of,

3°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 4°, van toepassing is, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, of,

4°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 5°, van toepassing is, een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning, welke is afgegeven ter uitvoering van Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157), of,

5°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 6°, van toepassing is, een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning, welke is afgegeven ter uitvoering van Richtlijn 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PbEU 2016, L 132);

Toelichting

Met het wetsvoorstel worden onder andere Richtlijn 2005/36/EG en Richtlijn 2011/98/EU aanvullend geïmplementeerd. Met de onderhavige nota van wijziging worden enkele omissies hersteld die het gevolg zijn van een deels incorrecte weergave van de onderdanen van derde landen die op grond van de laatstgenoemde richtlijn onder de reikwijdte van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties vallen.

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel A

Vanwege de aanvullende implementatie van enkele andere richtlijnen (zie voor een verdere toelichting onderdeel B) wordt het opschrift van het voorstel aangepast.

Onderdeel B

De in artikel I, onderdeel A, subonderdeel 2, voorgestelde begripsomschrijving van de migrerende beroepsbeoefenaar is onvolledig, en sluit niet aan bij de gegeven artikelsgewijze toelichting bij dit onderdeel. Omdat de reikwijdte van Richtlijn 2011/98/EU op grond van artikel 3, tweede lid, van deze richtlijn wordt beperkt, is, anders dan in de toelichting werd verondersteld, de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties niet van toepassing op onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: «verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd»), verleend door de Minister van Justitie en Veiligheid onder de beperking «arbeid als zelfstandige», «medische behandeling», of «grensoverschrijdende dienstverlening». Na inwerkingtreding van onderhavig voorstel vallen de onderdanen van derde landen die houder zijn van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd die is verleend onder één van de overige beperkingen genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, wel onder de reikwijdte van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. Anders dan aangegeven in de artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel, vallen niet al deze personen echter op grond van Richtlijn 2011/98/EU binnen de reikwijdte van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. Dit geldt voor de onderdanen van derde landen met een verblijfsvergunning onder de beperking «seizoenarbeid», «overplaatsing binnen een onderneming», «onderzoek in de zin van Richtlijn 2016/801» en «lerend werken», en «verblijf als houder van de Europese blauwe kaart». Zij hebben recht op gelijke behandeling op het vlak van «erkenning van diploma’s, certificaten en andere beroepskwalificaties, overeenkomstig de geldende nationale procedure» op grond van respectievelijk Richtlijn 2014/36/EU1, Richtlijn 2014/66/EU2, Richtlijn 2016/801/EU3, en Richtlijn 2009/50/EG4.

De in deze nota van wijziging voorgestelde begripsomschrijving van de migrerend beroepsbeoefenaar geeft het bovenstaande nu ook op een correcte wijze weer. In plaats van enkel een verwijzing naar artikel 3, eerste lid, onderdelen b en c, van Richtlijn 2011/98/EU, wordt in de begripsomschrijving nu verwezen naar de verschillende onderdanen van derde landen die op grond van artikel 8, onderdeel a, b, c of d, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig verblijf hebben, of op grond van de andere richtlijnen.

Onderdelen C en D

Vanwege de uitbreiding van de begripsomschrijving van migrerende beroepsbeoefenaar, dienen ook de bepalingen in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties uitgebreid te worden die gaan over de documenten die Nederland van de migrerend beroepsbeoefenaar mag eisen, indien hij erkenning van zijn beroepskwalificaties aanvraagt. De artikelen 13 en 23 worden hiertoe gewijzigd. Ten behoeve van de overzichtelijkheid is ervoor gekozen om de onderdelen op te delen in subonderdelen. De subonderdelen 1 en 2 van onderdeel a van het eerste lid (artikel 13) en derde lid (artikel 23) zijn daarom niet inhoudelijk gewijzigd. Van de mogelijkheid is wel gebruik gemaakt om, zoals de Aanwijzingen voor de regelgeving voorschrijven, «Richtlijn» in deze artikelen daar waar nodig met een hoofdletter te schrijven en het jaartal toe te voegen van publicatie van de betreffende richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie. Verder is in subonderdeel 1 de verwijzing naar «een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000» geschrapt om deze wetstechnisch te vereenvoudigen. Voldoende is dat betrokkene in Nederland verblijft op basis van hetzij een door Nederland afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, hetzij een door een andere EU-lidstaat afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven