Kamerstuk 35570-XIV-75

Certificatieplicht voor verkooppunten met een beperkte omzet van biologische producten

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2021

Gepubliceerd: 30 april 2021
Indiener(s): Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-XIV-75.html
ID: 35570-XIV-75

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 april 2021

Hierbij informeer ik u over de laatste stand van zaken aangaande de uitvoering van de motie van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 54) over oplossingen voor de certificatieplicht voor verkooppunten met een beperkte omzet van bioproducten. Met deze brief geef ik invulling aan uw verzoek. De motie verzoekt de regering op korte termijn met betrokken branchepartijen in gesprek te gaan om te zoeken naar oplossingen voor verkooppunten met een beperkte omzet van bioproducten, waaronder een vrijstelling, waardoor deze drempel wordt weggenomen.

De nieuwe regelgeving die per 1 januari 2022 zal ingaan, kent de mogelijkheid tot vrijstelling van de certificatieplicht voor verkooppunten met een beperkte omzet van onverpakte biologische producten, met uitzondering van verkoop van diervoeders. Aan de vrijstelling zijn strikte voorwaarden verbonden.

Vrijstelling is mogelijk mits die exploitanten deze producten niet anderszins dan in verband met het verkooppunt produceren, bereiden, opslaan, en dergelijke producten niet invoeren uit een derde land, noch de bedoelde activiteiten uitbesteden aan een derde, en mits:

  • a) de verkochte hoeveelheid niet hoger is dan 5.000 kilogram per jaar, of

  • b) hun jaaromzet met betrekking tot onverpakte biologische producten niet hoger is dan 20.000 EUR, of

  • c) de potentiële certificeringskosten van de exploitant hoger zijn dan 2% van de totale omzet met betrekking tot onverpakte biologische producten die door die exploitant zijn verkocht.

Indien gekozen wordt om gebruik te maken van de vrijstellingsmogelijkheid, moet Nederland er op toe zien dat aan de voorwaarden van de vrijstelling wordt voldaan.

Ik ben in constructief overleg met de betrokken branchepartijen en onderzoek de mogelijkheden tot een vrijstelling. Omdat een vrijstelling ook verplichtingen met zich meebrengt, worden de voor- en nadelen van de vrijstellingsmogelijkheid in kaart gebracht. Daarnaast worden andere oplossingen verkend, mede op basis van «best practices» in binnen- en buitenland. Voor de zomer zal ik u informeren over de uitkomst van het overleg en de conclusies die ik daaruit trek.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten