Gepubliceerd: 30 september 2019
Indiener(s): Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU)
Onderwerpen: criminaliteit economie handel openbare orde en veiligheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35204-7.html
ID: 35204-7
Origineel: 35204-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 september 2019

Het voorstel wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel C, komt de tekst van artikel 4a, tweede lid, als volgt te luiden:

2. Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de door de producenten en importeurs aan te brengen unieke identificatiemarkering. De eisen hebben betrekking op de technische wijze waarop de unieke identificatiemarkering wordt aangebracht op de verpakkingseenheid.

B

In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 4h, tweede lid, de zinsnede «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» vervangen door «Bij ministeriële regeling».

Toelichting

Onderdeel A

Artikel 15 van de tabaksproductenrichtlijn bepaalt dat alle verpakkingseenheden van tabaksproducten moeten worden voorzien van een unieke identificatiemarkering. Deze unieke identificatiemarkering maakt onderdeel uit van een volg- en traceersysteem waarmee bepaalde informatie over de tabaksproducent en het product gevolg en getraceerd kan worden. Uitvoeringsverordening (EU) 2018/5741 bevat technische normen voor de instelling van het volg- en traceersysteem. Deze technische normen werken rechtstreeks door in de lidstaten en behoeven geen implementatie in nationale regelgeving. Enkele eisen uit artikel 15 van de tabaksproductenrichtlijn komen echter niet terug in de uitvoeringsverordening. Aangezien het hier gaat om een EU-richtlijn, dienen deze eisen geïmplementeerd te worden in nationale regelgeving.

Artikel 4a, tweede lid, van het wetsvoorstel bevat een grondslag om deze eisen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen. De nadere eisen die gesteld moeten worden, hebben betrekking op de technische wijze waarop de unieke identificatiemarkering aangebracht moet worden (onderdeel a). Artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de tabaksproductenrichtlijn bepaalt immers dat de unieke identificatiemarkering zodanig aangebracht of afgedrukt moet worden, dat zij niet verwijderbaar en onuitwisbaar is en op geen enkele wijze verborgen of onderbroken kan worden.

De overige grondslagen, vervat in artikel 4a, tweede lid, onderdelen b en c, van het wetsvoorstel, kunnen bij nader inzien geschrapt worden. Deze grondslagen waren opgenomen om de eisen uit artikel 15, tweede, derde en vierde lid, van de tabaksproductenrichtlijn te implementeren. Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 stelt echter al eisen omtrent de inhoud, vorm en de toegankelijkheid van de informatie die deel uitmaakt van de unieke identificatiemarkering. Deze eisen zijn neergelegd in onder meer de artikelen 8, 32 en 33 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 en werken rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde. Implementatie in lagere nationale regelgeving is hier dus niet op zijn plaats. Nu enkel de grondslag in onderdeel a overblijft en ziet op het stellen van technische eisen ter implementatie van de richtlijn en deze geen ruimte laat voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard, is ondergetekende het oordeel toegedaan dat delegatie aan de Minister hier op zijn plaats is. Gelet op aanwijzing 2.24 van de Aanwijzing voor de regelgeving dient de situatie vermeden te worden dat gedelegeerd wordt aan de regering, die op haar beurt weer aan de Minister delegeert. Aanwijzing 2.25 bepaalt bovendien dat delegatie van regelgevende bevoegdheid aan een Minister, indien mogelijk, rechtstreeks geschiedt in de wet. Met deze nota van wijziging wordt hierin voorzien.

Onderdeel B

Artikel 16 van de tabaksproductenrichtlijn bepaalt dat alle verpakkingseenheden van tabaksproducten een onvervalsbaar veiligheidskenmerk moeten bevatten. De technische normen voor het veiligheidskenmerk zijn vastgelegd in Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/576.2 Artikel 4h van het wetsvoorstel bevat een grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur eisen te stellen aan het veiligheidskenmerk ter implementatie van het uitvoeringsbesluit. Deze eisen hebben betrekking op (a) de samenstelling van het veiligheidskenmerk; (b) de aanbieder die het veiligheidskenmerk levert; (c) de wijze van aanbrengen van het veiligheidskenmerk; (d) andere voorschriften die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen, en (e) de wijze waarop het veiligheidskenmerk aangevraagd kan worden. De onderdelen a tot en met d dienen ter implementatie van de artikelen 3, 4, 5 en 8 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/576. Onderdeel e dient als grondslag voor het stellen van regels over de aanvraagprocedure. Aangezien deze eisen implementatie van EU-regelgeving betreffen, dan wel administratief en gedetailleerd van aard zijn, is ondergetekende van mening dat delegatie aan de Minister hier op zijn plaats is. Ingevolge Aanwijzing 2.25 dient delegatie van regelgevende bevoegdheid aan een Minister rechtstreeks in de wet te geschieden. Door deze nota van wijziging wordt hier uitvoering aan gegeven.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis