57,3 %
42,7 %

PvdD

GL

Van Haga

50PLUS

VVD

Van Kooten-Arissen

SP

DENK

FVD

CDA

PVV

PvdA

SGP

CU

D66


Nr. 58 SUBAMENDEMENT VAN DE LEDEN WIERSMA EN VAN DER MOLEN

Ontvangen 17 december 2019

De ondergetekenden stellen het volgende subamendement voor:

In het nader gewijzigde amendement van de leden Futselaar en Paternotte (stuk nr. 57) wordt aan onderdeel IV een wijzigingsonderdeel toegevoegd, luidende:

9. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 9. Het instellingsbestuur kan, indien een capaciteitsfixus is ingesteld als bedoeld in het tweede lid, tevens binnen de capaciteitsfixus voor de opleiding of het anderstalige traject binnen een Nederlandstalige opleiding, een maximum vaststellen voor het aantal voor de opleiding in te schrijven personen die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2, van de Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten, indien sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die in overwegende mate wordt veroorzaakt door het aantal aanmeldingen van deze personen. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die in overwegende mate wordt veroorzaakt door de inschrijving van personen als bedoeld in het negende lid. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 11. Ook indien een instellingsbestuur een capaciteitsfixus heeft vastgesteld als bedoeld in het achtste lid, kan het instellingsbestuur voor de desbetreffende opleiding of het desbetreffende anderstalige traject binnen een Nederlandstalige opleiding, een maximum vaststellen als bedoeld in het negende lid. Het negende en tiende lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Dit subamendement voegt aan de door het nader gewijzigde amendement Futselaar/Paternotte op stuk nr. 57 voorgestelde capaciteitsfixus met toestemming achteraf toe, dat binnen die capaciteitsfixus een maximum vastgesteld kan worden voor het aantal niet-EER-studenten.

Onderdeel van de Wet taal en toegankelijkheid is invoering van een regeling waardoor onderwijsinstellingen een numerus fixus kunnen instellen op een anderstalig traject binnen een opleiding. Dat sluit aan op het interdepartementaal onderzoek Internationalisering en stelt instellingen in staat te sturen op de instroom van buitenlandse studenten, ten behoeve van de kwaliteit van de opleiding.

Door de toename van het aantal buitenlandse studenten komt het op dit moment voor dat hoger onderwijsinstellingen de kwaliteit van een opleiding (of traject daarbinnen) niet altijd meer kunnen garanderen en de toegankelijkheid van de opleiding voor Nederlandse c.q. Nederlandstalige studenten in het geding komt. Dit risico speelt evenzeer bij anderstalige opleidingen die geen Nederlandstalig traject kennen. Voor deze opleidingen kan een numerus fixus worden ingesteld, maar daarmee kan niet worden voorkomen dat bij een grote toename van het aantal aanmeldingen door buitenlandse studenten de kans op een opleidingsplek voor de Nederlandse c.q. Nederlandstalige (en EER-studenten) afneemt.

Dit amendement maakt het mogelijk om ten aanzien van een opleiding een capaciteitsbeperking vast te stellen die tot gevolg heeft dat er een minimale toegankelijkheid is voor Nederlandse en EER-studenten, door het aantal plaatsen voor niet-EER studenten aan een maximum te verbinden. Daarmee kan de toegankelijkheid van het Nederlands hoger onderwijs blijvend gegarandeerd worden voor Nederlandse en EER-studenten.

Deze aanvullende mogelijkheid kent een gelijke redelijke en objectieve rechtvaardiging als de in de Wet taal en toegankelijkheid opgenomen regeling voor het instellen van een numerus fixus op een traject. Ook de voorgestelde maatregel in dit amendement is immers gericht op het behoud van een adequaat onderwijsstelsel dat – ondanks zich voordoende capaciteitsproblemen – zoveel mogelijk de toegankelijkheid van het onderwijs voor Nederlandse c.q. Nederlandstalige (en EER-)studenten borgt. In dezen wordt prioriteit gegeven aan de toegankelijkheid van het onderwijs voor Nederlandse c.q. Nederlandstalige (en EER-)studenten, boven de toegankelijkheid voor niet-EER-studenten.

Wiersma Van der Molen