Gepubliceerd: 19 april 2021
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35613-23.html
ID: 35613-23
Origineel: 35613-2

Nr. 23 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 april 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel I, komen het eerste en tweede lid van artikel 6:3 te luiden:

1. Een werknemer als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, heeft gedurende de periode dat het kind de leeftijd van een jaar nog niet heeft bereikt recht op uitkering over een periode van ten hoogste negen maal de arbeidsduur per week, waarin hij het verlof, bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, geniet. Indien de werknemer verlof als bedoeld in artikel 6:1, tweede lid, geniet in verband met een geadopteerd kind of een pleegkind, bestaat het recht op uitkering in afwijking van de vorige zin gedurende het eerste jaar na de dag van de feitelijke opneming ter adoptie of als pleegkind en voor zover het kind de leeftijd van acht jaren nog niet heeft bereikt.

2. Indien de werknemer met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan of indien de werknemer met het oog op adoptie met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen recht op uitkering. Indien de werknemer met het oog op een pleegkind met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen bestaat er slechts recht op één keer een uitkering.

B

In artikel I, onderdeel J, wordt in artikel 6:3a, derde lid, «dan wel wanneer het kind blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als de werknemer en de werknemer duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als zijn eigen kind op zich heeft genomen een jaar en drie maanden na dat tijdstip» vervangen door «dan wel bij adoptie of een pleegkind een jaar en drie maanden na de dag van de feitelijke opname ter adoptie of als pleegkind».

C

Na onderdeel M worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ma

Het opschrift van Paragraaf 5 van hoofdstuk 6 komt te luiden: Slot- en overgangsrecht.

Mb

Na artikel 6:10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6:10a. Verhoging uitkering ouderschapsverlof

1. De percentages, bedoeld in artikel 6:3, derde en zevende lid, kunnen voor de datum van inwerkingtreding van de Wet betaald ouderschapsverlof bij koninklijk besluit worden gewijzigd in 70%.

2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Toelichting

De onderdelen A en B beogen met betrekking tot het recht op uitkering beter aan te sluiten bij artikel 6:1 betreffende het ouderschapsverlof. Bij familierechtelijke betrekkingen met meer dan één kind en bij adoptie bestaat voor ieder van die kinderen recht op uitkering. Bij pleegkinderen, die op hetzelfde tijdstip feitelijk worden opgenomen, bestaat voor één kind recht op uitkering. Werknemers die anders dan door adoptie of pleegzorg na de eerste verjaardag op hetzelfde adres komen te wonen als het kind van wie zij duurzaam de opvoeding en verzorging op zich nemen, hebben wel recht op onbetaald verlof, maar geen recht op uitkering. Hiermee blijft de bestaande situatie in stand.

Onderdeel C betreft een mogelijkheid om het percentage van de uitkering nog voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel aan te passen. De uitkering in verband met ouderschapsverlof bedraagt 50% van het dagloon van de werknemer, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet arbeid en zorg, doch ten hoogste 50% van het maximum dagloon. Voor de niet verzekerde werknemers bedraagt het percentage 50% van het wettelijk minimumloon. Artikel 6:10a maakt het mogelijk de genoemde percentages voor de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel (2 augustus 2022) bij koninklijk besluit nog te wijzigen in 70%. Ten aanzien van dat koninklijk besluit geldt een voorhangprocedure bij het parlement. Deze vaste systematiek wordt in het wetsvoorstel vastgelegd voor het geval het volgende kabinet het uitkeringspercentage, net als bij het geboorteverlof, wil brengen op 70%. Wijziging van het percentage na inwerkingtreding van het wetsvoorstel is alleen te realiseren via een wetswijziging, hetzelfde geldt voor het vaststellen van een ander percentage dan 70%.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees