Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 3 april 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

I.

ALGEMEEN

2

1.

Inleiding

2

2.

Het Vervangingsfonds

2

 

Aanleiding wetswijziging

2

 

Flankerende Maatregelen

3

 

Ad a: ERD-schap

3

 

Ad b: Ziekteverzuim

3

 

Ad c: Tijdelijke vangnet

4

 

Inwerkingtreding

5

3.

Het Participatiefonds

5

 

Aanleiding wetswijziging Pf

5

 

Kern van de wetswijziging

6

 

Inwerkingtreding

7

4.

Financiële gevolgen

7

5.

Internetconsultatie

8

6.

Algemene Rekenkamer

8

7.

Caribisch Nederland

8

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (hierna: het wetsvoorstel) en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel waarvan in een eerder stadium ook al duidelijk was dat de werkgevers deze ontwikkeling steunen. Deze leden steunen dan ook de hoofdlijnen van het wetsvoorstel, maar hebben nog wel enige vragen, met name met betrekking tot de voorgestelde modernisering van het Participatiefonds (hierna: Pf).

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel wat het resultaat is van langjarige stappen in de richting van het opheffen van het Vervangingsfonds (hierna: Vf) en de modernisering en vereenvoudiging van het Pf. Deze leden willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden hebben nog een aantal vragen betreffende het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het. Zij hebben daar nog enkele opmerkingen en vragen over.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

2. Het Vervangingsfonds

Aanleiding wetswijziging

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in 2013 een belangrijkste stap is gezet door besturen in het po1 jaarlijks de mogelijkheid te geven om te kiezen voor een vorm van eigenrisicodragerschap (hierna: ERD-schap). Wat waren de gevolgen voor besturen die hiervoor kozen? Waren deze besturen uiteindelijk tevreden met deze keuze, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of kan worden aangegeven of het vooral de grotere schoolbesturen waren die al hadden besloten de risico’s van vervanging zelf te gaan dragen, of dat sinds 2013 ook kleine schoolbesturen en eenpitters dit hebben gedaan. Deze leden vragen de regering of bij de geschetste indicatoren voor daadwerkelijke inwerkingtreding van dit wetsvoorstel ook specifiek wordt gekeken naar de positie van de kleine schoolbesturen en eenpitters. Zo ja, op welke wijze? Zo nee waarom niet? Deze leden lezen dat deze indicatoren al sinds 2018 gevolgd worden en vragen de regering of kan worden aangegeven wat de ervaringen tot nu toe zijn en of er mogelijk knelpunten kunnen worden gesignaleerd.

De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij kan toelichten wat de status is van de indicatoren voor beëindiging van de wettelijke vereveningstaak van het Vf. In hoeverre zijn alle besturen en scholen op dit moment in het po in staat om zonder Vf te voorzien in de kosten van vervanging?

Flankerende Maatregelen

Ad a: ERD-schap

De leden van de VVD-fractie lezen dat er extra aandacht komt voor kleinere schoolbesturen en besturen met een over het algemeen laag ziekteverzuim, zij worden begeleid en geadviseerd. Kan de regering nader ingaan op wat deze begeleiding en advisering inhoudt, zo vragen deze leden.

Ad b: Ziekteverzuim

De leden van de VVD-fractie lezen dat er succesvolle resultaten behaald zijn met de projecten Plan V(erzuim) en Plan V(erzuim)+, waarbij tijdens het Plan V(erzuim)+ 333 schoolbesturen actief zijn benaderd voor deelname. Hoeveel besturen deden uiteindelijk mee? Wat is een reden voor een schoolbestuur om niet deel te nemen aan dit project, aangezien het logischer zou zijn dat zij alles op alles zetten om ziekteverzuim tegen te gaan? Wat betekent het plan V(erzuim)+ voor de werkdrukverlaging van docenten, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er flankerende maatregelen worden getroffen om de transitie van het Vf goed op te vangen. Een deel van die maatregelen gaat over de aanpak van hoog ziekteverzuim. Hierbij heeft de regering het over het project Plan V(erzuim)+, voor een ondersteuningsaanbod voor alle schoolbesturen met een aanhoudend hoog tot zeer hoog gemiddeld jaarlijks ziekteverzuim (>6%). Deze leden vragen hoeveel schoolbesturen een dergelijk hoog ziekteverzuim hebben. Heeft de regering daar cijfers van? Wat verstaat de regering onder aanhoudend hoog tot zeer hoog ziekteverzuim? Zijn er bepaalde kenmerken te herkennen onder deze groep schoolbesturen?

Voornoemde leden hebben ook vragen over de BGZ-diensten2 die vallen onder de niet-wettelijke activiteiten van het Vf. Klopt het dat de leden lezen dat de toekomst van de ondersteuning van de BGZ op stelselniveau voor het primair onderwijs nog afhankelijk is van het overleg tussen het bestuur en sociale partners? Kan het dus zijn dat deze sectorale BGZ-taak niet behouden blijft na de beëindiging van het Vf? Is het een mogelijkheid om deze belangrijke taak, namelijk de ondersteuning en advisering van schoolbesturen bij het organiseren van de bedrijfsgezondheid, onder te brengen in het Pf? Voornoemde leden vragen of de regering overwogen heeft om dit wettelijk mogelijk te maken door het toe te voegen aan dit wetsvoorstel. Zo niet, waarom niet? Kan blijvende ondersteuning en advisering in het organiseren van bedrijfsgezondheid ziekteverzuim niet verder verlagen en dus vervangingskosten terugdringen? Zou het Pf daar niet een goede plek voor zijn omdat het voorkomen van werkeloosheid en ziekteverzuim, re-integratie van werkzoekenden en zieken enorm met elkaar verweven zijn? Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering op dit punt.

De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke wijze het project Plan V(erzuim)+ inzet op het voorkomen van burn-outklachten in het po, aangezien een op de vier leraren lijdt aan dit soort klachten.3 Kan de regering dit nader toelichten?

De regering geeft aan dat het aan de sociale partners gaat zijn om onder andere de BGZ-diensten op stelselniveau te behouden. Het blijkt echter dat deze wens er al is, zo laat de AOb4 weten aan deze leden. De AOb zou graag zien dat de sectorale voorziening voor de BGZ ondergebracht gaat worden in het Pf, aangezien het Vf beëindigd gaat worden.

De AOb noemt hiervoor de volgende redenen: Het voortbestaan van een toegankelijke sectorale voorziening voor BGZ zal het eenvoudiger maken om de verplichte aansluiting bij het Vf af te schaffen; De ondersteuning van schoolbesturen vanuit het Vf en Pf liggen steeds meer in elkaars verlengde, het is dan ook niet efficiënt om dit los te knippen, maar juist in samenhang; In het kader van het huidige lerarentekort wordt gekeken naar inzet vanuit het Pf (zie bijvoorbeeld het plan «1000 leerkrachten aan de slag»), maar ook reductie van ziekteverzuim draagt bij aan het oplossen van het lerarentekort. De sectorale BGZ speelt daarbij een belangrijke rol; Het inkopen van BGZ-diensten bij private partijen zal duurder zijn voor schoolbesturen, omdat deze bedrijven naast winstoogmerk ook btw-plichtig zijn en vennootschapsbelasting moeten betalen; Het is een verspilling van overheidsgeld als de door het Vf opgebouwde kennis en ervaring zouden worden weggegooid, terwijl private partijen deze kennis nog moeten opbouwen (en de kosten daarvan ongetwijfeld zullen doorberekenen aan hun klanten).

Het opnemen van de sectorale voorziening voor BGZ-diensten in het Pf moet echter in de wet worden geregeld. Hoe kijkt de regering hier tegenaan en wat vindt zij van bovenstaande argumenten, zo vragen deze leden.

Ad c: Tijdelijke vangnet

De leden van de VVD-fractie lezen dat voor schoolbesturen die voor het uiteindelijke moment van beëindiging hebben gekozen voor ERD-schap, er niet veel verandert als de vereveningstaak van het Vf ophoudt. Wel is het mogelijk dat een groep schoolbesturen, die nog tot op het laatste moment de vervangingskosten regulier declareert bij het fonds, te maken krijgt met gevolgen van het beëindiging van de vereveningstaak van het Vf. Op welke manieren worden deze schoolbesten aangespoord om nu al te kiezen voor ERD-schap, aangezien een situatie zonder Vf de inzet is van alle betrokken partijen? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat deze schoolbesturen, bij beëindiging van het Vf, niet met een financieel probleem komen te zitten? Hoe zorgt de regering ervoor dat scholen die al wel de overgang hebben gemaakt, hier ook de voordelen van krijgen? Is de regering het met deze leden eens dat het vreemd is om een tijdelijke voorziening te treffen voor scholen die nog niet kiezen voor een ERD-schap, aangezien de beëindiging van de Vf er al lange tijd aan zit te komen en besturen hierop voorbereidingen kunnen treffen, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat in het geval het Vf ophoudt te bestaan er mogelijk nog een groep schoolbesturen is die niet zelfstandig in de kosten van vervanging kan voorzien zonder dat de voortgang van het onderwijs in het geding komt. Kan de regering een of meerdere scenario´s schetsen van de inrichting, omvang en verantwoordings- en toezichtstructuur van het tijdelijke vangnet? Is de regering bereidt deze scenario´s ter beoordeling voorleggen aan de Algemene Rekenkamer, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vragen over het tijdelijke vangnet dat overwogen wordt in te richten voor een potentiële groep van schoolbesturen voor wie de financiële gevolgen door de beëindiging van het Vf groter zijn. De regering schrijft dat het de inzet is dat dit om een kleine tot zeer kleine groep van schoolbesturen gaat. Deze leden vragen waar de regering deze inschatting op baseert. Heeft de regering enig zicht op hoe groot deze groep zal zijn? Zijn er bepaalde kenmerken van schoolbesturen die een groter risico lopen om onder deze groep te vallen, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen of er sprake is van een groep schoolbesturen die een tijdelijk vangnet nodig zal hebben als het Vf ophoudt. Zo ja, gaat het om een groep schoolbesturen met specifieke kenmerken? De regering geeft aan dat als een tijdelijk vangnet noodzakelijk is, de regering hiervoor overweegt tijdelijk de bestaande voorziening open te stellen inzake de bijzondere bekostiging van personeelskosten vanwege bijzondere omstandigheden in de WPO5 en WEC6, mits hiervoor voldoende budgettaire middelen beschikbaar kunnen worden gesteld. Wat zijn de gevolgen voor schoolbesturen als er geen tijdelijk vangnet middels deze voorziening wordt opgesteld? Wat is de reden dat de regering niet nu al middelen reserveert voor een eventueel tijdelijk vangnet, zo vragen deze leden.

Inwerkingtreding

De leden van de VVD-fractie lezen dat de inwerkingtreding afhankelijk is van de gezamenlijke conclusie van partijen dat het Vf kan worden stopgezet. Op welke manier begeleid de regering dit proces? Zit er volgens de regering een einddatum aan dit proces, zo willen deze leden weten.

3. Het Participatiefonds

Aanleiding wetswijziging Pf

De leden van de VVD-fractie lezen over de aanpassingen rondom het re-integratietaak van het Pf. Daarin zien deze leden een meer gepersonaliseerde aanpak, maar lezen geen concrete maatregelen terug die het leven lang ontwikkelen van leraren bevordert. Kan de regering hier nader op ingaan? Op welke manier wordt er gekeken naar de arbeidsmarktkansen van leraren die nog niet in een re-integratietraject zitten, maar wel behoefte hebben om zich bij te scholen voor de toekomst, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of bij de modernisering van het Pf ook afspraken over het terugdringen van het aantal bovenwettelijke uitkeringen wordt meegenomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er met dit wetsvoorstel niets verandert aan de verplichte aansluiting van schoolbesturen bij het Pf. In 1997 is die verplichte aansluiting reeds geregeld, maar destijds is de uitzondering geformuleerd dat gemoedsbezwaarde schoolbesturen zelfstandig wachtgeldbeleid mochten gaan voeren. Ook is destijds BWGS7 opgericht en schoolbesturen konden toen eenmalig kiezen om over te stappen naar BWGS. Die mogelijkheid is sindsdien stopgezet. Nu is het bij het Vf jaarlijks mogelijk om als schoolbestuur te besluiten om eigenrisicodrager te worden. Heeft de regering overwogen om die mogelijkheid ook te bieden voor het Pf? Veel schoolbesturen zijn tegenwoordig groot genoeg om de gevolgen te kunnen dragen van een ontslag. Daarnaast zijn er schoolbesturen die zich willen aansluiten bij BWGS of die een vergelijkbare stichting willen oprichten. Die mogelijkheden zijn er nu allemaal niet door de verplichte aansluiting bij het Pf. Het lijkt deze leden redelijk om besturen in ieder geval opnieuw de keuze te geven. Daarbij kunnen uiteraard wel spelregels afgesproken worden, aangezien een eenpitter in veel gevallen niet de financiële gevolgen zal kunnen dragen van een ontslag. Daarom zou bijvoorbeeld een minimale loonsom afgesproken kunnen worden voor het voeren van zelfstandig wachtgeldbeleid. Voornoemde leden vernemen graag de visie van de regering op dit punt.

Kern van de wetswijziging

De leden van de CDA-fractie lezen dat het aantal vergoedingsgronden wordt teruggebracht van 131 tot 8 vergoedingsgronden. Deze leden zijn benieuwd of de werkgevers zich ook kunnen vinden in deze vereenvoudiging van het aantal vergoedingsgronden? In hoeverre zijn werkgevers hierbij betrokken en hebben zij nog kritiek hierop?

Deze leden lezen dat de schoolbesturen moeten aantonen dat zij zich voorafgaande aan het ontslag hebben ingespannen om voor de werknemer een baan te vinden buiten de eigen organisatie. Deze leden vragen de regering of daarmee wordt bedoeld buiten de eigen school of buiten het eigen schoolbestuur aangezien het bestuur het bevoegd gezag is en daarmee de werkgever van de werknemer. Deze leden vragen de regering of de schoolbesturen hun personeelsbeleid dusdanig goed op orde hebben dat er met alle werknemers regelmatig functionerings- en beoordelingsgesprekken worden gevoerd en vastgelegd.

Voornoemde leden vragen de regering een nadere toelichting te geven op de effecten van het in 2018 gestarte plan «1000 leerkrachten aan de slag» om leerkrachten met een uitkering terug aan het werk te krijgen. Hoeveel van de 1000 leerkrachten zijn inmiddels al gere-integreerd zowel binnen als buiten het onderwijs? Geven de resultaten tot nu toe aanleiding tot bijstellen van het plan, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de vergoeding ten laste van het Pf op verzoek van het schoolbestuur in bepaalde gevallen kan worden verhoogd. Een van die gevallen is ontslag op basis van een uitspraak van de kantonrechter. Is er een kans dat schoolbesturen vaker en sneller naar de rechter zullen stappen om op die manier een hogere vergoeding te krijgen? Ziet de regering dit risico ook? In dit voorstel lijkt het lucratiever voor schoolbesturen te worden om er samen niet uit te komen, maar een ontbinding via de kantonrechter te realiseren. Deze leden vragen hoe wordt voorkomen dat dit voorstel leidt tot en masse kantonrechterontbindingen. Is daar een waarborg voor bedacht? Deze leden ontvangen graag een reactie hierop.

Voornoemde leden hebben ook een vraag over de premie van het Pf, die blijft volgend jaar gelijk zo heeft fonds aangekondigd. Toch komt daar voor de schoolbesturen een forse eigen bijdrage bij. Kan de regering uitleggen waarom dat zo is?

Deze leden hebben ook een vraag over de re-integratiewerkzaamheden van het Pf. Schoolbesturen hebben weinig inzicht in die werkzaamheden, maar hebben met de wetswijziging geen keuze om hierin met het fonds in op te trekken, uittreden uit het fonds is namelijk niet mogelijk. Hoe vindt toezicht plaats op de re-integratiefunctie van het Pf, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie stellen dat de regering aan geeft dat er meer aandacht komt voor de rol van werkgevers en het Pf in de fase voorafgaand aan een mogelijk ontslag. Kan de regering dit nader toelichten? Tevens zullen uitkeringsgerechtigden via een op-maat-benadering intensiever worden begeleid bij terugkeer naar een baan, binnen of buiten het onderwijs. Kan de regering bevestigen dat er bij deze begeleiding altijd eerst gekeken zal worden naar een baan binnen het onderwijs gezien het groeiende lerarentekort? Deze leden zijn namelijk van mening dat personeel in het onderwijs zoveel als mogelijk behouden moeten worden voor het onderwijs om de tekorten in te dammen. Kan de regering nader toelichten hoe deze op-maat-benadering eruit gaat zien, zo vragen deze leden.

Voornoemde leden lezen dat schoolbesturen in het verzoek voor vergoeding dienen aan te tonen zich voldoende te hebben ingespannen om de betreffende werknemer voorafgaand aan ontslag te ondersteunen bij het zoeken naar werk buiten de eigen organisatie. Wanneer is volgens de regering voldaan aan deze inspanning? Worden hier bepaalde eisen aan gesteld door de regering of het Pf? Zo ja, welke eisen? Zo nee, hoe wordt dan door het Pf bepaald of het schoolbestuur voldoende inspanning heeft geleverd, zo vragen deze leden.

Inwerkingtreding

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of de gewenste datum van inwerkingtreding per 2021 haalbaar is.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag over de inwerkingtreding van het voorstel. Deze leden lezen dat het streven is om de modernisering van het Pf per 1 januari 2021 in te voeren. De regering schrijft dat in het voorjaar van 2020 meer duidelijk is of dit streven gehaald gaat worden. Is deze duidelijkheid er al, zo vragen deze leden.

4. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een optie is om resterende middelen beschikbaar te stellen voor een tijdelijk vangnet voor financieel kwetsbare besturen die buiten hun toedoen in financiële problemen zijn gekomen door de afschaffing van het Vf. Kan de regering een aantal scenario’s schetsen wanneer er duidelijk sprake is van financiële problemen buiten het toedoen van besturen, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat verwacht wordt dat de modernisering van het Pf tot sterke prikkels leidt voor schoolbesturen om instroom in werkeloosheid te voorkomen en om uitstroom actief te bevorderen. De totale werkeloosheidskosten voor de sector kunnen daardoor gaan dalen: «in deze tijden van tekorten aan onderwijspersoneel is de verwachting dat deze kosten de komende jaren zullen dalen». Voornoemde leden vragen op welke manier de kosten zullen dalen door lerarentekorten. Waaruit blijkt dat de leraren in de WW8 worden gere-integreerd door het Pf? Hoe wordt verwacht dat schoolbesturen zelf hun re-integratietaak beter gaan inrichten, wanneer er minder geld voor over blijft? Als deze re-integratietaak deels bij het Pf ligt, hoe verhoudt zich dat dan met de mogelijkheid van het bestuur om daarin zelf actiever op te treden? Kan daarin ook een premie verlagende factor in zitten, zo vragen deze leden.

5. Internetconsultatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat de reacties uit de internetconsultatie over de beëindiging van het Vf louter positief zijn, «prima» «strak plan, en het liefst op zo korte mogelijke termijn» «dat juich ik toe». Waarom kiest de regering er dan niet voor om een deadline te stellen aan de beëindiging van het Vf, aangezien het werkveld duidelijk aangeeft hier voordelen in te zien, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie lezen dat uit de internetconsultatie blijkt dat iedere reactie instemt met het voornemen tot afschaffen van de verplichte aansluiting bij het Vf, maar dat de reacties ten aanzien van de plannen met betrekking tot het Pf gemengd zijn. Naar aanleiding van de reacties op de toegevoegde waarde van het Pf en waarom hierbij de verplichte aansluiting ook niet kan worden beëindigd vragen deze leden graag een nadere toelichting van de regering wat de toegevoegde waarde is van het Pf ten opzichte van de taken van het UWV9.

Deze leden vragen een nadere toelichting van de regering in hoeverre de differentiatie in de vergoedingen de onbedoelde prikkel zal wegnemen bij werkgevers om niet langer met de werknemer in gesprek te gaan over ontslag. De werkgever kan toch ook gewoon zijn verlies nemen in plaats van te pogen de werknemer buiten de organisatie naar een andere baan te begeleiden, zo vragen deze leden.

6. Algemene Rekenkamer

De leden van de D66-fractie lezen dat de Algemene Rekenkamer stelt dat het Vf naast de middelen ten behoeve van de uitoefening van de wettelijke waarborgtaak ook beheer heeft over ook middelen die scholen in de vorm van een premie hebben betaald voor niet-wettelijke activiteiten op het gebied van BGZ. Deze leden vragen de regering hoe bij de afwikkeling van het Vf de geldstromen uit elkaar worden gehouden en hoe wordt bepaald wat de bestemming is van eventueel resterende BGZ-gelden. Laat de regering een onafhankelijk gevalideerde eindafrekening van het fonds opstellen, zo vragen deze leden.

7. Caribisch Nederland

De leden van de VVD-fractie vragen welke andere voorzieningen Caribisch Nederland heeft getroffen voor vervangings- en werkloosheidkosten. Waarom worden alle Nederlandse besturen verplicht om deel te nemen aan de Pf, behalve die in Caribisch Nederland, zo vragen deze leden.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, Verouden