Kamerstuk 35300-XIV-9

Reactie op de motie van het lid Bisschop over voortzetting van het programma Groene Veredeling

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020

Gepubliceerd: 7 oktober 2019
Indiener(s): Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-XIV-9.html
ID: 35300-XIV-9

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2019

Op 24 juni heeft uw Kamer de motie onder Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 91 van het lid Bisschop aangenomen (Handelingen II 2018/19, nr. 100, item 10). De motie vraagt de regering om zorg te dragen voor voortzetting van het programma Groene Veredeling en hierover voor de begrotingsbehandeling te rapporteren.

De ontwikkeling van gezond en robuust uitgangsmateriaal is van groot belang voor de landbouw en is past in mijn visie ten aanzien van kringlooplandbouw. Boeren en tuinders krijgen in de teelt als gevolg van klimaatverandering te maken met steeds sterker wisselende omstandigheden. Belangrijk daarom is dat via plantenveredeling het uitgangsmateriaal voortdurend aangepast wordt aan deze omstandigheden. Het Programma Groene Veredeling richt zich op onderzoek voor de veredeling van gewassen voor low input land- en tuinbouw, met andere woorden veredeling van rassen die minder afhankelijk zijn van gewasbeschermingsmiddelen of hoge mestgiften en beter aangepast zijn aan veranderende klimaatomstandigheden. Wilde verwanten uit de natuur zijn niet zelden de bron voor de gewenste eigenschappen. Daarom is sprake van langdurige trajecten voordat bruikbaar teeltmateriaal beschikbaar komt voor telers en veredelaars. Binnen dit programma werken onderzoekers van Wageningen University & Research, het Louis Bolk Instituut en tientallen bedrijven intensief samen aan de ontwikkeling van gewassen.

In 2010 is het eerdere programma gestart en sindsdien is succesvol gewerkt aan uiteenlopende eigenschappen als de ontwikkeling van phytophtora-resistente aardappelrassen, trips-resistentie in prei en luis-resistentie in paprika. Daarnaast is er gewerkt aan een tiental kleinere projecten. Via open dagen is ruim aandacht besteed aan de communicatie met de samenleving en de sector. Er is een groot draagvlak voor dit soort projecten, zoals ook bleek uit de aangenomen motie.

Het huidige programma loopt in 2019 af. De komende jaren stel ik jaarlijks 1 miljoen euro beschikbaar voor een nieuw programma, op voorwaarde dat het bedrijfsleven gemiddeld 40% van de totale kosten uit eigen middelen beschikbaar stelt (in natura en in cash). In beginsel loopt het programma 10 jaar, met na 5 jaar een evaluatie met go/no go.

Gezien het publiek-private karakter van dit programma, zal dit programma in overleg met de betrokken partijen worden onderbracht bij het missiegedreven innovatiebeleid van het thema Landbouw, Water en Voedsel. De focus zal daarbij liggen op rassen die resistent c.q. minder gevoelig zijn voor ziekten en plagen; die beter bestand zijn tegen abiotische stress (zout, droogte) en variatie in bodems/teeltomstandigheden; die efficiënter met water en mineralen omgaan en rassen die passen in systemen gericht op koolstofvastlegging en een grotere biodiversiteit.

Ik hecht eraan dat de resultaten zowel worden gedeeld met de biologische als met de gangbare landbouw. Ook in de gangbare landbouw is het immers noodzakelijk om robuuste rassen te ontwikkelen die aangepast zijn aan de eisen van kringlooplandbouw en klimaatverandering. De lessen uit het lopende programma worden benut om met het nieuwe programma nog meer impact te genereren in de praktijk.

Kennisvalorisatie is een speerpunt in het nieuwe programma, zodat boeren en zaadveredelingsbedrijven effectief aan de slag kunnen gaan met de resultaten. Een stuurgroep zal worden ingesteld om het programma te ontwikkelen en begeleiden. Bionext, Plantum en LTO hebben hierin zitting, naast onderzoekers van Wageningen Research en het Louis Bolk Instituut. Ook mijn ministerie is hierin vertegenwoordigd.

Bovendien verwacht ik dat het programma Groene Veredeling synergie heeft met het reeds gestarte programma Groene Gewasbescherming zodat er kruisbestuiving kan plaatsvinden tussen beide programma’s. Onderzoekers van Groene Veredeling kunnen zo beter begrijpen welke systeemveranderingen er plaatsvinden in de landbouw om te komen tot een reductie van gewasbeschermingsmiddelen en welke eisen dit stelt aan gewassen. Omgekeerd zien onderzoekers van Groene Gewasbescherming wat er via plantenveredeling kan worden gedaan om ziekten en plagen te voorkomen.

Ik ben er daarom van overtuigd dat via dit programma een belangrijke impuls wordt gegeven aan de verduurzaming van de landbouw.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten