Gepubliceerd: 16 mei 2019
Indiener(s): Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), de Th. Graaf
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35206-4.html
ID: 35206-(R2127)-4

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 juli 2018, nr. 2018001334, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 30 augustus 2018, nr. W16.18.0198/II/K, bied ik U hierbij aan.

Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2018, no. 2018001334, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof, de Paspoortwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Rijkswet cassatierechtspraak in uitleveringszaken voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten in verband met gewijzigde regelgeving, met memorie van toelichting.

Het voorstel van rijkswet bevat een aantal vooral technische wijzigingen. Daarnaast wijzigt het voorstel de procedure voor de inzet van de officier-raadsman in het militaire strafproces.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, maar adviseert in de toelichting de positie en taakopdracht van de officier-raadsman te verduidelijken.

Het voorstel van rijkswet beoogt onder meer artikel 23 Wet militaire strafrechtspraak (Wms) in overeenstemming te brengen met de Richtlijn 2013/48/EU betreffende het recht op toegang tot een advocaat. Artikel 23 Wms ziet op het verlenen van juridische bijstand door de officier-raadsman. Deze militaire functionaris is opgeleid om de militaire verdachte vanuit militair en sociaal perspectief bij te staan tijdens zijn strafzaak. In het huidige artikel kan hij daarnaast als advocaat worden aangewezen als er geen advocaat beschikbaar is of als de verdachte daar uitdrukkelijk om verzoekt. Het voorstel perkt dit in door het beschikbaarheidsargument te schrappen en als voorwaarde te stellen dat de verdachte overeenkomstig artikel 28a Sv ondubbelzinnig afstand doet van zijn recht op een advocaat.

De officier-raadsman zal in het algemeen geen advocaat zijn in de zin van de richtlijn. De formele positie en taakopdracht van de officier-raadsman blijkt evenwel niet uit de toelichting. Wil de militaire verdachte in vrijwilligheid een keuze kunnen maken om al dan niet afstand te doen van zijn recht op een advocaat, dan dient hij goed geïnformeerd te zijn. Hiervoor is van belang dat duidelijk is hoe de onpartijdigheid van de officier-raadsman ten opzichte van de gezamenlijke werkgever is gewaarborgd en in hoeverre de officier-raadsman kan garanderen dat communicatie ook ten opzichte van derden vertrouwelijk blijft. De Afdeling adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.

Het voorstel heeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen ten aanzien van de positie en taakopdracht van de officier-raadsman. Naar aanleiding van het advies is de memorie van toelichting op deze punten aangevuld.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het voorstel van rijkswet enkele aanvullende technische wijzigingen op te nemen. Dit betreft wijzigingen in de Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart, De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, de Rijkswet op het Nederlanderschap, de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof en de Wet militair tuchtrecht. Het gaat daarbij met name om verwijzingen die als gevolg van de Wet herziening gerechtelijke kaart moesten worden aangepast. Deze wijzigingen waren nog niet doorgevoerd in rijkswetten. Daarnaast worden in voornoemde wetten enkele overige aanpassingen van technische aard voorgesteld.

Ook is van de gelegenheid gebruik gemaakt twee samenloopbepalingen op te nemen. De eerste bepaling ziet op de samenloop tussen onderhavig voorstel van rijkswet en de toekomstige inwerkingtreding van de Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen. De tweede bepaling ziet op de samenloop tussen onderhavig voorstel van rijkswet en het bij koninklijke boodschap van 15 januari 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (Wet straffen en beschermen) (Kamerstukken 35 122). In zijn advies op laatstgenoemd wetsvoorstel (advies van 10 oktober 2018, nr. W16.18.0237/II) had de Raad van State opgemerkt dat enkele wijzigingen uit dat wetsvoorstel bij rijkswet moest worden doorgevoerd. Aan dat advies wordt hiermee gevolg gegeven.

Tot slot is, gelet op het grotere aantal rijkswetten dat wordt gewijzigd, het opschrift gewijzigd en is een citeertitel toegevoegd.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten te zenden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus