Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 6 december 2019

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

 

I.

ALGEMEEN

2

1.

Inleiding en achtergrond

3

2.

Doelstellingen van het wetsvoorstel als onderdeel van pakket aan maatregelen

3

3.

Het pakket en de bijdrage van het wetsvoorstel aan de doelstellingen

3

3.1.

Voorliggend wetsvoorstel als onderdeel van het totale pakket

4

3.2.

Adviezen GTS

4

3.3.

Bijdrage van het wetsvoorstel aan doelstellingen

5

3.4.

Leveringszekerheid elektriciteit en warmte

5

4.

Redelijke beperking van verbruik van laagcalorisch gas

6

4.1.

Verbod laagcalorisch gas grootste afnemers

6

4.2.

Verbod op meer dan 100 miljoen m3(n) laagcalorisch gas overige afnemers (verbruiksplafond)

6

4.3.

Overwogen alternatieven

6

5.

Het omschakelen of afsluiten voor 1 oktober 2022

6

6.

Ontheffing bij niet tijdig kunnen realiseren van het omschakelen

7

7.

Financiële aspecten

7

7.1.

Tariefregulering

7

7.2.

Kosten van grootste afnemers voor omschakelen of afsluiten

7

8.

Verhouding tot klimaatdoelstellingen

8

9.

Verhouding tot het Europees Recht

8

9.1.

Gasrichtlijn

8

II.

ARTIKELSGEWIJS

8

1.

Artikel 10f

8

2.

Artikel 10i

8

3.

Artikel 10m

9

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden delen de doelstelling van het wetsvoorstel om de gaswinning in Groningen op een veilige en verantwoorde wijze zo snel mogelijk te beëindigen. De grootverbruikers zijn goed voor 6 miljard kuub Gronings gas en dat is substantieel te noemen. De helft daarvan komt voor rekening van negen bedrijven. Voor deze leden heeft de veiligheid in Groningen altijd voorop gestaan en daarom zijn zij ervan overtuigd dat de gaswinning zo snel mogelijk naar beneden moet. Over het wetsvoorstel hebben zij nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie zijn blij dat de gaskraan in Groningen, zes jaar nadat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) dat al voor het eerst adviseerde na de beving in augustus 2012 in Huizinge, nu eindelijk naar 12 miljard m3 gaat en daarna snel wordt afgebouwd. Het spijt deze leden dat dit nu pas gebeurt omdat dit de veiligheid van de Groningers onnodig lang in gevaar heeft gebracht.

Tegelijkertijd draagt de afbouw van deze fossiele brandstof bij aan de transitie naar duurzame energie, zo vinden de leden van de SP-fractie. Zij zijn wel van menig dat in dit wetsvoorstel die transitie eenzijdig wordt aangepakt. Waarom de grootverbruikers van het laagcalorisch Groninger gas niet direct verplichten in investeringen in duurzame energie? Waarom in deze afhankelijk blijven van het hoogcalorische gas uit het buitenland?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Zij delen het voornemen van de regering om de gaswinning uit het Groningenveld definitief te beëindigen. Naar de mening van deze leden staat bij de afbouw van die gaswinning het belang van de veiligheid van de Groningers boven alle andere belangen. Dat neemt niet weg, dat daar waar voorkomen kan worden dat ook andere belangen gediend kunnen worden, dat uiteraard niet gelaten moet worden. Deze leden hebben enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben het voorliggende wetsvoorstel met interesse gelezen. Zij onderschrijven de doelstelling van het wetsvoorstel om het beëindigen van de gaswinning zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Genoemde leden stellen nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zetten grote vraagtekens bij de onderbouwing, mede gelet op de kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling).

1. Inleiding en achtergrond

De leden van de GroenLinks-fractie zien met grote tevredenheid dat er forse stappen worden ondernomen om de vraag naar laagcalorisch gas te verlagen. Samenhangend met dit wetsvoorstel is het besluit om een stikstoffabriek te bouwen. Deze fabriek is essentieel voor de daling in de vraag naar laagcalorisch gas. Hoe staat het met de bouw van deze fabriek? Is er nog steeds geen sprake van vertraging als gevolg van de stikstofproblematiek? Wordt dit ook niet voorzien?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn begripvol over het feit dat er nu investeringen worden gedaan om de vraag naar het Gronings gas te verlagen en deze investeringen niet ten goede komen aan de directe verduurzaming van de fabrieksprocessen, bijvoorbeeld door middel van elektrificering. De situatie in Groningen is hiervoor te urgent. Wel zijn deze leden van mening dat alles op alles moet worden gezet om twee vliegen in één klap te slaan en zoveel als mogelijk de ontkoppeling van het Gronings gas samen te laten gaan met een ontkoppeling van alle fossiele energie. Welke inspanningen zijn hiertoe ondernomen? Wat zijn de obstakels hiervoor? Is per installatie grondig bekeken, met behulp van het ministerie en onderzoeksinstellingen zoals TNO, wat hiertoe de mogelijkheden voor zijn?

2. Doelstellingen van het wetsvoorstel als onderdeel van pakket aan maatregelen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de noodzaak om de capaciteit aan te houden van het Groningerveld gerealiseerd wordt met dit wetsvoorstel. Deze leden vragen aan de regering of de leveringszekerheid gewaarborgd kan worden als de grote afnemers niet voldoende snel de omschakeling kunnen maken.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in een grafiek per maatregel en per gasjaar aan te geven hoeveel de gaswinning naar beneden gaat en ook aan te geven wat de bandbreedte is voor koude en warme jaren. Deze leden vragen of de regering een toelichting kan geven op de juridische haalbaarheid en de technische uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel.

3. Het pakket en de bijdrage van het wetsvoorstel aan de doelstellingen

De leden van de CDA-fractie vragen de regering duidelijkheid te verschaffen over het nut en de noodzaak van het wetsvoorstel, daarbij verwijzend naar de door zowel GTS als de Afdeling gemaakte kritische opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat aan de vraagkant wordt ingeschat dat de vraag naar laagcalorisch gas vanuit het buiteland daalt met circa 10 procentpunt per jaar naar uiteindelijk nul in 2030. Echter, Nederland is hierbij afhankelijk van reductiemaatregelen in de buurlanden. Deze leden vragen hoe zeker deze jaarlijkse daling van 10 procentpunt is. Is de vraag naar laagcalorisch gas vanuit het buitenland daadwerkelijk nul in 2030? Zij vragen de regering een overzicht te geven van de reductiemaatregelen in de buurlanden en de verwachte reductie per jaar van deze maatregelen. Tot slot op dit punt vragen deze leden welke gevolgen en kosten er mogelijk zijn als blijkt dat de reductiemaatregelen in de buurlanden niet tot de gewenste daling van de vraag naar laagcalorisch gas van 10 procentpunt per jaar leidt.

3.1. Voorliggend wetsvoorstel als onderdeel van het totale pakket

De leden van de VVD-fractie vragen aan de regering hoeveel laagcalorisch gas er precies wordt geëxporteerd naar het buitenland. Op welke wijze verloopt de afbouw van de vraag vanuit het buitenland en zijn er maatregelen om dit proces te versnellen? Deze leden vragen wat de gevolgen zijn als er eerder dan voorgesteld wordt gestopt met het exporteren van laagcalorisch gas?

De leden van de SP-fractie lezen dat een maatregel die genoemd wordt om het gebruik van laagcalorisch gas te verminderen, het verbieden van gebruik van laagcalorisch gas per oktober 2022 voor de negen grootste afnemers is. Waarom gaat dit verbod dan pas in, aangezien de winning uit het Groningerveld dan al is geminimaliseerd? Wat is de toegevoegde waarde van deze wet? Waarom wordt die datum niet naar voren gehaald om deze negen afnemers te verplichten eerder om te bouwen? En waarom gaat dit verbod voor slechts negen afnemers gelden en niet voor alle 170 grootverbruikers?

3.2. Adviezen GTS

De leden van de VVD-fractie lezen dat Gasunie Transport Services (GST) in eerste instantie heeft aangegeven dat de toegevoegde waarde van het wetsvoorstel beperkt is. Deze leden vragen naar een meer specifieke beantwoording op basis waarvan opgemaakt kan worden dat GTS positief zou zijn over het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering het wetsvoorstel gerechtvaardigd vindt, maar is het ook rechtvaardig? Is het rechtvaardig om negen afnemers anders te behandelen dan 161 andere grootverbruikers? Denkt de regering dat de genoemde nadeelcompensatieregeling voldoende is voor deze bedrijven? Zo ja, op welke cijfers is de reservering van 75 miljoen euro gebaseerd? Deze leden zouden deze middelen liever geïnvesteerd zien in verduurzaming van deze bedrijven. Tevens vinden zij extra investeringen voor die verduurzaming gerechtvaardigd. Is de regering dat met deze leden eens? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat GST na het eerste advies om het wetsvoorstel te heroverwegen met nieuwe cijfers en advies is gekomen. Is het GTS daarin teruggekomen op het advies om het wetsvoorstel te heroverwegen? Wat hield het nieuwe advies van GTS in en wil de regering dit advies met de Kamer delen? Deelt het GTS de conclusie van de regering dat uit de door het GTS aangeleverde cijfers kan worden opgemaakt dat het wetsvoorstel wel kan bijdragen aan de capaciteitsreductie van laagcalorisch gas? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SGP-fractie constateren dat GTS op 13 september 2019, dus blijkbaar met inachtneming van de in augustus uitgevoerde aanvullende analyses, heeft aangegeven dat op basis van geplande maatregelen alle huidige industriële afnemers van Gronings gas kunnen worden beleverd met pseudo-Gronings gas en dat ombouw van Gronings gas naar hoogcalorisch gas vanaf dat moment geen doelmatige maatregel meer is om het Groningen volume te verlagen. GTS heeft geadviseerd om een nadere afweging van kosten en baten van de ombouwmaatregel een plaats te geven in de afronding van het lopende wetstraject.

De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat de verplichte ombouw grote kosten met zich meebrengt en niet altijd past in het periodieke onderhoudsstramien van dergelijke industriecomplexen en ontvangen graag een nadere weging van de doelmatigheid en de kosten versus de baten. Kan de 75 miljoen euro die de regering gereserveerd heeft als nadeelcompensatie niet beter ingezet worden voor verduurzaming van deze industriecomplexen of het aardbevingsbestendiger maken van Groningse huizen?

3.3. Bijdrage van het wetsvoorstel aan doelstellingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een afname van 3 miljard m3(n) per jaar wordt verwacht. Tegelijkertijd leidt dat volgens GTS tot een afname van winning van 0.5 m3(n). Deze leden vragen de regering waarom een afname van 3 miljard m3(n) niet tot een grotere hoeveelheid niet te winnen m3(n) leidt.

De leden van de CDA-fractie lezen dat op basis van de meest recente cijfers GTS in haar advies van 25 juli 2019 heeft aangegeven dat de verwachting is dat sluiting van het Groningse gasveld uiterlijk in 2026, en mogelijk eerder, haalbaar is. Hierbij wordt door GTS uitgegaan van een scenario inclusief de maatregelen in dit wetsvoorstel. Deze leden vragen in hoeverre de sluiting van het Groningse gasveld ook zonder dit wetsvoorstel haalbaar is en op welke termijn dat dan zou zijn.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom er is gekozen voor de grens van 100 miljoen m3 en niet voor bijvoorbeeld 80 of 150 miljoen m3 laagcalorisch gas. Deze leden vragen in hoeverre de situatie en de kosten per afnemer verschillen en in hoeverre het mogelijk is om rekening te houden met deze verschillen in kosten. Zijn er tussen deze negen afnemers bedrijven die laagcalorisch gas afnemen waarvan de kosten die gemaakt moeten worden en de tijd en middelen die nodig zijn om de infrastructuur te wijzigen door GTS dusdanig zijn dat er mogelijk een andere afweging nodig is? Biedt de voorliggende wet een wetsgrondslag om in dat geval een uitzondering te maken?

De leden van de CDA-fractie lezen in het wetsvoorstel dat aan de negen grootste afnemers van laagcalorisch gas de keuze wordt gelaten of zij na inwerkingtreding van het verbod omschakelen naar hoogcalorisch gas of kiezen voor een duurzamer alternatief. De eerder genoemde leden vragen of gezien de betrekkelijk korte termijn waarop het verbod in werking treedt, het voor deze grootafnemers mogelijk is om te kiezen voor een duurzaam alternatief. Kan de regering een schatting geven van hoeveel van deze negen grootafnemers zal omschakelen naar hoogcalorisch gas? Deze leden vragen welke klimaat- en milieueffecten dit met zich meebrengt en of de regering kan aangeven of dit wetsvoorstel de inspanningen om te verduurzamen doorkruist.

3.4. Leveringszekerheid elektriciteit en warmte

De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt verwacht dat één grote afnemer wellicht niet kan voldoen aan het verbod op laagcalorisch gas boven de 100 miljoen m3(n). Deze leden vragen de regering of er geen verdere risico’s zijn voor de andere grote afnemers. Voorts willen zij weten of er zeker gewaarborgd kan worden dat zowel de veiligheid van de Groningers, als de leveringszekerheid voorop staan. Deze leden vragen verder of er bij de invoering van de omschakeling rekening wordt gehouden met het stookseizoen (1 sep tot 1 mei). Is er een back-up scenario als er gevaren zijn dat de leveringszekerheid in het geding komt?

De leden van de CDA-fractie lezen dat er één partij in beeld is waarvoor het zo kan zijn dat de groei boven de 100 miljoen m3(n) noodzakelijk is om aan de leveringszekerheid van warmte te kunnen voldoen. Deze leden vragen bij welke omstandigheden deze partij daadwerkelijk boven de 100 miljoen m3(n) uit zou kunnen komen. Zij vragen of in dat geval ook dit bedrijf verplicht is om over te schakelen naar hoog calorisch gas en op welke termijn dat verplicht is volgens het voorliggende wetsvoorstel.

4. Redelijke beperking van verbruik van laagcalorisch gas

De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe de negen bedrijven geholpen worden in het zoeken naar alternatieven voor laagcalorisch gas en de beschikbaarheid van deze alternatieven. Deze leden vragen tevens hoe deze wet bedrijven helpt om een duurzame transitie te maken waarbij in de toekomst geen langere afhankelijkheid is van laagcalorisch dan wel hoogcalorisch gas.

4.1. Verbod laagcalorisch gas grootste afnemers

De leden van de VVD-fractie vragen aan de regering welke voorbeelden van duurzame alternatieven er mogelijk zouden zijn.

De leden van de SP-fractie vragen aan de regering waarom de negen grootste afnemers de keuze krijgen tussen ombouw naar hoogcalorisch gas en van het gas af. Is de regering bereid deze bedrijven financieel te ondersteunen zodat de keuze op verduurzaming zal vallen?

4.2. Verbod op meer dan 100 miljoen m3(n) laagcalorisch gas overige afnemers (verbruiksplafond)

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een verbruiksplafond komt voor laagcalorisch gas boven de 100 miljoen m3(n). Deze leden vragen de regering of wordt voorkomen dat kleine gebruikers daardoor zullen groeien tot de 100 miljoen m3(n) en er netto meer laagcalorisch gas wordt verbruikt. Kunnen dergelijke perverse prikkels worden voorkomen?

De leden van de SP-fractie vragen, net als voor de negen grootste verbruikers, of de regering bereid is om voor de overige 161 bedrijven in te zetten op verduurzaming van die bedrijven. Deze leden zijn zich bewust van de grote investeringen, maar het gaat om investeringen die bijdragen aan het behalen van klimaatdoelen en daarmee aan een betere toekomst voor ons, onze kinderen en kleinkinderen.

4.3. Overwogen alternatieven

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering waarom een verbod op een nieuwe aansluiting op laagcalorisch gas voor alle grote afnemers volgens de regering niet in redelijke verhouding is tot het doel van het wetsvoorstel. Graag zien zij een toelichting tegemoet.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de stikstoffabriek in Zuidbroek op termijn ervoor kan gaan zorgen dat alle kleinverbruikers en enkele grootverbruikers van hoogcalorisch gas gemengd met stikstof kunnen worden voorzien. In hoeverre draagt het feit dat er maar één stikstoffabriek beschikbaar zal zijn bij aan het risico dat de leveringszekerheid voor deze verbruikers in gevaar kan komen, bijvoorbeeld omdat de fabriek vanwege een storing kan uitvallen?

5. Het omschakelen of afsluiten voor 1 oktober 2022

De leden van de VVD-fractie vragen of de afnemers die te maken krijgen met het verbod op laagcalorisch gas ondersteund kunnen worden bij de omschakeling dan wel afsluiting.

6. Ontheffing bij niet tijdig kunnen realiseren van het omschakelen

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een ontheffing kan worden gegeven voor het verbod op laagcalorisch gas in een uiterste situatie. Deze leden vragen de regering of er criteria opgesteld kunnen worden die als basis gelden voor het verlenen van de ontheffing om op deze manier meer duidelijkheid naar de afnemers en de Kamer mogelijk te maken.

7. Financiële aspecten

De leden van de CDA-fractie lezen dat voor de negen grootste afnemers op wie het verbod van laagcalorisch gas van toepassing zal zijn, geldt dat zij, indien zij een nieuwe aansluiting op het hoogcalorische gasnetwerk wensen, kosten moeten maken. In de toelichting wordt weliswaar een aantal door de afnemers geraamde bedragen genoemd, maar de financiële gevolgen voor de afnemers worden niet gespecificeerd of nader toelicht. Deze leden vragen of deze specificatie en/of financiële gevolgen voor afnemers en voor GTS nader gespecificeerd en toegelicht kunnen worden. Indien deze kosten boven het normale maatschappelijke risico zouden uitstijgen en de afnemers in vergelijking met anderen onevenredig zwaar zouden treffen, is er dan een mogelijkheid om een verzoek tot nadeelcompensatie in te dienen? Kan de regering duidelijkheid verschaffen over de randvoorwaarden van dergelijke kosten en een mogelijke vergoeding daarvoor?

7.1. Tariefregulering

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de kosten van omschakeling voor de netbeheerder via een verhoging van de transporttarieven over alle afnemers zullen worden doorberekend. In hoeverre gaat dat in de tarieven voor kleingebruikers worden doorberekend? Met hoeveel (bijvoorbeeld per m3) kan de rekening voor kleinverbruikers gaan stijgen vanwege de kosten die er met deze omschakeling gepaard gaan? Kan de regering per aansluiting aangeven wat de kosten van omschakeling voor de netbeheerder zijn voor het aansluiten van elk van de negen grootverbruikers van laagcalorisch gas op hoogcalorisch gas? Hoe en door wie wordt de overweging gemaakt of deze kosten voor deze omschakeling in verhouding staan tot de stijging van de tarieven waarin deze kosten worden doorberekend? Is er per energiecentrale die op hoogcalorisch gas aangesloten moet gaan worden een afweging gemaakt tussen de kosten van die omschakeling in verhouding tot de stijging van de tarieven? Zo ja, wat is per centrale de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet en kan dat alsnog worden gedaan?

7.2. Kosten van grootste afnemers voor omschakelen of afsluiten

De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat het gas door een deel van de bedrijven gebruikt wordt als energiebron en door een ander deel als grondstoffenbron (stikstof). Is de veronderstelling juist dat de omschakeling bij bedrijven die het gas als grondstoffenbron gebruiken systeemtechnisch relatief veel duurder is dan bij bedrijven het gas als energiebron gebruiken? Deze leden vragen de regering voor beide categorieën bedrijven een nadere duiding van de orde van grootte van te maken kosten te geven. Verder vragen zij of omschakeling bij uitsluitend de bedrijven die het gas als energiebron gebruiken zou volstaan met het oog op het primaire doel van het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het jaar 2022 dichtbij is en nog geen uitwerking van de nadeelcompensatie bekend is, terwijl zeker bedrijven met een hoofdkantoor in het buitenland tijd nodig hebben voor investeringsbeslissingen. Voor een goede afweging inzake (de uitwerking van) het wetsvoorstel willen deze leden ook graag meer inzicht in de uitwerking van de nadeelcompensatie. Zij vragen de regering samen met de nota naar aanleiding van het verslag een eerste advies van de Adviescommissie beoordeling normaal maatschappelijk risico en een ontwerpbeleidsregel inzake nadeelcompensatie naar de Kamer te sturen.

8. Verhouding tot klimaatdoelstellingen

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat gezien het veiligheidsbelang van de Groningers de maatregelen die bijdragen aan het zo snel mogelijk beëindigen van de gaswinning op zo kort mogelijke termijn genomen dienen te worden. Deze leden hebben echter wel zorgen over of en in hoeverre de investeringsbereidheid van grootafnemers in duurzame alternatieven voor gas niet verminderd wordt met dit wetsvoorstel. Wanneer de afnemers eerst hebben geïnvesteerd in een nieuwe aansluiting op het net voor hoogcalorisch gas zal het moeilijker worden om kort daarna opnieuw te investeren in een duurzaam alternatief, en direct overstappen op een duurzaam alternatief is gezien de korte termijn moeilijk voor veel bedrijven. Hoe kijkt de regering hiernaar en ziet zij een mogelijkheid om bedrijven zo veel mogelijk te stimuleren om direct over te stappen op duurzame alternatieven voor gas?

De leden van de SGP-fractie vragen of de veronderstelling dat hoogcalorisch gas een hoger koolwaterstofgehalte heeft dan laagcalorisch gas juist is en dat derhalve de CO2-emissies van de betrokken bedrijven als gevolg van de genoemde maatregel toe zullen nemen evenals de reductieopgave in het licht van het Klimaatakkoord.

9. Verhouding tot het Europees recht

9.1 Gasrichtlijn

De leden van de CDA-fractie lezen dat de grootste afnemers van laagcalorisch gas kosten moeten maken om een aansluiting op het landelijk gastransportnet te behouden. In het wetsvoorstel wordt onderscheid gemaakt tussen verbruikers met meer dan 100 miljoen m3 (n) en afnemers met een lager verbruik. Deze leden vragen hoe dit onderscheid zich verhoudt tot de Gasrichtlijn die regels stelt om een non-discriminatoire toegang tot de gasmarkt te waarborgen.

II. ARTIKELSGEWIJS

1. Artikel 10f (maximaal verbruik laagcalorisch gas)

De leden van de CDA-fractie lezen in het wetsvoorstel dat het verbruiksplafond in het voorgestelde artikel 10f Gaswet voor onbepaalde tijd is en dat niet wordt voorzien in een mogelijkheid om bij latere regelgeving de geldigheidsduur ervan te bepalen of te beëindigen. Deze leden vragen waarom de regering er niet voor gekozen heeft artikel 10f zo vorm te geven dat de geldigheidsduur beperkt is tot de periode dat het verbruiksplafond noodzakelijk is voor de realisatie van de gasreductie uit het Groningenveld.

2. Artikel 10i (omschakeltaak netbeheerder landelijk gastransportnet)

De leden van de CDA-fractie lezen dat voor afnemers die worden getroffen door het verbod op gebruik van laagcalorisch gas wordt voorzien in een mogelijkheid om een aansluiting op het hoogcalorische gastransportnet te verkrijgen. Deze leden vragen of een dergelijke voorziening er ook is voor afnemers die zich in de toekomst in hun bedrijfsvoering beperkt zien door het verbruiksplafond? Zij vragen de regering in te gaan op de positie van deze afnemers.

3. Artikel 10m (nadeelcompensatie)

De leden van de CDA-fractie lezen in het voorgestelde artikel 10m dat de Gaswet voorziet in een grondslag voor het toekennen van een nadeelcompensatie aan grootafnemers door het in het artikel 10g voorgestelde gebod. Afnemers die worden geconfronteerd met het in artikel 10f voorgestelde verbruiksplafond zouden als gevolg daarvan schade kunnen ondervinden. In hoeverre kunnen deze afnemers aanspraak maken op nadeelcompensatie zoals in artikel 10m gedefinieerd is? Kan de regering de positie van de in artikel 10f getroffen afnemers in de toekomst toelichten?

De voorzitter van de commissie, Diks

Adjunct-griffier van de commissie, Nieuwerf