Gepubliceerd: 16 april 2021
Indiener(s): Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU)
Onderwerpen: organisatie en beleid ziekten en behandelingen zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35667-7.html
ID: 35667-7
Origineel: 35667-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 april 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel J, subonderdeel 1, wordt «artikel 6:6, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «artikel 6:6, tweede lid».

B

In artikel I, onderdeel L, wordt aan het slot van het voorgestelde artikel 6:6, tweede lid (nieuw) toegevoegd: «onderscheidenlijk, zodra de rechter onder toepassing van artikel 6:2, vierde lid, op het verzoekschrift heeft beslist.»

C

In artikel I, onderdeel Q, wordt «6:2, vijfde lid» vervangen door «6:2, vierde lid».

D

Artikel II, onderdeel H, komt te luiden:

H

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «Onvrijwillige zorg wordt niet in het zorgplan opgenomen» vervangen door «De zorgverantwoordelijke neemt onvrijwillige zorg niet in het zorgplan op».

2. In het vierde lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, na onderdeel f twee onderdelen toegevoegd, luidende:

g. op welk moment en bij welke vormen van onvrijwillige zorg de zorgverantwoordelijke moet instemmen met het verlenen van de onvrijwillige zorg;

h. op welk moment en bij welke vormen van onvrijwillige zorg de zorgverantwoordelijke de vertegenwoordiger of de cliënt informeert over het verlenen van die onvrijwillige zorg.

3. In het achtste lid worden onder vernummering van onderdeel 7° tot onderdeel 9°, na onderdeel 6°twee onderdelen ingevoegd, luidende:

7°. op welk moment en bij welke vormen van onvrijwillige zorg de zorgverantwoordelijke moet instemmen met het verlenen van onvrijwillige zorg, zoals vastgesteld op grond van het vierde lid, onderdeel g;

8°. op welk moment en bij welke vormen van onvrijwillige zorg de zorgverantwoordelijke de vertegenwoordiger of de cliënt informeert over het verlenen van die onvrijwillige zorg, zoals vastgesteld op grond van het vierde lid, onder h;

E

In artikel II worden na onderdeel I drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ia

In artikel 11a wordt onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien de Wzd-functionaris de zorgverantwoordelijke verzoekt om geïnformeerd te worden over de verlening van onvrijwillige zorg aan een cliënt, neemt de zorgverantwoordelijke dat op aanwijzen van de Wzd-functionaris in het zorgplan op.

Ib

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid vervalt «voor de eerste toepassing van die onvrijwillige zorg, na instemming van de zorgverantwoordelijke».

2. Het tweede en derde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

Ic

In artikel 14 wordt «neemt de verantwoordelijk arts van de zorgaanbieder waar de geneeskundige behandeling wordt uitgevoerd in plaats van de zorgverantwoordelijke de beslissing over het uitvoeren van de in het zorgplan opgenomen zorg, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, tweede en derde lid» vervangen door «geeft de verantwoordelijk arts van de zorgaanbieder waar de geneeskundige behandeling wordt uitgevoerd in plaats van de zorgverantwoordelijke de instemming voor het uitvoeren van de in het zorgplan opgenomen onvrijwillige zorg, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, achtste lid, onderdeel 7°».

F

Artikel II, onderdeel K, subonderdeel 1, komt te luiden:

1. In het tweede lid wordt:

a. in onderdeel e «artikel 13, derde lid en artikel 15, derde lid,» vervangen door «en artikel 15, derde lid»;

b. onder verlettering van de onderdelen f tot en met p tot g tot en met q na onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:

f. aantekening van de instemming door de zorgverantwoordelijke, bedoeld in artikel 10, achtste lid, onderdeel 7°;

c. in onderdeel g (nieuw) «onvrijwillige zorg, als bedoeld in artikel 13, tweede lid» vervangen door «onvrijwillige zorg als bedoeld in artikel 10, achtste lid, onderdeel 7°, artikel 11a, derde lid,»;

d. in onderdeel j (nieuw) «artikel 22, negende lid, onderdeel c» vervangen door «artikel 22, tiende lid, onderdeel c».

G

In artikel II, onderdeel W, subonderdeel 2, wordt «lid,» vervangen door «lid».

H

In artikel II, onderdeel X, subonderdeel 1, wordt in het voorgestelde vierde lid «negende lid» vervangen door «achtste lid».

I

Artikel II, onderdeel NN, komt te luiden:

NN

Artikel 55, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 3, eerste lid» vervangen door «artikel 3, tweede lid», en wordt «artikel 22, negende lid, onderdeel c» vervangen door «artikel 22, tiende lid, onderdeel c».

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. het in het zorgplan opnemen van onvrijwillige zorg, alsmede de instemming met en het informeren over de verlening van onvrijwillige zorg door de zorgverantwoordelijke, bedoeld in de artikelen 10 en 11;

J

In artikel II, onderdeel OO, wordt «van klacht» vervangen door «van de klacht».

K

In artikel II wordt na onderdeel PP een onderdeel toegevoegd, luidende:

QQ

In artikel 63, eerste lid, onderdeel c, wordt «13, eerste lid,» vervangen door «13,».

L

Onder vernummering van artikel V tot VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL V

Indien artikel 4.110 van de Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatie (Stb. 2021, 135) eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel KK van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel KK, subonderdeel 3, «Het vierde lid» vervangen door «Het derde lid».

Toelichting

Met deze nota van wijziging wordt een aantal redactionele verbeteringen doorgevoerd in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoering te vereenvoudigen en technische onvolkomenheden en omissies te herstellen. Tevens wordt naar aanleiding van een verzoek uit het veld een aantal aanvullende wijzigingen voorgesteld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) om meer maatwerk mogelijk te maken bij het verlenen van onvrijwillige zorg.

Deze nota van wijziging wordt uitgebracht mede namens de Minister voor Medische Zorg en de Minister voor Rechtsbescherming.

Onderdeel A – wijziging van artikel I, onderdeel J (artikel 6:2, eerste lid, onderdeel e, Wvggz)

Dit onderdeel betreft een redactionele wijziging.

Onderdeel B – wijziging van artikel I, onderdeel L (artikel 6:6, tweede lid (nieuw), Wvggz)

Abusievelijk is een zinsnede weggevallen bij het opstellen van de wijziging van artikel 6:6, tweede lid (nieuw), zoals voorgesteld in en toegelicht bij artikel I, onderdeel L, van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Deze omissie wordt hierbij hersteld.

Onderdeel C – wijziging van artikel I, onderdeel Q (artikel 7:10, onderdeel a, Wvggz)

Dit onderdeel betreft een redactionele wijziging.

Onderdelen D, E, F en I – wijziging van artikel II, onderdeel H, nieuwe onderdelen Ia, Ib en Ic, onderdeel K en NN (artikelen 10, derde, vierde en achtste lid, 11a, derde lid (nieuw), 13, 14, 16, tweede lid, en 55, eerste lid Wzd)

Vanuit de cliënten- én brancheorganisaties is verzocht om meer maatwerk mogelijk te maken bij het verlenen van onvrijwillige zorg. De Wzd vereist nu dat de zorgverantwoordelijke, voorafgaand aan de eerste keer dat onvrijwillige zorg wordt verleend, toestemming moet geven aan de zorgverlener. Deze zorg is dan al opgenomen in het zorgplan, dat conform de Wzd besproken moet zijn met de cliënt en zijn vertegenwoordiger. Daarnaast moet de zorgverantwoordelijke, zo mogelijk voorafgaand aan de eerste toepassing van onvrijwillige zorg, de Wzd-functionaris, de cliënt en de vertegenwoordiger informeren. Deze eisen zijn op dit moment beperkt tot de eerste keer dat onvrijwillige zorg wordt verleend en gelden niet voor eventuele volgende toepassingen.

Met de voorgestelde wijzigingen wordt bepaald dat bij het opstellen van het zorgplan wordt vastgesteld wanneer en bij welke vormen van onvrijwillige zorg, de zorgverantwoordelijke in moet stemmen voor het verlenen van die zorg. Dit hoeft zich niet alleen te beperken tot de eerste keer dat onvrijwillige zorg wordt verleend. De Wzd-functionaris beoordeelt, als onafhankelijk toetser, de zorgvuldigheid van deze afspraken. Daarnaast wordt met deze beoogde wijzigingen bepaald dat bij het opstellen van het zorgplan met cliënt en vertegenwoordiger wordt besproken wanneer zij geïnformeerd worden als de onvrijwillige zorg daadwerkelijk toegepast wordt. Ook het informeren hoeft zich niet te beperken tot de eerste keer dat onvrijwillige zorg wordt toegepast. Met de voorgestelde aanvulling in artikel 10, achtste lid, wordt geregeld dat de instemming en het informeren in het zorgplan worden vastgelegd. Hiermee wordt de positie van de cliënt en vertegenwoordiger versterkt, terwijl tegelijkertijd een onnodige administratieve belasting wordt voorkomen in situaties waarbij er vanuit de cliënt of vertegenwoordiger geen behoefte is om van tevoren geïnformeerd te worden. Dit sluit aan bij de doelstelling van de wet om meer persoonsgerichte zorg te bewerkstelligen.

Tevens wordt voorgesteld in artikel 11a aan te vullen dat indien de Wzd-functionaris geïnformeerd wenst te worden over de verlening van onvrijwillige zorg aan een cliënt, de zorgverantwoordelijke dat op aanwijzen van de Wzd-functionaris in het zorgplan moet opnemen. Als gevolg van het mogelijk maken van dit maatwerk worden de artikelen 13 en 14 redactioneel gewijzigd. Artikel 14 heeft betrekking op de situatie dat een cliënt tijdelijk op een andere locatie verblijft waar hij zorg ontvangt van een andere zorgaanbieder in het kader van een geneeskundige behandeling. In het artikel wordt geregeld dat in dat geval de verantwoordelijk arts van de zorgaanbieder waar de geneeskundige behandeling wordt uitgevoerd in plaats van de zorgverantwoordelijke de instemming geeft voor de uitvoering van onvrijwillige zorg, voor zover die instemming in het zorgplan is opgenomen.

Met deze wijziging wordt behouden dat het mogelijk is een klacht in te dienen over de uitvoering van onvrijwillige zorg. Dat is reeds opgenomen in onderdeel c van het eerste lid van artikel 55. Tevens wordt met een aanvullende wijziging in artikel 55 mogelijk gemaakt dat een klacht kan worden ingediend over het in het zorgplan opnemen van het instemmen en informeren door de zorgverantwoordelijke bij het verlenen van onvrijwillige zorg. Daarnaast is abusievelijk een zinsnede weggevallen bij het opstellen van de wijziging van artikel 55, eerste lid, onderdeel a, zoals toegelicht bij artikel II, onderdeel NN, van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Deze omissie wordt hierbij hersteld.

Onderdeel G – wijziging van artikel II, onderdeel W (artikel 27, vierde lid, Wzd)

Deze wijziging betreft een redactionele wijziging.

Onderdeel H – wijziging van artikel II, onderdeel X (artikel 28aa, vierde lid, Wzd)

Deze wijziging betreft een redactionele wijziging.

Onderdeel J – wijziging van artikel II, onderdeel OO (artikel 56b, zesde lid, Wzd)

Deze wijziging betreft een redactionele wijziging.

Onderdeel K – wijziging van artikel II, nieuw onderdeel QQ (artikel 63, eerste lid, Wzd)

Deze wijziging betreft een aanpassing van een verwijzing naar artikel 13 in verband met de in deze nota van wijziging voor dat artikel voorgestelde aanpassing.

Onderdeel L – Artikel V (nieuw)

Dit onderdeel voorziet in een samenloopbepaling die rekening houdt met de op handen zijnde wijziging van artikel 13:4 van de Wvggz bij inwerkingtreding van de Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatie (Stb. 2021, 135). Deze wet voorziet in een nieuwe formulering van artikel 5:20, derde, lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) om overtreding van de in artikel 5:20, eerste lid, Awb vervatte medewerkingsplicht bestuurlijk te handhaven door middel van een last onder bestuursdwang. De tot nu toe in artikel 13:4, derde lid, van de Wvggz opgenomen mogelijkheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van die medewerkingsplicht, kan daarmee komen te vervallen. Artikel 4.110 van voornoemde wet regelt het vervallen van dat onderdeel in artikel 13:4 van de Wvggz, onder vernummering van de artikelleden van het artikel. Aangezien onderhavig wetsvoorstel ook voorziet in een wijziging van artikel 13:4 van de Wvggz, wordt, indien artikel 4.110 van voornoemde wet eerder in werking is getreden of treedt dan is voorzien voor dit wetsvoorstel, de voorgestelde wijziging van artikel 13:4 daarop aangepast.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis