Gepubliceerd: 17 maart 2020
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA)
Onderwerpen: luchtvaart recht strafrecht verkeer
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35391-5.html
ID: 35391-(R2144)-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 17 maart 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140 en Trb. 2020, 3) (hierna: het wetsvoorstel) en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen die zij graag beantwoord zien inzake de ratificatie.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen een gerichte aanpak om vlieghufters hard te kunnen aanpakken. De aanwijzingen van het vliegend personeel, beveiliging en de gezagvoerder dienen direct opgevolgd te worden. Bij het niet opvolgen van aanwijzingen, het zich misdragen of het in gevaar brengen van andere passagiers moet er hard (kunnen) worden ingegrepen.

De leden van de D66-fractie ondersteunen de ratificatie van de wijzigingen in het verdrag, gezien het belang van effectief optreden tegen het begaan van strafbare handelingen aan boord van een vliegtuig. Deze leden vragen de regering uiteen te zetten hoe de implementatie van het verdrag na ratificatie van het verdrag op een internationaal en nationaal niveau zal worden gestimuleerd.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om uiteen te zetten of en hoe er na ratificatie van de wijzigingen zal worden toegewerkt naar een vereenvoudigd aangiftesysteem, zoals een elektronisch systeem, voor vliegtuigpersoneel. Deze leden vragen bovendien uiteen te zetten of en hoe er zal worden toegewerkt naar het versimpelen van de verdere aangifteprocedure.

De leden van de D66-fractie vragen de regering uiteen te zetten of en hoe zij zal aandringen bij luchtvaartmaatschappijen op voorlichting aan cabine- en cockpitpersoneel inzake de wijzigingen in het Verdrag en de gevolgen daarvan, de correcte vorm van getuigenverklaringen en de correcte wijze van aangifte doen.

De leden van de D66-vragen vragen de regering uiteen te zetten of zij bij luchtvaartmaatschappijen en/of vliegvelden zal gaan aandringen op voorlichtingscampagnes voor passagiers, opdat ongewild gedrag ook effectiever voorkomen kan worden. Deze leden vragen de regering bovendien uiteen te zetten of zij andere preventiemaatregelen voorziet die kunnen bijdragen aan een verbetering in de naleving van het Verdrag, en wanneer deze eventueel geïmplementeerd zouden worden. Gezien het belang van ratificatie door zoveel mogelijk landen, vragen deze leden de regering of zij in internationaal verband ook zal pleiten voor ratificatie van het Verdrag en de bijkomende wijzigingen.

Totstandkoming van het Protocol tot wijziging van het Verdrag van Tokio

De leden van de VVD-fractie lezen dat er bij de onderhandelingen veel tijd is besteed aan de vraag of een gemeenschappelijk geformuleerde lijst van strafbare feiten en andere niet-toelaatbare gedragingen vastgelegd moest worden, maar dat door problemen bij de uitwerking een dergelijke lijst niet is opgenomen in het Verdrag. Wel is ermee ingestemd om te zijner tijd richtsnoeren op te stellen. Wat is de inschatting over de haalbaarheid van een degelijk richtsnoer en wanneer is de verwachting dat hierover opnieuw het gesprek wordt gevoerd?

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel X

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het nieuwe artikel 15 bis van het Verdrag de verdragsstaten worden aangemoedigd passende strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of andere gerechtelijke procedures in te stellen tegen personen die zich aan boord van een luchtvaartuig hebben misdragen door het plegen van een strafbaar feit of een niet toelaatbare handeling. Het Verdrag geeft landen de mogelijkheid om in hun nationale wetgeving regels op te nemen waarmee verstorende handelingen aan boord kunnen worden bestraft. Deze leden vragen dan ook welke middelen extra ter beschikking moeten komen, bijvoorbeeld in het strafrecht en/of het opstellen van een landelijke zwarte lijst om zo dergelijke reizigers permanent te kunnen weren in vliegtuigen van alle maatschappijen ook als zij niet op de zwarte lijst van de specifieke maatschappij staan. Wat is er nodig om ervoor te zorgen dat vliegmaatschappijen hun zwarte lijsten van passagiers met elkaar gaan delen?

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman