Kamerstuk 35352-13

Amendement van het lid Van Meenen over het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef bij bestuurders in het funderend onderwijs

Dossier: Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs

Gepubliceerd: 9 november 2020
Indiener(s): Paul van Meenen (D66)
Onderwerpen: basisonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35352-13.html
ID: 35352-13
Wijzigingen: 35352-30

Nr. 13 AMENDEMENT VAN HET LID VAN MEENEN

Ontvangen 9 november 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het opschrift wordt een aanhef ingevoegd, luidende:

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:.

2. Na de aanhef (nieuw) wordt de onderdeelsaanduiding «A» ingevoegd.

3. In onderdeel A (nieuw) vervalt in de aanhef «van de Wet op het primair onderwijs».

4. Na het voorgestelde lid 3a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3b. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het onderwijs mede aandacht geschonken wordt aan de persoonlijke ontplooiing van leerlingen en de bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.

5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

B

Na artikel 164 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 164c Commissie van advies

  • 1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van leerlingen te bevorderen als bedoeld in artikel 8, lid 3b, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 164 dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies heeft gevraagd aan de commissie van advies.

  • 3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.

  • 4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld bij ministeriële regeling.

II

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het opschrift wordt een aanhef ingevoegd, luidende:

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:.

2. Na het opschrift (nieuw) wordt de onderdeelsaanduiding «A» ingevoegd.

3. In onderdeel A (nieuw) vervalt in de aanhef «van de Wet op de expertisecentra».

4. Na het voorgestelde lid 4a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4b. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het onderwijs mede aandacht geschonken wordt aan de persoonlijke ontplooiing van leerlingen en de bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.

5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

B

Na artikel 146a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 146b Commissie van advies

  • 1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van leerlingen te bevorderen als bedoeld in artikel 11, lid 4b, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 146, dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies heeft gevraagd aan de commissie van advies.

  • 3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.

  • 4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld bij ministeriële regeling.

III

In artikel III, onderdeel A, wordt aan het voorgestelde artikel 17 een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het onderwijs mede aandacht geschonken wordt aan de persoonlijke ontplooiing van leerlingen en de bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.

IV

Aan artikel III wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Na artikel 104a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 104b Commissie van advies

  • 1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van leerlingen te bevorderen als bedoeld in artikel 17, derde lid, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 104 dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies heeft gevraagd aan de commissie van advies.

  • 3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.

  • 4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld bij ministeriële regeling.

V

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het opschrift wordt een aanhef ingevoegd, luidende:

De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:.

2. Na de aanhef (nieuw) wordt de onderdeelsaanduiding «A» ingevoegd.

3. In onderdeel A (nieuw) vervalt in de aanhef «van de Wet primair onderwijs BES».

4. Na het met onderdeel A (nieuw) voorgestelde lid 3a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3b. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het onderwijs mede aandacht geschonken wordt aan de persoonlijke ontplooiing van leerlingen en de bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.

5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

B

Na artikel 129 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 129a Commissie van advies

  • 1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van leerlingen te bevorderen als bedoeld in artikel 10, lid 3b, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 129 dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies heeft gevraagd aan de commissie van advies.

  • 3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.

  • 4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld bij ministeriële regeling.

VI

In artikel VI, onderdeel A, wordt aan het voorgestelde artikel 42 een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het onderwijs mede aandacht geschonken wordt aan de persoonlijke ontplooiing van leerlingen en de bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.

VII

Aan artikel VI wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Na artikel 184 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 184a Commissie van advies

  • 1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van leerlingen te bevorderen als bedoeld in artikel 42, derde lid, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 184 dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies heeft gevraagd aan de commissie van advies.

  • 3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.

  • 4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld bij ministeriële regeling.

VIII

In artikel VII, onderdeel 1, wordt «lid 3a» vervangen door: «lid 3a, lid 3b».

IX

In artikel VIII, onderdeel a, onder A, wordt aan het met artikel III, onderdeel A, voorgestelde artikel 2.2 een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het onderwijs mede aandacht geschonken wordt aan de persoonlijke ontplooiing van leerlingen en de bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.

X

In artikel VIII, onderdeel a, onder A, wordt aan artikel III een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Na artikel 10.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.2 Commissie van advies

  • 1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van leerlingen te bevorderen als bedoeld in artikel 2.2, derde lid, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 10.1, dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies heeft gevraagd aan de commissie van advies.

  • 3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.

  • 4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld bij ministeriële regeling.

XI

In artikel VIII, onderdeel b, onder A, wordt aan het voorgestelde artikel 2.2 een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het onderwijs mede aandacht geschonken wordt aan de persoonlijke ontplooiing van leerlingen en de bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.

XII

Aan artikel VIII, onderdeel b, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Na artikel 10.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.2 Commissie van advies

  • 1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van leerlingen te bevorderen als bedoeld in artikel 2.2, derde lid, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 10.1.

  • 2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies heeft gevraagd aan de commissie van advies.

  • 3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld bij ministeriële regeling.

Toelichting

De indiener wil net als in het hoger onderwijs ook in het funderend onderwijs bij bestuurders een bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef invoeren. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen. Een belangrijk element van deze wet is dat burgerschap een integraal onderdeel is van de schoolcultuur. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk om zorg te dragen dat de schoolcultuur in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de universeel aanvaarde mensenrechten waardoor leerlingen een respectvolle, veilige oefenplaats geboden krijgen en leraren in veiligheid hun beroep kunnen uitoefenen. Hierbij is het passend dat de bestuurders zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.

Indien de Minister meent dat een instelling zich niet aan deze wettelijke opdracht heeft gehouden, zullen de uitlatingen die daartoe aanleiding geven worden voorgelegd aan de Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Deze commissie heeft tot taak de Minister te adviseren ten aanzien van de beoordeling of sprake is van discriminatoire uitlatingen dan wel van uitlatingen die in strijd zijn met de principes van de democratische rechtsstaat. Van belang is hierbij om te benadrukken dat de commissie geen toezicht houdt op de kwaliteit van het onderwijs. De commissie heeft daarmee een andere functie dan de inspectie in het funderend onderwijs.

Van Meenen