Kamerstuk 35613-12

Verzoek om de wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof) niet controversieel te verklaren

Dossier: Wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof)

Gepubliceerd: 1 februari 2021
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35613-12.html
ID: 35613-12

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2021

In de extra procedurevergadering van de vaste commissie voor SZW van 26 januari jl. heeft deze commissie het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 (Kamerstuk 35 613) op de (voorlopige) lijst controversieel te laten verklaren stukken geplaatst.

Via deze brief geef ik uw Kamer in overweging om anders te besluiten en het wetsvoorstel níet controversieel te verklaren, omdat het wetsvoorstel strekt tot implementatie van genoemde Europese richtlijn. Ondanks dat er nog enige tijd tot inwerkingtreding resteert, is spoedige behandeling door de Tweede Kamer noodzakelijk in verband met de verplichte implementatie van de richtlijn op 2 augustus 2022.

UWV heeft in de uitvoeringstoets van 8 april 2020 (Bijlage bij Kamerstuk 35 613, nr. 3) aangegeven dat een periode van 1 jaar en 10 maanden nodig is voor de volledige implementatie van het wetsvoorstel, zodat vanaf 2 augustus 2022 ouders een uitkering kunnen krijgen bij opname van het betaald ouderschapsverlof. In lijn hiermee is UWV op 1 oktober 2020 gestart met de implementatie van het wetsvoorstel waarbij – in afwachting van de instemming met het wetsvoorstel van uw Kamer – nog geen onomkeerbare stappen worden gezet. Maar de implementatie komt wel onder druk te staan als geen onomkeerbare stappen genomen kunnen worden. UWV kan pas met de bouw van systemen beginnen na aanvaarding van het wetsvoorstel in uw Kamer, omdat pas dan de tekst van het wetsvoorstel vast staat. Daarom is spoedige instemming van de Kamer gewenst.

Bij het niet tijdig implementeren van de richtlijn wordt er door de Europese Commissie een ingebrekestelling verzonden waarmee een boete en dwangsom wordt geëist bij het Europees Hof van Justitie. Daarnaast kunnen vanaf 2 augustus 2022 werknemers die betaald ouderschapsverlof willen opnemen, maar dat wegens niet-tijdige implementatie niet kunnen, een gerechtelijke procedure tegen de Staat aanspannen, die er vermoedelijk toe zal leiden dat het Ministerie van SZW hen schadeloos moet stellen. Ook om dit te voorkomen is spoedige behandeling van het wetsvoorstel gewenst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees