Nr. 46 AMENDEMENT VAN DE LEDEN WIERSMA EN VAN DER MOLEN

Ontvangen 12 december 2019

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel BB, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het voorgestelde artikel 7.53a worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 9. Onze Minister kan in geval van verlening van toestemming als bedoeld in het tweede lid, tevens op aanvraag toestemming verlenen aan het instellingsbestuur om binnen de capaciteitsfixus voor de opleiding of het anderstalige traject binnen een Nederlandstalige opleiding, een maximum vast te stellen voor het aantal voor de opleiding in te schrijven personen die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2, van de Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten. De toestemming wordt verleend indien sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die in overwegende mate wordt veroorzaakt door het aantal aanmeldingen van personen als bedoeld in de eerste volzin. Het vierde tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 10. Onze Minister weigert de toestemming, bedoeld in het negende lid, indien het instellingsbestuur naar zijn oordeel onvoldoende heeft aangetoond dat de ontoereikendheid in onderwijscapaciteit in overwegende mate wordt veroorzaakt door de inschrijving van personen als bedoeld in het negende lid, eerste volzin.

  • 11. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die in overwegende mate wordt veroorzaakt door de inschrijving van personen als bedoeld in het negende lid, eerste volzin. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 12. Ook indien op grond van de ministeriële regeling, bedoeld in het achtste lid, geen toestemming is vereist voor vaststelling van een capaciteitsfixus, kan Onze Minister op aanvraag toestemming verlenen aan het instellingsbestuur om binnen deze capaciteitsfixus voor de opleiding of het anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding een maximum vast te stellen als bedoeld in het negende lid. Het negende tot en met twaalfde lid zijn in dit geval van toepassing.

2. In het voorgestelde artikel 7.53b wordt «tweede lid» vervangen door «tweede en negende lid» en wordt na «weigering of toestemming» ingevoegd «, onverminderd artikel 7.53a, elfde lid,».

3. In het voorgestelde artikel 7.53c wordt in het eerste lid «artikel 7.53a, zevende lid» vervangen door «artikel 7.53, achtste lid» en wordt in het tweede lid «artikel 7.53a, eerste lid» vervangen door «artikel 7.53a, tweede lid».

Toelichting

Onderdeel van de Wet Taal en Toegankelijkheid is invoering van een regeling waardoor onderwijsinstellingen een numerus fixus kunnen instellen op een anderstalig traject binnen een opleiding. Dat sluit aan op het interdepartementaal onderzoek Internationalisering en stelt instellingen in staat te sturen op de instroom van buitenlandse studenten, ten behoeve van de kwaliteit van de opleiding.

Door de toename van het aantal buitenlandse studenten komt het op dit moment voor dat hoger onderwijsinstellingen de kwaliteit van een opleiding (of traject daarbinnen) niet altijd meer kunnen garanderen en de toegankelijkheid van de opleiding voor Nederlandse c.q. Nederlandstalige studenten in het geding komt. Dit risico speelt evenzeer bij anderstalige opleidingen die geen Nederlandstalig traject kennen. Voor deze opleidingen kan een numerus fixus worden ingesteld, maar daarmee kan niet worden voorkomen dat bij een grote toename van het aantal aanmeldingen door buitenlandse studenten de kans op een opleidingsplek voor de Nederlandse c.q. Nederlandstalige (en EER-studenten) afneemt.

Dit amendement maakt het mogelijk om ten aanzien van een opleiding een capaciteitsbeperking vast te stellen die tot gevolg heeft dat er een minimale toegankelijkheid is voor Nederlandse en EER-studenten, door het aantal plaatsen voor niet-EER studenten aan een maximum te verbinden. Daarmee kan de toegankelijkheid van het Nederlands hoger onderwijs blijvend gegarandeerd worden voor Nederlandse en EER-studenten.

Deze aanvullende mogelijkheid kent een gelijke redelijke en objectieve rechtvaardiging als de in de Wet Taal en Toegankelijkheid opgenomen regeling voor het instellen van een numerus fixus op een traject. Ook de voorgestelde maatregel in dit amendement is immers gericht op het behoud van een adequaat onderwijsstelsel dat – ondanks zich voordoende capaciteitsproblemen – zoveel mogelijk de toegankelijkheid van het onderwijs voor Nederlandse c.q. Nederlandstalige (en EER-)studenten borgt. In dezen wordt prioriteit gegeven aan de toegankelijkheid van het onderwijs voor Nederlandse c.q. Nederlandstalige (en EER-)studenten, boven de toegankelijkheid voor niet-EER-studenten.

Wiersma Van der Molen