Gepubliceerd: 3 september 2020
Indiener(s): Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-XIV-77.html
ID: 35300-XIV-77

Nr. 77 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2020

Hierbij stuur ik uw Kamer het eerste overzicht van resultaten van de beleidsinzet die volgt uit het realisatieplan Op weg met nieuw perspectief1. Het gaat in dit overzicht om de resultaten van de inzet tot nu toe en van werk dat onder handen is en in de komende periode nog tot resultaten zal leiden. Via dit overzicht kijk ik terug en trek ik conclusies over wat er nog gedaan moet worden. Dit doe ik op een moment dat veel aandacht uit moet gaan naar de corona-epidemie, naar hoe we de gevolgen ervan zoveel mogelijk kunnen opvangen en beteugelen en naar hoe we er ons weerbaarder tegen kunnen maken. Hoewel vanaf begin maart ook het werk aan de visie onmiskenbaar is beïnvloed door de pandemie, laat dit overzicht zien dat het realisatieplan dat ik uw Kamer medio 2019 zond op schema ligt: veel van de beoogde «producten» zijn volgens plan geleverd of zijn nog in uitvoering. De oogst van beleidsresultaten zal in de komende periode daarom rijker zijn. Dat is mooi, maar waar het uiteindelijk om gaat, is of de doelen van de kabinetsvisie dichterbij zijn gekomen. Het is nu nog te vroeg om daar definitieve uitspraken over te doen. Toch biedt het bijgevoegde resultatenoverzicht voldoende materiaal om een tussenbalans op te maken van waar we nu staan met de realisatie van de visie.

Het is vooral goed om te zien dat de beleidsinspanningen concrete handreikingen hebben opgeleverd voor agrarisch ondernemers die (meer) willen investeren in een toekomstbestendig bedrijf. Daarvan licht ik er een aantal uit:

  • het fonds voor jonge boeren (via de borgstelling Vermogensversterkend Krediet);

  • de opname van kringlooplandbouw als een van de gronden voor fiscale stimulering (via het instrument MIA/VAMIL);

  • meerdere subsidieregelingen gericht op verduurzaming in de veehouderij (marktconcepten en brongerichte maatregelen);

  • een nieuwe Regeling Agrarische Bedrijfsadvisering en Scholing (RABS) maakt het vanaf het oktober 2020 mogelijk om individueel of in groepsverband onafhankelijke expertise in te kunnen kopen en kennis te delen;

  • om de bodemkwaliteit goed te kunnen meten en volgen is een gestandaardiseerde meetset opgesteld. Dit helpt boeren op weg naar gezonde landbouwbodems;

  • boeren en tuinders met een idee of een vraag of die een knelpunt in wet- en regelgeving zien, worden ondersteund via het loket «Doe mee met de omslag naar kringlooplandbouw» en het «Agroloket»;

  • de vele praktijkvoorbeelden op het Platform Kringlooplandbouw- als inspiratiebron voor andere ondernemers;

  • de leidraad die tuinders kunnen gebruiken als zij bij het benutten van reststromen aanlopen tegen knellende regels;

  • de aangepaste pachtvoorwaarden die Staatsbosbeheer in een uitgebreide pilot met boeren hanteert om hun bedrijf natuurinclusief te maken en te houden;

  • via de taskforce Korte Ketens kunnen ondernemers ketenverkorting versnellen;

  • de Boerderij van de Toekomst die praktijkinnovaties ontwikkelt en demonstreert;

  • via Regio Deals, het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP-VP) en de introductie van de experimenteergebieden kunnen agrarisch ondernemers en regionale stakeholders in gebiedsprocessen samenwerken aan nieuwe oplossingen om de omslag naar kringlooplandbouw te kunnen maken.

Het resultatenoverzicht geeft meer informatie over al deze voorbeelden, en maakt inzichtelijk dat er meer op stapel staat.

In deze aanbiedingsbrief wil ik daarnaast wijzen op twee hoofdlijnen die de realisatie van de kabinetsvisie Waardevol en verbonden (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5) beïnvloeden.

De eerste is dat de doelen van de kabinetsvisie in grote delen van de praktijk van land- en tuinbouw, natuur en voedselbedrijfsleven worden onderschreven en leidraad zijn voor het handelen. Dat komt niet doordat het kabinet dat dwingend heeft opgelegd, maar doordat velen het met het kabinet eens zijn over de urgentie en het te bereiken perspectief.

Wat hierbij helpt, is dat zowel het werk aan een meer circulaire economie, als het werk aan het klimaatbeleid, krachtige prikkels bieden voor de realisatie van de LNV-doelen. Er bestaat veel steun voor de kernpunten van de visie: het belang van duurzame bodems, drastisch terugschroeven van het gebruik van externe inputs (kunstmest, krachtvoer, antibiotica, gewasbeschermingsmiddelen, fossiele energie), behoedzamer gebruik van grondstoffen, voorkomen van verspilling, etc.

De tweede hoofdlijn is dat de stikstofproblematiek ook grote invloed heeft op het werk aan de toekomst van landbouw en natuur. De stikstofproblematiek laat zien hoe belangrijk het is om tot een wezenlijk andere omgang met grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen te komen.

De LNV-visie biedt hiervoor een richting, maar zonder pijn zal dat niet gaan. We moeten afscheid nemen van werkwijzen die we niet vol kunnen houden en durven investeren in nieuwe werkwijzen die zich nog moeten bewijzen. Wij zitten nu midden in deze moeilijke fase. Moeilijk op de eerste plaats voor de agrarisch ondernemers van wie nogal wat gevraagd wordt. Moeilijk ook voor bestuurders bij zowel (semi-)publieke als private organisaties die voor lastige keuzes staan.

Deze twee trends laten de spanning van deze tijd zien: de urgentie om te veranderen is onmiskenbaar groot, en navenant is de pijn en onzekerheid die dat geeft. Toch is er voortgang. In het resultatenoverzicht staan veel kleine-stappen-van-grote-betekenis. Berichten over spanningen en stagnatie krijgen in discussies veel aandacht. Maar ik spreek ook veel ondernemers en organisaties die optimistisch zijn over de trendbreuk waaraan we werken. Een groot deel van de agrarische sector is al enkele jaren met die trendbreuk bezig en werkt al volop aan kringlooplandbouw en alles wat daarbij hoort. De stikstofproblematiek heeft geen streep gezet door het beleid in die richting, integendeel. De belangstelling ervoor in de praktijk van land- en tuinbouw en agroketens groeit alleen maar. Ook om die praktijk heen zie ik weerklank voor de koersverandering die de visie beschrijft: in de wereld van wetenschap en technologie, getuige onder andere de publiek-private samenwerkingen rond circulaire voedselsystemen; in het gemeentelijk en provinciaal bestuur, getuige de visies en investeringsprogramma’s; en in internationale verbanden, zie met name de Farm to Fork strategie van de Europese Commissie.

Gezien de fase waarin de realisatie van de visie zich nu bevindt, wil ik de komende periode bij de uitvoering van mijn regierol op minstens zes terreinen (nog) meer nadruk leggen:

  • bedrijfseconomisch perspectief voor ondernemers die de omslag naar kringlooplandbouw maken;

  • Europese samenwerking rond kringlooplandbouw versterken;

  • financieren van stoppers en ondersteunen van blijvers;

  • passender maken van regels;

  • innovatiemiddelen richten op uitdagers met vernieuwende ideeën;

  • de samenwerking versterken tussen partijen die ieder voor zich onvoldoende invloed hebben maar die samen wel de doorzettingsmacht kunnen mobiliseren.

Dé succesfactor achter de vorderingen die gemaakt zijn, is de bereidheid bij velen om samen wegen naar een volhoudbare toekomst in te slaan en daarin concrete resultaten te boeken. Ik zie die bereidheid groeien en dat geeft veel vertrouwen voor de komende periode.

Met dit resultatenoverzicht geef, tot slot, ik uitvoering aan de motie van het lid Weverling (Kamerstuk 27 428, nr. 360) over het agenderen bij het EU-voorzitterschap van de modernisering van biotechnologiebeleid (zie p. 14), de motie van het lid Van Eijs (Kamerstuk 32 852, nr. 100) over het aanwijzen van een centraal loket voor regelruimte voor circulaire initiatieven (zie p. 27), en de toezegging die ik aan het lid Lodders gedaan heb bij een wetgevingsoverleg op 2 december 2019 (Kamerstuk 35 233, nr. 19) om het Agroloket actief onder de aandacht te brengen van degenen die daar ook mee te maken hebben in de praktijk (p. 27).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten