Kamerstuk 35574-24

Nadere reactie m.b.t. regeling kindgebonden budget en alleenstaande ouder toeslag bij co-ouderschap

Dossier: Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)

Gepubliceerd: 16 juni 2021
Indiener(s): Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiƫn) (D66)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35574-24.html
ID: 35574-24

Nr. 24 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2021

De vaste commissie voor Financiën heeft mij gevraagd te reageren op de brief van J.B. van 26 oktober 2020 inzake het kindgebonden budget en de alleenstaande ouder toeslag in geval van co-ouderschap. Zoals u bekend, kan ik niet ingaan op de specifieke situatie van J.B. Ik kan u echter wel mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een nadere toelichting geven op het recht op kindgebonden budget in geval van co-ouderschap. Voor zover mogelijk zal ik daarbij ingaan op de toedeling en berekening van het recht op kindgebonden budget voor co-ouders in een vergelijkbare situatie als J.B.

Kindgebonden budget en co-ouderschap

Een belangrijke voorwaarde om voor het kindgebonden budget in aanmerking te kunnen komen, is dat de aanvrager van de toeslag de kinderbijslaggerechtigde is wiens recht tot uitbetaling komt.1 Indien deze kinderbijslaggerechtigde een alleenstaande ouder is, bestaat er recht op een verhoging van het kindgebonden budget, de zogenaamde alleenstaande ouderkop.2

In beginsel wordt de kinderbijslag slechts aan één persoon (ouder) uitbetaald. De samenloopregels van de Algemene Kinderbijslagwet bepalen aan welke ouder. Indien sprake is van co-ouderschap wordt het recht op kinderbijslag van één van de ouders gelijk verdeeld uitbetaald, tenzij in de onderlinge overeenkomst of rechterlijke beschikking waaruit het co-ouderschap volgt anders is bepaald.3 De co-ouder wiens recht op kinderbijslag wordt uitbetaald, heeft aanspraak op kindgebonden budget. De hoogte van het kindgebonden budget is afhankelijk van het (huishoud)inkomen van die co-ouder. De uitbetaling van het recht op kindgebonden budget kan daarom niet worden verdeeld over beide ouders in geval er sprake is van co-ouderschap. De wetgever heeft dit uitdrukkelijk in de wet opgenomen.4 Bij de introductie van de kindertoeslag, de voorloper van het kindgebonden budget, is destijds toegelicht dat het niet de bedoeling is dat deze toeslag aan beide ouders wordt uitbetaald.5

Uit de brief van J.B. begrijp ik dat J.B. de co-ouder is die geen recht heeft op de toekenning en uitbetaling van het kindgebonden budget en dit als onrechtvaardig ervaart. De reden waarom de uitbetaling van één recht op kinderbijslag wel kan worden verdeeld over beide co-ouders, maar het kindgebonden budget niet, is gelegen in de aard van deze regelingen. De kinderbijslag is een vast (leeftijd)bedrag dat niet op basis van het inkomen van één of beide (co)ouders wordt vastgesteld. Het kindgebonden budget, inclusief alleenstaande ouderkop, is een variabele huishoudgebonden toeslag, die, zoals gezegd, wordt berekend op basis van het huishoudinkomen van de ouder die de kinderbijslag ontvangt. Het (huishoud)inkomen van de andere co-ouder blijft daarbij buiten beschouwing.

Co-ouders kunnen onderling bepalen6 wiens recht op kinderbijslag wordt uitbetaald en wie daarmee het kindgebonden budget krijgt uitbetaald. Als zij er zelf niet uitkomen bepalen de samenloopregels van de Algemene Kinderbijslagwet wiens recht op kinderbijslag wordt uitbetaald. In een situatie als die van J.B., waarin het recht op kinderbijslag toekomt aan de andere co-ouder, kan Toeslagen dan ook geen kindgebonden budget toekennen.

Verdeling kosten

Het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop worden overigens wel meegenomen in de berekening van de hoogte van de kinderalimentatie. Dit bedrag wordt namelijk opgeteld bij het inkomen van de ontvangende ouder, van wie de draagkracht daardoor hoger wordt.7 Hoewel kinderalimentatie doorgaans wordt toegekend aan de ouder bij wie de kinderen het hoofdverblijf hebben, is het niet zo dat dit nimmer aan de uitwonende ouder wordt toegekend. Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de co-ouders om afspraken te maken over de verdeling van de zorgtaken en de kosten van de kinderen en dit vast te leggen in een ouderschapsplan. Wettelijke schuldsanering of bewindvoering hoeft hier niet aan in de weg te staan. Er geldt voor het kindgebonden budget op grond van de wet immers een beslagverbod, ook in situaties waarin sprake is van toepassing van een wettelijke schuldsanering.8

Het voorgaande neemt niet weg dat ik kan begrijpen dat het voor een co-ouder, zoals J.B., wrang kan voelen dat deze geen kindgebonden budget krijgt uitbetaald. Zeker in geval co-ouders de zorgtaken en kosten gelijk verdelen, kan dit als een knelpunt worden ervaren. Of voor die situatie een (wettelijke) oplossing geboden kan worden vergt echter nader onderzoek in het kader van het verder uitwerken van mogelijkheden tot verbetering in het huidige en toekomstige toeslagenstelsel. Gelet op het inkomensafhankelijke karakter van de toeslag, dient daarin ook een nadere afweging met betrekking tot de grondslag van de berekening en het risico op onvoorziene nabetalingen te worden meegewogen. Bovendien is het de vraag in hoeverre gesplitste uitbetaling van het kindgebonden budget het stelsel complexer maakt en extra capaciteit vergt van de uitvoering. Eerder is dan ook bewust ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening en het met terugwerkende kracht wisselen van het recht op kinderbijslag, hetgeen ik hieronder toelicht.

Rapport Nationale ombudsman

In de brief verwijst J.B. naar het rapport van de Nationale ombudsman waarin onderzoek is gedaan naar de toegang van co-ouders tot het kindgebonden budget.9 De aanbevelingen uit dat rapport zijn opgevolgd. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft – mede namens mij – uw Kamer eerder geïnformeerd over de vervolgacties die zijn ingezet naar aanleiding van de aanbevelingen die door de Nationale ombudsman in dit kader zijn gedaan.10 Op basis van dat rapport hebben Toeslagen en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de nodige verbeteringen aangebracht, die co-ouders helpen bij de verdeling van de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

Ten eerste is de informatieverstrekking verbeterd. De Belastingdienst heeft onder andere een aparte website gerealiseerd over scheiden en de fiscale gevolgen daarvan. Daarbij wordt ook ingegaan op co-ouderschap en de toegang tot het kindgebonden budget. Ook hebben ouders van wie bekend werd dat zij zijn gescheiden, in 2020 een gezamenlijke brief van de SVB en de Toeslagen ontvangen met uitleg over de gevolgen van de scheiding voor het recht op (uitbetaling van) het kindgebonden budget.

Ten tweede kunnen co-ouders door middel van een gezamenlijk schriftelijk verzoek het recht op kinderbijslag met één jaar terugwerkende kracht wisselen, waardoor ook het recht op het kindgebonden budget met één jaar terugwerkende kracht aan de andere co-ouder wordt toegekend. Hierdoor kan het kindgebonden budget alsnog aan de minstverdienende ouder worden uitbetaald, zodat er geen kindgebonden budget wordt «misgelopen». Voor een volledige beschrijving van de maatregelen, verwijs ik naar de eerdere Kamerbrief.

Tot slot

Ik begrijp dat bovengenoemde maatregelen niet in elke situatie van co-ouderschap een oplossing bieden, zo ook niet in de situatie van J.B. Hoewel dit gedeeltelijk inherent is aan de aard van het kindgebonden budget, een inkomensafhankelijke huishoudgebonden toeslag, zal de positie van co-ouders ook bij het verder uitwerken van mogelijkheden tot verbetering in het huidige en toekomstige toeslagenstelsel, wat mij betreft een punt van aandacht zijn. Dit is echter aan een volgend kabinet.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen