Kamerstuk 35401-7

Nota naar aanleiding van het verslag

Dossier: Wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling 2019-nCoV

Gepubliceerd: 27 mei 2021
Indiener(s): Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA)
Onderwerpen: gezondheidsrisico's organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35401-7.html
ID: 35401-7

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 27 mei 2021

Met belangstelling heeft ondergetekende kennisgenomen van het verslag inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) tot incorporatie van de Regeling 2019-nCoV. Ondergetekende spreekt zijn waardering uit voor de getoonde belangstelling en betreurt dat het beantwoorden van de gestelde vragen op een laat moment komt. De vertraging is veroorzaakt door de vele andere werkzaamheden op dit terrein die de aandacht vroegen. Door deze vertraging zijn de vragen en bijbehorende antwoorden deels achterhaald en ingehaald door de snel veranderende ontwikkelingen omtrent covid-19. Met het bijgevoegde verslag beoogt ondergetekende met recente informatie alsnog recht te doen aan de gestelde vragen.

Met het onderhavige wetsvoorstel wordt covid-19 bij formele wet aangewezen als behorende tot groep A van infectieziekten. Momenteel berust die aanwijzing, op grond van artikel 20, eerste en vijfde lid, van de Wpg, op de Regeling 2019-nCoV.1 In deze regeling is het novel coronavirus (2019-nCoV) aangemerkt als behorende tot groep A van de Wpg en zijn alle bepalingen van de Wpg die gelden voor infectieziekten behorende tot groep A van toepassing verklaard op de bestrijding van dit virus. De naam van deze infectieziekte is door de WHO nadien omgezet in covid-19 en deze naamswijziging is bij nota van wijziging doorgevoerd in het wetsvoorstel.2 Volgens artikel 20, vierde lid, van de Wpg dient binnen acht weken na het tot stand komen van een ministeriële regeling ex artikel 20, eerste lid, van de Wpg een voorstel van wet ter incorporatie van die ministeriële regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te worden gezonden. Dat is met het onderhavige wetsvoorstel gebeurd. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal de Regeling 2019-nCoV komen te vervallen.

Hieronder zal worden ingegaan op de gestelde vragen. Daarbij wordt de volgorde van het verslag aangehouden. De antwoorden op de vragen van de leden zijn cursief weergegeven.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet publieke gezondheid (Wpg) tot incorporatie van de Regeling 2019-nCoV. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

Deze leden vragen hoe de meldingsplicht van een categorie A ziekte, en dus het nieuwe coronavirus, zich nu verhoudt tot de gezinsleden en nauwe contacten van positief geteste mensen met corona. Deze mensen worden niet meer getest, maar zij worden beschouwd als positief. Wat betekent dat voor de meldingsplicht voor deze officieuze besmette patiënten?

Sinds 1 juni 2020 is de testcapaciteit zodanig dat eenieder met klachten zich kan laten testen, ook kan men zich laten testen als men in aanraking is gekomen met een besmet persoon. De meldingsplicht heeft betrekking op de arts die vaststelt dat iemand covid-19 heeft, hij dient dit onverwijld door te geven aan de GGD. De GGD geeft deze meldingen en de resultaten van de uitgevoerde testen door de GGD door aan het RIVM.

In de memorie van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat op moment van schrijven van deze toelichting nog niet duidelijk is hoe novel coronavirus (2019-nCoV) zich (mondiaal) gaat ontwikkelen en in hoeverre de inzet van de genoemde bevoegdheden in ons land ook werkelijk nodig zal blijken te zijn. Kan de regering toelichten in hoeverre de genoemde bevoegdheden nu ingezet zijn in ons land? Kan de regering daarbij toelichten tot hoe ver deze bevoegdheden reiken?

Inmiddels is duidelijk dat covid-19 zich mondiaal en in Nederland heeft verspreid. Sinds maart vorig jaar zijn de in de memorie van toelichting genoemde bevoegdheden dan ook ingezet om covid-19 te bestrijden. Eerst is voornamelijk gebruikt gemaakt van de bevoegdheid om bij aanwijzing noodverordeningen te laten vaststellen door de voorzitters van de veiligheidsregio’s, waarmee onder meer de eerste lockdown is afgekondigd. Sinds 1 december 2020 is de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (hierna: Twm) in werking getreden. Voor wat betreft de Twm is reeds op het niveau van de formele wet vastgelegd dat de bevoegdheden die op grond van deze wet uit hoofdstuk Va van de Wpg voortvloeien dienen ter bestrijding van de epidemie van covid-19.3 De Twm biedt de grondslag voor de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, waarin de op dit moment geldende maatregelen nader zijn uitgewerkt. Ten behoeve van de duidelijkheid is het goed om te benadrukken dat het onderhavige wetsvoorstel los staat van de (verlenging van de) Twm. Ook zonder de Twm is het geïndiceerd om de aanwijzing van covid-19 bij wet te formaliseren om zodoende te borgen dat de reguliere bepalingen van de Wpg die gelden voor deze infectieziekten behorende tot groep A van de Wpg van toepassing zijn.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetswijziging van de Wpg. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan de onderstaande opmerkingen en vragen.

Met deze wijziging van de Wpg is het coronavirus aangemerkt als behorende tot groep A van de Wpg. Hiermee zijn alle bepalingen van deze wet die gelden voor infectieziekten van toepassing verklaard op de bestrijding van dit virus. De leden van de SP-fractie vinden dit een zeer begrijpelijk besluit en steunen dan ook deze wetswijziging.

Door het opnemen van het coronavirus behorende tot groep A ontstaat (onder andere) de wettelijke meldingsplicht betreffende deze infectieziekte, zowel bij vermoeden als het vaststellen van het coronavirus. Is het correct dat bij het vermoeden van het coronavirus, dit inmiddels niet meer gemeld wordt door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Al begrijpen deze leden dit besluit vanwege de extreme druk die het coronavirus met zich meebrengt, toch vragen zij hoe dit besluit zich verhoudt met de wetswijziging. Hoe verhoudt een meldingsplicht zich tot het besluit vanwege druk op de betreffende partijen om niet meer te melden?

Het klopt dat vanwege de epidemiologische situatie het al snel niet meer zinvol was om artsen een melding te laten doen bij de GGD ten aanzien van patiënten bij wie enkel het vermoeden van infectie met covid-19 bestond. Bij een vastgestelde infectie met covid-19 geldt de meldingsplicht wel onverminderd. Met een vrijstelling via een regeling op grond van artikel 22, vierde lid van de Wpg, wordt deze praktijk juridisch ook geformaliseerd. De meldingen van vastgestelde infecties worden door de GGD doorgegeven aan het RIVM.

Indien het klopt dat de GGD niet langer meldt bij het RIVM, hoe staat het dan precies met de meldingsplicht van andere partijen (zoals de huisarts) richting de GGD? Wordt hier nog wel aan voldaan? Is dit nog te behappen door de GGD’en?

Zoals hiervoor is uiteengezet heeft het niet melden alleen betrekking op het deel waarbij er sprake is van een vermoeden van een infectie met covid-19. De vastgestelde infecties met covid-19 worden wel gemeld aan de GGD die deze doorgeeft aan het RIVM.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat een meldingsplicht enkel van toegevoegde waarde is als ook daadwerkelijk getest kan worden. Wat is de reactie van de regering daarop, met name gezien de verschillende meldingen dat er een tekort is aan beschikbare testen? Hoe verhoudt een meldingsplicht voor het coronavirus zich tot een tekort aan coronatesten?

Sinds 1 juni 2020 is de testcapaciteit zodanig dat eenieder met klachten zich kan laten testen, ook kan men zich laten testen als men in aanraking is gekomen met een besmet persoon.

Een tweede bevoegdheid die geschapen wordt met deze wetswijziging is de bevoegdheid tot isolatie van personen. Kan aangegeven worden hoe vaak er inmiddels gebruik is gemaakt van deze bevoegdheid? Voor welke periode worden deze verplichte isolaties opgelegd en hoe wordt ervoor gezorgd dat mensen zich ook aan deze opgelegde isolatie houden?

Artikel 31 van de Wpg geeft de bevoegdheid om besmette personen in isolatie te plaatsen in een gesloten afdeling van een aangewezen ziekenhuis. Het gaat dan om personen die niet vrijwillig in isolatie gaan en een gevaar vormen voor de volksgezondheid. Isolatie wordt onderscheiden van quarantaine. Bij quarantaine gaat het om mogelijk besmette personen. Van de bevoegdheid om met covid-19 besmette personen in isolatie te plaatsen is geen gebruik gemaakt. Voor besmette personen geldt het dringende advies om in isolatie te gaan. Na een positieve testuitslag is de betrokken persoon in beeld bij de GGD. De GGD kan die persoon adviseren over onder meer het in isolatie gaan.

Ondergetekende spreekt de hoop uit dat ondanks de vertraging deze beantwoording voldoende voorbereiding is voor de behandeling van dit wetsvoorstel.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge