Kamerstuk 35200-XVII-1

Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2018

Dossier: Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2018

Gepubliceerd: 15 mei 2019
Indiener(s): Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35200-XVII-1.html
ID: 35200-XVII-1

Nr. 1 BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Aangeboden 15 mei 2019

Horizontale staafdiagram uitgaven en ontvangsten:

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen voor 2018Totaal 3.071,1 (in EUR mln)

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen voor 2018Totaal 3.071,1 (in EUR mln)

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen voor 2018Totaal 84,6 (in EUR mln)

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen voor 2018Totaal 84,6 (in EUR mln)

Inhoudsopgave Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

A.

ALGEMEEN

4

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

6

       

B.

BELEIDSVERSLAG

12

 

3.

Beleidsprioriteiten (inclusief een tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en overzicht risicoregelingen)

12

 

4.

Beleidsartikelen

35

   

Art. 1. Duurzame handel en investeringen

35

   

Art. 2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water

45

   

Art. 3. Sociale vooruitgang

53

   

Art. 4. Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

60

   

Art. 5. Versterkte kaders voor ontwikkeling

69

 

5.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

77

       

C.

JAARREKENING

80

 

6.

Departementale verantwoordingsstaat

80

 

7.

Saldibalans

81

 

8.

WNT verantwoording 2018 Ministerie van Buitenlandse Zaken

92

       

D.

BIJLAGEN

93

 

1.

Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

93

 

2.

Sanctiebeleid en malversaties

99

 

3.

Toelichting op streefwaarden en indicatoren

108

 

4.

Lijst van afkortingen

123

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) over het jaar 2018 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2018 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b. de bijgehouden administraties van het Rijk;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2018;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2018, alsmede over de rijkssaldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64, van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) toegelicht, waarbij een aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven.

Het Jaarverslag 2018 vormt in principe een spiegel van de memorie van toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2017 aan de Kamer is aangeboden. 2018 was echter een bijzonder jaar, want de begroting kwam tot stand tijdens de demissionaire kabinetsperiode van Rutte II en werd vanwege deze bijzondere situatie een «beleidsarme» begroting. Op 10 oktober volgde het regeerakkoord van het kabinet Rutte III «Vertrouwen in de toekomst». De ambities en uitdagingen van het kabinet werden uitgewerkt in diverse beleidsnota’s en brieven waaronder de beleidsnota Investeren in Perspectief , GBVS 2018–2022 en de integrale migratieagenda. Dus naast een spiegel van de memorie van toelichting zijn ook het regeerakkoord en de diverse beleidsnota’s hierin geïntegreerd.

De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken Ministeries bevorderd.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Focusonderwerp

Er is voor het Jaarverslag 2018 een focusonderwerp door de Tweede Kamer aangewezen. Het focusonderwerp is de onderbouwing van de ramingen van inkomsten en uitgaven. Er is gekozen om het focusonderwerp te behandelen in het Financieel jaarverslag van het Rijk (FJR), middels een algemene tekst over ramingen aan de inkomsten- en uitgavenkant van de begroting, gevolgd door een aantal specifieke casussen ter illustratie. BHOS maakt geen onderdeel uit van de casussen.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten. Daarna is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht van risicoregelingen. Artikelsgewijs is op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2018, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2018 afgeronde evaluatieonderzoek, waarbij met name wordt ingegaan op de beleidsdoorlichtingen.

Rapportage over resultaten

In het Wetgevingsoverleg van 21 juni 2017 nam de Tweede Kamer de motie-Smaling c.s. (Kamerstuk 34 475-XVII, nr. 8) aan om, net als bij de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ook bij het jaarverslag doelen en resultaten nog inzichtelijker te presenteren. De motie vraagt om – zo kwantitatief mogelijk – inzichtelijk te maken in hoeverre doelen zijn behaald en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Het kabinet heeft de Kamer op 15 september 2016 een brief gestuurd met daarin de wijze van uitvoering van deze motie.

In de begroting voor 2018 zijn voor de tweede keer (15) indicatoren en streefwaarden opgenomen. Deze indicatoren zijn te vinden onder de beleidsprioriteiten van het beleidsverslag. Daarnaast is in bijlage 3 van dit jaarverslag (departement-specifieke bijlage) een nadere toelichting en analyse per indicator opgenomen. De behaalde resultaten zijn conform de toezegging in de genoemde brief van 15 september 2016 in dit jaarverslag opgenomen. Dit is in lijn met de systematiek van verantwoord begroten, zoals vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften model 3.22b/ 1.33b Rol en verantwoordelijkheid.

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en (waar van toepassing) streefwaarden in deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn zoveel mogelijk SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Voor de indicatoren zijn methodologische notities opgesteld.

De streefwaarden en indicatoren zijn mede afgeleid van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze doelen worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabel (opgenomen in paragraaf 3. Beleidsprioriteiten) is een verwijzing opgenomen naar de corresponderende SDG.

Naast de SDGs vormen de Theories of Change een belangrijke basis. Deze geven aan hoe en waarom de door Nederland gesteunde interventies en activiteiten bijdragen aan de gewenste maatschappelijke en economische veranderingen en resultaten. De Theories of Change zijn aangepast op basis van de nieuwe BHOS-nota en te vinden op: Theories of Change Ontwikkelingssamenwerking.

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en te aggregeren zijn, dienen deze indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten.

Inspanningen in ontwikkelingssamenwerking zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Ten behoeve van een consistente monitoring zullen doelen en ambities zich uitstrekken over een langere termijn. Hiervoor wordt de horizon van 2030 van de SDGs gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHOS-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede periode van 2021–2025 en derde van 2026–2030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne, en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDGs.

De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in de jaarverslagen met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De realisaties voor de indicatoren in het jaar 2017 worden gehanteerd als referentiewaarden. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in het specifieke jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).

In de bovengenoemde Kamerbrief is aangegeven dat de rapportagesystematiek in stappen wordt aangepast, met als doel het jaarverslag en de online resultatenrapportage te integreren. Dat zal vanaf dit jaarverslag over 2018 volledig het geval zijn. De online resultatenrapportage is te vinden op www.osresultaten.nl. In het Jaarverslag 2016 is voor het eerst gerapporteerd over de indicatoren. Hieruit bleek dat de meeste resultaatgegevens over het afgelopen jaar niet tijdig beschikbaar zijn voor opname in het jaarverslag. Het kost de uitvoerders van de programma’s in de diverse landen tijd om de benodigde informatie te verzamelen en daarover te rapporteren. Dit kan oplopen tot zes maanden na afloop van een kalenderjaar. Daarom is gekozen voor een methode waarbij de resultaten in het jaarverslag voortkomen uit de rapportages van de uitvoerders die zijn ontvangen en goedgekeurd in de periode van 1 oktober 2017 tot 30 september 2018. Dit geeft ook de ruimte om de gegevens te analyseren. Gevolg is dat de gerapporteerde resultaten gedeeltelijk behaald zijn in 2018 en voor het overige voornamelijk in 2017. Deze methode zal ook in de toekomst worden gehanteerd.

In reactie op de motie Becker/Bouali (Kamerstuk 21 501/04, nr. 209) en zoals aangegeven in de Kamerbrief over de kabinetsinzet op het gebied van EU-ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 34 952, nr. 41) wordt in deze resultatenrapportage ook kort ingegaan op resultaten die de EU via het EU externe financieringsinstrumentarium heeft bereikt.

In de BHOS-begroting 2019 zijn nieuwe indicatoren opgenomen voor Opvang en Bescherming in de Regio en voor Buitenlandse Handel. Om alvast de voortgang op deze indicatoren inzichtelijk te maken wordt ook over deze indicatoren al beknopt gerapporteerd in dit Jaarverslag 2018.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn eventuele opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2018 opgenomen. Afwijkingen in de verplichtingen en ontvangsten worden toegelicht als de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelniveau. Afwijkingen in de uitgaven worden toelicht indien de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelonderdeelniveau én de afwijking groter is dan EUR 2 miljoen. Waar nodig wordt verwezen naar de eerste of tweede suppletoire begroting.

In de budgettaire tabellen in het jaarverslag is geen onderscheid gemaakt tussen decommitteringen op oude en nieuwe verplichtingen. Alle decommitteringen worden ten gunste van de begroting gebracht.

Bij het opstellen van de begroting is voor het merendeel van de uitgaven voor één of twee instrumenten gekozen, terwijl in de realisatie blijkt dat een beperkt deel van de uitgaven op aanvullende instrumenten verwerkt is. Dit omdat van tevoren niet bekend is welke financieel instrument gebruikt wordt om de beleidsdoelstelling te behalen. Om de leesbaarheid van de tabellen waarin de financiële gevolgen van beleid zijn weergegeven, toch te waarborgen, is er daarom in sommige gevallen voor gekozen om de realisatiecijfers op te nemen bij het in de begroting benoemde instrument en de bedragen niet op te splitsen. Omdat de realisaties op instrumentniveau jaarlijks verschillen zijn deze voor eerdere jaren niet weergegeven.

In lijn met de toezegging aan de Kamer over het Jaarverslag en de Slotwet 2012 is in het BHOS-Jaarverslag (onder het beleidsartikel) opgenomen of de geplande uitgaven aan een landenprogramma voor een thema lager/hoger uitvallen. Alleen afwijkingen groter dan EUR 5 miljoen zijn toegelicht. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS-jaarverslag 2018.

Departementale verantwoordingsstaat en saldibalans

Verschillen in de totalen tussen de verantwoordingsstaat en de saldibalans zijn het gevolg van afrondingen.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van BHOS en vier bijlagen:

  • 1) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken;

  • 2) het sanctiebeleid en malversaties (fraude);

  • 3) een toelichting op de streefwaarden en indicatoren;

  • 4) de afkortingen.

Voor de externe inhuur en het overzicht WNT-verantwoording 2018 wordt verwezen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, de totstandkoming van de beleidsinformatie en de procesmatige beheersing van de activiteitscyclus. Bij de uitsplitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de Ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma's in het kader van Ontwikkelingssamenwerking wordt uitgevoerd. De huidige opzet van het activiteitenbeheer is gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de Ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 860, nr. 2). Het voorschottenbeleid en beheer is daarom in het onderdeel financieel en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk XVII opgenomen.

Groeiparagraaf

De opzet van de beleidsartikelen is verder in lijn gebracht met de uitgangspunten van «Verantwoord Begroten». Hierbij is met name aandacht besteed aan de presentatie van de instrumenten in de budgettaire tabellen, waarbij de toelichtingen bij de financiële instrumenten zoveel mogelijk zijn gericht op de concrete beleidsinzet van de betreffende instrumenten.

HGIS-jaarverslag

De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking. In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid. Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2018 aangeboden aan het parlement.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. De auditdienst heeft een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

Overgangsrecht Comptabiliteitswet

Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet 2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.

Art. in CW 2016

Art. in CW 2001

3.2 – 3.4

19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid

3.5

22, eerste lid; 26, eerste lid

3.8

58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid

3.9

58, eerste lid, onderdeel b en c

2.37

60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid

2.35

61, tweede tot en met vierde lid

2.40

64

7.12

82, eerste lid; 83, eerste lid

7.14

82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

B. BELEIDSJAARVERSLAG BHOS 2018

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Dit verslag blikt terug op het eerste volledige ambtsjaar van de huidige Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS). Het afgelopen jaar is de BHOS-nota Investeren in Perspectief gepresenteerd, die de kaders van het BHOS-beleid uiteenzet. Dit beleidsjaarverslag volgt de structuur van de Begroting 2018, met waar relevant verwijzingen naar de prioriteiten uit de beleidsnota.

De SDGs vormen het kader van het beleid voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Nederland zet hiermee een sterke en coherente beleidsagenda neer voor de hedendaagse mondiale uitdagingen. Daarin worden keuzes gemaakt op basis van Nederlandse belangen, doelen en meerwaarde. Om die keuzes te kunnen maken is het monitoren van de uitkomsten van het beleid, kwalitatief en kwantitatief, essentieel. Het afgelopen jaar zijn nieuwe begrotingsindicatoren toegevoegd op het terrein van handel en ontwikkelingssamenwerking (zie bijlage 3) en is de wijze van resultaatverantwoording over het ODA-budget verbeterd.

De eerste helft van 2018 stond in het teken van het formuleren van de BHOS-nota Investeren in Perspectief , inclusief een extra investering van gemiddeld EUR 400 miljoen per jaar. De tweede helft van het jaar stond in het teken van de doorvertaling en implementatie van dat beleid, in bijvoorbeeld de Handelsagenda, het landenbeleid, Theories of Change en het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling. Hiermee ligt er een robuuste agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die inspeelt op de huidige ontwikkelingen in de wereld.

Het jaar 2018 werd gekenmerkt door toenemende internationale spanningen op handelsgebied. Er was sprake van frictie tussen de VS, China en de EU over unilaterale handelspolitieke maatregelen. Daarnaast liep de spanning op tussen de EU en de VS over de extraterritoriale werking van het Amerikaanse sanctieregime voor Iran. Het multilateraal handelssysteem stond verder onder druk door de staatsgeleide handelspraktijken van China. De uittredingsonderhandelingen tussen de EU en het VK over een Brexit verliepen uiterst moeizaam, hetgeen leidde tot onzekerheid over de toekomstige handelsrelatie. De EU wierp zich op als voorvechter van het multilaterale handelssysteem, maar werkte ondertussen ook aan de bilaterale handelsagenda. Zo sloten de EU en Japan een omvangrijk handelsakkoord.

De Rohingya-crisis, het aanhoudende conflict in de Syrië-regio en de burgeroorlog in Jemen zijn een greep uit het wereldnieuws van 2018. Deze en andere conflicten, extreme armoede en klimaatverandering bleven belangrijke punten van zorg voor Europa en Nederland. In het kader van deze uitdagingen werden beleidsprioriteiten opgesteld die de instrumenten van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Handel bundelen. De beleidsdoelen van armoedebestrijding, conflictpreventie, het stimuleren van de private sector en klimaatactie hangen immers nauw samen en versterken elkaar. Nederland zet zich in voor een geïntegreerde aanpak, zoals beschreven in de BHOS-nota.

In de afgelopen drie decennia heeft meer dan een miljard mensen zich ontworsteld aan extreme armoede. Desondanks zijn 736 miljoen mensen nog steeds extreem arm. Deze armoede concentreert zich steeds meer in Sub-Sahara Afrika. In de Nederlandse inzet in 2018 stond de bestrijding van de grondoorzaken van armoede, irreguliere migratie, terreur en klimaatverandering centraal. De focus van ontwikkelingssamenwerking verschoof naar de instabiele regio’s West-Afrika/ Sahel, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika: de focusregio’s.

De Klimaattop van Katowice in Polen leidde tot het verfijnen van de implementatierichtlijnen van het Akkoord van Parijs. Nederland breidde zijn internationale inzet op klimaatactie aanzienlijk uit. Om die inzet te bestendigen is Nederland covoorzitter van het NDC-Partnership en werkt het met ontwikkelingslanden gericht aan het verbeteren en uitvoeren van hun nationale actieplannen voor klimaat. Andere accenten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid waren de versterking van het maatschappelijk middenveld en rechtsstaatontwikkeling om tegenwicht te bieden aan krimpende maatschappelijke ruimte en aanhoudende mensenrechtenschendingen.

Veiligheid & Rechtsorde

De Nederlandse inzet op het gebied van veiligheid en rechtsorde richtte zich in 2018 onder andere op het vergroten van de professionaliteit van militairen en politie in fragiele staten en op het verbeteren van de toegang tot recht. Dit draagt bij aan betere fysieke en rechtsbescherming van burgers. Zo heeft Nederland ingezet op een veiligheid en rechtsorde intensivering van EUR 30 miljoen over een periode van vier jaar in Tunesië, met activiteiten op het terrein van o.a. toegang tot recht en een meer legitieme en capabele overheid. Ook is EUR 10 miljoen extra ingezet om radicalisering in de MENA-regio tegen te gaan. Dit wordt vormgegeven door ondersteuning van UNDP en een bijdrage aan het Global Community Engagement and Resilience Fund.

Op het gebied van fysieke veiligheid van burgers organiseerde Nederland in Den Haag een internationale workshop om het aantal vrouwelijke militairen en politieagenten binnen VN-vredesmissies te vergroten (het Canadese Elsie initiatief). Hier spraken beleidsmakers, militairen, academici en ngo’s over bestaande barrières en de oprichting van een fonds.

Om bij te dragen aan SDG16 (vrede, recht en sterke instituties), en specifiek het verbeteren van toegang tot recht, speelde Nederland als covoorzitter van de internationale Task Force on Justice, een actieve rol. Ook nam de VN-Veiligheidsraad unaniem een door Nederland geïnitieerde en gefaciliteerde resolutie over politie, justitie en het gevangeniswezen aan.

Humanitaire hulp

De Nederlandse humanitaire inzet richtte zich in 2018 op het lenigen van de wereldwijde humanitaire noden door humanitaire diplomatie en ongeoormerkte bijdragen aan humanitaire organisaties (VN, Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance) die op basis van de humanitaire principes zelf konden besluiten waar de bijdrage het hardst nodig was, en via landenspecifieke bijdragen aan de humanitaire respons. De samenwerking met de Dutch Relief Alliance is versterkt, met name op het gebied van meerjarige responsprogramma’s in chronische crises waardoor hun lokale partners een grotere rol kunnen spelen in alle fases van de respons, mensen in nood betrokken worden bij de respons en het gebruik van cash bevorderd wordt waar dit mogelijk is.

Om op te kunnen komen voor de belangen van mensen in humanitaire crisissituaties zijn financiële bijdragen niet voldoende. Naast financiering van noodhulp heeft Nederland in 2018 daarom de diplomatieke inspanningen ten aanzien van humanitaire crises versterkt. Hierbij werd met name ingezet op het bevorderen van ongehinderde toegang voor humanitaire hulporganisaties, het waarborgen van veiligheid van humanitaire en medische hulpverleners, bescherming van burgers ten tijde van gewapend conflict (met speciale aandacht voor vrouwen en meisjes en voor geestelijke gezondheid en psychosociale zorg), het aan de kaak stellen van schendingen van humanitair recht en mensenrechten en het bijdragen aan verantwoording voor schendingen.

In dit kader heeft Nederland diverse multilaterale fora en bilaterale betrekkingen benut om humanitaire belangen verder te brengen. Zo heeft Nederland zich hard gemaakt om de verbanden tussen conflict en voedselonzekerheid bloot te leggen en de directe verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad op dit thema vast te leggen. Dit resulteerde in de unanieme aanname van resolutie 2417 in mei jl., die uithongering als oorlogstactiek strafbaar stelt. De resolutie is reeds in het geval van Jemen en Zuid-Soedan ingezet om de Raad aan te sporen tot actie. Ook was Nederland co-host van een high-profile pledging conferentie om duurzame oplossingen te vinden voor de vergeten crisis in de Democratische Republiek Congo.

Nederland heeft zich in 2018 ingespannen voor meer aandacht voor geestelijke gezondheid en psychosociale steun in noodhulp. De inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in crisissituaties is gecontinueerd, onder andere in de Rohingya-crisis, Jemen en de Democratische Republiek Congo. Nederland heeft de steun aan Education Cannot Wait , dat zich richt op onderwijs aan kinderen in crisis- en conflictsituaties, in fragiele landen of gebieden die moeilijk te bereiken zijn, in 2018 verlengd tot 2023. Tevens is Nederlandse deskundigheid ingezet bij crisisrespons, onder andere in de kampen met Rohingya-vluchtelingen (water en sanitaire voorzieningen) en in Sulawesi (search & rescue). Ter verbetering van de kwaliteit en efficiëntie van wereldwijde humanitaire hulp heeft Nederland bijgedragen aan humanitaire innovatie, onder andere door financiering van challenge funds, innovatieplatforms en dataprojecten.

Opvang en bescherming in de regio

Het belang van een duurzame aanpak van langdurige vluchtelingensituaties is stevig verankerd in de beleidsnota. Het kabinet heeft zich in 2018 op verschillende fronten ingezet voor een ontwikkelingsgerichte aanpak van langdurige ontheemding. De aanname van het Global Compact for Refugees door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in december 2018 was een belangrijke stap. In lijn met de inzet van het kabinet, roept het VN-Vluchtelingenpact op tot steun voor landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen, zodat zij deze ontheemden kunnen integreren in lokale voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg) en de arbeidsmarkt.

Nederland is in 2018 een meerjarig partnerschap aangegaan met vijf organisaties: UNICEF, UNHCR, de Wereldbank, IFC en ILO. Dit partnerschap zet zich in om de perspectieven van zowel vluchtelingen als gastgemeenschappen te verbeteren. De nadruk ligt op basis- en vakonderwijs en werkgelegenheid in Libanon, Jordanië, Irak en de Hoorn van Afrika. Een belangrijk deel van de Nederlandse steun voor opvang in de regio kwam terecht bij kinderen en jongeren. Daarnaast leverde Nederland een bijdrage aan het bevorderen van economische ontwikkeling en banengroei. Om de Nederlandse steun voor opvanglanden kracht bij te zetten, bezocht de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in 2018 de focuslanden Jordanië, Irak en Libanon.

Ook in Europees verband draagt Nederland bij aan adequate opvang en bescherming van vluchtelingen en gastgemeenschappen. Zo steunde Nederland in 2018 opnieuw het EU Regional Trust Fund in Response to the Syrian Crisis . Europa heeft via dit fonds in 2018 ongeveer vijftig projecten gefinancierd, die gezamenlijk meer dan twee miljoen mensen bereiken op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg en bescherming. Nederland zet in op strategische coördinatie met de Europese Trust Funds, zodat de gezamenlijke Europese inzet elkaar aanvult en versterkt.

Klimaat, voedselzekerheid en water

Om de klimaatdoelen van Parijs te halen moet wereldwijd de klimaatinzet fors omhoog. Het kabinet breidt de inzet op klimaat aanzienlijk uit en besloot eind september een intensieve klimaatcampagnete starten. Samen met andere ambitieuze landen wil Nederland andere landen bewegen tot meer actie en tot vastlegging van ambitieuze klimaatvoornemens in de nieuwe klimaatplannen (Nationally Determined Contributions) die in 2020 moeten worden ingediend bij de VN. Nederland neemt het co-voorzitterschap van het NDC Partnerschap voor twee jaar op zich samen met Costa Rica. Binnen de EU is het doel verhoging van de reductiedoelstelling naar 55 procent in 2030.

Het in het regeerakkoord aangekondigde Nationaal Klimaatfonds is opgezet. Naast een versneld traject, gerealiseerd via een bijdrage aan het Access to Energy Fund, is een subsidiekader opgesteld voor het Dutch Fund for Climate and Development, waarvoor via een subsidietender een fondsmanager wordt gezocht.

De veiligheidsrisico’s van honger, waterstress en klimaatverandering zijn onderdeel van de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie. Deze relatie is internationaal bediscussieerd als onderdeel van het Planetary Security Initiative , met regionale verbijzondering naar onder meer de Sahel. Nederland heeft het Water, Peace and Security Partnership opgezet en gepresenteerd aan de VNVR. Dit partnerschap ondersteunt landen en gemeenschappen met data-analyse, capaciteitsopbouw en bemiddeling bij het vroegtijdig onderkennen en mitigeren van mogelijke conflicten over water.

Mede in het licht van de door de VN gerapporteerde toename van honger in de wereld (SOFI 2018) werd de samenwerking ter bestrijding van honger en ondervoeding met UNICEF en GAIN voortgezet. De inzet op inclusieve duurzame groei in de agrarische sector wordt ook klimaatsensitiever, met als doel de weerbaarheid van de bevolking te vergroten. Er wordt gewerkt aan een geïntegreerde aanpak op het terrein van voedselzekerheid, water, hernieuwbare energie en klimaat in de Sahel. Met deze inzet zal ook worden bijgedragen aan het tegengaan van landdegradatie en waar mogelijk aan landrestauratie (motie Diks 34775-XVII-22).

Het High-Level Panel on Water, waarin de Minister-President de grote aanjager was voor de betere waardering van water, startte in 2018 een wereldwijde campagne om water-gerelateerde SDGs hoger op de agenda te krijgen. Zo is een initiatief gelanceerd om de waarde van water beter in politieke besluitvorming te reflecteren (Valuing Water). Het kabinet heeft een samenwerking met de Unie van Waterschappen opgezet voor samenwerking met lokale waterbeheerders. Een groeiend aantal landen en organisaties maakt gebruik van de door Nederland gesteunde FAO Water Productivity Database voor de allocatie van water en gewaskeuze.

Zoals gesteld in de beleidsnota leveren Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van honger en ondervoeding en verbetering van de landbouwproductie. De Nederlandse kennis en ervaring in de watersector wordt ingezet voor verduurzaming van waterbeheer, drinkwater- en sanitaire voorzieningen in de focusregio’s.

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Gendergelijkheid en een versterkte positie van vrouwen en meisjes (SDG5) zijn een rode draad in het Nederlandse beleid voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. In de nota Investeren in perspectief zijn SDG 5 en de doelen van het Nederlandse internationale genderbeleid voor het eerst integraal opgenomen en doorvertaald naar alle beleidsterreinen. Nederland heeft zich gedurende 2018 in de VN ingezet voor de bescherming van vrouwen in conflictsituaties en de versterking van hun rol in conflictpreventie en -beslechting. Dit resulteerde onder andere in aandacht voor gendergelijkheid in mandaatverlengingen voor VN-vredesmissies. Als VNVR-voorzitter nodigde Nederland vrouwelijke ngo-vertegenwoordigers uit in de Raad om hun ervaringen in conflictsituaties te delen.

Genderspecifieke programma’s als Funding Leadership Opportunities for Women , Leading from the South en Nationaal Actieplan 1325 hebben honderden vrouwenrechtenorganisaties en ngo’s ondersteund. Met deze steun konden de organisaties zich inzetten voor meer invloed en zeggenschap van vrouwen op politiek, sociaal en economisch gebied, waaronder in situaties van geweld en conflict.

Nederland organiseerde samen met de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie een conferentie over gender en handel. Daar werd aandacht gevraagd voor de impact van handelsbeleid op de positie van vrouwen en werd het belang onderstreept van goede data en onderzoek voor effectief beleid.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief HIV/AIDS

In 2018 vond de tweejaarlijkse wereldwijde aidsconferentie plaats in Amsterdam. De Nederlandse doelstellingen voor de conferentie zijn vrijwel geheel gerealiseerd. Zo stond het belang van een op mensenrechten gestoelde benadering centraal, evenals inclusiviteit, aandacht voor gemarginaliseerde groepen en gelijke rechten voor LHBTI. Ook was er aandacht voor de toenemende politieke tegenstand tegen effectief beleid als spuitomruil en methadonverstrekking, informatie en zorg voor groepen die extra risico lopen en toegankelijke voorlichting en dienstverlening voor jongeren. Meer jongeren dan ooit namen deel aan de conferentie en leverden substantiële bijdragen.

De Nederlandse inzet op randvoorwaarden voor seksuele en reproductieve gezondheid heeft er onder andere aan bijgedragen dat UNESCO nieuwe richtlijnen voor seksuele voorlichting heeft aangenomen. SheDecides , de beweging die mede op Nederlands initiatief in 2017 werd opgezet om keuzevrijheid op dit gebied voor vrouwen en meisjes te vergroten, is in 2018 versterkt, onder andere door additionele bijdragen van EUR 13,6 miljoen aan door de Mexico City Policy getroffen organisaties, via West African Health Organisation; UNFPA Mali; Marie Stopes International Yemen; Yamaan Foundation Yemen en Family Guidance Association Ethiopia.

Door het partnerschap met de Global Financing Facility for Every Woman, Every Child (GFF) steunt Nederland landen in hun eigen verantwoordelijkheid voor een duurzame gezondheidssector. Met deze investering oefent Nederland ook een positieve invloed uit op de mate waarin gezondheidsinvesteringen zich richten op keuzevrijheid voor vrouwen en jongeren.

2018 was het tweede en laatste jaar waarin Nederland een bestuurszetel vervulde in Gavi, de wereldwijde vaccinatie-organisatie. Gavi vaccineerde de afgelopen jaren 700 miljoen kinderen, waardoor tien miljoen sterfgevallen zijn voorkomen. Een belangrijk resultaat waar Nederland als bestuurslid op heeft ingezet is de duurzame transitie van landen uit het Gavi financieringssysteem: van de twintig landen die in 2020 zelfvoorzienend moeten zijn in hun vaccinatieprogramma’s, hebben zestien landen dat doel nu al bereikt. Acht van hen hebben ook al meer dan een jaar dezelfde mate van vaccinatie als voorheen.

Versterkt maatschappelijk middenveld

Maatschappelijke organisaties zijn fundamenteel in een democratische samenleving. Zij vertolken de stem van burgers, ook van gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, en fungeren soms als waakhond voor meer inclusief beleid van overheden en bedrijfsleven. Ook in 2018 heeft Nederland zich onder andere via het programma Samenspraak en Tegenspraak ingezet voor politieke ruimte van deze organisaties. Dat is nodig omdat wereldwijd sprake is van een zorgelijke trend van afnemende politieke ruimte : in veel landen werd restrictieve wetgeving aangenomen en steeds meer maatschappelijke organisaties hebben te maken met intimidatie en geweld vanuit de overheid of conservatieve groeperingen. Sinds de start van het programma in 2016 ondersteunt Nederland meer dan tweeduizend lokale organisaties en zijn bijna achtduizend initiatieven mogelijk gemaakt. Mede daardoor zijn meer dan twaalfhonderd wetten en maatregelen (aan)genomen die democratie en mensenrechten stimuleren, vrede en veiligheid bevorderen en klimaatverandering tegengaan.

Onderwijs, werk en jongeren

Onderwijs heeft weer een stevige plek in het BHOS-beleid als onderdeel van de aanpak van grondoorzaken van armoede. Inzet op (beroeps)onderwijs voorkomt uitsluiting en biedt perspectief aan jongeren en vrouwen. Het recht op onderwijs is het uitgangspunt van de Nederlandse inzet langs vier sporen: steun aan inclusief basisonderwijs in ontwikkelingslanden die achterblijven, steun aan beroepsonderwijs in focusregio’s om jongeren en vrouwen meer kansen te geven op de lokale arbeidsmarkt, inzet op een sterker hoger beroepsonderwijs in ontwikkelingslanden en de inzet op «onderwijsdiplomatie». In 2018 is het onderwijsprogramma in de steigers gezet met onder andere een bijdrage aan het Global Partnership for Education (GPE) van EUR 100 miljoen voor vijf jaar (2018–2022). Het GPE heeft sinds 2015 18,5 miljoen kinderen bereikt en heeft eraan bijgedragen dat bijna tachtig procent van de GPE-partnerlanden zijn eigen onderwijsbijdrage minimaal behouden of verhoogd heeft.

Jaarlijks treden er meer jongeren tot de arbeidsmarkt toe in ontwikkelingslanden dan dat er nieuwe banen bijkomen. Nederland spande zich daarom in voor jong ondernemerschap en jeugdwerkgelegenheid in landen met weinig economisch perspectief. Zo werd in 2018 bijgedragen aan een nieuw innovatief fonds voor jong ondernemerschap van de African Development Bank, en werd gewerkt aan het Youth Employment Challenge mechanisme, dat in de loop van 2019 operationeel zal zijn. Intensivering van de inzet op jeugdwerkeloosheid loopt ook via bestaande programma’s als het Local Employment in Africa for Development programma (LEAD) en PUM Netherlands Senior Experts en CNV internationaal. Ook zijn er Orange Corners geopend (Mozambique, Angola, Marokko) waarmee het ondernemingsklimaat voor Start-ups wordt verbeterd. Agriterra werkte aan het aantrekkelijk maken van landbouw voor jongeren.

Versterkte kaders voor ontwikkeling door versterkte multilaterale betrokkenheid

In mei 2018 werd een akkoord bereikt over de versterking van het VN-ontwikkelingssysteem. Diverse hervormingen zullen worden doorgevoerd om de VN slagvaardiger en effectiever te maken. Een onderdeel hiervan is bijvoorbeeld een sterkere rol van de VN-landenvertegenwoordiger. VN-fondsen en programma’s zullen hun ondersteuning meer moeten integreren en gezamenlijk richten op de nationale SDG-agenda van de landen waarin ze werken. De maatregelen bieden ook kansen voor een meer geïntegreerde benadering van conflictpreventie, ontwikkeling, mensenrechten en humanitaire hulp. Verder is een nauwere samenwerking met maatschappelijke partners voorzien. In aanvulling op de internationale afspraken zet Nederland de eigen uitvoering van de SDGs voort. De tweede nationale rapportage aan de Tweede Kamer over de Nederlandse implementatie van de SDGs in 2018 gaf aanleiding tot het besluit de CBS-rapportage over de SDGs en de Monitor Brede Welvaart vanaf 2019 te integreren.

De onderhandelingen over het Global Compact for Migration mondden uit in aanname van het Compact door de AVVN in New York in december 2018. In december werd ook het Global Compact for Refugees (GCR) door de AVVN aangenomen.

In 2018 is ook politieke overeenstemming bereikt over de kapitaalverhoging van de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD – het loket voor middeninkomenslanden) en de International Finance Corporation (IFC – het loket voor de private sector) van de Wereldbankgroep («de Bank»). De inleg van USD 13 miljard stelt de Bank in staat om tot 2030 gemiddeld USD 100 miljard per jaar aan leningen te verstrekken. Mede dankzij Nederlandse inzet is een aantal beleidsafspraken gekoppeld aan deze kapitaalverhoging. De Bank zal bijvoorbeeld zelf meer kapitaal vrijspelen voor investeringen, het aandeel klimaat-gerelateerde financiering zal in 2030 stijgen naar 32 procent, en ten minste 55 procent van de projecten van de IBRD zal in 2030 bijdragen aan het verminderen van genderongelijkheid.

Toezicht op partners

Begin 2018 verscheen berichtgeving over grensoverschrijdend gedrag bij samenwerkingspartners van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hieruit bleek dat de aanpak van Sexual Exploitation and Abuse (SEA) en (seksuele) intimidatie op de werkvloer van internationale organisaties en ngo’s tekortschiet. Nederland heeft met het VK de discussie aangevoerd tijdens de Voorjaarsconferentie 2018 van de Wereldbank. In het voorjaar is ook een coalitie gesmeed van gelijkgezinde landen die samen negentig procent van de ODA-middelen wereldwijd beslaan, om de aanpak van SEA en (seksuele) intimidatie op de werkvloer structureel te versterken. Dit heeft geleid tot een versterkte internationale inzet en 22 toezeggingen , die tijdens de Safeguarding Conference in oktober 2018 in Londen zijn gepresenteerd. Minister Kaag hield daar ook een keynote speech voor vijfhonderd vertegenwoordigers van de ontwikkelings- en humanitaire sector. Het integriteitsbeleid van Nederlandse ngo’s is aangepast. Nederland heeft deze initiatieven concreet opvolging gegeven door te starten met implementatie van een beleid van zero tolerance for not acting: wanneer er ondanks preventieve maatregelen toch incidenten zijn, moeten ze gedegen worden aangepakt. Dit is geagendeerd bij de bestuursraden van de verschillende VN-organisaties en Internationaal Financiële Instellingen en in bilaterale gesprekken.

Private sector ontwikkeling

Het MASSIF-fonds heeft inclusieve financiering voor moeilijk bereikbare groepen zoals vluchtelingen, migranten, jongeren en vrouwen meegenomen in bijvoorbeeld het NASIRA-programma, dat met een EU-garantie van EUR 75 miljoen naar verwachting EUR 500 miljoen aan financiering beschikbaar kan stellen voor werkgelegenheid voor deze groepen.

Nederland werkte samen met andere landen, internationale organisaties, de private sector en het maatschappelijk middenveld om groei duurzaam en inclusief te maken. Zo is de SDG Partnerschapfaciliteit van start gegaan. Zonder de private sector gaat het niet lukken de investeringskloof van 2.500 miljard per jaar voor SDGs in ontwikkelingslanden (UNCTAD) te overbruggen, en honderden miljoenen banen te creëren. Daarom investeert Nederland in de private sector van lage- en middeninkomenslanden en betrekt Nederland waar mogelijk de (Nederlandse) private sector bij het oplossen van maatschappelijke uitdagingen in ontwikkelingslanden. Met UNCTAD is een nieuw meerjarig Strategisch Partnerschap aangegaan, gericht op duurzame investeringen en digitale handel, met daarin speciale aandacht voor vrouwen en jongeren. Nederland ondersteunde het Compact With Africa -initiatief, dat particuliere investeringen moet bevorderen in Sub-Sahara Afrika. In West-Afrika steunt Nederland intraregionale handel via het nieuwe West Africa Trade Facilitation Program. Het Infrastructure Development Fund is verhoogd met EUR 100 miljoen. Het katalyseren van private investeringen heeft een impuls gekregen door nieuwe kapitaalinjecties in de Public-Private Infrastructure Advisory Facility en de Private Infrastructure Development Group . Daarnaast is – met het oog op de grote behoefte van financiers aan goed gestructureerde, bankable projecten – besloten om bij te gaan dragen aan het Public-Private Partnerships Advisory Fund van de International Finance Corporation, onderdeel van de Wereldbankgroep.

Om de 2030 SDG-doelen dichterbij te brengen, moeten we op nieuwe manieren te werk gaan, innovatieve vormen van financiering inzetten en nieuwe (digitale) technologieën gebruiken en stimuleren. De SDG-agenda biedt kansen aan het bedrijfsleven om met innovatieve oplossingen voor de SDGs nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen. Daarom is in 2018 besloten tot een intensivering op innovatie. Zo is de bijdrage aan de internationale Small Business Innovation Research Programme (SBIR) pilot «Voedselzekerheid in Sub Sahara Afrika» opgewaardeerd met EUR 1 miljoen. Ook is gewerkt aan een nieuw op te richten Innovatiefonds, gericht op het stimuleren van innovaties door de private sector voor ontwikkelingsuitdagingen, in Nederland én in de focusregio’s. Het Innovatiefonds zal in de loop van 2019 operationeel zijn. In 2018 is eveneens een start gemaakt met het opstellen van een digitale agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (zoals gemeld in de BHOS-nota en in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie). Deze zal medio 2019 gereed zijn. Vooruitlopend op deze agenda is eind 2018 een aantal initiatieven op dit gebied gestart, zoals het programma IT4Development dat toepassing van nieuwe informatietechnologie in OS-activiteiten zal stimuleren. Daarnaast is samenwerking aangegaan met bijvoorbeeld de Belgische ontwikkelingssamenwerking en de Europese D4D-Coalition. De internationale samenwerking wordt in 2019 verder geïntensiveerd en verbreed.

Voor een optimale ondersteuning van het bedrijfsleven dat wil bijdragen aan de SDGs is de slagkracht van het financieringsinstrumentarium vergroot. Zo is verder gewerkt aan de vormgeving van de internationale kant van Invest-NL. Zoals aan de Kamer gemeld zal deze instelling internationale financieringsregelingen van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking combineren met activiteiten van FMO NL-Business. Daarnaast zullen de activiteiten van Atradius Dutch State Business worden aangesloten op deze instelling.

Via het Health Insurance Fund van PharmAccess is bijgedragen aan de ontwikkeling van een innovatief online platformvoor de financiering en levering van goede zorg in ontwikkelingslanden. De overheid van Lagos State, Nigeria, heeft dit platform in gebruik genomen om alle inwoners (23 miljoen) toegang te geven tot een ziektekostenverzekering. De inzet op agri-finance is verhoogd via uitbreiding van steun aan het One Acre Fund. In 2018 verstrekte dit fonds leningen aan meer dan 800.000 boeren.

Investeringen voor de SDGs zullen voor een groot deel ook uit publieke middelen van ontwikkelingslanden zelf moeten komen. Daarom is de inzet op technische assistentie ter versterking van fiscaal beleid en handhavingscapaciteit in ontwikkelingslanden versterkt. Met deze inzet geeft Nederland gehoor aan de oproep aan donorlanden tijdens de Financing for Development conferentie van 2015 om hun bestedingen aan technische assistentie binnen vijf jaar te verdubbelen.

Ketenverduurzaming en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

In 2018 werd de inzet op de verduurzaming van productie en handel in ontwikkelingslanden geïntensiveerd, met extra aandacht voor kinderarbeid, leefbaar loon en de palmoliesector. Met Nederlandse bedrijven en ngo’s werd gewerkt aan de aanpak van kinderarbeid via het Fonds Bestrijding Kinderarbeid en via de Coalitie Stop Kinderarbeid. Samen met de ILO werd gestart met het verbeteren van wetgeving en handhaving rondom kinderarbeid en met het ontwikkelen van leefbaar loon benchmarks. Op het gebied van palmolie werd een nieuw overheid-tot-overheid programma goedgekeurd gericht op de verduurzaming van palmolieproductie door kleine boeren in Indonesië, Maleisië, Ghana en Nigeria.

In lijn met het regeerakkoord werd het afsluiten en implementeren van IMVO-convenanten gefaciliteerd. Er werden nieuwe convenanten afgesloten met partijen in de voedingsmiddelensector, de verzekeringssector en de pensioensector. De kleding- en textielsector, bancaire sector, plantaardige eiwitten sector, houtsector, goudsector en steenkoolsector werkten aan de uitvoering van hun convenantafspraken. De lopende onderhandelingen over vier andere convenanten – natuursteen, sierteelt, land- en tuinbouw en metaal – vorderden gestaag en er waren veelbelovende gesprekken met de Nederlandse windenergiesector.

In de lopende convenanten werden de eerste resultaten zichtbaar. Deelnemende bedrijven kregen meer inzicht in de risico’s in hun internationale waardeketen en in de manier waarop zij hun invloed kunnen aanwenden om verbeteringen in productielanden te realiseren. De bewustwording over de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen groeide, door bijeenkomsten, workshops en trainingen die in alle convenanten plaatsvonden. Bij convenanten die langer lopen werden extra stappen gezet, zoals gesprekken met toeleveranciers over IMVO-risico’s, collectieve verbeterprojecten op het gebied van leefbaar loon en milieu en rapportages over mensenrechtenbeleid.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ontwikkelde een overkoepelend IMVO-uitvoeringsbeleid voor het bedrijfsleveninstrumentarium voor BHOS. IMVO was ook onderdeel van handelsmissies. Zo werd tijdens de handelsmissie naar Colombia aandacht besteed aan mensenrechten en het milieu.

Nederland organiseerde in Brussel de high-level conferentie «De SDGs en initiatieven voor duurzame waardeketens». Een Europese aanpak van IMVO is van belang om binnen Europa een gelijk speelveld te creëren en om de impact van IMVO-initiatieven te vergroten. Nederland was ook actief binnen de OESO, met onder meer presentaties van de Nederlandse aanpak tijdens het OESO Global Forum on Responsible Business Conduct en het OESO Forum on Responsible Mineral Supply Chains. Het Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen (NCP) behandelde een groeiend aantal meldingen. Eind 2018 had het NCP acht lopende meldingen in verschillende stadia van behandeling, waarvan vijf in 2018 ingediend, vergeleken met drie lopende meldingen eind 2017.

Het Nederlandse voorzitterschap van het Voluntary Principles Initiative (VPI) werd in 2018 succesvol afgerond. Het oprichten van een nieuw secretariaat en het organiseren van een veldbezoek naar Nigeria waren daarbinnen spraakmakende initiatieven.

Handelspolitiek, handels- en investeringsverdragen

In 2018 werd de handelspolitieke agenda in toenemende mate bepaald door frictie tussen de VS, China en de EU. Er vonden echter ook positieve handelspolitieke ontwikkeling plaats, bijvoorbeeld op het terrein van bilaterale handelsakkoorden. De Economic Partnership Agreement tussen de EU en Japan werd in december door het Europese en het Japanse parlement goedgekeurd. In oktober tekende de EU en Singapore een bilateraal handelsakkoord en een bilateraal investeringsbeschermingsakkoord. In juni startte de EU-onderhandelingen met Australië en Nieuw-Zeeland over bilaterale handelsakkoorden. In april bereikten de EU en Mexico een politiek akkoord over modernisering van de bilaterale Global Agreement. Het nationale goedkeuringsproces voor het handelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA) werd in 2018 gestart. Bedrijven werden gewezen op de voordelen van CETA en hoe zij daarvan optimaal gebruik kunnen maken.

Op het terrein van investeringen werden belangrijke stappen gezet. Na een internetconsultatie stelde het kabinet de nieuwe modeltekst voor Nederlandse bilaterale investeringsakkoorden vast en deelde deze met het parlement. De modeltekst zal als basis dienen voor de heronderhandeling van deze akkoorden. Binnen de EU bogen de lidstaten zich over het voorstel van de Europese Commissie voor een Europese investeringstoets.

In opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd er onderzoek gedaan naar het gebruik van handelsakkoorden door Nederlandse bedrijven, belemmeringen in het gebruik ervan, en informatievoorziening over deze akkoorden. Het onderzoek werd, vergezeld van een appreciatie, aan de Kamer gestuurd.

Op het gebied van duurzaamheid was Nederland een van de aanjagers van de discussie binnen de EU over effectieve implementatie van duurzaamheidshoofdstukken in handelsverdragen. Het kabinet verfijnde, na uitvoerige discussie en consultaties met het maatschappelijk middenveld, zijn inzet ten aanzien van de implementatie van duurzaamheidshoofdstukken.

De SDGs dienden als leidraad voor een groter accent op gender binnen het handelsbeleid. Nederland organiseerde, samen met de Wereldbank en WTO, een internationale conferentie over «handel en gender». De conferentie richtte zich op de invloed van handelsbeleid op de positie van vrouwen en mannen als ondernemer, werknemer en consument, en de manieren waarop de positie van vrouwen verbeterd kan worden.

Voor een verantwoorde export van strategische goederen was de herziening van de EU dual use-verordening van belang. De verordening moet worden gemoderniseerd en versterkt. Nederland verleende actieve steun aan de voorzitter van de Raad om voor eind 2018 tot een Raadspositie te komen. Helaas bleek de Raad te verdeeld om onder het Oostenrijkse voorzitterschap tot een standpunt te komen.

De herziene anti-folterverordening werd nationaal geïmplementeerd in wetgeving en de vergunningenpraktijk. De wetgeving reguleert internationale handel in goederen die gebruikt kunnen worden voor marteling of uitvoering van de doodstraf. De herziening was op Europees niveau afgerond onder het Nederlandse EU-voorzitterschap in 2016.

Succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland

Nederland staat in het Competitiveness Report van het World Economic Forum op de 6e plaats en is volgens de Global Innovation Index de tweede innovatieve economie ter wereld. Om deze sterke basis vast te houden en erop voort te bouwen heeft het kabinet ook in 2018 gewerkt aan effectieve economische dienstverlening, toegang tot financiering voor bedrijven, toegang tot nabije en groeimarkten en intensievere publiek-private samenwerking.

Op 5 oktober jl. is de Handelsagenda aan de Kamer toegestuurd. De uitvoering van beleid en resultaatmeting staan in deze actiegerichte brief centraal met als belangrijk uitgangspunt het internationale kader van de Sustainable Development Goals en de bijdrage van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen aan het realiseren van deze doelstellingen.

Economische missies

In 2018 hebben op kabinetsniveau 11 uitgaande economische missies plaatsgevonden, waarin grote en kleine ondernemingen, kennisinstellingen, en vertegenwoordigers van publiek-private organisaties, veelal in samenwerking met VNO-NCW, gezamenlijk economische kansen hebben benut. Onder leiding van de Minister voor BHOS zijn de economische componenten georganiseerd van de inkomende officiële bezoeken van Panama, Mexico en China en bij de staatsbezoeken van Singapore en Kaapverdië. Ten slotte werden ook verschillende, niet op ministerieel niveau geleide, economische missies georganiseerd naar opkomende- of ontwikkelde markten. De participatie van vrouwelijke ondernemers is stabiel gebleven in 2018 (gemiddelde deelname rond de 20%). Twee keer per jaar wordt aan de Tweede Kamer over de economische missies gerapporteerd, zoals rapportage over eerste helft 2018.

DTIF

Via het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) hebben Nederlandse bedrijven financiering kunnen aantrekken voor investeringen in o.a. een ledverlichtingproject in Maleisië en een houtverwerkingsinstallatie in Oekraïne. Ook zijn er exportkredieten verstrekt voor de levering van (medische) apparatuur aan een buitenlandse afnemer in Ecuador en Turkije.

Publiek-private samenwerking

Ter versterking van het publiek-private dienstverlenende netwerk is voor vijf jaar (2017–2021) EUR 10 miljoen beschikbaar gesteld. Met deze middelen zijn drie organisaties opgericht en in 2018 officieel van start gegaan: de publieke krachtenbundelaar Trade and Innovate NL (TINL), de publiek-private Werkplaats en de private krachtenbundelaar NLinBusiness (NLIB). Ook heeft het eerste Internationaal Strategisch Overleg (ISO NL) plaatsgevonden.

De inzet vanuit TINL richt zich op de VS, China, Duitsland en het thema Smart Cities en zorgt voor een groter bereik onder het MKB en een effectievere inzet van capaciteit en middelen. Dit kwam naar voren in de samenwerking tussen het publieke Rotterdam Partners, Amsterdam in Business en Brainport Eindhoven in de voorbereiding van de Smart City New York-missie. Verder is een inventarisatie gemaakt van activiteiten van verschillende publieke actoren op China, zodat onderling aansluiting kan worden gevonden en overlap wordt vermeden.

NLinBusiness identificeert, informeert en deelt kennis met (nog niet) exporterend MKB, betrekt en bereidt bedrijven voor economische missies voor en volgt deze op. Op deze manier zorgt zij dat leads nog vaker leiden tot contracten. In 2018 is NLIB begonnen met het opzetten van haar organisatie in de zes pilot steden: Warschau, Pearl River Delta, München, Ho Chi Minh City, Mexico City en Dubai. Ook is een digitaal platform in ontwikkeling om ondernemers optimaal te verbinden.

De Werkplaats ondersteunt en ontwikkelt consortia van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen rondom grote en complexe projecten. In 2018 zijn acht projecten opgezet, zoals High Tech Farming in China en primaire gezondheidszorg in Kenia. Vereiste is dat projecten oplossingen bieden voor mondiale maatschappelijke uitdagingen en gekoppeld zijn aan SDGs.

Startups

Startups en scale-ups zijn van belang voor innovatie en productiviteitsgroei in de Nederlandse economie. In 2018 stond Nederland op de 2e plek van de Global Innovation Index en op plek 19 van de Genome World Ranking (het Global Startup Ecosystem Report). Afgelopen jaar zijn er prioritaire- en oriëntatiehubs aangewezen ter intensivering van samenwerking en zijn op de prioritaire hubs (Londen, Berlijn, Parijs, New York/Boston, San Francisco/LA, Singapore) Startup Liaison Officers aangewezen. In 2018 hebben we Nederlandse missies aan internationale startupbeurzen gefaciliteerd.

Rapportage over resultaten: indicatoren en streefwaarden

Zoals vermeld in de leeswijzer is uitvoering gegeven aan motie-Smaling c.s., waarbij doelen en resultaten nog inzichtelijker worden gepresenteerd. In de begroting voor 2018 zijn voor de tweede keer 15 indicatoren en streefwaarden opgenomen. De gerapporteerde waarden in dit jaarverslag vormen de referentiewaarde voor de realisaties in de komende jaren (zie Kamerbrief). Uit de tabel blijkt dat voor 8 van de 15 indicatoren het gerealiseerde resultaat boven de streefwaarde ligt. Voor 6 indicatoren ligt de realisatie onder de streefwaarde. Vorig verslagjaar was deze verhouding 11 indicatoren boven de streefwaarden en 3 eronder. Er is 1 indicator zonder streefwaarde, maar daarvan kan wel worden vastgesteld dat de realisatie op een aanzienlijk hoger niveau ligt dan het vorige verslagjaar. Voor 3 indicatoren geldt dat de realisatie voor het tweede jaar onder de streefwaarde ligt: (1) aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen; (2) aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt; (3) aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden.

Uit analyse blijkt dat een oorzaak voor een (ruim) hogere realisatie gevonden kan worden in het hoger dan verwachte aantal programma’s dat aan het einde van zijn levensduur is. Vaak geldt dat in de eindfase van programma’s de meeste resultaten worden geboekt, omdat de vruchten pas enige tijd na de investering geplukt kunnen worden. Tevens droegen grote multilaterale programma’s meer bij dan ingeschat aan de resultaten op sommige indicatoren. Aan de andere kant heeft de afronding van een aantal van dit soort grotere programma’s ook tot lagere realisaties geleid bij andere indicatoren.

Externe factoren zoals politieke en marktontwikkelingen, nationaal beleid of gevolgen van natuur en klimaat kunnen ook invloed hebben, zowel positief als negatief. Belangrijke (andere) oorzaken voor lagere realisaties is dat sommige programma’s trager tot resultaten leiden dan verwacht bijv. vanwege capaciteitsgebrek, logistieke problemen bij het bereiken van mensen of het op internationaal niveau achterblijven van de benodigde inspanningen. Soms kan methodologisch niet altijd het daadwerkelijk aantal bereikte mensen worden vastgesteld, omdat data ontbreken of niet betrouwbaar blijken te zijn.

Samengevat vindt Ontwikkelingssamenwerking in een complexe, onvoorspelbare en dus niet altijd beheersbare omgeving plaats. Manieren om realisaties dichter bij streefwaardes te brengen zijn: betere methodes voor meting en schatting; opschaling van activiteiten, o.a. in de focusregio’s; andere financieringsvormen, zoals Results Based Financing; voeren van internationale dialoog; en eventueel het bijstellen van de streefwaarden na 2020. Aan deze punten zal in de komende begrotingen aandacht worden besteed. Tevens moeten de resultaten op deze indicatoren worden bezien in het bredere verband van de Theories of Change en de resultatenrapportage (online resultatenrapportage via www.osresultaten.nl), zie ook leeswijzer.

In lijn met de BHOS-begroting 2018 en de toezegging van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het wetgevingsoverleg over het BHOS-jaarverslag 2017 d.d. 20 juni 2018, zijn twee nieuwe begrotingsindicatoren ontwikkeld voor opvang en bescherming in de regio. De indicatoren richten zich op onderwijs en werkgelegenheid en zijn opgenomen in de BHOS-begroting 2019. Ook is een Theory of Change ontwikkeld en gepubliceerd ten behoeve van adequate verantwoording. Ook zijn er nieuwe indicatoren ontwikkeld voor Buitenlandse Handel welke zijn gepresenteerd in de handelsagenda op 5 oktober 2018. Deze indicatoren zijn gericht op internationaal ondernemen en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Onderstaande tabel geeft de behaalde resultaten weer en zet deze af tegen de streefwaarden. De nieuwe indicatoren voor opvang in de regio en handel zijn hierin voor de volledigheid opgenomen. Omdat voor deze indicatoren nog geen rapportageverlichting is en de meeste data niet beschikbaar zijn voor dit verslagjaar, is het aantal kengetallen beperkt. In bijlage 3 zijn een nadere toelichting en analyse per indicator opgenomen, waaronder ook eerste analyses voor de nieuwe indicatoren op basis van de (beperkte) beschikbare gegevens.

Tabel: indicatoren en streefwaarden 20181

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Realisatie2 2018

Streefwaarde 20183

Realisatie 20184

Cumulatief

Streefwaarde 20205

SDG

Private sector ontwikkeling (PSD)

Artikel 1

Bedrijfsontwikkeling

Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

255.000

2017: 217.000

220.000

N.v.t.

180.000

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

8.800

2017: 5.576

3.000

N.v.t.

2.500

Voedsel-zekerheid

Artikel 2

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding

Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

11.400.000

2017: 15.500.000

18.000.000

N.v.t.

20.000.000

SDG 2

Einde maken aan honger

Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector

Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

1.200.000

2017: 1.950.000

4.000.000

N.v.t.

5.500.000

Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen

Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

635.000

2017: 370.000

3.000.000

N.v.t.

5.000.000

Water

Artikel 2

Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne6

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

2.200.000

2017: 2.504.187

2016: 1.330.000

1.600.000

6.000.000

8.000.000, cumulatief

(30.000.000, cumulatief in 2030)

SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water

Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

3.600.000

2017: 2.440.175

2016: 1.270.000

2.300.000

7.300.000

12.000.000, cumulatief

(50.000.000, cumulatief in 2030)

Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s

Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

2.400.000

2017: 10.200.000

2016: 3.110.000

3.000.000

15.700.000

20.000.000, cumulatief

Klimaat

Artikel 2

Hernieuwbare energie

Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

2.600.000

2017: 2.700.000

2016: 1.900.000

2.500.000

7.200.000

11.500.000, cumulatief

(50 miljoen, cumulatief in 2030)

SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie

Vrouwenrechten en gender-gelijkheid

Artikel 3

Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid

Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (outcome)

150

2017: 103

200

N.v.t.

500

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties

Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid (output)

820

2017: 113

200, cumulatief

805

350, cumulatief

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV

Artikel 3

Toegang tot family planning

Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

2.499.288, cumulatief

2017: 2.420.560, cumulatief

2016: 1.800.000, cumulatief

4.000.000 extra vrouwen en meisjes, cumulatief

(ten opzichte van het basisjaar 2012)

2.499.288

6.000.000 extra vrouwen en meisjes, cumulatief

(ten opzichte van het basisjaar 2012)

SDG 3 Goede gezondheid en welzijn

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

Rechten

Tevredenheid van de SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

53%

2017: 34,7%

n.v.t.

 

Tevredenheid (minimale score 4 op 1–5 schaal) in 80% van de focus landen

Veiligheid & Rechtsorde

Artikel 4

Rechtstaat ontwikkeling

Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten

136.912, waarvan 42.939 vrouwen (32%)

2017: 147.000, waarvan 56.000 vrouwen (38%)

2016: 22.607, waarvan 5.578 vrouwen (25%)

In 6 fragiele of post-conflict landen 100.000, waarvan minstens de helft vrouwen7

305.639, waarvan 104.517 vrouwen (34%)

In 6 fragiele of post-conflict landen 200.000, waarvan minstens de helft vrouwen, cumulatief

SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving

 

Menselijke Veiligheid

Aantal m2 land dat is ontmijnd

15.185.086

2017: 18.000.000

7.000.000

 

24.000.000

SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving

 

Opvang en bescherming in de regio

Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en trainingen volgt

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

SDG 4 Kwaliteitsonderwijs

   

Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

X Noot
1

De gerapporteerde resultaten zijn gedeeltelijk behaald in 2018 en voor het overige voornamelijk in 2017. Zie voor toelichting de Leeswijzer.

X Noot
2

Realisaties in deze kolom zijn per jaar (2018) met uitzondering van de indicator voor Familyplanning die alleen cumulatief wordt gemeten. Tevens zijn cursief de referentiewaarden toegevoegd van 2017 en de eerste rapportage over 2016, het eerste jaar waarin de indicatoren zijn toegepast.

X Noot
3

Streefwaarden in deze kolom zijn per jaar (2018) met uitzondering van de indicator voor Familyplanning die alleen cumulatief wordt gemeten.

X Noot
4

In deze kolom zijn waar van toepassing de cumulatieve realisaties opgenomen van 2016 t/m 2018 (2016 is het eerste jaar van de implementatie van de SDGs), met uitzondering van de indicator voor Familyplanning die vanaf 2012 wordt gemeten en die van maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid die vanaf 2017 wordt gemeten.

X Noot
5

Streefwaarden in deze kolom zijn per jaar (2020). Voor indicatoren waar cumulatieve waarden worden gemeten is dit vermeld.

X Noot
6

In de memorie van toelichting 2018 zijn de streefwaarden voor drinkwater en sanitaire voorzieningen abusievelijk verwisseld. De juiste streefwaarden voor toegang tot een verbeterde waterbron is 1.600.000 en voor toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen is 2.300.000.

X Noot
7

Voor 2018 is de streefwaarde voor toegang tot rechtspraak aangepast van 50.000 naar 100.000.

Indicatoren Buitenlandse Handel, toegevoegd na verschijnen van begroting 2018.

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Realisatie 2018

Streefwaarde 2018

Realisatie 2018

Cumulatief

Streefwaarde 2020

SDG

Buitenlandse handel

Artikel 1

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven

Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten

30%

Voor 2018 n.v.t.

n.v.t.

Streefwaarde 90% in 2023

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei, SDG 12 Duurzame consumptie en productie

Bevorderen van internationaal ondernemerschap

Het aantal door RVO voor internationalisering ondersteunde ondernemingen, dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt

216 van 871

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei, SDG 9 Innovatie en duurzame infrastructuur

De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven

EUR 247,1 miljoen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Realisatie Beleidsdoorlichtingen – Begrotingshoofdstuk XVII – Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
 

Begrotingsartikel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Geheel artikel1

Behandeling in Tweede Kamer2

1

Duurzame handel en investeringen

             

nee

n.v.t.

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen3

                 

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid3

                 

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

   

         

4; 33 625-96; 33 625-231

1.4

Dutch Good Growth Fund

                 

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

             

nee

 

2.1

Toename van voedselzekerheid

           

 

4; 34 124-15

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitaire voorzieningen

         

 

4; 31 271-5/9 (2012) 4; 34 124-16 (2018)

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

     

       

4/5; 33 625-191

3

Sociale vooruitgang

             

nee

 

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

 

           

4; 33 625-92; 31 271-12

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

     

       

4/5; 33 625-211/225

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

         

   

34 124-11;

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

                 

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

             

nee

 

4.1

Humanitaire hulp

     

       

4/5; 32 605-206; 31 271-21

4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties4

         

   

31 516-20

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

 

 

X5

       

Fragiele Staten: 4; 33 625-92; 31 787-9;

LA beleid: 3; 29 653-15

4.4

Noodhulpfonds

                 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

             

nee

 

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

           

 

4; 31 271-29

5.2

Overig armoedebeleid

             

4; 31 271-6/9

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

                 
X Noot
1

Tot 2018 was het bij BZ en BHOS gebruikelijk om beleidsdoorlichtingen niet over het gehele beleidsartikel uit te voeren maar één niveau lager, namelijk van beleidsdoelstellingen. Met ingang van 2019 worden beleidsdoorlichtingen van het gehele beleidsartikel geprogrammeerd.

X Noot
2

Codering is: 1. voor kennisgeving aangenomen; 2. schriftelijk overleg of schriftelijke vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen; 3. schriftelijk overleg of schriftelijke vragen en beantwoording in overleg; 4. betrokken bij overleg (in AO/wetgevingsoverleg/ notaoverleg); 5. technische briefing; 6. nog in behandeling. Vervolgnummer betreft het kamerstuk (bv. 31 271-4)

X Noot
3

Deze beleidsdoelstellingen zijn toegevoegd n.a.v. de toevoeging van de DGBEB aan BZ.

X Noot
4

Deze beleidsdoelstelling is sinds 2015 opgenomen in de begroting van het Ministerie van Defensie.

X Noot
5

De beleidsdoorlichting Goed Bestuur is stopgezet. Onderdelen zijn al elders meegenomen of worden elders ondergebracht. Zie hiervoor de brief aan de TK over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen verstuurd op 18 augustus 2016 (Kamerstuk 34 124–8).

Overzicht van risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen in duizenden euro's)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garantie ultimo 2017

Verleende garanties in 2018

Vervallen garanties in 2018

Uitstaande garantie ultimo 2018

Jaarlijks plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie FOM

49.597

0

24.837

24.760

 

24.760

44.449

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DTIF

5.791

3.620

1.187

8.224

 

140.000

9.801

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DRIVE

0

0

0

0

55.000

 

12.500

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DGGF

51.020

53.427

23.855

80.592

 

675.000

46.472

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties IS-NIO

154.770

0

16.767

138.003

 

138.003

 

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties IS-Raad van Europa1

176.743

 

0

176.743

 

176.743

 

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties African Development Bank (AfDB)

642.728

 

5.3122

637.416

 

637.416

 

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties Asian Development Bank (AsDB)

1.251.588

 

10.3442

1.241.244

 

1.241.244

 

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties Inter-American Development Bank (IDB)

286.563

 

9.7692

276.794

 

276.794

 
 

TOTAAL

2.618.800

57.047

92.071

2.583.776

55.000

3.309.960

113.222

X Noot
1

Met ingang van de begroting 2020 worden deze garanties opgenomen in hoofdstuk V (Buitenlandse Zaken).

X Noot
2

Vervallen in verband met koersinvloeden USD en SDR.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen in duizenden euro's)

Uitgaven en ontvangsten (bedragen in duizenden euro's)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Saldo 2017

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Saldo 2018

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2018 en 2017

1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie FOM

1.589

412

– 1.177

0

426

426

– 751

1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DTIF

0

36

36

3.654

920

– 2.734

2.698

1.3 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DRIVE

0

0

0

0

0

0

0

1.40 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DGGF

5.569

1.468

– 4.101

1.857

1.355

– 502

– 4.603

5.2 (uitgaven) en 5.20 (ontvangsten)

Garanties IS-NIO

10

0

– 10

0

2.520

2.520

2.510

 

TOTAAL

7.168

1.916

– 5.252

5.511

5.221

– 290

– 146

Toelichting op overzicht risicoregelingen

DGGF

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit drie onderdelen. Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken. Voor onderdeel 2 houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS beperkt is. Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2019. In 2018 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 0,5 miljoen afgenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 1,355 miljoen en een onttrekking van EUR 1,857 miljoen. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2018 op EUR 46,472 miljoen. Voor het DGGF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DGGF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 675 miljoen. De hoogte van het garantieplafond zal in de beleidsevaluatie DGGF in 2020 geëvalueerd worden.

FOM

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2015 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium.

Opdat – op basis van additionaliteit van de overheid – optimaal ingespeeld wordt op veranderende marktomstandigheden, financieringsbehoeftes, en maatwerk en flexibiliteit wordt geboden. De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) zijn afgebouwd. De karakteristieken van deze regelingen zijn gecombineerd in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) met als doel meer maatwerk te kunnen bieden, alsmede een meer homogene bediening aan het NL-bedrijfsleven, waardoor de doelgroep beter kan worden bereikt. De middelen die vrijkomen uit de bestaande begrotingsreserves voor de FOM en de FIB worden ingezet voor DTIF. Er is EUR 0,426 miljoen aan premies ontvangen. In 2018 is EUR 0 uit de begrotingsreserve FOM ingezet voor het DTIF. De begrotingsreserve FOM komt daarmee per 31 december 2018 op EUR 44,449 miljoen. In 2018 is EUR 0 uitbetaald aan schades. Omdat er geen nieuwe garanties meer worden verleend onder het FOM, is het plafond verlaagd naar EUR 24,760 miljoen. Dit is overeenkomstig het totaal aan uitstaande garanties.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit twee onderdelen. Binnen beide onderdelen is het mogelijk om garanties te verstrekken. Binnen onderdeel twee worden garanties verstrekt in de vorm van wisselfinancieringen. Door het verstrekken van garanties kan het DTIF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor beide onderdelen van het DTIF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen van het DTIF zijn vastgesteld. Er is besloten een initiële storting van EUR 5 miljoen in de begrotingsreserve te doen bij de start van het DTIF ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en wisselfinancieringen.

Per saldo is in 2018 voor EUR 2,433 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt.

In 2018 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 2,734 miljoen afgenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 0,920 miljoen en een onttrekking van EUR 3,654 miljoen. Op basis van de verwachting voor 2019 is geen storting verricht. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2018 op EUR 9,801 miljoen.

Voor het DTIF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DTIF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 140 miljoen.

DRIVE

Met DRIVE faciliteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of à fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Ook kunnen garanties worden verstrekt en is er aanvullende Exportkredietverzekering (EKV) beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Er is besloten een initiële storting van EUR 12,5 miljoen in de begrotingsreserve te doen, bij start van DRIVE ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen. Er zijn in 2018 geen garanties verstrekt vanuit DRIVE. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2018 op EUR 12,5 miljoen.

IS-NIO

De afname van de garanties met betrekking tot de NIO is te verklaren door de afname van de leningenportefeuille van de NIO, en daardoor de garantiestelling van BHOS. De debiteurenlanden betalen hun aflossingen en rentenota’s en daardoor neemt de som waarover risico wordt gelopen af.

IS-Raad van Europa

Geen mutaties.

Regionale ontwikkelingsbanken

De verleende garanties zijn voor een bedrag van EUR 25,4 miljoen gedaald als gevolg van herwaardering van vreemde valuta. Een gedetailleerde toelichting is opgenomen in de saldibalans bij de garantieverplichtingen.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Duurzame handel en investeringen

A: Algemene doelstelling

Doel is om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. Daarbij is er aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en de bevordering van de private sector en de randvoorwaarden voor duurzaam en inclusieve groei in ontwikkelingslanden.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en het realiseren van een goede bijdrage van het Nederlandse bedrijfsleven aan duurzame economische ontwikkeling elders in de wereld vraagt een kabinetsbrede inspanning. In het bijzonder werkt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij samen met de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands en lokaal bedrijfsleven, marktfacilitatie en markttoegang. Uitgangspunten hierbij zijn het opheffen van marktfalen en het creëren van een gelijk speelveld.

  • Het financieren van diverse programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap ten behoeve van duurzame en inclusieve groei in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd, onder andere via het Dutch Good Growth Fund.

Stimuleren

  • Het stimuleren van een actief voorlichtingsbeleid over de OESO-richtlijnen via onder andere het Nationale Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) en MVO Nederland.

  • Het faciliteren en ondersteunen van (Nederlandse) bedrijven met specifieke aandacht voor MKB, om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van financiering, informatie en advies.

  • Het bevorderen van clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

  • Het benadrukken van de kansen die internationaal ondernemen biedt en bedrijven daartoe activeren en actief ondersteunen, met speciale aandacht voor het MKB.

  • Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU-markttoegangsstrategie.

  • Het stimuleren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse investeerders ten behoeve van verdere internationalisering van de Nederlandse economie.

  • Het stimuleren van toegang van lokale MKB-bedrijven tot (regionale) markten met oog voor duurzame ketenontwikkeling en handelspolitiek en -facilitatie.

  • Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes.

  • Het stimuleren van goede fysieke infrastructuur en logistiek die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat.

  • Het stimuleren van een inclusieve ontwikkelingsagenda door ontwikkeling van verzekeringsinstrumenten en uitbreiding van financiële dienstverlening aan de MKB-sector.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking en inclusief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het stimuleren dat de EU haar impact assessments herziet door (niet-hulp) beleid ex ante te screenen op mogelijke gevolgen voor derde landen.

Regisseren

  • Het met oog voor de Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden, investeringsbeschermingsovereenkomsten en de Europese markttoegangstrategie.

  • Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en OESO.

  • Het bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen.

  • Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda.

  • Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

  • Het actief inzetten op het door de EU uitonderhandelen en de totstandkoming van een aantal ontwikkelingsvriendelijke, asymmetrische Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met verschillende regio’s in Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan (ACS).

  • Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid.

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met aandacht voor IMVO, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch prioritaire landen.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder ander via het Dutch Trade and Investment Board (DTIB).1

  • Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken.

  • Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid en dit verbinden aan het economisch-diplomatieke werk.

  • Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën ten einde de Nederlandse export van kapitaalgoederen en dienstentransacties te faciliteren.

  • Het versterken van de Nederlandse positie in mondiale waardeketens om export en investeringen optimaal te laten bijdragen aan het Nederland verdienvermogen.

  • Het in onderlinge samenhang inzetten van centrale en decentrale programma’s ter versterking van de randvoorwaarden voor duurzame en inclusieve groei en private sectorontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

  • Het invulling geven aan beleidscoherentie voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking door bij beleid vooraf en achteraf te letten op de effecten op ontwikkelingslanden.

  • Het bereiken van maximale synergie tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, mede door inzet van het Dutch Good Growth Fund.

  • In de partnerlanden zal Nederland binnen de speerpunten voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheidszorg (alsook vrouwenrechten en gendergelijkheid) en veiligheid en rechtsorde (met name in fragiele staten) inzetten op ontwikkeling en zoveel mogelijk samenwerking zoeken met de private sector en maatschappelijke organisaties.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van bedrijven, onder andere over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben.

  • Het uitvoeren van de controle op de export van strategische goederen met oog voor sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië groep, de Nuclear Suppliers Group, de Organisation for the prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime.

  • Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sector ontwikkeling, inclusief het Dutch Good Growth Fund, en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.

  • Het in dit verband realiseren van een efficiënte dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven (EénLoket).

C: Beleidsconclusies

Om de toegankelijkheid voor ondernemers te vergroten is een aantal wijzigingen doorgevoerd in het DGGF, waaronder de verbreding van de doelgroep (betere toegang voor sociale ondernemers, starters en importeurs uit ontwikkelingslanden) en het aanbieden van nieuwe financieringsvormen (bieden van werkkapitaal en financiering in de keten). Ook is voorzien in ruimere inzet van technische assistentie en het faciliteren van grotere exporttransacties. Voor deze aanpassingen is ook het toetsingskader voor het DGGF aangepast.

Er is steeds meer bekend over wat werkt en wat niet in beleid en interventies gericht op jeugdwerkgelegenheid. Zo heeft de studie Challenge Fund Youth Employment van PwC in opdracht van het Ministerie laten zien dat (te) eenzijdige inzet op skills geen oplossing biedt. Een integrale aanpak is nodig, met maatregelen gericht op de aanbodkant (onderwijs, werk-relevante vaardigheden), vraagkant (baancreatie) en betere aansluiting van vraag en aanbod.

Nederland ondersteunde de sociale dialoog in textiel producerende landen om een breder bewustzijn te creëren van het belang van leefbaar loon. Daarnaast zijn ruim 300.000 fabrieksarbeiders met verbeterde arbeidsomstandigheden via ILO Better Work toe te rekenen aan de Nederlandse bijdrage.

Met de ondertekening van drie nieuwe IMVO-convenanten (de voedingsmiddelensector, verzekeringssector en pensioensector) werd de nadruk verder gelegd op de uitvoering van convenantafspraken. Het tot stand brengen van convenanten blijkt vaak meer tijd te kosten dan oorspronkelijk voorzien, omdat het een multi-stakeholder proces betreft dat zich moeilijk laat plannen.

Door de operationalisering van NL International Business, Trade & Innovate NL en de Werkplaats werd uitvoering gegeven aan meer onderlinge samenwerking door de verschillende publieke en private spelers die actief zijn op internationale markten. Hiermee werd meer samenhang gecreëerd bij de positionering van Nederlandse kennis en expertise in het buitenland.

Voor het instrument Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is in 2018 voor het eerst de beoogde prognose gerealiseerd. De naamsbekendheid van het DTIF is toegenomen. Hierdoor zijn er meer financieringsaanvragen binnengekomen die tot concrete financieringen en verzekeringen hebben geleid.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Duurzame handel en investeringen (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Verschil 2018

Verplichtingen

756.071

631.834

387.733

273.373

614.842

354.944

259.898

 

waarvan garantieverplichtingen

   

14.982

27.644

7.168

70.000

– 62.832

                   

Uitgaven

             
                 

Programma-uitgaven totaal

391.412

390.662

460.226

471.994

537.160

508.830

28.330

                   

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

9.707

12.780

14.305

14.771

24.258

19.113

5.145

                   
 

Subsidies

             
   

Beleidsondersteuning internationaal economisch beleid (non-ODA)

     

2.613

0

0

0

   

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

   

2.059

 

0

1.500

– 1.500

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

   

2.950

3.240

4.946

9.758

– 4.812

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (non-ODA)

       

2.278

0

2.278

   

Contributies internationaal ondernemen (non-ODA)

       

48

0

48

                   
 

Opdrachten

             
   

Beleidsondersteuning internationaal economisch beleid (non-ODA)

     

1.754

0

2.185

– 2.185

   

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

 

3.083

1.554

       
   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

     

986

2.221

0

2.221

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (non-ODA)

       

1.979

0

1.979

                   
 

Bijdrage (inter)nationale organisaties

             
   

Contributies internationaal ondernemen (non-ODA)

 

5.506

5.682

5.817

5.542

5.670

– 128

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

 

4.191

2.059

361

7.244

0

7.244

                   

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid

59.446

48.837

58.139

73.633

87.598

84.031

3.567

                   
 

Subsidies

             
   

Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen (non-ODA)

 

3.881

5.688

3.704

5.267

5.800

– 533

   

Partners for International Business (PIB) (non-ODA)

 

410

5.647

1.756

3.560

5.705

– 2.145

   

Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI) (non-ODA)

 

4.889

2.889

1.528

4.126

3.500

626

 

Fonds opkomende markten

 

3.520

383

1.589

0

0

0

   

Versterking concurrentiepositie Nederland

     

2.700

674

9.195

– 8.521

   

Versterking economische functie

     

1.140

0

527

– 527

   

Aanvullende opdrachten

     

610

0

2.400

– 2.400

   

Overige (non-ODA)

     

2.215

6.814

1.000

5.814

   

Invest NL

       

3.200

0

3.200

   

Transitiefaciliteit

   

1.351

245

0

0

0

   

Overig Programmatische Aanpak (non-ODA)

 

817

279

 

0

0

0

   

PSO/2g @there (non-ODA)

 

791

   

0

0

0

                   
 

Leningen

             
   

Dutch Trade and Investment Fund (non-ODA)

   

5.452

12.941

14.017

19.771

– 5.754

   

Trustfund IBRD

   

1.000

 

0

0

0

   

Overig

   

1.206

 

0

1.133

– 1.133

                   
 

Garanties

             
   

Dutch Trade and Investment Fund (non-ODA)

       

3.528

0

3.528

                   
 

Opdrachten

             
   

Aanvullende opdrachten

       

4.576

0

4.576

   

Invest NL

       

0

0

0

   

Wereldtentoonstelling Dubaï

       

0

1.000

– 1.000

   

GES

       

1.087

0

1.087

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (non-ODA)

 

27.146

28.892

39.854

35.349

28.600

6.749

   

Versterking economische functie (NBSO's via RVO) (non-ODA)

 

6.274

5.352

5.351

5.400

5.400

0

                   

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

240.420

237.012

314.331

339.961

367.454

292.186

75.268

                   
 

Subsidies

             
   

Transitiefaciliteit

 

2.135

2.931

234

0

0

0

   

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

 

44.526

59.804

58.343

32.672

45.696

– 13.024

   

Wet en regelgeving

 

5.579

2.453

3.027

1.176

5.000

– 3.824

   

Financiële sectorontwikkeling

 

36.639

7.065

23.412

41.297

15.000

26.297

   

Versterking privaat ondernemerschap

 

54.083

60.983

57.352

61.000

53.000

8.000

   

Infrastructuurontwikkeling

 

33.288

44.763

43.832

15.247

90.050

– 74.803

   

Bedrijfsmatige technische bijstand

     

628

252

0

252

   

Samewerking bedrijfsleven en PPP's

 

5.849

9.859

3.386

518

8.500

– 7.982

   

Versterking privaat ondernemerschap non-ODA

 

6.382

2.313

 

0

1.700

– 1.700

   

Technische assistentie DGGF

 

8.000

10.809

3.452

3.714

7.700

– 3.986

   

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

     

5.376

4.190

0

4.190

   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

403

0

0

0

   

(jeugd)Werkgelegenheid

       

11.219

0

11.219

                   
 

Leningen

             
   

Infrastructuurontwikkeling

       

26.400

0

26.400

                   
 

Opdrachten

             
   

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

       

2.691

0

2.691

   

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

       

11.908

0

11.908

   

Wet en regelgeving

       

886

0

886

   

Infrastructuurontwikkeling

       

6.515

0

6.515

   

Bedrijfsmatige technische bijstand

       

135

0

135

   

Technische assistentie DGGF

       

5.866

0

5.866

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

 

15.404

42.838

40.959

29.387

36.000

– 6.613

   

Infrastructuurontwikkeling

     

15.580

29.065

0

29.065

   

Technische assistentie DGGF

     

5.246

0

0

0

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

International Labour Organisation

 

5.213

5.721

5.128

4.943

5.700

– 757

   

Partnershipprogramma's ILO

 

4.883

5.527

5.524

5.000

5.500

– 500

   

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

 

13.284

12.411

8.469

7.585

16.840

– 9.255

   

Infrastructuurontwikkeling

   

45.421

24.832

14.787

0

14.787

   

Bedrijfsmatige technische bijstand

 

1.748

1.433

5

6

1.500

– 1.494

   

(jeugd)Werkgelegenheid

       

4.399

0

4.399

   

Innovatie

       

0

0

0

   

Transitiefaciliteit

     

185

59

0

59

   

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

     

4.755

17.990

0

17.990

   

Wet en regelgeving

     

2.782

3.342

0

3.342

   

Financiële sectorontwikkeling

     

26.801

25.205

0

25.205

   

Samenwerking bedrijfsleven en PPP's

     

250

0

0

0

                   

1.4

Dutch Good Growth Fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB en bij uitzondering en onder condities grootbedrijf

81.839

92.033

73.451

43.629

57.850

113.500

– 55.650

                   
 

Subsidies

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

     

3.147

26.847

31.246

– 4.399

 

Leningen

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

       

28.000

61.944

– 33.944

                   
 

Garanties

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

     

5.569

1.858

20.310

– 18.452

                   
 

Opdrachten

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

     

34.913

1.145

0

1.145

                   

Ontvangsten

5.132

11.052

80.289

14.942

11.447

4.119

7.328

                   

1.10

Ontvangsten duurzame handel en investeringen

5.132

9.182

78.815

9.431

9.447

3.619

5.828

                   

1.40

Ontvangsten DGGF

 

1.870

1.474

5.511

2.000

500

1.500

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Een verhoging van de verplichtingen van EUR 96 miljoen in 2018 is vermeld in de eerste suppletoire begroting. Het betreft IMVO-convenanten, het Fonds Verantwoord Ondernemen, Invest-NL, en nieuwe activiteiten op het gebied van innovatie (EUR 5 miljoen), werkgelegenheid (EUR 30 miljoen) en DGGF (EUR 29,5 miljoen voor 2018).

In de tweede suppletoire begroting is een stijging met EUR 346,7 miljoen aan verplichtingen toegelicht. Er is een stelselwijziging doorgevoerd in de manier waarop opdrachten aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden opgenomen in de administratie. Met ingang van 2018 zijn alleen de door RVO juridisch aangegane verplichtingen aan derden opgenomen in plaats van een verplichting voor de opdracht van het Ministerie aan RVO. Dit heeft geleid tot een verlaging van het verplichtingenbudget in 2017 en een verhoging in 2018.

Uiteindelijk is een deel van de voorziene verplichtingen niet gerealiseerd in 2018, wat resulteerde in een daling van het verplichtingenbedrag tot per saldo een totaal aan gerealiseerde verplichtingen voor artikel 1 in 2018 van circa EUR 260 miljoen. De lagere realisatie ten opzichte van de tweede suppletoire begroting wordt veroorzaakt doordat een aantal grotere (subsidie)verplichtingen niet meer in 2018 zijn gerealiseerd. Het betreft vooral verplichtingen op het terrein van infrastructuur (RVO-programma’s als DRIVE en ORIO), maar ook bijvoorbeeld een wereldwijd Tax Programme met de Wereldbank. Met de SER kon nog geen verplichting worden aangegaan voor de implementatie van de convenanten. Het bedrag benodigd voor garantieverplichtingen voor de programma’s DGGF en DTIF is moeilijk te plannen en viel uiteindelijk ruim EUR 34 miljoen lager uit dan voorzien.

Uitgaven

Artikel 1.1:

De uitgaven zijn hoger dan in de ontwerpbegroting voorzien, vooral vanwege de extra middelen die in de eerste suppletoire begroting zijn toegevoegd voor de bestrijding van kinderarbeid en opstellen IMVO-convenanten. Ten opzichte van de eerste suppletoire begroting is vervolgens uiteindelijk lager gerealiseerd, voornamelijk achter omdat het ontwikkelen en operationeel maken van het Fonds Verantwoord Ondernemen meer tijd kostte dan voorzien. Ook de uitgaven voor het Fonds Bestrijding Kinderarbeid vielen lager uit. Daarnaast is het tot stand brengen van convenanten weerbarstig en laat zich lastig plannen.

Artikel 1.3:

De toename van de uitgaven hangt samen met de extra middelen voor de bestrijding van (jeugd)werkloosheid en versterking van het innovatief vermogen, zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting, en in de in de tweede suppletoire begroting toegelichte voorspoedige ontwikkeling van programma’s op het gebied van infrastructuur- en financiële sector ontwikkeling. De uitvoeringskosten RVO bleken aan het einde van het jaar lager dan oorspronkelijk begroot, de marktontwikkeling PSD juist hoger vanwege intensiveringen voor de programma’s voor Regionale Handelsfacilitatie in West-Afrika en private sector investeringen voor werkgelegenheid in West-Afrika en de Sahel.

Artikel 1.4:

De uitgaven zijn afgenomen ten opzichte van de ontwerpbegroting. De afname is gemeld in de eerste suppletoire begroting en hangt samen met de aanpassing van het kasritme voor het DGGF. Het toetsingskader is tegelijkertijd aangepast. Een verlaging in tweede suppletoire begroting omdat de uitgaven nog niet op het verwachte niveau waren is in de Decemberbrief deels teruggedraaid vanwege toenemende activiteiten. De realisatie kwam uit op ruim EUR 56 miljoen.

Ontvangsten

Artikel 1.10:

In het laatste deel van het begrotingsjaar bleken de ontvangsten hoger dan aanvankelijk voorzien. Achtergrond hiervan is de terugbetaling door de RVO voor de aflopende programma’s Finance for International Business en 2 get there. Verder zijn er voor DTIF-premieontvangsten en een verrekening van de wisselfinancieringen vanuit de begrotingsreserve.

Artikel 1.40:

De ontvangsten zijn hoger dan voorzien. Bij gelegenheid van de tweede suppletoire begroting is het bedrag van de voorziene inkomsten verhoogd van EUR 0,5 miljoen naar EUR 3 miljoen, vanwege verwachte onttrekkingen uit de begrotingsreserve voor de verrekening van verstrekte wisselfinancieringen. De realisatie is uiteindelijk iets lager uitgevallen. De verstrekte wisselfinancieringen waren lager dan verwacht en er zijn geen schades uitgekeerd. Uitgekeerde wisselfinancieringen en schades worden verrekend met een onttrekking aan de reserve. De onttrekking wordt geboekt ten gunste van de ontvangsten DGGF. Hierdoor is per saldo minder onttrokken aan de begrotingsreserve dan ten tijde van de tweede suppletoire begroting verwacht.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

A: Algemene doelstelling

Een toename van voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en een vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering.

B: Rol en verantwoordelijkheid

In afstemming met de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu draagt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij aan het zeker stellen dat internationale publieke goederen zoals een stabiel klimaat, gezonde ecosystemen, grondstoffen, voedsel en water beschikbaar blijven voor huidige en toekomstige generaties.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De financiering van diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot moderne energie, klimaatadaptatie en-verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale programma uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DFID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.

  • De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

  • Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.

  • Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.

  • Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

Regisseren

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

C: Beleidsconclusies

De inzet op het gebied van voedselzekerheid, water en klimaat is in toenemende mate conflictsensitief. De inzet op de veiligheidsrisico’s van honger, waterstress en klimaatverandering in de VNVR bouwde mede voort op aanbevelingen en inzichten van het Planetary Security Initiative. Resultaatgericht werken is verder doorgevoerd met aandacht voor inclusiviteit, gender en de verduurzaming van resultaten. De relatie met kennispartners zoals het World Resources Institute , het Planbureau voor de Leefomgeving, de CommissieMER en UN Environment is verdiept met meer nadruk op bilaterale samenwerking en ondersteuning van het vernieuwde BHOS-beleid. De inzet van OS-middelen voor duurzame ontwikkeling is uitgewerkt voor de landen genoemd in de Focusregio’s brief.

De IOB-beleidsdoorlichting voedselzekerheid is in een publieke consultatie besproken en voorzien van een reactie door de Minister aan de Kamer. Besloten is extra aandacht te geven aan de verbinding tussen landbouwontwikkeling en bestrijding van ondervoeding. Er zal gestreefd worden naar een samenhangende programmering waarin innovatie en opschaling in balans zijn, met minimale beheerskosten. De resultaten van de inzet worden scherper in beeld gebracht, met name voor ketenontwikkeling en ecologische duurzaamheid. Mede in het licht van de door de VN gerapporteerde toename van honger in de wereld, en de daarbij geconstateerde verwevenheid met armoede, stabiliteit en klimaatverandering (SOFI 2018), werd de samenwerking ter bestrijding van honger en ondervoeding met UNICEF en GAIN voortgezet en werd in 2018 de inzet op voedselzekerheid meer verbonden met andere thema’s zoals veiligheid, water, klimaat en bedrijfsleven. Een in 2018 uitgevoerde evaluatie van het Drylands Development Programma heeft belangrijke aanknopingspunten opgeleverd voor de invulling van de voorgenomen geïntegreerde aanpak van voedsel, water en klimaat in de Sahel-regio (Investeren in Perspectief). De samenwerking met het bedrijfsleven op het gebied van voedselzekerheid is tegen het licht gehouden en heeft opnieuw vorm gekregen binnen de SDG partnerschapsfaciliteit. De Food First Conferentie en de SDG-conferentie, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Universiteit Wageningen, hebben duidelijk gemaakt dat betrokkenheid van bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties bij voedselzekerheid weliswaar groot is, maar dat concrete samenwerking geen vanzelfsprekendheid is. In 2018 werd daarom begonnen met het dichter bij elkaar brengen van de diverse netwerken en organisaties binnen een Netherlands Food Partnership.

Naar aanleiding van de IOB-beleidsdoorlichting van verbeterd waterbeheer is besloten extra in te zetten op het duurzaam opbouwen en versterken van instituties voor waterbeheer in ontwikkelingslanden om duurzaamheid van resultaten te verzekeren. Voorbeelden hiervan zijn de langjarige steun aan het WaterWorx programma (een samenwerking met Nederlandse drinkwaterbedrijven) en het nieuw-gestarte Blue Deal programma, een samenwerking tussen de Nederlandse overheid en de Unie van Waterschappen. Er komt meer nadruk op het zoeken naar een goede balans in interventieniveaus en naar meer maatwerk bij de uitvoering van de agenda voor hulp, handel en investeringen. De Nederlandse kennis en ervaring in de watersector wordt ingezet voor verduurzaming van waterbeheer, drinkwater- en sanitaire voorzieningen in de focusregio’s. Nederland besloot een Water, Peace and Security Partnership op te zetten en aan de VNVR te presenteren ter ondersteuning van landen en gemeenschappen met data-analyse, capaciteitsopbouw en bemiddeling bij het vroegtijdig onderkennen en mitigeren van mogelijke conflicten over water.

De Nederlandse internationale klimaatambitie is in 2018 robuuster geworden. In vervolg op besluitvorming binnen het kabinet is een internationale lobbystrategie ontwikkeld om andere landen aan te sporen hun ambities op het vlak van het tegengaan van klimaatverandering en aanpassing daaraan te verhogen. Om deze klimaatambitie te concretiseren is Nederland met Costa Rica covoorzitter geworden van het NDC Partnership, dat zich richt op versterking van de klimaatinspanningen van ontwikkelingslanden. Ook is Nederland toegetreden tot het Deense initiatief Partnering for Green Growth and the Global Goals 2030 . Nederland heeft binnen de International Renewable Energy Agency (IRENA) bijgedragen aan een eerste verkenning van de geopolitieke aspecten van hernieuwbare energie in het kader van de wereldwijde energietransitie, hetgeen heeft geleid tot het rapport «A New World – the Geopolitics of the Energy Transformation». Nederland heeft ook bijgedragen aan de inzet op gender, in het kader van een uitgebreide inventarisatie van IRENA in 144 landen over de rol van vrouwen in de duurzame energiesector, waaronder die bij Nederlandse bedrijven en NGO’s. Nederland is verder toegetreden tot de International Solar Alliance ter ondersteuning van verdere uitrol van zonne-energie in de landen aangesloten bij de alliantie. Voor toegang tot hernieuwbare energie is een «Results-Based Finance»-faciliteit van start gegaan waarbij bedrijven en ngo’s betaald worden op basis van werkelijk behaalde in plaats van beoogde resultaten.

Mede met inzet van Nederland is de eerste wereldwijde Responsible Mining Index gelanceerd waarbij internationaal mijnbouwbedrijven worden gerangschikt op hun maatschappelijke verantwoord ondernemen en transparantie, en dit heeft naar verwachting een stimulerende werking op hun opereren. De Europese Commissie heeft na uitgebreide consultaties met Nederland financiële middelen ter beschikking gesteld voor het European Partnership on Responsible Mining (EPRM) gericht op verantwoord ondernemen in de mijnbouw in enkele ontwikkelingslanden. Het eenjarige Goudconvenant is goed op weg naar meer verantwoord goudbewustzijn in de Nederlandse sector.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Verschil 2018

Verplichtingen

209.298

615.198

531.813

814.000

690.998

475.744

215.254

                   

Uitgaven

             
               

Programma-uitgaven totaal

548.937

525.705

648.529

664.774

710.799

666.496

44.303

               

2.1

Toename van voedselzekerheid

295.483

288.463

335.375

341.528

323.950

337.295

– 13.345

                   
 

Subsidies

             
   

Internationaal onderwijsprogramma voedselzekerheid

 

32.691

2.890

 

344

0

344

   

Duurzame voedselproductie

 

55.345

0

 

0

0

0

   

Marktontwikkeling in het kader van voedselzekerheid

 

12.926

0

 

0

0

0

   

Voeding

 

21.554

0

 

0

0

0

   

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

   

30.166

28.955

19.710

57.745

– 38.035

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

   

34.260

28.575

1.793

53.800

– 52.007

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

   

26.621

47.803

41.639

0

41.639

   

Uitbannen huidige honger en voeding

   

18.289

 

33.227

0

33.227

   

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

     

985

11.030

0

11.030

                   
 

Opdrachten

             
   

Landenprogramma's voedselzekerheid

       

7.339

0

7.339

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

       

13.747

0

13.747

                   
 

Bijdrage aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

 

10.384

5.981

 

0

0

0

   

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

     

18.706

12.434

30.000

– 17.566

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

     

3.965

7.941

0

7.941

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

     

3.700

0

173.750

– 173.750

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

             
   

Partnerschapsprogramma's FAO

 

2.500

0

 

0

0

0

   

Versterking ruraal ondernemersklimaat

 

21.895

0

 

0

0

0

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

   

27.765

21.600

21.120

0

21.120

   

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

   

20.000

21.350

0

0

0

   

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

   

50.559

32.744

34.539

0

34.539

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

 

131.165

118.844

115.205

110.915

0

110.915

   

Uitbannen huidige honger en voeding

     

17.940

6.172

22.000

– 15.828

                   
 

Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk

             
   

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

       

2.000

0

2.000

                   

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

156.794

153.293

194.457

195.426

210.602

199.283

11.319

                   
 

Subsidies

             
   

Integraal waterbeheer

 

24.577

25.846

13.152

25.556

46.535

– 20.979

   

Drinkwater en sanitatie

 

38.561

38.824

19.376

27.327

47.535

– 20.208

   

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

     

8.161

7.848

0

7.848

   

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

     

15.665

6.392

0

6.392

                   
 

Opdrachten

             
   

Integraal waterbeheer

     

4.315

1.158

0

1.158

   

Drinkwater en sanitatie

     

83

94

0

94

   

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

     

22.446

27.794

0

27.794

   

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

     

5.298

3.041

0

3.041

                   
 

Bijdrage aan agentschappen

             
   

Integraal waterbeheer

       

3.059

0

3.059

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

             
   

Wereldbank (waterbeheer)

 

14.985

15.172

18.990

0

0

0

   

Integraal waterbeheer

     

12.771

29.519

0

29.519

   

Drinkwater en sanitatie

     

32.288

40.880

0

40.880

   

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

 

40.049

61.369

20.646

13.930

60.988

– 47.058

   

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

 

33.334

51.604

22.235

24.004

44.225

– 20.221

   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

 

1.752

1.640

 

0

0

0

                   

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

96.660

83.949

118.697

127.820

176.247

129.918

46.329

                   
 

Subsidies

             
   

Hernieuwbare energie

 

20.597

8.398

10.566

16.263

34.000

– 17.737

   

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

 

26.178

34.279

32.885

21.820

49.729

– 27.909

   

Nationaal Klimaatfonds

       

40.000

0

40.000

   

Landenprogramma's klimaatbeleid

   

1.874

141

0

0

0

   

Centrale klimaat programma's (non-ODA)

 

1.070

1.814

592

322

0

322

                   
 

Opdrachten

             
   

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

       

5.566

0

5.566

                   
 

Bijdrage aan agentschappen

             
   

Hernieuwbare energie

       

1.386

0

1.386

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

             
   

Hernieuwbare energie

   

27.822

26.361

12.353

0

12.353

   

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

     

8.790

18.861

0

18.861

   

Klimaat: algemene vrijwillige en verplichte bijdragen

 

9.299

14.899

19.391

15.696

14.840

856

   

GEF

 

0

20.725

20.725

37.585

20.750

16.835

   

UNEP

 

7.143

5.142

5.142

2.142

7.142

– 5.000

   

Landenprogramma's klimaatbeleid

 

19.043

3.419

2.086

2.501

1.300

1.201

   

Centrale klimaat programma's (non-ODA)

     

858

1.429

1.800

– 371

   

Contributie IZA/IZT

 

291

326

283

323

357

– 34

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is het verplichtingenbudget van artikel 2 toegenomen. Zoals gemeld bij de eerste suppletoire begroting werd het verplichtingenbudget verhoogd ten behoeve van het Dutch Fund for Climate and Development (zie beleidsnota Investeren in perspectief) en op de thema’s voedselzekerheid en water.

Bij de tweede suppletoire begroting vond een verdere verhoging plaats van het verplichtingenbudget om beleidsdoelstellingen te realiseren op het thema klimaat (hernieuwbare energie en natuurlijke hulpbronnen). Ook werd de verplichting aan het Global Environment Facility (GEF) verhoogd (voor de Nederlandse bijdrage aan GEF VII).

Uitgaven

Artikel 2.3:

De uitgaven op artikelonderdeel 2.3 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting toegenomen. Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting is deze toename veroorzaakt door de budgettaire verhoging van EUR 40 miljoen ten behoeve van het Dutch Fund for Climate and Development. Daarnaast zijn de uitgaven op dit artikelonderdeel, zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting, verder gestegen ten behoeve van uitgaven aan onder andere de Global Environment Facility en het Least Developed Countries Fund.

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de betreffende beleidsartikelen.

Voedselzekerheid

In Ethiopië is dit jaar ruim EUR 9 miljoen minder aan het Agricultural Food Programme (AGP) besteed dan gepland. De reden hiervoor is dat het programma minder goed presteert dan aanvankelijk werd gedacht.

In Zuid-Soedan werd meer (EUR 6,4 miljoen) besteed om uitvoering te geven aan het Feeder Roads programma van het United Nations Office for Project Services (UNOPS) en het Emergency Livelihood Response Programme (ERLP) van de Food and Agriculture Organization (FAO) van de Verenigde Naties.

Water

In Bangladesh werd EUR 7,5 miljoen minder uitgegeven op het gebied van water. De reden hiervoor is dat bij enkele programma’s sprake was van een lagere liquiditeitsbehoefte door vertraging in de uitvoering. Zo werden overheidsgerelateerde activiteiten binnen het Blue Gold Programme opgeschort als gevolg van de herziening van het projectdocument en liep de start en daarmee ook de inceptiefase van het South West II programma uit.

Ook in Benin werd minder besteed op het gebied van water (EUR 6,7 miljoen). De reden hiervoor is dat het OmiDelta programma, voor zowel het SNV-deel als het overheidsdeel vertraging hebben opgelopen. Daarnaast viel een laatste betaling aan het Transitiefonds lager uit dan verwacht.

In Ghana werd EUR 6,2 miljoen minder uitgegeven aan het landenprogramma drinkwater en sanitaire voorzieningen. De reden hiervoor is dat er betalingen ten behoeve van het Ghana Wash Window (GWW), dat wordt beheerd door de RVO, vertraging hebben opgelopen en de liquiditeitsbehoefte voor dit programma in 2018 lager was dan aanvankelijk gepland.

Tot slot werd er in Zuid-Soedan ruim EUR 10 miljoen meer besteed aan waterprogramma’s. Deze middelen waren nodig om aan lopende verplichtingen te voldoen. Het gaat om Water for Eastern Equatoria State op het gebied van waterbeheer en drinkwatervoorziening en het Water for Lakes Project .

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A: Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling ten behoeve van een duurzame en rechtvaardige wereld, door:

  • het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/AIDS;

  • het bevorderen van gelijke rechten en kansen voor vrouwen;

  • versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;

  • versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;

  • een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten.

  • Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in lage- en middeninkomenslanden, via onder meer 25 strategische partnerschappen in het kader van Samenspraak en Tegenspraak, het Voice fonds, het accountability fonds, de SRGR-partnerschappen, Product Development Partnerships, Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW 2016–2020) en Nationaal Actieplan (NAP) 1325.

  • De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via NICHE en de opleiding van professionals via NFP; en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met ngo’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora en vice versa.

  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).

C: Beleidsconclusies

Nederlandse genderdiplomatie heeft bijgedragen aan versterkte implementatie van internationale afspraken, o.a. in de Commission on the Status of Women (CSW), Commission on Population and Development (CPD) en het bepleiten van implementatie van de VNVR-resolutie 1325 over Vrouwen, Vrede en Veiligheid tijdens de AVVN. Met de aanname van de tweejaarlijkse door Nederland en Frankrijk ingediende Violence Against Women resolutie, die dit jaar ging over sexual harassment , is bijgedragen aan meer internationale aandacht en inzet om geweld tegen vrouwen en seksueel grensoverschrijdend gedrag aan te pakken.

Publiekscampagnes zoals rond Internationale Vrouwendag, het verschijnen van de beleidsnota en Orange the World hebben bijgedragen aan vergrote zichtbaarheid van de Nederlandse inzet op gendergelijkheid en vrouwenrechten. Het aantal volgers op het Twitterkanaal @NLWomensrights is gestegen tot bijna 4.000. Duidelijk is dat sociale media een steeds belangrijker rol spelen in het mobiliseren van brede steun voor vrouwenrechten en gendergelijkheid.

Een groter deel van het genderbudget ging direct naar Zuidelijke organisaties, onder andere via Leading from the South (LfS). Hierdoor besluiten zij zelf over financiering van voorstellen van vrouwenrechtenorganisaties en zijn hierop ook direct aanspreekbaar.

In 2018 rapporteerden uitvoerders van genderspecifieke programma’s over resultaten en verhalen van vrouwen en meisjes die hun eigen positie en invloed en die van andere vrouwen wisten te verbeteren. Op basis van de ervaringen met Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) en LfS zullen nieuwe programma’s zich meer gaan richten op versterking van Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties en -netwerken die machtsongelijkheid bespreekbaar maken en de positie van vrouwen en meisjes duurzaam verbeteren.

De randvoorwaarden voor seksuele en reproductieve gezondheid staan wereldwijd onder druk. Daarnaast blijven resultaten van internationale inspanningen zoals het FP2020 initiatief achter bij de verwachtingen. Tegelijkertijd neemt het aantal mensen dat vraagt om de mogelijkheid zelf te beslissen over hun eigen leven en gezondheid toe. Juist daarom komt Nederland op voor de rechten van iedereen die onvoldoende ruimte krijgt om zelf keuzes te maken over seksualiteit, over het krijgen van kinderen en over gezondheid en zelfontplooiing. Extra inzet is ook nodig voor meer toegang tot de middelen die nodig zijn om keuzes te realiseren, waaronder moderne anticonceptie. Duurzame oplossingen vragen ook om een stevige politieke dialoog op mondiaal niveau en met specifieke landen over de kansen en verantwoordelijkheden van landen zelf voor investeringen in seksuele en reproductieve gezondheid, inclusief in family-planning, op zowel het beleidsmatige als budgettaire vlak. Om deze redenen is in 2018 de Nederlandse samenwerking met de Global Financing Facility for Every Woman, Every Child (GFF) geïntensiveerd.

Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg d.d. 20 juni 2018 (Kamerstuk 34 950-XVII, nr. 12) is bezien of artikel 3.1 inzichtelijker gemaakt kan worden. Het splitsen van HIV/AIDS en SRGR is echter niet wenselijk. De aanpak, zorg en preventie van HIV/AIDS moeten juist geïntegreerd geschieden in de bredere programma’s voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Indien aan de orde zal vanaf Jaarverslag 2019 in toelichtingen in begroting en jaarverslag aan beide samenhangende elementen aandacht worden besteed.

Met UNFPA is gewerkt aan versterking van distributie van onder meer voorbehoedsmiddelen op nationaal niveau en met andere partners aan innovatie op het gebied van distributie en dienstverlening. Door de Nederlandse inspanningen wordt in toenemende mate het belang onderkend van veiligheid en rechten specifiek van vrouwen en jongeren in humanitaire settings en krijgt de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid, alsook geestelijke gezondheid, in deze settings meer aandacht. Verdere operationalisering van beleidsvoornemens van tal van organisaties op dit gebied vergt nog steeds gerichte aandacht en stimulans. Hiervoor blijft Nederland zich politiek, diplomatiek en financieel inzetten.

In West-Afrika bestaat politieke wil om intensiever in te zetten op reproductieve gezondheid, zoals blijkt uit het Ouagadougou Partnership waarin negen West-Afrikaanse landen samenwerken aan verbeterde toegang tot gezinsplanning. Door in te spelen op dit politieke momentum kan Nederland zijn eigen effectiviteit vergroten. Daarom startte Nederland een samenwerking met de West African Health Organisation (WAHO), de gezondheidsorganisatie van de ECOWAS (Economic Community of West African States). Deze regionale inzet draagt bij aan een gunstige beleidsomgeving voor landenspecifieke Nederlandse inzet in landen in de regio, zoals Mali, Niger en Burkina Faso.

Via het programma Samenspraak en Tegenspraak investeert Nederland in het maatschappelijk middenveld. In 2018 is veel kennis opgedaan over de uitvoering van het programma, door de eerste resultaten van het onderzoeksprogramma uitgevoerd door INCLUDE en NWO-WOTRO en de mid-term reviews van de verschillende strategische partnerschappen. Deze laten zien dat de inzet via de verschillende programma’s onder Samenspraak en Tegenspraak heeft geleid tot belangrijke beleidsbeïnvloedende effecten. Samen met het nieuwe IATI-dashboard voor Samenspraak en Tegenspraak biedt dit waardevolle handvatten voor leren en sturen, zoals voor het op te stellen beleid voor de steun aan maatschappelijke organisaties na afloop van het huidige kader.

Nederland sprak met lokale overheden over het belang van mensenrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging. Door de inspanningen van ambassades, directies en via steun aan bijvoorbeeld CIVICUS werd internationaal aandacht gevraagd voor de afnemende politieke ruimte voor het maatschappelijk organisaties. De CIVICUS monitor is hierbij een goed instrument gebleken. Om deze inzet te versterken is een vijfjarig partnerschap afgesloten met het International Centre for Not-for-profit Law (ICNL), dat als expert op het gebied van ngo-wetgeving wereldwijd een bijdrage levert aan de bescherming van civic space.

Via het VOICE-programma is de capaciteit van meer dan tweehonderd maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van achtergestelde groepen versterkt om hun participatie in de samenleving te vergroten en discriminatie en ongelijkheid tegen te gaan. Het programma laat zien dat kleine, meer informele organisaties effectief te bereiken en te versterken zijn met relatief beperkte bijdragen.

Nederland hernieuwde in 2018 de steun aan het Global Partnership for Education (GPE) en draagt er daarmee aan bij dat kinderen en jongeren in meer dan 65 arme landen niet alleen meer toegang tot onderwijs, maar vooral ook beter onderwijs krijgen. Daarnaast zette Nederland in 2018 de steun voort aan Education Cannot Wait (ECW) voor onderwijs in crisissituaties. Sinds de oprichting in 2016 steunde ECW al meer dan 650.000 kinderen en jongeren in 14 landen.

Het Orange Knowledge Programma wordt door NUFFIC uitgevoerd in 53 landen ter verbetering van toegang tot hoger en beroepsonderwijs en het trainen van professionals en organisaties. In meerjarenstrategieën voor 8 landen in focusregio’s identificeerde Nederland kansen voor inzet op activiteiten die de overgang van jongeren van opleiding naar de arbeidsmarkt verbeteren.

De extra Nederlandse inzet op onderwijs krijgt ook gestalte door onderwijsdiplomatie. Tijdens de AVVN bijvoorbeeld vroeg Nederland om meer aandacht voor innovatieve financiering (o.a. het International Finance Facility for Education, IFFEd) en voor het belang van onderwijs en werk om jongeren en vrouwen perspectief te bieden. Nederland trad toe tot Generation Unlimited , een mondiaal partnerschap dat ernaar streeft dat iedere jongere in 2030 een opleiding doet of een baan heeft. Ook is Nederland toegetreden tot Malala’s initiatief Political Champions for Education in Conflict , dat onder andere lobbyt voor meisjesonderwijs.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Verschil 2018

Verplichtingen

609.348

1.470.001

784.186

416.172

464.862

424.577

40.285

                   

Uitgaven

             
                   

Programma-uitgaven totaal

1.014.820

904.810

755.624

714.000

814.757

724.927

89.830

                   

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

415.567

371.796

424.010

432.331

445.026

417.784

27.242

                   
 

Subsidies

             
   

Landenprogramma's SRGR & hiv/aids

     

11.859

12.703

0

12.703

   

Centrale programma's SRGR & hiv/aids

 

118.065

168.505

142.486

122.711

175.392

– 52.681

   

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

       

2.039

0

2.039

                   
 

Opdrachten

             
   

Landenprogramma's SRGR & hiv/aids

 

83.264

80.978

7.899

5.234

0

5.234

   

Centrale programma's SRGR & hiv/aids

     

21.906

22.413

0

22.413

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Landenprogramma's SRGR & hiv/aids

     

64.416

83.379

82.463

916

   

Centrale programma's SRGR & hiv/aids

     

18.825

22.767

0

22.767

   

UNICEF

 

10.000

12.000

12.000

5.000

11.000

– 6.000

   

UNAIDS

 

20.000

20.000

18.000

20.000

20.000

0

   

SRGR; strategische alliantie internationale NGO's

 

8.275

519

 

0

0

0

   

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

 

54.981

54.450

56.693

53.734

52.000

1.734

   

UNFPA

 

61.500

69.000

60.000

58.000

60.000

– 2.000

   

WHO-PAHO

 

5.985

7.055

6.103

6.217

6.713

– 496

   

WHO Partnership programma

 

9.728

11.503

12.144

12.329

10.216

2.113

   

Vrouwenrechten en keuzevrijheid.

       

18.500

0

18.500

                   

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

44.055

42.332

57.944

43.876

53.344

52.539

805

                   
 

Subsidies

             
   

Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid

     

1.129

1.336

0

1.336

   

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

 

32.100

45.137

27.762

31.998

42.239

– 10.241

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

UNWOMEN

 

5.948

9.000

6.957

8.000

6.000

2.000

   

Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid

 

4.286

3.806

4.696

9.306

4.300

5.006

   

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

     

3.332

2.704

0

2.704

                   

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

450.525

435.597

230.337

206.900

228.809

219.304

9.505

                   
 

Subsidies

             
   

Vakbondsmedefinancierings programma

 

12.744

3.678

415

0

0

0

   

Strategische partnerschappen

     

196.951

0

217.604

– 217.604

   

SNV programma

 

40.100

0

 

0

0

0

   

Versterking maatschappelijk middenveld

 

379.626

225.021

 

203.644

0

203.644

   

Twinningsfaciliteit Suriname

 

3.127

1.638

348

1.288

1.700

– 412

                   
 

Opdrachten

             
   

Versterking maatschappelijk middenveld

       

15.362

0

15.362

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Versterking maatschappelijk middenveld

       

8.376

0

8.376

   

Strategische partnerschappen

     

9.186

0

0

0

   

SNV programma

       

139

0

139

                   

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

104.673

55.085

43.333

30.893

87.578

35.300

52.278

                   
 

Subsidies

             
   

Onderzoekprogramma's

 

3.175

3.243

4.390

592

3.000

– 2.408

   

Onderwijsprogramma's

 

137

1.041

 

0

0

0

   

Internationale hoger onderwijsprogramma's

 

44.138

36.618

26.503

16.780

32.300

– 15.520

                   
 

Opdrachten

             
   

Onderzoekprogramma's

       

13

0

13

   

Internationale hoger onderwijsprogramma's

       

20.193

0

20.193

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Opdrachten

             
   

Onderwijs met perspectief

       

50.000

0

50.000

   

Landenprogramma's hoger onderwijs

 

4.009

1.129

 

0

0

0

   

Landenprogramma's onderwijs algemeen

 

3.544

1.301

 

0

0

0

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingen op artikel 3 zijn per saldo gestegen met EUR 40 miljoen. In de eerste suppletoire begroting is voor artikel 3.1 een verhoging met EUR 54 miljoen gemeld, voor onder andere de Global Finance Facility in Mozambique. Een andere belangrijke stijging werd veroorzaakt door de aangegane verplichting met het Global Partnership for Education (GPE) voor EUR 100 miljoen. Het verplichtingenbudget voor 3.1 werd verlaagd voor UNFPA en UNAIDS, doordat verplichtingen niet voor twee jaar, maar voor een jaar zijn aangegaan.

Uitgaven

Artikel 3.4:

Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn de uitgaven gestegen. Dit komt voornamelijk door de bijdrage aan het Global Partnership for Education (GPE), zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting en de tweede suppletoire begroting.

Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties en het bevorderen van rechtsstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Tevens het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder early warning, early action en conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesprocessen, politieke staatsopbouw en sociaaleconomische wederopbouw. Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.

  • Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse ngo’s (Dutch Relief Alliance).

  • Programma’s gericht op innovatie van de humanitaire hulpverlening.

  • Programma’s gericht op duurzame opvang van vluchtelingen in de regio.

Stimuleren

  • Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en «legitieme stabiliteit» in partnerlanden, in landen waarin zich actuele crises voordoen en in de regio’s van het Grote Merengebied en de Hoorn van Afrika. Onder deze programma’s valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en clustermunitie-programma’s.

  • Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.

  • Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.

  • Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.

Regisseren

  • Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.

  • Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en ngo’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.

  • Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections.

  • Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het Comprehensive Approach Action Plan, het EU-wide Security Sector Reform framework en de Joint Communication on Capacity Building in support of security and development waarbij Nederland eigen best practices inbrengt.

  • Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaaleconomische wederopbouw.

C: Beleidsconclusies

Het Nederlandse conflictpreventiebeleid is meer geïntegreerd door betere verankering van dit beleid in de beleidsnota BHOS, de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) en de Defensienota. Nederland zette zich in voor conflictsensitiever beleid bij onder andere de Wereldbank, de VN en in vredesopbouw in fragiele en conflictlanden. Daarbij legde Nederland sterke nadruk op operationalisering en implementatie van het VN/Wereldbank-rapport «Pathways for Peace» op landenniveau.

Nederland zette tevens in op een betere koppeling tussen de lange termijn aanpak van grondoorzaken van conflict en de kortere termijn inzet om conflict- en geweldsescalatie te voorkomen – voornamelijk in de focusregio’s. Uit het Nederlandse Stabiliteitsfonds werden in de regio’s rond Europa activiteiten gefinancierd die bijdragen aan conflictpreventie. Met deze activiteiten is in 2018 onder andere gewerkt aan het gericht bevorderen van inclusievere politieke systemen en openbaar bestuur, het verbeteren van lokale early warning systemen, monitors om verkiezingsgeweld te helpen voorkomen en SSR-activiteiten. In 2018 is er onder andere in de Democratische Republiek Congo een monitor om verkiezingsgeweld te voorkomen opgezet en zijn er bijdrages gemaakt aan het SSR-fonds ten behoeve van Noord-Afrika.

Op basis van de beleidsnota zijn partnerschappen afgesloten met internationale organisaties op het gebied van conflictpreventie/mediation die werkzaam zijn in de MENA-, Sahel- en Grote Merenregio, alsook de Hoorn van Afrika en Afghanistan.

Enkele consortium partners van het Addressing Root Causes (ARC) programma, dat beoogt grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie aan te pakken, ondervonden uitdagingen bij de implementatie van hun activiteiten. In Burundi en Pakistan stelde de centrale overheid aanvullende voorwaarden aan registratie van ngo’s of trok eenzijdig de registratie van ngo’s in. Hoewel de programma’s in Burundi zoals gepland voorlopig voortgezet kunnen worden, is het nog onduidelijk of alle programma’s in Pakistan voortgezet kunnen worden zoals beoogd. De regering heeft besloten om het programma in Syrië voortijdig te beëindigen, de Kamer is hierover schriftelijk geïnformeerd.

In 2018 was Nederland covoorzitter van de internationale Task Force on Justice , onderdeel van de Pathfinders for Peaceful, Just and Inclusive Societies . Met dit initiatief is het politieke draagvlak voor het verbeteren van toegang tot recht op internationaal niveau vergroot.

Nederland werkte aan het tegengaan van de uitdagingen die geïmproviseerde mijnen in fragiele staten vormen, bijvoorbeeld door bij te dragen aan het opstellen van ontruimingstandaarden voor deze mijnen en door bij internationale fora een leidende rol te spelen bij het bepalen van beleid. Zo zorgde Nederland ervoor dat het gevaar die deze geïmproviseerde mijnen vormen voor burgers in getroffen staten is teruggebracht.

Humanitaire hulp

Omdat voorspelbaarheid, snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van hulp essentieel zijn om in crisissituaties levens te redden en de waardigheid van mensen te herstellen blijft Nederland inzetten op humanitaire hulp via ongeoormerkte bijdragen aan het VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF), UN-OCHA, het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), UNHCR, UNRWA, UNICEF en WFP. Ook spoort Nederland andere landen aan om ongeoormerkte bijdragen te leveren. De meerjarige overeenkomsten met deze organisaties en fondsen liepen in 2018 af. Nederland is in 2018 met hen in gesprek gegaan over de voorwaarden om opnieuw meerjarig te kunnen bijdragen. Essentieel zal daarbij zijn het vergroten van de zichtbaarheid van resultaten onder meer via IATI en de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Nederland zet in op uitvoering van de afspraken in de Grand Bargain , teneinde het systeem effectiever en efficiënter te maken en humanitaire hulpverleners beter in staat te stellen mensen in nood te helpen. Ook in risicovolle gebieden.

Geoormerkte bijdragen voor specifieke crisissituaties via VN-organisaties, het Nederlandse Rode Kruis en Nederlandse ngo’s verenigd in de Dutch Relief Alliance dragen bij aan de mogelijkheden voor beïnvloeding van beleid op crisisniveau, en zullen daarom worden voortgezet. Ook de inzet om financieel en anderszins bij te dragen aan de versterking van thematische prioriteiten zoals onderwijs in crisissituaties, rampenparaatheid, innovatie, veiligheid van hulpverleners, humanitaire toegang en verbetering van het humanitaire systeem draagt bij aan de prioriteiten van Nederland op het gebied van humanitaire hulp en zal eveneens worden voortgezet.

De realisatie dat geestelijke gezondheid en psychosociale steun een essentieel onderdeel moeten zijn in humanitaire respons krijgt mede als gevolg van het in 2018 gestarte Nederlandse initiatief steeds meer tractie onder donoren en hulporganisaties, en vormt de basis voor de focus van de Nederlandse inzet.

Op initiatief van Nederland werd resolutie 2417 over de verbanden tussen conflict en honger unaniem in 2018 aangenomen door de Veiligheidsraad, waarmee de Raad en de internationale gemeenschap een instrument in handen hebben om de vaak desastreuze gevolgen van conflict voor voedselzekerheid aan te pakken, onder andere door advocacy in multi- en bilaterale betrekkingen, door preventie-activiteiten en door de inzet en ontwikkeling van juridisch instrumentarium om criminalisering van uithongering als oorlogswapen mogelijk te maken. De resolutie heeft in 2018 reeds praktische resultaten geboekt doordat deze ingezet kon worden om de Veiligheidsraad aan te sporen tot actie in de humanitaire crises in Jemen en Zuid-Soedan. Innovatie – ook in de vorm van financiering – heeft haar intrede gedaan in de sector, maar de uitdaging is nog steeds om deze verder te ontwikkelen, te testen en vooral toe te passen op grote schaal. Nederland blijft investeren in verbinden van partijen en het investeren in nieuwe manieren van noodhulp verlenen.

Opvang en bescherming in de regio

Gezamenlijk optreden is essentieel gebleken voor menswaardige en duurzame opvang van vluchtelingen in landen van opvang en om hen toegang te laten krijgen tot lokale diensten en deel te laten nemen aan de economie. Nederland heeft hiertoe in 2018 een meerjarig partnerschap ontwikkeld met UNHCR, UNICEF, ILO, WB en IFC als partners. Met hen zijn landenprogramma’s in ontwikkeling voor interventies in Libanon, Jordanië, Irak, Ethiopië, Oeganda, Kenia, Soedan en Egypte. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het VN-Vluchtelingencompact en de relevante SDGs. In het kader van het partnerschap zijn gezamenlijke outcome indicatoren overeengekomen ten behoeve van meer eenduidige verantwoording en resultaatmeting.

Ondanks dat er de nodige voortgang is geboekt op het gebied van het verbeteren van toegang tot regulier onderwijs voor vluchtelingenkinderen en kwetsbare groepen in opvanglanden, blijft steun van de internationale gemeenschap noodzakelijk. Nu het armoedeniveau van vluchtelingen in de Syrië-regio stijgt, is het risico groot dat kinderen thuisblijven om kosten te besparen of ingezet worden om inkomen te verwerven. Dit treft in het bijzonder jongeren, wat cijfers ook uitwijzen. Dit onderstreept het belang van een integrale aanpak in de ondersteuning van onderwijs, inclusief aandacht voor punten als transport, discriminatie, geweld op scholen en psychosociale zorg. Het illustreert tevens het belang van aandacht voor de aansluiting van onderwijs op werkgelegenheid.

Het creëren van duurzame banen voor vluchtelingen vergt een specifieke aanpak. Toegang tot werk ligt in veel landen politiek gevoelig en vluchtelingen blijven te veel afhankelijk van werk in de informele sector. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft zich tijdens verschillende evenementen en bezoeken2 hard gemaakt voor het vergroten van handel en investeringen in opvanglanden, als voorwaarde voor duurzame banengroei en gaf veel aandacht aan de decent work-agenda, bijvoorbeeld via een ILO-programma in Jordanië. Voorts is een aantal innovatieve programma’s ontwikkeld ter vergroting van de betrokkenheid van de private sector bij het creëren van werkgelegenheid voor vluchtelingen.

Ngo’s, bedrijven en kennisinstellingen spelen een waardevolle, aanvullende rol bij het verbeteren van de bescherming van en perspectieven voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen. Om dat te stimuleren is in september 2018 het subsidiebeleidskader migratie en ontwikkeling 2019–2022 gelanceerd. Zowel in Nederland als in de betreffende acht opvanglanden is brede bekendheid gegeven aan deze tender.

Ook via Europese weg droeg Nederland in belangrijke mate bij aan opvang en bescherming in de regio. Zo zijn via de EU faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije (FRIT) vluchtelingen gesteund in hun fundamentele behoeften, zo concludeerde de Europese Rekenkamer in een rapport over de faciliteit d.d. 13 november 2018. Het onderzoek illustreerde tevens het belang van voortgaande transitie van humanitaire steun naar duurzame steun voor vluchtelingen, gericht op versterken van sociaaleconomische perspectieven; de noodzaak van goede coördinatie om parallelle initiatieven te voorkomen; en het belang van een goed resultatenraamwerk. Nederland zal zich blijven inzetten voor deze punten.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Verschil 2018

Verplichtingen

567.816

747.279

805.432

468.170

841.813

615.301

226.512

                   

Uitgaven

             
                   

Programma-uitgaven totaal

572.894

736.387

785.542

676.816

811.055

586.979

224.076

                   

4.1

Humanitaire hulp

224.096

321.378

247.216

261.906

377.391

345.191

32.200

                   
 

Subsidies

             
   

Noodhulpprogramma's

   

5.490

3.497

79.489

0

79.489

   

Noodhulpprogramma's non-ODA

     

64

0

0

0

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

             
   

UNHCR

 

33.000

42.000

46.000

40.000

33.000

7.000

   

Wereldvoedselprogramma

 

36.000

36.000

49.000

32.000

36.000

– 4.000

   

UNRWA

 

13.000

13.000

19.000

19.000

13.000

6.000

   

Noodhulpprogramma's

 

239.377

150.726

143.334

206.285

262.000

– 55.715

   

Noodhulpprogramma's non-ODA

     

1.011

0

1.191

– 1.191

   

Onderwijs

       

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk

             
   

Noodhulpprogramma's non-ODA

       

617

0

617

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

248.774

202.404

353.591

272.295

423.583

241.788

181.795

                   
 

Subsidies

             
   

Legitieme en capabele overheid

     

11.450

12.755

0

12.755

   

Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie

     

1.114

1.429

0

1.429

   

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

       

6.133

0

6.133

   

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

     

19.082

17.048

0

17.048

   

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

     

29.396

23.105

0

23.105

   

Functionerende rechtsorde

     

2.132

13.698

0

13.698

   

Opvang in de regio

     

18.631

15.966

0

15.966

                   
 

Opdrachten

             
   

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

       

1.726

0

1.726

   

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

       

1.182

0

1.182

                   
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties

             
   

Landenprogramma's legitieme en capabele overheid

 

2.236

1.307

9

0

1.500

– 1.500

   

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

 

84.520

76.624

93.919

79.541

75.576

3.965

   

Midden Amerika programma

 

9.034

25

 

0

0

0

   

Kunduz Trainingsmissie

 

654

329

 

0

0

0

   

Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie

 

3.785

4.002

5.180

3.162

2.500

662

   

Functionerende rechtsorde

 

5.484

8.120

8.084

10.744

10.000

744

   

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

 

30.401

27.587

14.515

22.764

23.862

– 1.098

   

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

 

46.390

44.610

22.200

28.000

56.000

– 28.000

   

Legitieme en capabele overheid

 

15.878

13.303

4.500

4.261

22.350

– 18.089

   

Opvang in de regio

   

177.684

42.083

180.241

50.000

130.241

                   
 

Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk

             
   

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

       

1.828

0

1.828

                   

4.4

Noodhulpfonds

100.024

212.605

184.735

142.615

10.081

0

10.081

                   
 

Subsidies

             
   

Noodhulpfonds

 

212.605

80.148

82.307

8.498

0

8.498

                   
 

Bijdrage (inter)nationale organisatie

             
   

Noodhulpfonds

   

104.586

60.308

594

0

594

                   
 

Bijdrage aan agentschappen

             
   

Noodhulpfonds

       

989

0

989

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is het verplichtingenbudget met EUR 226,5 miljoen verhoogd.

Bij de eerste suppletoire begroting is het verplichtingenbudget met EUR 180,4 miljoen opwaarts bijgesteld. Dit betrof regeerakkoord-intensiveringen, zoals voor onderwijs, humanitaire hulp en voor opvang van vluchtelingen in de regio.

Bij de tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget nogmaals opgehoogd met EUR 50 miljoen volgend uit de Miljoenennota 2019 (Verticale toelichting 3) en EUR 131,9 miljoen aan overige mutaties. Dit betrof respectievelijk de EU Facility for Refugees in Turkey II (EUR 50 miljoen), de samenwerking met strategische partners waaronder International Alert en Interpeace, het programma in Somalië en Mali (EUR 103,9 miljoen), EUR 18 miljoen voor het aangaan van meerjarige verplichtingen voor humanitaire hulp en tenslotte EUR 10 miljoen voor migratie en ontwikkeling.

Tenslotte is na de tweede suppletoire begroting het verplichtingenbudget met EUR 135,7 miljoen naar beneden bijgesteld. Met name op artikel 4.1 humanitaire hulp is het voorziene verplichtingenbudget minder aangesproken doordat voor eind 2018 voorziene aan te gane verplichtingen zijn verschoven naar 2019.

Uitgaven

Artikel 4.1:

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is per saldo EUR 32,2 miljoen meer besteed. Hiervan is bij eerste suppletoire begroting een verhoging van het budget met EUR 17 miljoen toegelicht, onder andere vanwege hogere uitgaven op humanitaire hulp zoals afgesproken in het regeerakkoord en onderwijs aan kinderen van vluchtelingen via een bijdrage aan Education Cannot Wait.

Aanvullend is bij de tweede suppletoire begroting het budget voor humanitaire hulp nog eens verhoogd met EUR 14,1 miljoen voor bijdragen aan een aantal multilaterale partners en hulp aan Jemen en Zuid-Soedan.

Na de tweede suppletoire begroting is EUR 1,1 miljoen meer besteed. Dit betreft het saldo van de extra uitgave aan WFP (EUR 4 miljoen) zoals vermeld in de Kamerbrief van 31 oktober 2018 (Kamerbrief 32 605 nr. 216) inzake additionele bijdragen lastens het noodhulpbudget van 2018 en lager uitgevallen afrekeningen van eerder aangegane verplichtingen.

Artikel 4.3:

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is per saldo EUR 182 miljoen meer besteed. Bij de eerste suppletoire begroting is het budget met EUR 133 miljoen verhoogd als gevolg van een groot aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan waren de regeerakkoordintensivering voor opvang van vluchtelingen in de regio in verband met inzet op strategische partnerschappen en de inzet van middelen die zich speciaal richten op het bevorderen van toegang tot onderwijs en het creëren van banen.

Bij de tweede suppletoire begroting is een verhoging per saldo van EUR 50 miljoen toegelicht in verband met mutaties naar aanleiding van de Miljoenennota 2019 (Verticale toelichting 4 de Nederlandse bijdrage aan de EU Facility for Refugees in Turkey II) en EUR 7 miljoen aan overige mutaties. Dit laatste betrof een overheveling vanuit artikel 5.3 «migratie en ontwikkeling» voor activiteiten op het gebied van opvang in de regio, en een verlaging vanwege vertraging bij activiteiten in Afghanistan en Rwanda.

Na de tweede suppletoire begroting is het budget per saldo met EUR 8,6 miljoen verlaagd. De belangrijkste thematische mutaties hierbij waren een lager dan geplande uitgave op het thema «Opvang in de regio» van EUR 6,8 miljoen vanwege lager dan geraamde liquiditeitsbehoefte bij uitvoerders waarmee reeds verplichtingen waren aangegaan en EUR 1,8 miljoen op de sub-thema’s die onder het resultatenkader van het thema Veiligheid en Rechtsorde vallen.

Artikel 4.4:

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is per saldo EUR 10,1 miljoen meer besteed. Bij de eerste suppletoire begroting is het budget met EUR 8 miljoen verhoogd in verband met een betaling aan het Relief Fund die eind 2017 geen doorgang meer kon vinden. Eind 2018 is het budget voor de uitgaven op het aflopende noodhulpfonds nog eens met EUR 2,1 miljoen verhoogd. De betalingen van (tot en met 2017) aangegane verplichtingen vielen hoger uit dan geraamd.

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de betreffende beleidsartikelen

Rechtsorde

In Afghanistan is EUR 13,2 miljoen meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot vanwege extra uitgaven aan het Afghan Rehabilitation Trustfund.

In Mali is EUR 5 miljoen meer uitgeven dan oorspronkelijk begroot vanwege de financiering van het vervolg van het programma Tien Siera en het nieuwe programma fonds Primes Municipalités du Contrat Social.

Artikel 5: Versterkte kaders voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Versterkte kaders voor ontwikkeling en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren; het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland en bijdragen aan migratie en ontwikkeling.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.

  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het ondersteunen van initiatieven die cultuur en sport inzetten voor ontwikkeling, zowel op de posten in zeven landen als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en KNVB WorldCoaches.

  • Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiemanagement, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.

  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.

  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie en mensenrechten.

  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.

  • Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.

  • Versterking opvang van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschappen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en meisjes.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

  • De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG afspraken.

  • NL leidt en coördineert namens EU en lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Doel: betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C: Beleidsconclusies

Multilaterale samenwerking

De AVVN bereikte in mei 2018 overeenstemming over de door de SGVN voorgestelde hervormingen van het VN-ontwikkelingssysteem. Deze maatregelen moeten leiden tot een slagvaardiger en effectiever optreden van de VN, met name op landenniveau. Het pakket biedt ook de basis voor sterkere samenwerking met maatschappelijke partners en een meer geïntegreerde benadering van conflictpreventie, ontwikkeling, mensenrechten en humanitaire hulp. Vermindering van fragmentatie van de VN-inzet op landenniveau hangt echter niet alleen af van maatregelen die de VN zelf nemen. Dit probleem ook wordt veroorzaakt door de hoge mate van oormerking aan afzonderlijke projecten door donoren zelf. Nederland steunt daarom de inzet van de SGVN om te komen tot een Funding Compact over effectievere financiering in ruil voor implementatie van hervormingen.

Met implementatie van afspraken over onder meer klimaat en gender, en de intensivering van activiteiten in fragiele staten en conflictgebieden uit de overeengekomen kapitaalverhoging van de Wereldbankgroep wordt de Bank niet alleen groter, maar ook beter. Dit was een belangrijke voorwaarde van de Nederlandse inzet. Tijdens de Jaarvergadering op Bali werd de Human Capital Index gelanceerd waarmee het ontwikkelingspotentieel van het menselijk kapitaal (onderwijs, gezondheidszorg en sociale vangnetten) van landen in kaart wordt gebracht. In het Human Capital Project zal de Bank in samenspraak met klantlanden de ontwikkeling van dit menselijk kapitaal stimuleren. Nederland steunt deze inzet omdat investeren in deze sectoren bijdraagt aan het verkleinen van ongelijkheid, waarbij Nederland wel de noodzaak van sociale inclusie heeft onderstreept.

In 2018 vond ook de Mid-Term Review plaats van de International Development Association (IDA, het loket voor lage inkomenslanden) van de Wereldbankgroep voor de huidige IDA-periode (IDA18, juli 2017-juni 2020). Zowel qua verstrekte financiering als beleidstoezeggingen ligt de implementatie van IDA18 goed op koers. Mede dankzij de Nederlandse inzet zijn kernallocaties voor fragiele landen in 2018 (USD 5 miljard) meer dan verdubbeld ten opzichte van 2015. Ook zijn de activiteiten voor opvang van vluchtelingen in de regio en gastgemeenschappen uitgebreid.

Er is sprake van een zorgwekkende toenemende schuldenlast en veranderende samenstelling hiervan in een aanzienlijk aantal lage inkomenslanden met gevolgen voor hun macro economische stabiliteit. Nederland blijft hier aandacht voor vragen. Met oog op deze risico’s werken WB en IMF aan het versterken van schuldmanagementcapaciteit en het vergroten van de transparantie rondom schulden. Om dit te ondersteunen zegde Nederland een bijdrage toe aan het Data for Decisions Fund van het IMF, gericht op het verbeteren van de schuldstatistieken in lage- inkomenslanden.

Nederland zet de eigen uitvoering van de in 2015 overeengekomen SDGs voort. De tweede nationale rapportage over de Nederlandse implementatie van de SDGs werd in 2018 aangeboden aan de Kamer. Deze rapportage gaf aanleiding tot het besluit tot integratie van de CBS-rapportage over de SDGs en de Monitor Brede Welvaart vanaf 2019. Mede op basis van de binnenlandse ervaring benadrukt Nederland in VN-verband de belangrijke rol van de private sector en lokale overheden voor het behalen van de SDGs, naast het belang van de internationale rechtsorde. Het lidmaatschap van de ontwikkelingswerkgroep van de G20 biedt ook de gelegenheid om binnen de G20 het belang van de SDGs te benadrukken. Nederland heeft daartoe bijgedragen aan afspraken over inclusief ondernemerschap, ontwikkeling van jonge kinderen en een duurzame leefomgeving.

Belangrijke onderdelen van de Nederlandse inzet in de Veiligheidsraad (VNVR) waren het beter verbinden van humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en vredesopbouw en het versterken van preventie. Nederland ziet de implementatie van de SDGs als de beste manier om conflicten in de toekomst te voorkomen. De inzet op onder andere de rol van vrouwen in vredesprocessen (SDG 5), water (SDG 6), klimaat (SDG 13), ongelijkheid (SDG 10) en vrede, rechtsorde en sterke instituties (SDG 16) vormde de basis van veel van de Nederlandse inbreng in de Veiligheidsraad. Met die inzet heeft het Koninkrijk concrete resultaten kunnen boeken, zoals sancties tegen plegers van seksueel geweld en mensenhandel, strafbaarstelling van uithongering als oorlogswapen in interne conflicten, verlenging van de resolutie die grensoverschrijdende humanitaire hulp aan Syrië mogelijk maakt en een bezoek van de VNVR aan Myanmar om de internationale druk op de autoriteiten te vergroten.

Internationaal cultuurbeleid

Conform het beleidskader internationaal cultuurbeleid 2017–2020 zijn posten in Rusland, Turkije, Egypte en Marokko gestart met steun voor lokale culturele initiatieven in samenwerking of uitwisseling met Nederlandse culturele organisaties. Het Prins Clausfonds is een nieuw jongerenprogramma begonnen dat zich richt op gendergelijkheid en diversiteit & inclusiviteit, waarbij in 2018 o.a. de partners waarmee samengewerkt gaat worden, zijn geselecteerd.

Migratie

Nederland heeft, ook in Europees verband, gewerkt aan de beheersing van irreguliere migratie en het ontwrichten van netwerken van mensensmokkel en mensenhandelaren.

Nederland heeft, via het verstrekken van goede informatie en interactieve gesprekken, jonge potentiële migranten in staat gesteld beter geïnformeerde beslissingen te nemen over irreguliere migratie. Dit heeft effect nu uit onderzoek is gebleken dat 66% van 12.000 benaderde potentiële irreguliere migranten in Gambia, Irak (Koerdische Regio) en Nigeria aan gaf dat zij als gevolg van de campagne hun migratieplan hadden opgegeven of heroverwogen. Om de effectiviteit te verhogen is op initiatief van Nederland een Europese werkgroep opgericht om de vele campagnes van lidstaten beter af te stemmen.

Mede door de Nederlandse inzet is de migratiestroom naar, en vanuit Libië naar Europa flink gedaald. Nederland heeft de Libische autoriteiten aangespoord werk te maken van het sluiten van de detentiecentra en verbetering te brengen in de omstandigheden van migranten in Libië. Dit heeft resultaat gehad. Er is een tiental detentiecentra gesloten. Desalniettemin blijft de situatie in de Libische detentiecentra ronduit zorgelijk. UNHCR heeft in Tripoli inmiddels het Gather and Departure Centre geopend, van waaruit migranten naar hun landen van herkomst kunnen terugkeren of kunnen worden geëvacueerd naar Niger of hervestigd naar andere landen.

De Nederlandse inzet op (rechts)bescherming van migranten blijkt effectief. Vooral in Niger zijn, met Nederlandse steun, grote aantallen migranten in de woestijn gered en door IOM, onder een herintegratieprogramma, teruggegaan naar hun landen van herkomst.

De inzet op het tegengaan van mensenhandel en -smokkel krijgt vorm. Met Nederlandse financiering werkt UNODC aan het verbeteren van de capaciteit van enkele Noord- en West-Afrikaanse landen in het opsporen en vervolgen van netwerken van mensensmokkelaars en -handelaren. In dit programma wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan mensenrechten. De regionale samenwerking gaat steeds beter. Deze wordt ook versterkt door de, mede door Nederland gefinancierde, detachering van een Nigeriaans aanklaagster bij het Italiaanse Openbaar Ministerie. De in Rome geplaatste Nederlandse Officier van Justitie werkt veelvuldig met haar samen. Deze inspanningen hebben niet alleen geleid tot aanhoudingen en veroordelingen maar ook, voor het eerst en op Nederlands initiatief, tot het op de sanctielijst van de VN plaatsen van zes vooraanstaande leiders van mensenhandel- en mensensmokkelnetwerken in Libië.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Versterkte kaders voor ontwikkeling (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Verschil 2018

Verplichtingen

260.520

650.067

103.235

323.578

114.627

110.950

3.677

 

waarvan garantieverplichtingen

   

– 49.770

983

– 42.192

0

– 42.192

                   

Uitgaven

             
                   

Programma-uitgaven totaal

285.068

345.100

235.519

294.132

197.359

212.967

– 15.608

                   

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

194.351

166.180

152.608

150.637

151.146

131.057

20.089

                   
 

Subsidies

             
   

Speciale multilaterale activiteiten

       

752

0

752

                   
 

Opdrachten

             
   

Speciale multilaterale activiteiten

       

177

0

177

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

         

   

UNDP

 

17.500

28.000

28.000

30.000

28.000

2.000

   

UNICEF

 

14.000

24.000

14.000

26.000

18.000

8.000

   

UNIDO

 

1.941

1.635

1.859

1.237

1.950

– 713

   

Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen

 

108.494

75.828

82.573

49.410

58.230

– 8.820

   

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

 

5.945

6.528

6.482

6.547

6.518

29

   

Speciale multilaterale activiteiten

 

9.400

8.506

8.723

29.007

9.359

19.648

   

Assistent-deskundigen programma

 

8.900

8.111

9.000

8.016

9.000

– 984

                   

5.2

Overig armoedebeleid

82.652

165.902

67.647

117.060

12.646

70.589

– 57.943

                   
 

Subsidies

         

   

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

 

8.368

6.294

5.479

4.798

0

4.798

   

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

 

10.053

5.293

1.915

0

0

0

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

     

2.328

2.320

12.882

– 10.562

   

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

     

76

94

850

– 756

   

Schuldverlichting

 

47.556

49.222

102.977

 

52.457

– 52.457

   

Unesco

 

4.392

4.111

4.285

4.226

4.400

– 174

                   
 

Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk

             
   

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

       

1.208

0

1.208

                   
 

Overige

             
   

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

       

0

0

0

   

Koersverschillen

 

93.893

0

0

0

0

0

   

Rentesubsidies

 

1.246

312

0

0

0

0

                   

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

8.065

13.018

15.264

26.435

33.567

9.000

24.567

                   
 

Subsidies

             
   

Migratie en ontwikkeling

 

3.100

6.264

3.149

2.246

9.000

– 6.754

                   
 

Opdrachten

             
   

Migratie en ontwikkeling

       

429

0

429

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Migratie en ontwikkeling

 

9.918

9.000

23.286

30.892

0

30.892

                   

5.4

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

 

0

2.321

– 2.321

                   
 

Ontvangsten

126.712

92.497

172.186

91.758

73.139

74.692

– 1.553

                   

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

62.426

50.026

44.926

47.427

47.376

43.516

3.860

                   

5.21

Ontvangsten OS

64.286

37.480

120.327

29.279

14.622

31.176

– 16.554

                   

5.22

Koersverschillen OS

0

0

6.933

15.052

11.141

0

11.141

                   

5.23

Diverse ontvangsten non-ODA

0

4.991

0

0

0

0

0

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn er voor EUR 3,7 miljoen meer verplichtingen aangegaan. Het betreft een saldo van mutaties. Enerzijds zijn de verplichtingenbudgetten verhoogd voor bijdrages aan UNIDO en IFI’s (EUR 4,9 miljoen), voor kleine ODA-activiteiten (EUR 1,2 miljoen) en voor migratiesamenwerking (EUR 35 miljoen) zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting. Anderzijds zijn verplichtingen voor garanties voor multilaterale organisaties neerwaarts bijgesteld als gevolg van koerswijzigingen.

Uitgaven

Artikel 5.1:

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is per saldo meer besteed. Bij de eerste suppletoire begroting is het budget met EUR 8,8 miljoen verlaagd omdat een deel van de voor 2018 geplande betalingen aan multilaterale instellingen reeds in 2017 was voldaan.

Bij de tweede suppletoire begroting is het budget verhoogd met EUR 34,4 miljoen voor verhoging van de algemene vrijwillige bijdragen aan onder andere UNICEF, UNDP en UNFPA. Daarnaast werd het budget verhoogd voor een aantal activiteiten bij de VN, zoals het Resident Coördinator Fund, het Joint Fund for the Agenda 2030 en het VN-Funding Compact en een versnelde invoer van het Assistent deskundige programma.

Ten opzichte van de begroting na verwerking van de tweede suppletoire begroting zijn de uitgaven EUR 5,5 miljoen lager. Zo is een geplande betaling voor de VN Funding Compact is uitgesteld naar 2019 (EUR 2,8 miljoen) en bleek de uitvoerende organisatie voor het Assistent-deskundigen programma nog voldoende liquide middelen te hebben waardoor een betaling eind 2018 niet nodig bleek (EUR 1,8 miljoen). Ook werd EUR 0,9 miljoen minder besteed aan de Internationale financiële instellingen (IFI’s) omdat een geplande activiteit geen doorgang vond.

Artikel 5.2:

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is per saldo minder besteed. Bij de eerste suppletoire begroting is het budget met EUR 51,4 miljoen verlaagd omdat een deel van de voor 2018 geplande betalingen aan multilaterale instellingen reeds in 2017 was voldaan. Bij de tweede suppletoire begroting werd het budget nogmaals verlaagd met EUR 6,3 miljoen omdat uitgaven voor UNESCO, voorlichting op het gebied van OS en kleine ODA-activiteiten lager uitvielen dan geraamd.

Artikel 5.3:

Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting is het budget voor migratie en ontwikkeling verhoogd met EUR 25 miljoen voor migratiesamenwerking en terugkeer van migranten met als doel facilitatie van veilige en legale migratie. Aanvullend wordt het budget in 2018 met EUR 10 miljoen verhoogd voor een bijdrage aan de Global Concessional Finance Facility (GCFF) van de Wereldbank ter ondersteuning van gastlanden Libanon en Jordanië. Bij de tweede suppletoire begroting werd dit laatste budget overgeheveld naar Opvang in de regio onder artikelonderdeel 4.3, omdat geplande uitgaven beter passen binnen het beleid van Opvang in de regio.

Artikel 5.4:

Om de inzichtelijkheid van de BHOS-begroting verder te verbeteren is met ingang van begrotingsjaar 2017 dit nieuwe artikelonderdeel gecreëerd. De ontwikkeling van het ODA-budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp niet direct door vertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers weer toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de BNI-raming wordt bijgesteld. Daarnaast kan er sprake zijn van nog te verdelen toerekeningen aan het ODA-budget. Bij aanvang van 2018 bestond een positief saldo van EUR 2,3 miljoen. Gedurende 2018 is dit saldo teruggebracht naar nul. Bij de eerste suppletoire begroting werd het saldo verhoogd met EUR 52,9 miljoen, onder andere als gevolg van BNI-groei en lagere kosten voor eerstejaars asielopvang. In de tweede suppletoire begroting werd per saldo het sub-artikel met EUR 111,5 miljoen verlaagd; EUR 54,9 miljoen werd ten behoeve van intensiveringen overgeheveld naar andere artikelen op de BHOS-begroting. Daarnaast werd EUR 42 miljoen overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid voor hogere kosten voor eerstejaars asielopvang als gevolg van een hogere instroomraming van asielzoekers voor 2018. Daarnaast werd het ODA-budget verlaagd met EUR 14,6 miljoen als gevolg van een negatieve BNI-bijstelling, op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB) en zoals gemeld bij de Miljoenennota.

Ontvangsten

Artikel 5.21:

De ontvangsten ontwikkelingssamenwerking (ontvangsten OS) betreffen teruggaven van niet-bestede middelen binnen ontwikkelingsprogramma’s. De hoogte van de restfondsen en wanneer deze worden ontvangen zijn moeilijk te voorspellen omdat deze afhangen van de hoogte van de ter beschikking gestelde middelen en de uiteindelijke uitgaven. Het zijn daarom ontvangsten die slechts beperkt gepland kunnen worden. Zoals in de tweede suppletoire begroting is gemeld zijn de verwachte ODA-ontvangsten neerwaarts bijgesteld met EUR 13 miljoen. Uiteindelijk werd nog eens EUR 2,4 miljoen minder ontvangen dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting.

Artikel 5.22:

Zoals al in de tweede suppletoire begroting gemeld, is er als gevolg van een gunstige koersontwikkeling een koerswinst ontstaan op betalingen in vreemde valuta. In de tweede suppletoire begroting was de raming van de koerswinst circa EUR 13 miljoen. Uiteindelijk betrof de koerswinst EUR 24,9 miljoen, o.a. als gevolg van betalingen in sterk devaluerende valuta.

Het koersverschil ontstaat omdat het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate rate). Deze koers wordt met de presentatie van de begroting vastgesteld en voor het hele jaar gehanteerd. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende jaar een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat een saldo.

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ). Om deze reden wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, totstandkoming van de beleidsinformatie, misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude, het financieel en materieel beheer gericht op risico’s bij activiteiten en staatssteun.

Paragraaf 1: Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

De controle van de uitgaven door de Auditdienst Rijk (ADR) over 2018 op artikel 2 hoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is gebaseerd op een statistische steekproef. Uit de evaluatie van deze steekproef blijkt dat voor dit artikel de maximale fout de tolerantie overschrijdt.

De tolerantie bedraagt EUR 35,5 mln. De meest waarschijnlijke fout is EUR 16,2 mln. en de maximale fout bedraagt EUR 43,7 mln. De overschrijding is met name veroorzaakt door één transactie waarbij de liquiditeitsbehoefte van de ontvangende partij de betaling niet rechtvaardigde.

Deze transactie was onderdeel van de steekproef en is volledig als fout aangemerkt.

Rapporteringstolerantie

Verantwoord Bedrag in EUR (omvangs-basis)

Rappor teringstolerantie voor fouten en onzekerheden in EUR

Bedrag aan fouten in EUR

Bedrag aan onzekerheden

Bedrag aan fouten en onzekerheden in EUR

Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag

Artikel 2 Uitgaven

711.000.000

35.500.000

16.200.000

0

16.200.000

– 

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Kwaliteit van de beleidsinformatie

In 2018 zijn de uitgangspunten gedefinieerd van het portfoliomanagement voor BHOS. Met portfoliomanagement, als onderdeel van het Programma Resultaatgericht Werken, beoogt het Ministerie de samenhang tussen de activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking te verbeteren. Hiermee wordt de sturing op het bereiken van beleidsdoelstellingen en resultaten versterkt. Ter ondersteuning van het portfoliomanagement is een nieuwe ICT-applicatie in gebruik genomen om de benodigde resultaatinformatie rondom de activiteitenportefeuille digitaal te registreren en te ontsluiten. Een groot deel van de beoogde gebruikers van deze applicatie is opgeleid en wordt ondersteund in de toepassing van Resultaatgericht Werken in de praktijk. De overige gebruikers, ook op de ambassades, volgen in 2019. In de BHOS-begroting van 2018 zijn voor het tweede jaar 15 indicatoren en streefwaarden opgenomen. In het jaarverslag zijn de indicatoren toegepast voor de beleidsmatige verantwoording. Inhoudelijke verantwoording op basis van de open data van het International Aid Transparency Initiative (IATI) is, waar mogelijk, voor OS-activiteiten van meer dan EUR 250.000 voorgeschreven.

Financieel en materieel beheer

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het financieel beheer gericht op de activiteitencyclus en staatssteun is in paragraaf 1 toegelicht. Voor een nadere toelichting omtrent overige aspecten van financieel en materieel beheer wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Onder de onderwerpen activiteitenbeheer en staatssteun staat de opvolging van de bevindingen uit het verantwoordingsonderzoek BHOS over 2017 van de Algemene Rekenkamer (AR) toegelicht.

Activiteitenbeheer

De activiteitencyclus is een standaard proces voor beleidsuitvoering voor alle gefinancierde activiteiten van BZ en van BHOS. Het beoordelingssjabloon, dat het Ministerie hanteert alvorens een activiteit wordt gefinancierd, is aangepast en vanaf 2018 toegepast. Het aangepaste sjabloon faciliteert een meer expliciete analyse van integriteit en (fraude- en corruptie) risico’s. Ondanks de aanpassingen in sjablonen blijft de kwaliteit van risicoanalyses een aandachtspunt. Hiervoor zijn verbeterpunten rondom bewustwording, productverbetering en kennisontwikkeling geformuleerd. In 2018 is een handreiking voor risicoanalyses beschikbaar gesteld. Het Ministerie heeft daarnaast het reviewbeleid van controledossiers van accountants van financieringen van BZ en voor BHOS voor het tweede achtereenvolgende jaar aangescherpt. Dit jaar zijn ook reviews op accountantskantoren in het buitenland verricht. Hiermee geven BZ en BHOS invulling aan bevindingen van de Algemene Rekenkamer bij haar verantwoordingsonderzoek BHOS over 2017. De bevindingen waren dat de risicoanalyses voor aangaan van financieringen explicieter moeten worden gemaakt en dat er reviews moeten plaatsvinden op controledossiers van accountants die in het buitenland zijn gevestigd.

Staatssteun

In het rapport bij het jaarverslag 2017 van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Algemene Rekenkamer aanbevolen om voort te gaan met het institutionaliseren van de werkwijze rondom de toetsing op staatsteun. In 2018 zijn de interne regelgeving en procedures rondom deze toets geactualiseerd en vastgelegd.

Bevindingen van de ADR in de interim-rapportage 2018 waren aanleiding om de beoordelingssjablonen van aanvragen voor financiering van activiteiten aan te scherpen voor de toetsing op staatsteun. Daarnaast heeft het Ministerie op de reeds aangegane activiteiten in 2018 een herstelactie verricht voortkomende uit de genoemde aanscherping. Conclusie is dat het Ministerie een marginaal risico loopt op het verstrekken van ongeoorloofde staatssteun.

Ten slotte heeft de ADR onderzocht of de RVO, bij in opdracht van de Minister uitgevoerde programma’s, toetst op de criteria van staatsteun. Voor de programma’s die RVO beheert vindt voldoende toetsing plaats om de risico’s rondom staatssteun te minimaliseren.

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting omtrent overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Paragraaf 2: Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. BZ en BHOS besteden bij medewerkers aandacht aan zowel integriteit van de eigen medewerkers (interne aangelegenheden) als malversaties door derden (externe aangelegenheden) en de maatregelen om deze te voorkomen en te signaleren. Bovendien ontwikkelt het Ministerie instrumenten en maatregelen om integriteitsschendingen te voorkomen en te signaleren.

In 2018 heeft het interne Expertisecentrum Malversaties bij BZ een aantal acties op het gebied van bewustwording, productverbetering en kennisontwikkeling verricht om de kwaliteit van advisering en de ondersteuning bij vermoedens van malversaties te verhogen. Er is een aantal bijeenkomsten voor medewerkers georganiseerd over fraude- en corruptierisico’s binnen de activiteitencyclus. Bewustwording over risicomanagement en specifiek over fraude- en corruptierisico’s was een belangrijk onderdeel van deze bijeenkomsten. Voor nadere toelichting rondom activiteitencyclus wordt verwezen naar paragraaf 1 waarin ook de invulling van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer is opgenomen.

Het Ministerie monitort of het sanctiebeleid bij vermoedens en bewezen malversaties tot resultaat leidt. In bijlage 2 is een overzicht met bewezen gevallen van malversaties opgenomen.

Paragraaf 3: Belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting omtrent de belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

C. JAARREKENING

6. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2018 Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) (Bedragen x EUR 1.000)
 

(1)

(2)

(3)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

1.981.516

2.700.199

78.811

2.727.142

3.071.130

84.586

745.626

370.931

5.775

                     
 

Beleidsartikelen

1.981.516

2.700.199

78.811

2.727.142

3.071.130

84.586

745.626

370.931

5.775

                     

1

Duurzame handel en investeringen

354.944

508.830

4.119

614.842

537.160

11.447

259.898

28.330

7.328

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

475.744

666.496

 

690.998

710.799

 

215.254

44.303

 

3

Sociale vooruitgang

424.577

724.927

 

464.862

814.757

 

40.285

89.830

 

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

615.301

586.979

 

841.813

811.055

 

226.512

224.076

 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

110.950

212.967

74.692

114.627

197.359

73.139

3.677

– 15.608

– 1.553

7. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2018 EN TOELICHTING BEGROTING BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

I Saldibalans per 31 december 2018

ACTIVA

x EUR 1.000

 

PASSIVA

x EUR 1.000

2018

2017

2018

2017

Intra-comptabele posten

         

1

Uitgaven ten laste van de begroting

3.071.120

2.821.706

 

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

84.583

106.697

         

4a

Rekening-courant RHB

2.986.537

2.715.009

5

Rekening courant RHB Begrotingsreserves

113.222

0

 

5a

Begrotingsreserves

113.222

0

Subtotaal

Intra-comptabele posten

3.184.342

2.821.706

 

Subtotaal

Intra-comptabele posten

3.184.342

2.821.706

           

Extra-comptabele posten

         

10

Vorderingen

1.632.641

1.479.792

 

10a

T.r. vorderingen

1.632.641

1.479.792

12

Voorschotten

3.731.681

4.345.141

 

12a

T.r. voorschotten

3.731.681

4.345.141

13a

T.r. garantieverplichtingen

2.583.777

2.618.800

 

13

Garantieverplichtingen

2.583.777

2.618.800

14a

T.r. andere verplichtingen

5.804.878

6.113.841

 

14

Andere verplichtingen

5.804.878

6.113.841

15

Deelnemingen

158.486

156.641

 

15a

Tegenrekening deelnemingen

158.486

156.641

Subtotaal

Extra-comptabele posten

13.911.463

14.714.215

 

Subtotaal

Extra-comptabele posten

13.911.463

14.714.215

           

Totaal

17.095.805

17.535.921

 

Totaal

17.095.805

17.535.921

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2018, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BHOS begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening courant RHB voor BHOS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).

Met uitzondering van de RHB Rekening BHOS worden alle liquide middelen verantwoord op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, begroting Buitenlandse Zaken.

Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden van de BZ-balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BHOS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen en de garantieverplichtingen. Deze posten geven inzicht in de mogelijke toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. De corporate rate 2018 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,88 EUR. Voor 2019 is deze 0,85 EUR.

Extracomptabele vorderingen zijn de per balansdatum bestaande rechten om geldmiddelen te ontvangen van een wederpartij die niet tot het Rijk behoort. Met ingang van het verslagjaar 2018 zijn door het Ministerie van Financiën de grondslagen voor de extracomptabele vorderingen gewijzigd. Extracomptabele vorderingen op het Rijk worden weer opgenomen in de saldibalans.

De extracomptabele balansrekeningen voor vorderingen, voorschotten, deelnemingen en openstaande verplichtingen worden per 31 december gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. De herwaardering die hieruit voortvloeit is verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is een belangrijke uitvoerder van het BHOS-beleid. RVO is onderdeel van de Rijksoverheid en daarom neemt het Ministerie de gegevens van RVO over wat betreft de verplichtingen- (met uitzondering van DGGF, DTIF en DRIVE-fonds) en voorschottenstand.

De deelnemingen zijn gewaardeerd op basis van het gestorte kapitaal. De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2018

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 3.071.120 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Uitgaven ten laste van de begroting

3.071.120

2.821.706

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BHOS in het jaar 2018 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden op basis van de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de Slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 84.583 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Ontvangsten ten gunste van de begroting

84.583

106.697

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2018 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden op basis van de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de Slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB (credit 2.986.537 x EUR 1.000)

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven met betrekking tot BHOS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHOS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Rekening-courant RHB BHOS

2.973.142

2.715.881

Te verrekenen tussen BZ en BHOS

13.395

– 872

Totaal

2.986.537

2.715.009

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

Door de splitsing van de balans tussen BHOS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Het te verrekenen bedrag ontstaat doordat er ná de verrekening van de maand december nog correcties plaatsvinden en invloed hebben op de verhouding BZ en BHOS. De verrekening van dit bedrag heeft bij de RHB plaatsgevonden met verrekenstukken in het komende jaar.

5 Rekening-courant RHB (begrotingsreserve) (debet 113.222 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Begrotingsreserve DGGF

46.472

0

Begrotingsreserve FOM

44.449

0

Begrotingsreserve DRIVE

12.500

0

Begrotingsreserve DTIF

9.801

0

Totaal

113.222

0

In lijn met de opmerking van de Algemene Rekenkamer in het rapport bij het Jaarverslag 2017 zijn de begrotingsreserves in verband met de risicoregelingen waarvoor de Minister voor BHOS beleidsverantwoordelijk is overgeplaatst van de saldibalans Buitenlandse Zaken naar de saldibalans Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking.

5a Begrotingsreserve (credit 113.222 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 20171

Toevoegingen 2018

Onttrekkingen 2018

Saldo 31 december 2018

Verwijzing naar Begrotings- artikel

Begrotingsreserve DGGF

46.974

1.355

1.857

46.472

1.4

Begrotingsreserve FOM

44.023

426

0

44.449

1.2

Begrotingsreserve DRIVE

12.500

0

0

12.500

1.3

Begrotingsreserve DTIF

12.536

919

3.654

9.801

1.2

Totaal

116.033

2.700

5.511

113.222

 
X Noot
1

Saldo 31 december 2017 is overgenomen van saldibalans 2017 H5 Buitenlandse Zaken.

In 2016 is besloten het FOM voor nieuw af te geven garanties stop te zetten ten gunste van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). Ter dekking van eventuele schades dient tegen een hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. In 2018 zijn ontvangen provisies van EUR 0,426 mln. toegevoegd. Er zijn geen schades uitgekeerd die aan de reserve onttrokken dienden te worden.

In 2016 zijn middelen aan de begrotingsreserve onttrokken die niet beschikbaar dienden te blijven om de lopende FOM garanties af te dekken. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begroting om de uitgaven op het instrument DTIF tot en met 2021 te dekken. De uitstaande garanties FOM nemen echter sneller af dan verwacht. Hierdoor is de begrotingsreserve per ultimo 2018 niet in evenwicht met de uitstaande garanties. In 2019 wordt de begrotingsreserve opnieuw bezien.

Ter dekking van eventuele schades uit DGGF onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties worden aangehouden in de begrotingsreserve. Ter dekking van eventuele schades uit DGGF onderdeel 3 (Atradius) dient tegen hefboom 1:1 voor de wisselfinancieringen en hefboom 1:3 voor de garanties een begrotingsreserve aangehouden te worden. In 2018 zijn door RVO en Atradius ontvangen premies van EUR 1,355 mln. toegevoegd aan de reserve. Schade-uitkeringen (wisselfinanciering) door Atradius van EUR 1,857 mln. zijn onttrokken aan de reserve.

De totaalstand van de garantieverplichtingen DGGF bedraagt per ultimo 2018 EUR 80,6 mln. Hierdoor is de begrotingsreserve per ultimo 2018 in evenwicht met de uitstaande garanties.

Voor DRIVE is een begrotingsreserve gecreëerd. Het saldo in de reserve van EUR 12,5 mln. betreft de bodemstorting uit 2015. In 2018 zijn geen transacties tot stand gekomen, waardoor geen mutaties in de reserve noodzakelijk waren.

Voor DTIF is in 2016 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades uit DTIF onderdeel RVO dient tegen hefboom 1:4 in de reserve te worden aangehouden voor het uitstaande bedrag aan garanties. Ter dekking van eventuele schades uit DTIF onderdeel Atradius dient tegen hefboom 1:1 voor de wisselfinancieringen een begrotingsreserve aangehouden te worden. De reserve bevat een bodemstorting van EUR 5,0 mln. In 2018 zijn door RVO en Atradius ontvangen premies van EUR 0,919 mln. toegevoegd aan de reserve. Schade-uitkeringen (wisselfinanciering) door Atradius van EUR 3,654 mln. zijn onttrokken aan de reserve.

De totaalstand van de garantieverplichtingen DTIF bedraagt per ultimo 2018 EUR 8,2 mln. Hierdoor is de begrotingsreserve per ultimo 2018 niet geheel in evenwicht met de uitstaande garanties. In 2018 is geen aanvullende storting verricht, omdat wisselfinancieringen in termijnen worden uitbetaald als de transactie tot stand is gekomen.

10 Vorderingen (debet 1.632.641 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extracomptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

139.096

164.934

Massif fonds

334.375

319.725

IDF (voorheen MOL fonds)

354.516

354.516

DGGF Fonds

279.886

225.039

NIO begrotingslening

91.000

104.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

31.064

33.584

Diverse extra-comptabele vorderingen

402.704

277.994

Totaal

1.632.641

1.479.792

Met ingang van het verslagjaar 2018 zijn door het Ministerie van Financiën de grondslagen voor de extracomptabele vorderingen gewijzigd. Extracomptabele vorderingen op het Rijk worden weer opgenomen in de saldibalans. De vergelijkende cijfers zijn niet gecorrigeerd. Het totaal van de vorderingen op ministeries per 31 december 2017 bedroeg EUR 2,171 mln.

De extracomptabele vorderingen met betrekking tot IDF (voorheen MOL fonds) en het Massif fonds staan uit bij de FMO en betreffen revolverende fondsen. De betaalde IDF-fondsen staan per 31 december 2028 en de Massif-fondsen per 31 december 2026 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen op de balans.

Uit informatie van de FMO blijkt dat de asset waarde van IDF per 31 december 2018 EUR 333,852 miljoen bedraagt. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2018 bedroegen echter EUR 354,516 miljoen. Het aandeel van BHOS voor wat betreft het Massif fonds is per 31 december 2018 vastgesteld op EUR 482,852 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen t/m 31 december 2018 bedroegen echter EUR 334,375 miljoen. De genoemde asset waarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve cijfers blijken uit de jaarrekening 2018 van FMO.

Voor het DGGF (Dutch Good Growth Fund) zijn leningen verstrekt aan RVO.nl en PWC/TJ, gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden. Aan RVO.nl is een lening verstrekt van EUR 92,3 miljoen. Aan PWC/TJ is een lening verstrekt van EUR 187,6 miljoen.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extracomptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2018

2017

2016

2015

en ouder

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

139.096

0

0

38.147

100.949

Op termijn opeisbaar begrotingslening

91.000

0

0

0

91.000

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

611

0

0

0

611

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

230.707

0

0

38.147

192.560

Direct opeisbaar garantiebetalingen

31.064

0

10

0

31.054

Direct opeisbaar overige vorderingen

6.917

2.712

50

2.763

1.392

Totaal direct opeisbare vorderingen

37.981

2.712

60

2.763

32.446

Geconditioneerde vorderingen

1.363.953

       

Totaal

1.632.641

       

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Openingsbalans

164.934

190.118

Bij: Consolidaties

0

0

Af: Aflossingen

25.645

25.026

Af: Kwijtscheldingen

193

158

Eindbalans

139.096

164.934

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2018 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

Jaar

Aflossingen

Rente

Totaal

2019

22.839

228

23.067

2020

20.778

263

21.041

2021

16.526

354

16.880

2022

12.759

378

13.137

2023

8.405

403

8.808

Na 2023

50.667

5.496

56.163

Totaal

131.974

7.122

139.096

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Openingsbalans

33.584

33.574

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

0

10

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties)

2.520

0

Af: Kwijtscheldingen

0

0

Af: Consolidaties

0

0

Eindbalans

31.064

33.584

Diverse extracomptabele vorderingen

De post diverse extracomptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

TCX Currency Exchange Fund

59.266

59.593

IFC-GAFSP

82.379

85.286

AEF Fund

127.196

75.306

Lening PIDG

77.575

28.600

DTIF

20.144

6.526

PUM

488

486

One Acre Fund

12.750

0

FIB Lening

315

0

RVO KHED/Daey Fonds

2.873

0

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

12.191

10.822

Buiteninvordering gestelde vorderingen

1.524

1.696

Overige

6.003

9.679

Totaal

402.704

277.994

De assetwaarde van het AEF Fund bedraagt per 31 december 2018 EUR 140,1 miljoen. De totaal door BHOS ingebrachte fondsen bedroegen echter EUR 127,2 miljoen. Het betreft een voorlopig cijfer, bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve waarde blijkt uit de jaarrekening 2018 van FMO.

Voor de Private Infrastructure Development Group (PIDG) is een lening verstrekt voor het realiseren van infrastructurele projecten in lage inkomenslanden en fragiele staten. De stijging in 2018 ten opzichte van 2017 wordt veroorzaakt door het omzetten van eerdere bijdragen in een lening, alsmede een extra lening van USD 30 miljoen.

Voor het Dutch Trade Investment Fund (DTIF) is een lening verstrekt aan RVO gericht op het midden- en kleinbedrijf voor risicodragende investeringen en exporttransacties.

De vordering Programma Uitgezonden Managers (PUM) betreft een exploitatiereserve die op basis van een subsidie aan de organisatie is verstrekt.

De lening aan One Acre Fund is verstrekt voor financiering van een kredietverleningsprogramma, zowel in natura als in geld, bestemd voor kleine boeren in Afrika.

12 Voorschotten (debet 3.731.681 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Voorschotten

3.376.229

3.976.539

Voorschotten RVO

355.452

368.602

Totaal

3.731.681

4.345.141

Ouderdomsanalyse voorschotten (x 1.000 EUR)

31 december 2018

31 december 2017

Verstrekt in 2011 en ouder

48.813

64.379

Verstrekt in 2012

103.940

177.000

Verstrekt in 2013

134.098

466.525

Verstrekt in 2014

151.370

522.014

Verstrekt in 2015

258.160

624.944

Verstrekt in 2016

481.031

1.069.185

Verstrekt in 2017

965.525

1.421.094

Verstrekt in 2018

1.588.744

0

Totaal

3.731.681

4.345.141

Opbouw openstaande voorschotten (exclusief voorschotten RVO):

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Openingsbalans

3.976.539

5.958.122

Bij: Verstrekte voorschotten

1.657.767

1.679.332

Af: Verantwoorde voorschotten

2.224.959

3.630.411

Af: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

33.118

30.504

Eindbalans

3.376.229

3.976.539

13 Garantieverplichtingen (credit 2.583.777 x EUR 1.000)

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Asian Development Bank (AsDB)

1.241.244

1.251.588

Inter American Development Bank (IADB)

276.794

286.563

African Development Bank (AfDB)

637.416

642.728

Council of Europe Development Bank (CED)

176.743

176.743

Fonds Opkomende Markten (FOM)

24.760

49.597

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

80.592

51.020

Dutch Trade Investment Fund (DTIF)

8.224

5.791

NIO

138.003

154.770

Totaal

2.583.777

2.618.800

De garantieverplichtingen die uitstaan bij de regionale ontwikkelingsbanken (Asian Development Bank, Inter American Development Bank, African Development Bank en de Council of Europe Development Bank) betreft het niet volgestorte aandelenkapitaal.

De uiteindelijke afname in EUR wordt veroorzaakt door koersverschillen. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De garantie bij het Fonds Opkomende Markten betreft een garantie aan de FMO voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. De openstaande garanties zijn gedaald van EUR 49,6 miljoen naar EUR 24,8 miljoen, omdat in 2016 is besloten om het FOM voor nieuw af te geven garanties stop te zetten.

De garantie in het kader van het Dutch Good Growth Fund heeft betrekking op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 51 miljoen naar EUR 80,6 miljoen komt door een toename van afgegeven garanties door RVO en Atradius. De stijging betreft zowel polissen voor garanties als wisselfinancieringen.

De garantie bij het Dutch Trade and Investment Fund betreft een garantie voor risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 5,8 miljoen naar EUR 8,2 miljoen komt met name door een door RVO verstrekte garantie.

Voor deze laatste 3 regelingen is een begrotingsreserve gevormd.

14 Andere verplichtingen (credit 5.804.878 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Openingsbalans

6.113.841

5.705.603

Bij: Correctie Openingsbalans

0

1.334.688

Bij: Aangegane verplichtingen

2.756.771

1.888.088

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

3.065.734

2.814.538

Eindbalans

5.804.878

6.113.841

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

Af te dragen vennootschapsbelasting

Vanaf 1 januari 2016 is de vennootschapsbelasting ook van toepassing op overheidsinstellingen. Overheidsinstellingen kunnen op basis van de fiscale wet- en regelgeving voor bepaalde activiteiten worden gekwalificeerd als ondernemer. Het resultaat van deze activiteiten is onderhevig aan de vennootschapsbelasting. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een inventarisatie gemaakt van activiteiten waarop de vennootschapsbelasting van toepassing zou kunnen zijn. Deze inventarisatie is verricht met behulp van de handreiking Vennootschapsbelasting Rijksoverheid, opgesteld door het Fiscaal Loket van het Ministerie van Financiën.

Het Ministerie heeft de financieringen in het kader van BHOS onderzocht ten aanzien van de vennootschapsbelasting.

De Minister voor BHOS geeft uitvoering aan de begrotingswet. In de begroting is vastgelegd dat het kabinet de agenda voor hulp, handel en investeringen vormgeeft om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. De Minister maakt hierbij onder andere gebruik van financieringsinstrumenten zoals leningen, garanties en deelnemingen. Het is beleid van de Minister om niet in concurrentie met de markt te handelen, maar juist om de markt voor anderen te ontwikkelen.

Daarnaast biedt het Ministerie andere financieringen aan via Atradius DSB. Voor deze financieringen is voor vier jaren een vrijstelling voor de vennootschapsbelasting verkregen van de Belastingdienst.

Met betrekking tot de fondsen in beheer van FMO N.V. heeft de Belastingdienst geoordeeld dat deze onder de vennootschapsbelastingplicht vallen.

Op basis van de oordelen van de Belastingdienst en de door het Ministerie ingenomen standpunten heeft het Ministerie in 2018 de voorlopige belastingaanslag 2016 betaald ad EUR 7,8 miljoen. Voor 2017 is begroot dat EUR 7,2 miljoen. aan Vpb wordt verrekend aangezien de fondsen waarop vennootschapsbelasting moet worden afgedragen in dat jaar verlieslatend waren. Indiening van de belastingaangifte vennootschapsbelasting 2017 vindt plaats in 2019. Na indiening kan de verrekening van de betaalde vennootschapsbelasting uit de belastingaangifte 2016 plaatsvinden. Voor 2018 is begroot dat het Ministerie EUR 0,7 miljoen vennootschapsbelasting moet betalen. Per saldo is er meer betaald aan de belastingdienst dan de belastingschuld bedraagt over de periode 2016 t/m 2018. Om deze reden is in tegenstelling tot de jaren 2016 en 2017 geen saldo als af te dragen vennootschapsbelasting opgenomen in de saldibalans bij BHOS.

15 Deelnemingen (debet 158.486 x EUR 1.000)

De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen.

Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantie-verplichtingen is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. De laatste kolom van het overzicht vermeldt de voting power ultimo 2018. Naast de omvang van de deelneming in aandelen kan dit percentage ook beïnvloed zijn door bijvoorbeeld de omvang van de middelenaanvullingen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

31 december 2017

Voting power in %

Asian Development Bank

65.340

65.884

1,12

African Development Bank

49.450

46.385

0,89

Inter American Development Bank

12.438

12.877

0,20

Inter American Investment Corporation

9.188

9.425

0,91

Council of Europe Development Bank

22.070

22.070

3,63

Totaal

158.486

156.641

 

De waarde van de deelneming in de African Development Bank is in 2018 voor een bedrag van EUR 3,478 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaalstorting (in valuta SDR) en met een bedrag van EUR 0,412 miljoen afgenomen als gevolg van koerswijziging.

De waarde van de deelneming in de Inter American Investment Corporation Bank is in 2018 voor een bedrag van EUR 0,087 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaaluitbreiding (in valuta USD) en met een bedrag van EUR 0,324 miljoen afgenomen als gevolg van koerswijziging.

De waarde van de deelnemingen in de Asian Development Bank (in SDR) en Inter American Development Bank (in USD) is afgenomen als gevolg van koerswijzigingen.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2018 EUR 1,1 miljoen.

8. WNT VERANTWOORDING 2017 MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

De jaarrekening voor topinkomens staat in het jaarverslag van het moederdepartement, de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: AFGERONDE EVALUATIE- EN OVERIGE ONDERZOEKEN5,6,7

Artikel 1 – Duurzame handel en investeringen

Artikelnummer

Doelstelling

Titel/Onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

1.3

Op zoek naar focus en effectiviteit – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse inzet voor private sector ontwikkeling 2005–2012

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

1.1

Effecten van integratie van hulp, handel en investeringen in 3 partnerlanden

2019

 

1.1

Evaluatie IMVO-beleid inclusief sectorconvenanten

2019

 

1.1

NCP OESO richtlijnen multinationals

2019

 

1.2

Balanceren tussen koopmanschap en diplomatie. Evaluatie van de Netherlands Business Support Offices, 2006–2013

2014

 

1.2

Eindrapport evaluatie «Partners for International Business» (PIB)

2017

 

1.2

Buiten gebaande paden. Mid-term evaluatie RVO's DHKDHI-instrument

2018

 

1.2

Effectenonderzoek Economische diplomatie

2019

 

1.2

Starters in International Business

2019

 

1.3

Riding the wave of sustainable commodity sourcing – Review of the Sustainable Trade Initiative IDH

2014

 

1.3

Evaluation «Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden»

2014

 

1.3

Health Insurance Fund

2015

 

1.3

Work in progress. Evaluation of the ORET programme investing in public infrastructure in developing countries

2015

 

1.3

Aided trade. An evaluation of th Centre for the Promotion of Imports for Developing Countries, 2005–2012

2015

 

1.3

Evaluation of PUM Netherlands Senior Experts, 2012–2015

2016

 

1.3

Massif evaluation. Financial inclusion in developing countries 2006–2014

2016

 

1.3

Evaluatie PSOM/PSI 2009–2014

2017

 

1.3

DECP (Employers Cooperation Program)

2017

 

1.3

Mid-term review of the Transition Facility

2017

 

1.3

Evaluation of the Infrastructure Development Fund, Vol 1. Main report

Vol.2. Case studies

Vol.3. Annexes

2018

 

1.3

Evaluatie FMO Access to Energy Fund

2018

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid een doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA’s

 

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

 

3. Overig onderzoek

     
 

1.1

Evaluation issues in financing for development – Analysing effects of Dutch corporate tax policy on developing countries

2014

 

1.1

Good things come to those who make them happen: return on aid for Dutch exports

2014

 

1.1

MVO Sector Risico Analyse

2014

 

1.1

Onderzoek naar ISDS in TTIP

2014

 

1.1

The impact of the Transatlantic Trade and Investment Partnership on low income countries

2015

 

1.1

Directe investeringen: UNCTAD- studie rol Nederlandse IBO’s

2015

 

1.1

Onderzoek zorgplicht Nederlandse bedrijven inzake IMVO

2016

 

1.1

Effecten van zes EU-handelsakkoorden op de Nederlandse economie

2017

 

1.1

Government policy to stimulate international responsible business conduct

2018

 

1.1

Onderzoek naar MVO sectorconvenanten

2019

 

1.1

Strategies for responsible business conduct

2019

 

1.1

Nederlands handels- en investeringsbeleid

2019

 

1.1

Effecten van Economische Partnerschapsovereenkomsten EU

2019

 

1.2

Internationale business support: vijf case studies

2014

 

1.3

Schoklandakkoorden

2014

 

1.3

Better ways of trading. Evaluatie over de effectiviteit van Technische Assistentie voor handelsbeleid en -regelgeving

2018

 

1.4

Kamerbrief over Mid-term review Dutch Good Growth Fund

2015

Artikel 2 – Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Artikelnummer

Doelstelling

Titel/Onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

2.1

Voedselzekerheid

2018

 

2.2

Waterbeheer

2018

 

2.3

Met hernieuwde energie – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan hernieuwbare energie en ontwikkeling (2004–2014)

2015

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

2.1

Programma Ondersteuning Producentenorganisaties Agriterra

2015

 

2.1

Solidaridad

2015

 

2.1

Driving Nutrition Impact GAIN

2017

 

2.1

UNICEF

2017

 

2.1

DryDEV / ICRAF

2018

 

2.1

CGIAR Agricultural research

2016

 

2.1

IDH case study tea Kenya

2016

 

2.1

IDH case study cocoa Ghana

2015

 

2.1

GAFSP Private sector window MTR

2016

 

2.1

Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid. MTR

2016

 

2.1

Geodata for agriculture and water MTR

2016

 

2.1

Adaptation for Smallholder Agriculture Programme MTR

2015

 

2.1

GAIN in Schokland Akkoorden

2014

 

2.1

International Land Coalition.

2015

 

2.1

CAADP Multi-Donor Trust Fund

2016

 

2.1

IOB voedselzekerheidstudie Ethiopie

2017

 

2.1

IOB voedselzekerheidstudie Bangladesh

 
 

2.1

IOB voedselzekerheidstudie Rwanda

2017

 

2.1

IOB voedselzekerheidstudie Uganda

2018

 

2.1

IFDC-2SCALE

2018

 

2.2

Effectenonderzoek landbouw irrigatieprogramma (Bangladesh, Indonesie)

2017

 

2.2

IOB verbeterd waterbeheer Bangladesh

2018

 

2.2

IOB verbeterd waterbeheer Indonesië

2018

 

2.2

IOB verbeterd waterbeheer Mozambique

2018

 

2.2

IOB verbeterd waterbeheer Mali

2018

 

2.2

Water OS

2017

 

2.2

Water Financing Facility

2015

 

2.2

Water Partnership Program

2017

 

2.2

Young Expert Programme

2018

 

2.2

Football for Water

2019

 

2.2

MTR DGIS – IHE Programmatic Cooperation (DUPC 2)

2018

 

2.2

PPP AKVO

2017

 

2.2

IRC Water Sanitation Centre

 
 

2.3

SUSTAIN

2019

 

2.3

Daey Ouwens Fonds

2016

 

2.3

Access to energy in Rwanda. Impact evaluation of activities supported by the Dutch Promoting Renewable Energy programme

2014

 

2.3

Energising Development (EnDev II)

2014

 

2.3

Energising Development review

2018

 

2.3

Subsidie: Access to Energy Fund (FMO-AEF)

2017

 

2.3

HIVOS Biogas

2017

 

2.3

Tropenbos

2017

 

2.3

Bijdrage CieMER

2017

 

2.3

Convenant DGIS PBL

2017

 

2.3

External evaluation ESMAP and ASTAE

2016

 

2.3

WRI

2016

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a MKBA’s

 

– 

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

– 

 

3. Overig onderzoek

     
 

2.3

Monitoring and evaluating mainstreamed adaptation to climate change. A synthesis study on climate change in development cooperation

2018

Artikel 3 – Sociale vooruitgang

Artikelnummer

Doelstelling

Titel/Onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltrefferndheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

3.2

Gender sense & sensitivity: Policy evaluation on women's rights and gender equality (2007–2014)

2015

 

3.3

Beleidsdoorlichting Nederlandse steun aan ontwikkeling van zuidelijke civil society. «Shifting interests, changing relations, support under pressure»

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

3.1

Fonds Product Development Partnerships

2015

 

3.1

Mid-term review Amplify Change

2016

 

3.1

Keuzes en Kansen, Key Population Fund, SRGR Fonds 2013–2015, Opstapfonds, Kindhuwelijkenfonds

2017

 

3.2

Gender, peace and security. Evaluation of the Netherlands and UN Security Council resolution 1325

2015

 

3.2

Evaluation of the MDG3 Fund – Investing in Equality (2008–2011)

2015

 

3.2

Women in the Frontline 2012–2017

2017

 

3.2

FLOW

2017

 

3.3

Useful Patchwork. Direct funding of local NGO's by Netherlands embassies 2006–2012

2014

 

3.3

Between ambition and ambivalence: mid-term evaluation SNV programme 2007–2015

2013

 

3.3

Investeren in wereldburgerschap. Evaluatie van de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO)

2014

 

3.3

Opening doors and unlocking potential: key lessons from an evaluation of support for Policy Influencing, Lobbying and Advocacy (PILA)l

2015

 

3.4

European Centre for Development Policy Management

Institutional Evaluation

2016

 

3.4

External evaluation of Netherlands Fellowship Programme (NFP II) and Netherlands Initiative for Capacity Building in Higher Education (NPT/NICHE II)

2017

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

3. Overig onderzoek

2 en 3

Analyse van armoede en ongelijkheid in de context van transitie in Sub-Sahara Afrika

2018

 

3.2

IOB Study – Premises and Promises – A study of the premises underlying the Dutch policy for women's rights and gender equality

2015

   

Literature review education and employment for refugee childeren and youth

2018

Artikel 4 – Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Artikelnummer

Doelstelling

Titel/Onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

4.1

Beleidsdoorlichting van de Nederlandse humanitaire hulp 2009–2014

2015

 

4.2

Beleidsdoorlichting Budget Internationale Veiligheid 1

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

4.3

Wederopbouwfonds en SPCC

2019

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA’s

 

– 

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

– 

 

3. Overig onderzoek

     
 

4.1

Dutch Relief Alliance – evaluatie

2017

X Noot
1

Deze beleidsdoelstelling is sinds 2015 opgenomen in de begroting van het Ministerie van Defensie.

Artikel 5 – Versterkte kaders voor ontwikkeling

Artikelnummer

Doelstelling

Titel/Onderwerp

Jaar van afronding

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

5.1

Nederlandse samenwerking met ontwikkelingsorganisaties van de Verenigde Naties

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

5.2

How to break the vicious cycle. Evaluation of Dutch development cooperation in the Palestinian Territories 2008–2014

2016

 

5.2

The gaps left behind. An evaluation of the impact of ending aid.

2016

 

5.2

Deelonderzoeken

Voor The gaps left behind – Bolivia, Burkina Faso, Guatemala, Nicaragua, Tanzania en Zambia

2016

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA’s

 

– 

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

– 

 

3. Overig onderzoek

     
 

5.1

Voorkomen is beter dan genezen. Evaluatie over Nederland en de WHO, 2011–2015

2016

 

5.1

Development effectiveness reivew of the United Nations Entity for Gender Equality and the Empowerment of Women (UN Women)

2015

 

5.2

Good things come to those who make them happen: return on aid for Dutch exports

2014

 

5.2

Autonomy, partnership and beyond. A counterfactual analysis of policy coherence for Ghana

2014

 

5.3

Ontwikkeling en migratie. Literatuurstudie

2018

BIJLAGE 2: SANCTIEBELEID EN MALVERSATIES

In de nota «Beheer en Toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd, is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversaties en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. Ook de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld is toegevoegd. In de praktijk worden malversaties als bewezen beschouwd als er zodanig sterke aanwijzingen zijn, dat het bestaan van een malversatie logischerwijs niet ontkend kan worden. Het is niet zo dat bij alle gevallen door een uitspraak van de rechter een malversatie als bewezen wordt aangemerkt.

Malversaties

In het jaar 2018 zijn in totaal 68 vermoedens van malversaties gemeld bij het Meldpunt Malversaties. Vermoedens van malversaties worden altijd onderzocht. Eind 2018 zijn van deze vermoedens nog 35 gevallen in onderzoek; 10 vermoedens konden na onderzoek niet worden bewezen. Er zijn nog 13 gevallen uit 2017 en 2 gevallen uit 2015 in onderzoek.

In deze bijlage wordt ingegaan op de gevallen waarbij het onderzoek is afgerond en welke als bewezen malversaties zijn aangemerkt. Hieronder worden de in het jaar 2018 bewezen gevallen van malversaties (23 uit 2018, 1 uit 2017, en 1 uit 2014) beschreven:

2018

Oeganda

 

REF: 18–02

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma op het gebied van versterking democratisering en bescherming van mensenrechten.

Ontdekt:

Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider is onderzoek gedaan. Het onderzoek wijst uit dat de aanbestedingsregels niet zijn opgevolgd.

Omvang:

EUR 159.475

Nederlands aandeel:

EUR 7.974

Actie:

De internationale organisatie heeft het gemalverseerde bedrag volledig terugbetaald en heeft het veldkantoor gesloten. Het multi-donorfonds heeft de internationale organisatie uitgesloten van deelname aan toekomstige programma’s.

Democratische Republiek Congo

 

REF: 18–03

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma gericht op het versterken van lokale veiligheid en het verbeteren van services van lokale instituten.

Ontdekt:

Naar aanleiding van een e-mail van een klokkenluider is er intern onderzoek gedaan naar declaraties.

Omvang:

EUR 1.800

Nederlands aandeel:

Kan niet worden vastgesteld

Actie:

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport worden de interne controles aangescherpt en verbetermaatregelen doorgevoerd.

Nederland

 

REF: 18–04

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma op het gebied van versterking van de capaciteit van de regionale overheid.

Ontdekt:

Door gebrek aan donoren heeft de organisatie besloten om activiteiten te staken. De internationale organisatie heeft een gedeelte van de Nederlandse bijdrage aan andere doeleinden besteed.

Omvang:

EUR 77.311

Nederlands aandeel:

EUR 77.311

Actie:

Het besluit van vordering is vastgesteld. De internationale organisatie is failliet verklaard.

Rwanda

 

REF: 18–05

Organisatie:

Lokale organisatie

Context:

Programma’s om politieke processen in fragiele staten te bevorderen.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden is bij enkele transacties fraude geconstateerd. Aanvullend onderzoek wijst uit dat verschillende leveranciers samenspanden door het opzettelijk vervalsen van offertes.

Omvang:

EUR 12.418

Nederlands aandeel:

EUR 12.418

Actie:

De lokale organisatie heeft het gemalverseerde bedrag volledig terugbetaald. De interne controles zijn aangescherpt; de afdeling is met een inkoopspecialist versterkt.

Oeganda

 

REF: 18–06

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma dat bijdraagt aan het vergroten van de registratiecapaciteit van vluchtelingen.

Ontdekt:

Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider is onderzoek gedaan naar mogelijke fraude en corruptie bij lokale partners. Het onderzoeksrapport heeft meerdere onregelmatigheden binnen deze lokale organisaties blootgelegd.

Omvang:

Kan niet worden vastgesteld.

Nederlands aandeel:

Kan niet worden vastgesteld.

Actie:

In het onderzoeksrapport zijn aanbevelingen gedaan op het gebied van partnerselectie, monitoring van activiteiten, verscherpte procedures en checks.

Oeganda

 

REF: 18–08

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma gericht op maatschappelijke samenwerking tussen lokale organisaties, overheden en bedrijven.

Ontdekt:

Een klokkenluider heeft het hoofdkantoor van de internationale organisatie laten weten dat er mogelijk fondsen onrechtmatig zijn besteed. Onderzoek wijst uit dat er sprake is van factuurfraude.

Omvang:

EUR 1.298

Nederlands aandeel:

EUR 1.298

Actie:

Het arbeidscontract van de medewerker is ontbonden en interne procedures zijn aangescherpt.

Indonesië

 

REF: 18–10

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage gericht op arbeidsmigratie in bepaalde delen van Azië.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden is factuurfraude geconstateerd

Omvang:

EUR 36.399

Nederlands aandeel:

EUR 36.399

Actie:

Op basis van de ontdekking is aanvullend onderzoek gedaan. De eerste bevindingen uit het onderzoek toonden aan dat er waarschijnlijk met een bedrag van omgerekend EUR 36.399 is gemalverseerd. De organisatie heeft na intern onderzoek omgerekend EUR 20.279 teruggestort. Het contact is vanuit de organisatie verbroken. De Nederlandse ambassade in Jakarta blijft druk uitoefenen om het resterende bedrag terug te vorderen.

Congo, Ethiopië, Soedan, Tanzania

REF: 18–11

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage aan een organisatie die wereldwijd vaccinaties verstrekt en financiert.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamhedenzijn bij kantoren van partners in vier verschillende landen onregelmatigheden geconstateerd.

Omvang:

EUR 6.075.395

Nederlands aandeel:

EUR 188.337

Actie:

De organisatie heeft direct actie ondernomen. In februari 2018 was reeds 99 procent van de totale omvang van het gemalverseerde bedrag aan de organisatie terugbetaald door lokale partners.

Kenia

 

REF: 18–12

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage aan verbetering van milieubeleid in ontwikkelingslanden en armoedebestrijding.

Ontdekt:

Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider is onderzoek gedaan naar verdenking van onrechtmatige personeelsbenoemingen, nepotisme, en misdragingen.

Omvang:

EUR 16.778

Nederlands aandeel:

EUR 425

Actie:

Het onderzoek wijst uit dat er herhaaldelijk is gefraudeerd met declaraties. Toekomstige betaling is afhankelijk van de voortgang die de internationale organisatie maakt t.a.v. financieel management en het vergroten van de transparantie.

Oeganda

 

REF: 18–13

Organisatie:

Lokale organisatie

Context:

Programma op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden is bij de lokale uitvoerende partij fraude geconstateerd. Nader onderzoek bevestigde de malversatie.

Omvang:

EUR 90.000

Nederlands aandeel:

EUR 90.000

Actie:

De internationale organisatie heeft de betalingen aan de lokale partner gestaakt en het project is vroegtijdig beëindigd. Het gemalverseerde bedrag is door de internationale organisatie teruggevorderd.

Zambia

 

REF: 18–21

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma dat bijdraagt aan het versterken van het gezondheidssysteem

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden is bij de lokale uitvoerende partij fraude geconstateerd. Nader onderzoek bevestigde dat een medewerker projectbudget voor privédoeleinden heeft gebruikt.

Omvang:

EUR 352

Nederlands aandeel:

EUR 352

Actie:

Betreffende medewerker is gehoord en is vervolgens ontslagen. Het bedrag is volledig terugbetaald.

Zwitserland

 

REF: 18–23

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Fonds gericht op gezondheidsprojecten.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden op het hoofdkantoor zijn onregelmatigheden geconstateerd. Uit onderzoek blijkt er creditcardfraude te zijn gepleegd met geretourneerde creditcards door een medewerker op de financiële afdeling.

Omvang:

EUR 397.000

Nederlands aandeel:

EUR 9.000

Actie:

Betreffende medewerker is ontslagen en er is aangifte gedaan bij de lokale autoriteiten. Aanbevelingen uit het onderzoeksrapport zijn door de organisatie geïmplementeerd. Een gedeelte van het bedrag (EUR 194.000) is inmiddels terugbetaald.

Jordanië, India

 

REF: 18–24

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage aan een consortium dat internationaal landbouwkundig onderzoek doet.

Ontdekt:

Tijdens een bijeenkomst van het consortium zijn donateurs geïnformeerd over twee gevallen van malversaties bij lokale kantoren in Jordanië en India. In Jordanië betrof dit een verdenking van fraude door een voormalig administratief medewerker.

In India betrof het een medewerker die wordt verdacht van onder andere financieel wanbeleid en zelfverrijking middels bonussen waarbij tevens een voormalig medewerker was betrokken. De bonussen waren afkomstig uit het eigen vermogen van de organisatie. Het Nederlandse aandeel is om die reden niet vast te stellen.

Omvang:

EUR 953.891, waarvan: EUR 192.357 in Jordanië en EUR 761.534 in India

Nederlands aandeel:

Jordanië: EUR 12.195

India: Kan niet worden vastgesteld

Actie:

Jordanië: Juridische stappen zijn gezet om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen. De betreffende medewerker is ontslagen. De interne controle is verder aangescherpt. Het Nederlandse aandeel is volledig teruggevorderd.

India: Betreffende medewerker is ontslagen. Er is een terugbetalingsregeling getroffen tussen de organisatie en de medewerker. De helft van het gemalverseerde bedrag is door de medewerker aan de internationale organisatie terugbetaald.

Libanon

 

REF: 18–25

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage aan een fonds voor het ondersteunen van publieke organisaties in Libanon voor Syrische vluchtelingen.

Ontdekt:

Door een lokale partner van de internationale organisatie werden onder andere personeelskosten bij meerdere donoren verhaald. Tevens werden sommige medewerkers in contanten uitbetaald om belastingen te ontduiken.

Omvang:

EUR 2.140

Nederlands aandeel:

EUR 2.140

Actie:

Het gemalverseerde bedrag wordt ingehouden op de volgende betaling aan de organisatie. De samenwerking tussen de twee organisaties is voorlopig opgeschort.

België

 

REF: 18–30

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Fonds gericht op verbetering van de landbouw in ontwikkelingslanden.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden is een verdacht betaalverzoek geconstateerd. Onderzoek wijst uit dat een emailaccount was gehackt.

Omvang:

EUR 0

Nederlands aandeel:

EUR 0

Actie:

Door de internationale organisatie is aangifte gedaan bij de lokale autoriteiten. De beveiliging op het gebied van informatie- en communicatie technologie en interne controle is doorgelicht en de organisatie heeft verbetermaatregelen getroffen. Het betaalverzoek is niet uitgevoerd en er is geen financiële schade vastgesteld.

Ethiopië

 

REF: 18–34

Organisatie:

Nationaal kennisinstituut

Context:

Bijdrage aan een project gericht op duurzame ontwikkeling in delen van stroomgebieden in de Hoorn van Afrika.

Ontdekt:

De Nederlandse ambassade in Addis Abeba heeft over een langere periode klachten ontvangen over het personeelsbeleid bij een lokaal kantoor van een internationale organisatie welke door de ambassade wordt gesubsidieerd. Selectieprocedures zouden niet transparant zijn verlopen en er zou worden afgeweken van afspraken met de ambassade.

Omvang:

EUR 0

Nederlands aandeel:

EUR 0

Actie:

Concrete bewijzen hebben geleid tot sancties tegen de organisatie. Resterende betalingen aan de organisatie zijn aangehouden. Het selectieproces is stopgezet. De organisatie heeft een interim-directeur aangesteld welke een intern onderzoek heeft aangekondigd. Er is geen financiële schade geconstateerd.

Soedan

 

REF: 18–35

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage aan een programma gericht op het hervormen van regelgeving in de olie-industrie en het promoten van transparantie en verantwoording in regionaal bestuur.

Ontdekt:

Het management van de organisatie is door meerdere klokkenluiders ingelicht over het feit dat een deel van hun vergoeding werd ingehouden door drie medewerkers.

Omvang:

EUR 22.275

Nederlands aandeel:

EUR 22.275

Actie:

Het interne onderzoek wijst uit dat er is gemalverseerd. De betreffende medewerkers zijn ontslagen en 80 procent van het gemalverseerde bedrag is reeds terugbetaald. De resterende 20 procent (+/- EUR 5.500) wordt onder toezicht van Nigeriaanse autoriteiten teruggevorderd.

Kenia

 

REF: 18–42

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma dat zich richt op het bevorderen van politieke processen door het trainen van overheden en autoriteiten.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden is vastgesteld dat een medewerker verscheidene kosten onterecht heeft gedeclareerd.

Omvang:

EUR 9.680

Nederlands aandeel:

EUR 50

Actie:

Het volledige gemalverseerde bedrag wordt door de organisatie vergoed. De betrokken medewerker is ontslagen.

Kenia

 

REF: 18–51

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma gericht op het versterken van maatschappelijke organisaties.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden geconstateerd bij reisdeclaraties.

Omvang:

EUR 2.351

Nederlands aandeel:

EUR 2.351

Actie:

Het gemalverseerde bedrag is volledig terugbetaald. De betreffende medewerker is ontslagen.

België

 

REF: 18–58

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage gericht op het versterken van mensenrechten.

Ontdekt:

Tijdens de reguliere controlewerkzaamheden is een verdachte transactie geconstateerd.

Omvang:

EUR 297.000

Nederlands aandeel:

EUR 4.029

Actie:

Naar aanleiding van de reguliere controlewerkzaamheden is een aanvullend onderzoek ingesteld. De betreffende medewerker had de organisatie reeds verlaten. Er is aangifte gedaan bij de lokale autoriteiten.

Mali

 

REF: 18–62

Organisatie:

Nationale overheid

Context:

Een onderzoeksrapport over de opvolging van onderzoeksresultaten door de een nationaal instituut.

Ontdekt:

Een groep internationale donoren, waaronder Nederland, heeft onderzoek laten doen naar de acties die ondernomen zijn door de lokale overheid naar aanleiding van rapporten van een nationaal instituut. Deze rapporten beslaan de afgelopen 13 jaar en hebben meerdere malen onregelmatigheden aan het licht gebracht. Uit de rapporten is gebleken dat slechts een fractie van de aanbevelingen in rapporten zijn opgevolgd.

Omvang:

EUR 1.130.000.000

Nederlands aandeel:

Kan niet worden vastgesteld.

Actie:

Het voorzitterschap van de donorgroep (onder leiding van Nederland) heeft de overheid ter verantwoording geroepen. Het rapport zal aan de orde worden gesteld alsmede de consequenties. Een plan van aanpak zal worden afgedwongen.

Nederland

 

REF: 18–65

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage aan een programma gericht op verduurzaming.

Ontdekt:

Via een phishing mail hebben externe fraudeurs toegang gekregen tot de interne communicatie van de organisatie.

Omvang:

EUR 146.522

Nederlands aandeel:

EUR 146.522

Actie:

Door de internationale organisatie is aangifte gedaan bij de lokale autoriteiten. De beveiliging op het gebied van informatie- en communicatie technologie en interne controle is doorgelicht en de organisatie heeft middels een actieplan verbetermaatregelen getroffen.

Burundi

 

REF: 18–68

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Bijdrage gericht op specifieke humanitaire hulp.

Ontdekt:

Onregelmatigheden geconstateerd bij inkoopprocessen.

Omvang:

EUR 4.718

Nederlands aandeel:

Kan niet worden vastgesteld.

Actie:

De internationale organisatie heeft de vijf betrokken personen uitgesloten van verdere betrokkenheid bij aanbestedingen. Het gemalverseerde bedrag wordt teruggevorderd.

2017

Irak

 

REF: 17–18

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Het betreft een fonds gericht op specifieke humanitaire interventies.

Ontdekt:

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden is bij de lokale uitvoerende partij fraude geconstateerd.

Omvang:

EUR 472.560

Nederlands aandeel:

EUR 74.570

Actie:

Aanvullend onderzoek bevestigde de malversatie door o.a. nepotisme, het opvoeren van spookwerknemers en documentfraude. Het bedrag is door de internationale organisatie teruggevorderd.

Bangladesh

 

REF: 17–24

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Activiteit in het kader van verbetering arbeidsomstandigheden in de textielsector.

Ontdekt:

Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider is onderzoek gedaan. Het onderzoek wijst uit dat er sprake is van belangenverstrengeling en corruptie. Het betreft aannemen van steekpenningen en oneigenlijk gebruik van projectmiddelen door een medewerker.

Omvang:

EUR 24.640

Nederlands aandeel:

EUR 8.213

Actie:

De betreffende medewerker is ontslagen. Het bedrag is terugbetaald aan de internationale organisatie. Het bedrijf dat de steekpenning had betaald is uitgesloten van deelname aan nieuwe activiteiten door de internationale organisatie.

2014

Zuid-Soedan

 

REF: 14–39

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma gericht op het terugdringen van instabiliteit.

Ontdekt:

De organisatie is door een bank geïnformeerd dat een medewerker van de organisatie na het innen van een cheque door onbekenden is meegenomen.

Omvang:

EUR 20.000

Nederlands aandeel:

EUR 20.000

Actie:

De betreffende medewerker is niet traceerbaar. Het gemalverseerde bedrag is buiten de subsidievaststelling gehouden.

Overzicht lopende sanctiemaatregelen

In het onderstaande overzicht wordt informatie verstrekt over de nog lopende sanctiemaatregelen op bewezen malversaties uit eerdere jaren. Het Ministerie monitort de uitvoering van het sanctiebeleid. Om de resultaten van het sanctiebeleid te bereiken is vaak veel tijd nodig. Met name waar afhankelijkheid van lokale rechtssystemen noodzakelijk is.

Jemen

 

REF: 11–08

Organisatie:

Lokale overheidsorganisatie

Vordering:

EUR 1.473.431

Stand van zaken:

Ondanks dat drie schriftelijke herinneringen zijn verstuurd en mondeling is gesproken met de organisatie, heeft deze niet betaald.

Aanvullende maatregelen:

Vanwege de verslechterde veiligheids- en politieke situatie in Jemen is de ambassade sinds februari 2015 in Sana’a gesloten. Deze opereert vanuit het Ministerie in Den Haag. Als gevolg van de situatie in Jemen staat de economie op het randje van ineenstorting en ondervindt het betalingsverkeer ernstige problemen. Meerdere landen ervaren problemen met de terugbetaling van schulden en/of vorderingen. Desondanks heeft de ambassade zich ten doel gesteld de vordering maximaal te handhaven. De mogelijkheden daartoe (waaronder een gezamenlijke interventie met andere donoren) worden pas na terugkeer van de post in Jemen bezien.

India

 

REF: 12–15

Organisatie:

Lokale onderneming

Vordering:

EUR 1.200.000

Stand van zaken:

Het gerechtshof in India heeft bericht dat de zaak voor onbepaalde tijd ambtshalve is uitgesteld en dat afwikkeling nog geruime tijd kan duren. Er zit nog geen voortgang in de afwikkeling. De ambassade in New Delhi monitort deze zaak.

Bangladesh

 

REF: 13–03

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 398.000

Stand van zaken:

Op een door de ambassade Dhaka en Zweden opgestelde brief heeft de lokale organisatie gereageerd. Deze reactie gaat echter onvoldoende in op de gefraudeerde bedragen en terugbetaling hiervan. Ook hebben de ambassade Dhaka en Zweden het schriftelijk onder de aandacht gebracht van het lokale toezichthoudend overheidsorgaan. De lokale organisatie is dringend verzocht tot terugbetaling over te gaan. De ambassade in Dhaka blijft de zaak monitoren.

Oeganda

 

REF: 13–22

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 67.000

Stand van zaken:

Als penvoeder van de donoren heeft de Deense ambassade ook in 2018 meerdere gesprekken gehad met betrokkenen. Hierin is nogmaals aangedrongen op het terugbetalen van de verstrekte middelen. De Deene ambassade blijft de zaak monitoren en houdt de overige donoren op de hoogte.

Oeganda

 

REF: 14–09

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 17.223

Stand van zaken:

Begin 2016 werd de zaak voorgelegd aan de openbaar aanklager (Directorate of Public Prosecution – DPP). Als penvoerder van de donoren blijft de Deense ambassade druk uitvoeren op DPP om de zaak zo spoedig mogelijk te behandelen en informeert de overige donoren hierover.

Somalië

 

REF: 14–10

Organisatie:

Internationale organisatie

Vordering:

EUR 3.000.000

Stand van zaken:

De internationale organisatie heeft het gefraudeerde bedrag voor een groot deel teruggevorderd. Nederland blijft de zaak monitoren.

Mali

 

REF: 17–13

Organisatie:

Lokale NGO

Vordering:

EUR 962.154

Stand van zaken:

Op basis hiervan is een aanvullend onderzoek ingesteld. Hieruit bleek dat de interne controlemaatregelen niet werden opgevolgd en bewijsstukken deels waren vervalst. Juridische stappen worden genomen tegen de directeur van de lokale NGO om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen.

BIJLAGE 3: TOELICHTING OP STREEFWAARDEN EN INDICATOREN

Indicatoren uit begroting 2018

Indicator Private Sector Ontwikkeling (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

Ontwikkeling van de private sector bevordert inclusieve economische groei, conform de beleidsnota. Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en ondernemerschap te stimuleren groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden. Met goede banen en stabiele inkomens wordt armoede verminderd. Werk en inkomen dragen ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.

In de verslagperiode werden 255.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is (aanzienlijk) meer dan de vooraf gestelde streefwaarde van 220.000 waarmee de opgaande trend in het totale aantal ondersteunde banen in ondernemingen zich voortzette. De hogere realisatie is voor een belangrijk deel het gevolg van doorgevoerde aanpassingen in het Dutch Good Growth Fund waarbij ondernemers, brancheorganisaties en banken intensiever zijn benaderd om hen bekend te maken met de verschillende mogelijkheden voor ondersteuning bij buitenlandse investering en export via het fonds en de mogelijkheid om startups te assisteren werd toegevoegd. De lagere streefwaarde van 180.000 voor 2020 houdt rekening met een verwachte afname in de projectontwikkeling op het resultaatgebied van bedrijfsontwikkeling.

Indicator Private sector-ontwikkeling (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten met het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD. In de verslagperiode werden in totaal 8.800 plannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund, waarmee de streefwaarde van 3.000 ruim werd overtroffen. Iets minder dan tien procent hiervan betrof Nederlandse bedrijven, de rest lokale of andere bedrijven. Met name het Dutch Good Growth Fund kon hierbij de investeringen in het midden- en kleinbedrijf aanzienlijk vergroten als gevolg van bovengenoemde maatregelen om de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het programma te vergroten. Ook de actievere rol die uitvoeringsorganisatie RVO als makelaar tussen opdrachtgevende overheden en opdrachtnemende bedrijven heeft ingenomen bij de voorbereiding en uitvoering van infrastructuurprojecten heeft bijgedragen aan deze versnelling in de projectontwikkeling vergeleken met de voorgaande verslagperiode.

Het tempo van de projectontwikkeling zal in de periode tot en met 2020 naar verwachting afnemen. Dit komt deels doordat in deze periode programma’s aflopen en nieuwe programma’s tijd nodig hebben om tot optimale resultaatbereiking te komen. Daarnaast betekent de verschuiving van de inzet naar de focusregio’s MENA, Sahel en Hoorn van Afrika dat er in complexere en soms meer fragiele landencontexten gewerkt moet worden. In die landen zal naar verwachting meer diepgaande en langere ondersteuning nodig zijn om haalbare ondernemingsplannen te ontwikkelen en werkgelegenheid te realiseren. Dit zal de kwantitatieve resultaten enigszins drukken.

Indicatoren voedselzekerheid: introductie

Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, verduurzaming van voedselproductiesystemen en behoud van genetische bronnen voor de landbouw. De urgentie van dit doel is groot: na een decennium van gestage afname is de honger in de wereld de laatste jaren weer aan het stijgen. De 5 targets van SDG 2 zijn de leidraad voor de Nederlandse inzet, met resultaatbereik langs de drie doelen van het voedselzekerheidsbeleid van 2014 (Kamerstuk 33 625, nr. 147):

  • uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen jonge kinderen over de periode 2016–2030;

  • bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016–2030; en

  • realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan conversie naar ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016–2030.8

Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

Over de periode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 18,5 miljoen mensen (met name jonge kinderen) direct bereikt, met screening op ondervoeding, voedingsadvies, voedingssupplementen, therapeutische voeding, extra vitaminen, ontwormingskuren en toegang tot een diverser en gezonder dieet. Binnen die bereikte groep kon bij 11,4 miljoen mensen een daadwerkelijk verbeterde voedselinname worden vastgesteld. Deze cijfers liggen circa 25% lager dan het jaar hiervoor, als gevolg van een programma van UNICEF dat halfweg de verslagperiode afliep. Inmiddels is een nieuw programma met UNICEF opgestart. Om dezelfde reden werd de streefwaarde van 18 miljoen mensen met verbeterde voedselinname niet bereikt. Op de streefwaarde op impact niveau, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen kinderen zodat ze ook in de toekomst uit de ondervoeding zullen kunnen blijven, kon nog niet worden gerapporteerd omdat de indicator daarvoor nog moet worden uitgewerkt (in 2019).

Indicator voedselzekerheid: Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

Over de verslagperiode werden dankzij de Nederlandse inzet 3,5 miljoen boeren(families) direct bereikt, met bijvoorbeeld advies, verbeterd zaaigoed, meststoffen, financiële diensten en toegang tot markten. Daarbij worden overigens nog altijd meer mannen (60%) dan vrouwen (40%) bereikt. Binnen die bereikte groep werd bij 1,2 miljoen boer(inn)en een daadwerkelijk toegenomen productiviteit en inkomen vastgesteld. Dit laatste cijfer ligt circa 30% lager dan dat van het jaar hier voor. Het verschil zit in een programma in Oost-Afrika dat relatief minder presteerde vanwege capaciteitsbeperkingen bij de lokale overheden, terwijl een nieuw programma, dat de uitvoering met meerdere ketenpartijen organiseert, nog op stoom moet komen. De streefwaarde van 4 miljoen boeren met daadwerkelijk toegenomen productiviteit en inkomen is niet gehaald, ondanks het feit dat in totaal 3,5 miljoen boeren werden bereikt. Wat betreft de streefwaarde op impact niveau (8 miljoen boeren met een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen per 2030) werd dit jaar een resultaat geboekt van 51.000 boer(inn)en, waarbij aangetekend dat de betreffende indicator pas in 2018 werd ingevoerd.

Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

Over de verslagperiode werden dankzij de Nederlandse inzet 1 miljoen hectare landbouwgrond met duurzame praktijken zoals bijvoorbeeld geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agroforestry, gewasrotatie en beter watermanagement bereikt. Op 0,6 miljoen hectare daarvan kon een daadwerkelijk eco-efficiënter gebruik worden vastgesteld. Dit is bijna een verdubbeling van het resultaat van het jaar hiervoor, dankzij de afgelopen jaren ingezette, op duurzaam landgebruik gerichte programma’s die nu resultaten beginnen op te leveren. De verwachting is dat die trend volgend jaar verder doorzet. Wel blijft dit resultaat ver onder de streefwaarde van 3 miljoen hectare met eco-efficiënter gebruik. Gezien het totale bereik van 1 miljoen hectare is een verdere intensivering nodig om die streefwaarde te realiseren. Wat betreft de streefwaarde op impact niveau (8 miljoen hectare met een blijvende conversie naar duurzaam gebruik per 2030) werd dit jaar een resultaat geboekt van 26.000 hectare, waarbij ook hier aangetekend dat de betreffende indicator in 2018 voor het eerst werd ingevoerd.

Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

Toegang tot veilig drinkwater is essentieel met het oog op gezondheid en heeft raakvlakken met onder andere onderwijs, gender en voeding. Het terugdringen van aan water gerelateerde ziekten draagt ook bij aan betere onderwijsparticipatie, productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg.

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron is één van de kernindicatoren voor de mate waarin door Nederland gefinancierde programma’s bijdragen aan het bereiken van dit resultaat. In de beleidsnota committeert het kabinet zich om 30 miljoen mensen in de periode 2017–2030 van schoon drinkwater te voorzien. De indicator dekt niet alle aspecten, want bijvoorbeeld duurzaamheid van de dienstverlening, waterkwaliteit en het terugdringen van ongelijkheid worden hier niet mee gemeten. Versterking van lokale capaciteit is een belangrijke factor voor duurzame verbetering van dienstverlenging. Dit is de kern van de samenwerking tussen Nederlandse en lokale drinkwaterbedrijven. Ook in andere programma’s wordt meer geïnvesteerd in de randvoorwaarden die nodig zijn om dienstverlening te verbeteren.

2,2 miljoen mensen kregen in 2018 toegang tot een verbeterde waterbron. Dit is 0,5 miljoen meer dan geraamd (1,6 miljoen)9. Ter vergelijking: in 2017 hebben 1 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang gekregen tot schoon drinkwater. Dit verslagjaar is een nieuw, centraal gefinancierd regionaal programma met betrekking tot water en sanitaire voorzieningen ontwikkeld met UNICEF. Dit zal vanwege de schaal een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de langjarige doelstelling van het kabinet. Het nieuwe UNICEF-programma sluit aan op de geografische keuzes zoals opgenomen in «Investeren in Perspectief».

Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is de andere kernindicator voor de mate waarin door Nederland gefinancierde programma’s bijdragen aan het bereiken van de water, sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH-)doelstellingen. De BHOS-nota vermeldt dat in de periode 2017–2030 in totaal 50 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang zullen krijgen tot sanitaire voorzieningen. In Kenia wordt naast toegang tot sanitaire voorzieningen bijgedragen aan werkgelegenheid door kleinschalige ondernemingen met advies en micro-financiering te ondersteunen. Deze bedrijfjes zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het bouwen van toiletten en diensten als het legen, hygiënisch afvoeren en hergebruiken van de inhoud van septic tanks.

In dit verslagjaar kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Dit ligt ver boven de geraamde doelstelling van 2,3 miljoen mensen. Ter vergelijking: in 2017 kregen 1,5 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Naast toegang tot sanitaire voorzieningen thuis wordt ook toegang tot deze voorzieningen op scholen gerealiseerd en wordt op scholen aandacht besteed aan hygiëne tijdens de menstruatie. Dit is van groot belang om deelname van meisjes aan onderwijs te verbeteren. Daarmee wordt bijgedragen aan betere kansen voor meisjes en vrouwen.

In de periode 2016–2030 beoogt Nederland in totaal 50 miljoen mensen toegang te geven tot verbeterde sanitaire voorzieningen. In 2019 zal een plan worden opgesteld dat meer inzicht zal geven in de programmering voor het realiseren van de langjarige doelstelling voor drinkwater en sanitaire voorzieningen na 2020. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Stoffer/van Brenk (Kamerstuk 35 000 XVII-51).

Indicator water: Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit bepalen in grote mate sociale en economische ontwikkeling en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflicten. Door onder andere klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte toe. Meer dan 2 miljard mensen leven in landen met waterschaarste (SDG Synthesis Report 2018 on Water and Sanitation). Naar schatting negentig procent van de natuurrampen is gerelateerd aan water en de jaarlijkse totale kosten van weer gerelateerde rampen worden geschat op 250 tot 300 miljard dollar (UNISDR, 2015). Mondiaal wordt tachtig procent van het afvalwater onvoldoende gezuiverd (UNESCO, 2017).

Bescherming van watervoorraden, efficiënt watergebruik en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen. Water is essentieel voor het menselijk leven, de voedselproductie en energievoorziening. Meer waterzekerheid maakt mensen beter bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering.

Nederland geeft via een groot aantal partners steun aan verbeterd waterbeheer. Daarbij wordt gewerkt aan onder andere wetgeving, institutionele ontwikkeling en capaciteitsontwikkeling. Ook wordt steun verleend aan het opstellen en uitvoeren van plannen voor waterbeheer. Meer dan 2,4 miljoen mensen in Azië en Afrika hebben in dit verslagjaar direct baat gehad bij door Nederland gefinancierde projecten voor verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s. Het behaalde resultaat is lager dan de streefwaarde van 3 miljoen mensen. Dit komt onder meer omdat het programma met de Wereldbank minder projecten voltooide dan verwacht, waardoor een lager aantal mensen is bereikt. In 2017 werden door Nederland in totaal 10,3 miljoen mensen bereikt. Dit aantal was dat jaar veel hoger dan gepland door het afronden van een groot project van de Asian Development Bank in China. Het is te verwachten dat de streefwaarden voor 2019 en 2020 wel zullen worden bereikt. Er zijn geen wijzigingen in beleid en uitvoering.

Voorbeelden van activiteiten die werden uitgevoerd zijn bescherming tegen overstroming, bescherming tegen droogte door aanleg van irrigatie- en drainagesystemen en bescherming van stroomgebieden. Belangrijkste uitvoerders zijn de Wereldbank en de Asian Development Bank. Ook via de bilaterale programma’s in Bangladesh, Kenia, Mozambique en Zuid-Soedan is aan dit resultaat bijgedragen. Institutionele ondersteuning verliep via organisaties als het Global Water Partnership, het Water Integrity Network en Watershed.

Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

Bij de aanpak van klimaatverandering neemt de overgang van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie een centrale plaats in. De internationale rapportage over de voortgang op SDG7 (betaalbare, betrouwbare en duurzame energie voor iedereen) laat zien dat hernieuwbare energie snel opkomt in de elektriciteitsvoorziening, maar constateert nog te weinig vooruitgang in vervoer, industrie en gebouwde omgeving. Het doel van universele toegang tot energie in 2030 blijft vooralsnog buiten bereik, nu nog steeds een miljard mensen geen elektriciteit hebben en nog drie miljard mensen koken op traditionele – vervuilende – manier, met immense gevolgen voor de volksgezondheid als ongewenst neveneffect.

Nederland geeft daarom binnen het klimaatbeleid prioriteit aan investeringen in toegang tot hernieuwbare energie in lage inkomenslanden voor mensen die geen moderne energievoorziening hebben. Het doel is om in de periode 2016–2030 in het totaal 50 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te bieden. Om dit doel te behalen hanteert het Ministerie streefwaarden die ieder jaar met 7% toenemen.

In dit verslagjaar heeft Nederland 2,6 miljoen mensen toegang geboden tot hernieuwbare energie. Het aantal mensen dat is bereikt komt hiermee cumulatief op 7,2 miljoen mensen. De bereikte resultaten zijn iets hoger dan de streefwaarden van resp. 2,5 miljoen in 2018 en 6,4 miljoen cumulatief vanaf 2016.

Het kabinet investeerde in directe toegang tot hernieuwbare energie op het niveau van huishoudens via Energising Development, het Afrika Biogas Programma, en het Access to Energy Fund van FMO. Nederland financierde programma’s van de Wereldbankgroep, zoals Lighting Africa, Scaling Solar en Energy Sector Management Assistance Programme (ESMAP), die overheden van ontwikkelingslanden ondersteunen bij hun energiebeleidsontwikkeling en -uitvoering. De marktontwikkeling voor zonnelampen en kleine zonne-energiesystemen verliep opnieuw sneller dan verwacht, waardoor de jaarresultaten hoger uitvallen dan de streefwaarde.

De resultaten geven geen aanleiding tot bijstelling van het beleid op hernieuwbare energie. Wel vraagt de 50-miljoendoelstelling om een groei van de jaarlijkse resultaten. Om deze te bereiken zal het kabinet meer gebruik gaan maken van zogenaamd resultaatafhankelijke financiering waarbij de hoogte van de bijdrage afhangt van de werkelijk behaalde resultaten. Ook zal de financiering zich meer richten op decentrale hernieuwbare-energieoplossingen in de focusregio’s (kleine zonne-energiesystemen en oplossingen voor schoon koken).

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn afgelopen jaar 820 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 200 (cumulatief) ruimschoots behaald. Dit is een sterke stijging in vergelijking met vorig jaar doordat programma’s nu uit de opstartfase zijn en meer resultaten tonen.10 Er worden nu meer lokale organisaties bereikt en ondersteund. Daarnaast wordt ook het opzetten van nieuwe organisaties en netwerken gestimuleerd om de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen een stem te geven. Behalve organisaties zijn ruim 49.000 individuele vrouwen ondersteund in het versterken van hun capaciteit. Programma’s beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten en hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw en het tegengaan van geweld tegen vrouwen (en gender gerelateerd geweld) te versterken. De resultaten van de programma’s zijn positief en laten zien dat op de vier doelen zichtbare voortgang wordt geboekt. Hieronder worden enkele concrete voorbeelden van behaalde resultaten uitgelicht.

Politieke deelname en leiderschap van vrouwen vereisen een omgeving die vrouwen en mannen gelijke kansen biedt. Nederland steunt maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de vertegenwoordiging van vrouwen in de lokale politiek door middel van lobby, training en voorlichting. Vrouwen krijgen zo meer invloed op besluitvorming en daarmee ook op hun eigen leven. De resultaten laten zien dat ook steeds meer bestuurders (overheden, bedrijven, lokale leiders, mannen en vrouwen) dit ondersteunen. Met steun van het Leading from the South (LfS) programma is in Zimbabwe succesvol gelobbyd voor meer vrouwen in het parlement en het kabinet. In Latijns-Amerika hebben 147 vrouwen een leiderschapspositie bemachtigd in een publieke, private of maatschappelijke organisatie. Onder het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) programma zijn in Ghana, Rwanda, Bangladesh en Pakistan in totaal 13.577 vrouwen getraind op het gebied van leiderschap. Van deze groep rapporteerde 83% dat zij meer zelfvertrouwen hebben om deel te nemen aan lokaal bestuur en is 31% nu actief op lokaal bestuursniveau.

De economische positie van vrouwen is versterkt door te pleiten voor betere werkomstandigheden en toegang tot markten, het faciliteren van toegang tot technologie en krediet, samenwerking met private partijen en door het steunen van verenigingen, coöperaties en individuele vrouwen. In Kenia en Vietnam werden 75 door vrouwen geleide bedrijven succesvol ondersteund in het verkrijgen van markttoegang en het vergroten van hun winst.

Veel door Nederland gesteunde organisaties werken in een context van toenemend conservatisme en/of een cultuur van wijdverspreid geweld tegen vrouwen en meisjes. De meeste organisaties bieden niet alleen opvang aan slachtoffers, maar werken ook aan preventie door het geven van voorlichting en training. In Burundi heeft een netwerk van Afrikaanse lesbische vrouwen steun gekregen vanuit het FLOW-programma om LBQ-activisten uit Oost-Afrika bijeen te brengen en te trainen. Via het Nationaal Actieplan 1325 (NAP) werken door Nederland ondersteunde maatschappelijke organisaties met relevante stakeholders aan gender sensitieve vredesopbouw.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid

De Nederlandse inspanningen voor vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn gericht op het verbeteren van randvoorwaarden voor het vergroten van politieke en economische deelname en leiderschap voor vrouwen, het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes en het vergroten van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Bijdragen aan verbeteringen in deze randvoorwaarden spelen een belangrijke rol in het realiseren van SDG5. Het kan gaan om verbeteringen in wetgeving, in waarden en normen of gedrag, in gezamenlijke actieplannen en netwerken of het beschikbaar komen van meer budget. In 201811 zijn in totaal 150 aantoonbare bijdragen geleverd aan verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 200 aantoonbare verbeteringen niet behaald.

Het bereiken van aantoonbare verbeteringen in wetgeving, waarden en normen of gedrag heeft vaak meer tijd nodig. In de praktijk wordt veel tijd besteed aan het bewustmaken, engageren en trainen van sleutelpersonen zoals beleidsmakers, lokale bestuurders en mannen en jongens. Door hen actief te betrekken kunnen duurzame veranderingen op gang worden gebracht. De verwachting is dat dit op langere termijn resulteert in meer aantoonbare bijdragen aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. Voor ieder van de randvoorwaarden worden hieronder de resultaten toegelicht met voorbeelden.

Het vergroten van leiderschapscapaciteit en vaardigheden stimuleert participatie van vrouwen in besluitvormingsprocessen en hun rol in leiderschapsposities. Alleen op die manier kunnen vrouwen meebeslissen in het maatschappelijk leven en in de politiek. Mede dankzij Nederlandse FLOW-steun is in het noorden van Malawi sinds eind 2017 een duidelijke toename van het aantal vrouwen in leiderschapsposities. Tot voor kort was hier slechts 8% van de leiderschapsposities in handen van vrouwen.

Een sterkere economische positie en beschikking over een eigen inkomen geeft vrouwen meer invloed en gezag binnen gezin en gemeenschap. Vrouwen met werk blijken meer te investeren in gezondheid en opleiding van hun kinderen en worden minder vaak blootgesteld aan huiselijk geweld (zie UN Women over economische participatie en armoede & geweld tegen vrouwen). Door vrouwen te trainen en bedrijven, overheden, mannen en jongens bewust te maken hiervan, worden obstakels voor economische participatie van vrouwen weggenomen. In Ghana is met het FLOW-programma een pilotproject gesteund waarbij onbetaalde zorgtaken van vrouwen inzichtelijk werden gemaakt. Op basis hiervan heeft de lokale overheid besloten kinderopvang te subsidiëren waardoor vrouwen meer tijd hebben om een eigen inkomen te verwerven.

Geweld tegen vrouwen en meisjes is een probleem dat op drie niveaus moet worden aangepakt: wetgeving en beleid, regelgeving en handhaving, en in gemeenschappen en de samenleving als geheel waar normen en gebruiken dit sociale onrecht gedogen en in stand houden. Via het Nationaal Actie Plan 1325 (NAP)-programma werkt Nederland aan het vergroten van lokaal bewustzijn en het betrekken van mannen, jongens, lokale en religieuze leiders in het bestrijden van geweld tegen vrouwen. Zo zijn in Colombia 41 bestuurders getraind op het gebied van geweld tegen vrouwen en meisjes. Zij hebben nu meer kennis over de problematiek en beschikken over instrumenten om vrouwen hulp te bieden en anderen te ondersteunen in het bestrijden van geweld tegen vrouwen.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

Het aantal meisjes en vrouwen dat toegang heeft tot moderne anticonceptie is onderdeel van één van de vier aandachtsgebieden van het Nederlandse seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) beleid. Toegang tot en gebruik van moderne anticonceptie ondersteunt de seksuele en reproductieve gezondheid van mensen en stelt mensen beter in staat te bepalen wanneer en hoeveel kinderen zij willen krijgen. Deze indicator geeft de toename aan van het aantal vrouwen en meisjes dat moderne anticonceptie gebruikt. Om de toename van het aantal meisjes en vrouwen dat toegang heeft tot moderne anticonceptie te meten hanteert het Ministerie de data van het internationale initiatief FamilyPlanning2020 (FP2020).

Het Ministerie rapporteert over 2018 met de financiële gegevens van 2016, omdat 2016 het meest recente jaar is waarvan FP2020 het overzicht van de totale uitgaven beschikbaar heeft op dit moment. Deze financiële gegevens zijn nodig om te bepalen welk aandeel Nederland heeft in de resultaten van dit internationale initiatief. De Nederlandse bijdrage aan family planning in 2016 was USD 183,1 miljoen. De totale family planning uitgaven in 2016 bedroegen USD 3,370 miljard. De Nederlandse bijdrage komt hiermee uit op 5,43% van de totale uitgaven.

Volgens FP2020 gebruiken in 2018 317 miljoen vrouwen en meisjes moderne anticonceptie, een toename van 46 miljoen ten opzichte van 2012. Op basis van de Nederlandse bijdrage van 5,43% is de Nederlandse bijdrage aan deze toename (46 miljoen x 5,43% =) 2.499.288 miljoen. Dit ligt 1.502.200 onder de streefwaarde van 4 miljoen voor 2018.

De Nederlandse bijdrage aan de toename is zeer beperkt gestegen ten opzichte van het vorige rapportagejaar, terwijl de Nederlandse financiële bijdrage met USD 17,3 miljoen is gestegen van USD 165,8 in 2015 naar USD 183,1 miljoen in 2016 en het Nederlandse aandeel in de bilaterale donorbijdragen is gestegen van 12,3% naar 15,4%. Het achterblijven van de Nederlandse bijdrage aan de toename valt te verklaren uit twee punten.

Allereerst blijft het totaal aantal extra meisjes en vrouwen met toegang tot moderne anticonceptie achter. FP2020 rapporteert jaarlijks over de voortgang. Daarbij wordt de doelstelling van 120 miljoen extra meisjes en vrouwen met toegang tot moderne anticonceptie in 2020 gehanteerd. De realisatie tot nu toe van 46 miljoen blijft achter op de benodigde trend om de doelstelling te behalen; er is een reële mogelijkheid dat in 2020 slechts de helft is gerealiseerd. Verklaringen voor het achterblijven van deze mondiale realisatie kunnen worden gezocht in de toegankelijkheid van distributiepunten waar moderne anticonceptie kan worden verkregen, het slecht functioneren van distributiekanalen in het land en nationaal beleid dat toegang tot moderne anticonceptie lastig maakt.

De streefwaarden voor deze indicator zijn vastgesteld op basis van een Nederlandse bijdrage van 5% aan de trend die nodig is om de 120 miljoen te behalen. Door het achterblijven van het totale aantal extra vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie valt ook de Nederlandse bijdrage lager uit dan de streefwaarde. Het achterblijven van deze trend geeft een signaal dat we gezamenlijk, mede in partnerschap met UNFPA, moeten kijken naar alternatieve, meer innovatieve, manieren om vrouwen en meisjes toegang te geven tot moderne anticonceptie.

Daarnaast verbetert FP2020 continu de methodiek waarmee een inschatting wordt gemaakt van de totale uitgaven aan anticonceptie. Door toevoeging van nieuwe informatiebronnen en betere cijfers over de eigen investeringen van nationale overheden ontstaat een beter totaalbeeld van de totale uitgaven aan anticonceptie. Door deze verandering van methodiek geeft een vergelijking van de score op de indicator «toegang tot moderne anticonceptie» met voorgaande jaren een vertekend beeld. Zo was de Nederlandse relatieve bijdrage vorig jaar, mede vanwege de hoogte van de totale uitgaven 6,32%, terwijl deze dit jaar weer dichterbij het uitgangspunt van 5% ligt, namelijk op 5,43%.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Tevredenheid van de SRGR-partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

Op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten is, vanuit het perspectief van universele mensenrechten, specifieke aandacht noodzakelijk voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen, zoals jongeren, meisjes die als kind zijn getrouwd, vrouwen die een abortus hebben, drugsgebruikers, seks werkers en mannen die seks hebben met mannen. Het ontbreken van rechten en dienstverlening dan wel de onmogelijkheid hier een beroep op te doen heeft voor deze groepen een onevenredig negatieve invloed op duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ten aanzien van gendergelijkheid, moedersterfte en HIV/AIDS.

Om inzicht te krijgen in de mate waarin barrières voor de genoemde doelgroepen zijn weggenomen is in juli 2017 voor het eerst een online enquête ingevuld door de SRGR-partnerschappen. De enquête is in oktober 2018 herhaald.

In de enquête wordt vertegenwoordigers van door Nederland gesteunde partnerschappen in verschillende landen van uitvoering gevraagd in welke mate zij tevreden zijn over de afname van SRGR-gerelateerde barrières in hun land. Daarbij wordt specifiek ingegaan op barrières gerelateerd aan beleid/wetgeving, cultuur, toegang tot dienstverlening en kennis/bewustzijn bij de doelgroep.

Uit de enquête blijkt dat respondenten in 53% van de landen van uitvoering tevreden zijn over de vooruitgang in hun land. Dit percentage ligt hoger dan het percentage in 2017 (34,6%), maar nog altijd onder de streefwaarde van 80% in 2020. Uit de antwoorden blijkt dat de toename grotendeels kan worden toegeschreven aan het feit dat de partnerschappen geleidelijk betere relaties hebben kunnen opbouwen met overheden, lokale gemeenschappen en gelijkgezinde organisaties. Ook Nederland heeft hier een belangrijke rol in gespeeld. In een aantal landen is door de partnerschappen gesignaleerde misstanden op het gebied van seksuele en reproductieve rechten door het postennetwerk op diplomatiek niveau aan de orde gesteld. Deze vorm van afstemming en dialoog tussen Nederland en de partnerschappen zal in het komende jaar verder worden versterkt.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten

Het ontbreken van formele of informele rechtssystemen waar burgers met hun grieven terecht kunnen werkt onveiligheid en conflict in de hand. Toegang tot effectieve en als legitiem ervaren rechtspleging maakt vreedzame oplossing van geschillen mogelijk en vermindert de kans dat conflicten op gewelddadige wijze geslecht worden. Rechtszekerheid bevordert het investeren in ontwikkeling en ondernemerschap. Een functionerende justitieketen en effectieve, voorspelbare en transparante justitiële organen zijn belangrijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling. Om de legitimiteit van het rechtsstelsel in de ogen van de burger te versterken, moeten de wensen en noden van de burger een centrale plaats innemen. De meeste juridische behoeften hebben te maken met strafrecht, landrechten, geschillen binnen de familie of met buren, of geschillen over werk. Voor legitieme stabiliteit is nodig dat zowel burgers als machtshouders onderworpen zijn aan de wet, en dat de rechterlijke macht onafhankelijk is.

Nederland is zeer actief in het bevorderen van SDG 16.3 (access to justice) binnen de internationale beleidsagenda. Nederland is co-voorzitter van de innovatieve «Pathfinders for SDG16 + Alliance»: een diverse groep landen die gezamenlijk impuls geven aan SDG16-implementatie, met als prioriteit uitbreiding van toegang tot recht, in aanloop naar het High Level Political Forum in 2019 en in de periode daarna. Nederland zet ook in op innovatieve oplossingen: een voorbeeld is het M-haki initiatief van het Kituo Cha Sheria (Legal Aid Center) waardoor Kenianen juridisch advies kunnen aanvragen via een website (www.m-haki.co.ke). Ook organiseert de partnerorganisatie HiiL jaarlijks een Innovatie Forum om innovaties in toegang tot recht te identificeren en op te schalen.

Het totale aantal mensen dat in de verslagperiode toegang tot recht heeft verkregen bedroeg 136.912. De resultaten komen voor een groot deel voort uit het UNDP Global Programme on Security and Rule of Law, dat in meerdere landen wordt uitgevoerd. Andere substantiële bijdragen komen uit programma’s in Ethiopië, Kenia, Mali, de Palestijnse Gebieden, Oeganda en Rwanda. De programma’s zijn gericht op het verbeteren van de kwaliteit en toegang van rechtssystemen. Hiermee wordt mensen concrete oplossingen geboden voor hun dagelijkse conflicten en geschillen. Veel programma’s richten zich op gemarginaliseerde groepen, ook in het kader van opvang in de regio: in Jordanië heeft UNDP twee nieuwe rechtswinkels voor Syrische vluchtelingen opgericht samen met een lokale ngo, het Princess Taghrid Institute. Meer dan 1.300 mensen kregen daar juridisch advies over familie, werk en huur-gerelateerde geschillen.

De doelstelling van ten minste 50% vrouwen is ook dit jaar niet gehaald: een totaal van 42.939 vrouwen is dit jaar bereikt. Ten opzichte van het totaal aantal bereikte personen was dit 32% tegenover 38% in het vorige verslagjaar. Dit komt onder andere omdat sommige resultaten nog niet uitgesplitst kunnen worden naar mannen/vrouwen. Dit is met name het geval bij programma’s die door overheidsinstellingen worden uitgevoerd (bijvoorbeeld in Kenia en Rwanda) en deze cijfers niet bijhouden. In veel fragiele staten blijft toegang tot recht voor vrouwen een uitdaging. Zelfs met positieve initiatieven, zoals betere wetgeving en meer vrouwen in machtsposities (waaronder parlementariërs en rechters), zal het nog veel extra inspanning vergen voordat vrouwen daadwerkelijk gelijke toegang hebben tot recht als mannen.

Het aantal mensen dat is bereikt is weliswaar hoger dan de streefwaarde voor 2018 (100.000), maar lager dan het aantal dat vorig verslagjaar gerapporteerd werd (147.000). Dit is deels te verklaren door het feit dat rekenmethodes verder zijn aangescherpt met behulp van de methodologische notitie voor de indicator en een herberekening van de resultaten behaald door partnerorganisatie UNDP. Daarnaast zijn in Burundi enkele activiteiten vanwege de politieke situatie niet uitgevoerd. Volgend jaar gaan er nieuwe programma’s van start die aan deze indicator zullen bijdragen.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd

Het overkoepelende doel van het Nederlandse ontmijningsbeleid is om de fysieke en geestelijke veiligheid van burgers (Human Security) in fragiele en instabiele staten te verbeteren door het aanpakken van de grondoorzaken van instabiliteit. Dit sluit aan bij SDG 16.1 (Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere). Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om de internationaal erkende doelstelling van een «mijnvrije wereld in 2025» te behalen. In 2017 waren 87% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burgers. Van deze burgerslachtoffers was 47% kind. Humanitaire ontmijning draagt bij aan het vergroten van het gevoel van veiligheid van burgers. Het neemt fysieke risico’s weg en vermindert het aantal slachtoffers als gevolg van landmijnen en explosieve oorlogsresten. Humanitaire ontmijning is daarmee een voorwaarde voor veilige terugkeer van ontheemden en voor de start van sociaaleconomische wederopbouwactiviteiten na conflict. Ontmijning van gebieden met kritieke infrastructuur verbetert bovendien de toegang tot basisvoorzieningen en vergroot de veilige toegang voor humanitaire hulporganisaties en vredesmissies.

Wereldwijd is er met behulp van Nederlandse financiële bijdragen ruim 15 miljoen m2 ontmijnd door de drie ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) Tenderprogramma 2016–2020, de United Nations Mine Action Service (UNMAS), en een in Jemen gefinancierd project van UNDP. Dit resultaat overtreft de streefwaarde (7 miljoen m2) met 117 procent. Voor alle activiteiten waar streefwaarden waren gesteld zijn deze door partners behaald en overtroffen. Streefwaarden stellen binnen ontmijningsprogramma's is niet altijd mogelijk, omdat pas na veldonderzoek de precieze omvang van zgn. contaminatie blijkt. Ruimingsplannen en streefwaarden worden dan pas vastgesteld en moeten soms later worden bijgesteld, indien ruiming eenvoudiger of complexer blijkt dan voorzien. UNMAS stelt bovendien geen ruimingsstreefwaarden, omdat UNMAS werkt op basis van VN-mandaten en op uitnodiging van getroffen staten. De door gestelde streefwaarden zijn dan ook een raming op basis van beschikbare informatie in combinatie met een trendanalyse van voorgaande jaren. De streefwaarde blijkt voor 2020 te bescheiden te zijn geweest, maar blijft voorlopig staan ter referentie.

Ondanks een toename van het resultaat behaald door de ngo-partners is het totaal aantal m2 ontmijnd, 17% lager dan de 18 miljoen m2 vorig jaar. Waar UNMAS toen een onverwachte uitschieter rapporteerde, voornamelijk als gevolg van de uitbreiding van het programma in Irak, zijn haar ruimingsresultaten sindsdien meer in lijn met voorgaande jaren.

De begrotingsindicator moet niet op zichzelf worden gezien. Het gaat uiteindelijk om het (verbeterde) veiligheidsgevoel van mensen. Uit post-impact onderzoeken blijkt dat gemiddeld 91% van de ondervraagde mensen in Libië, Syrië, Kosovo, Colombia, Libanon en Zuid-Soedan zich veiliger voelt als gevolg van ontmijning en risicovoorlichting geïmplementeerd binnen het MACM-programma. In totaal hebben 375.878 vrouwen, mannen en met name kinderen (waaronder veel vluchtelingen en ontheemden) voorlichting gekregen over de risico’s van mijnen en explosieven en hoe hier zo veilig mogelijk mee om te gaan en hebben 582 slachtoffers (medische) hulp ontvangen. Tevens hebben 920.928 mensen direct baat bij de verminderde dreiging in hun omgeving als gevolg van ontmijningswerkzaamheden. Dankzij het MACM-programma wordt bijvoorbeeld 5,2 miljoen m2van het vrijgegeven grondgebied inmiddels weer gebruikt door lokale gemeenschappen voor landbouw en het houden van vee en ruim 1,5 miljoen m2 als woongebied en voor de wederopbouw van kritieke (sociale) infrastructuur, waaronder scholen en ziekenhuizen. Naast een vergroot gevoel van veiligheid levert humanitaire ontmijning hiermee een zichtbare bijdrage aan de sociaaleconomische levensomstandigheden van kwetsbare gemeenschappen. Met een sterke focus op gender en lokale capaciteitsopbouw worden mannen en vrouwen uit getroffen gebieden geworven en getraind om ontmijningswerkzaamheden uit te voeren. Dit biedt niet alleen een inkomstenbron, maar verankert bovendien de duurzaamheid van de Nederlandse inzet.

Nieuwe indicatoren per begroting 2019

De Theories of Change en de methodologische notities behorende bij de onderstaande aanvullende indicatoren voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn te vinden op dezelfde plek als die voor de reeds bestaande indicatoren.

Voor de twee nieuwe indicatoren voor «Opvang en bescherming in de regio» zijn (nog) geen referentiewaarden en streefwaarden vastgesteld. Voor het bepalen van het nut en het eventueel formuleren van deze waarden is een zorgvuldige consultatie met diverse partners nodig. De uitkomst hiervan zal in de memorie van toelichting bij de BHOS-begroting 2020 worden opgenomen. Desalniettemin zal hieronder ingegaan worden op enkele resultaten die dit verslagjaar zijn behaald op de twee indicatoren.

Indicatoren voor opvang en bescherming in de regio

Zoals beschreven in de Kamerbrief Focusregio’s en andere Nota-onderwerpen (d.d. 13 november 2018) zijn onder artikel 4 van de BHOS-begroting voor 2019, in overleg met de Kamer, twee resultaatindicatoren toegevoegd voor het resultaatgebied «Opvang en bescherming in de regio».

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt

Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot onderwijs heeft verkregen. De indicator dekt alle soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.

Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit van de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Met behulp van de intensiveringsmiddelen zijn in 2018 onderwijsprogramma’s met UNICEF ontwikkeld in acht landen in de Syrië-regio en de Hoorn van Afrika. Hierdoor krijgen in het jaar 2018–2019 minstens 275.000 kinderen toegang tot onderwijs en training. De focus verschilt per land en is afhankelijk van de behoeften en inspanningen van andere donoren. Zo is in Libanon en Jordanië extra financiële ondersteuning ten behoeve van transportkosten en leermiddelen beschikbaar gesteld. Nederlandse steun draagt specifiek bij aan het wegnemen van obstakels voor meisjes om naar school te gaan. In de Hoorn van Afrika wordt hiertoe ingezet op voldoende en gescheiden WASH-faciliteiten (inclusief onderhoud) en krijgen meisjes maandverband.

Specifiek voor jongeren in Libanon zijn de zogenaamde UNICEF Innovation Labs opgericht met Nederlandse steun. In het kader van dit programma volgden 4.255 jongeren trainingen in sociaal ondernemerschap en niet-formeel beroepsonderwijs, waaronder digitale vaardigheden. Daarnaast zijn 325 bedrijfjes/ZZP’ers ondersteund met een klein startkapitaal.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

Deze indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt. De nieuwe indicator omvat echter ook inkomsten genererende activiteiten zoals het opzetten van een eigen onderneming en werk in de informele sector.

Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen. Dit is een terrein waar nog relatief weinig bekend is over wat goed en wat minder goed werkt. Naast bijdragen aan grootschalige programma’s van bijvoorbeeld de Wereldbank en ILO, is Nederland een aantal innovatieve programma’s gestart die bij moeten dragen aan de kennisontwikkeling op het gebied van effectiviteit van interventies. Zo heeft een vraaggericht coaching- en job-matchingprogramma van de Nederlandse organisatie United Work, dat Syrische vluchtelingen koppelt aan openstaande vacatures, 806 vluchtelingen aan werk geholpen. Arbeidsbemiddeling in Jordanië heeft 5.000 werkzoekenden (vluchtelingen en Jordaniërs) aan een baan geholpen. In Jordanië leverde een samenwerkingsverband van ECO-Consult, Universiteit van Wageningen, HollandDoor en Bureau Leeters werkgelegenheid op in de landbouwsector door het introduceren van innovatieve en waterbesparende technieken die passen bij het klimaat en de landbouwpraktijken in de regio. In Kenia financiert Nederland een project van de Norwegian Refugee Council en het International Trade Center dat Somalische vluchtelingen in het Dadaab vluchtelingenkamp traint in o.a. boekhouden en administratie. Vluchtelingen kunnen op een online freelance platform deze vaardigheden aanbieden en zo opdrachten van internationale bedrijven krijgen. Via dit innovatieve model hebben tot nu toe 83 vluchtelingen succesvol een training volbracht waarvan de eersten inmiddels op dit online platform opdrachten, en daarmee inkomsten, van internationale bedrijven hebben binnengehaald.

Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap: (a) het aantal bij internationalisering ondersteunde mkb-ondernemingen, dat in de op de beleidsinterventie volgende 3 jaren meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt en (b) De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven in deze drie jaren.

Nederland is voor circa eenderde van zijn inkomen en werkgelegenheid afhankelijk van de export van goederen en diensten. Op macroniveau draagt internationaal ondernemerschap bij aan hogere economische groei, dynamiek en bestaat er een positieve relatie tussen internationaal ondernemerschap en innovatie (Beleidsdoorlichting Internationaal Ondernemen, EIM, 2009:37–38). Op bedrijfsniveau geldt dat Nederlandse exporterende bedrijven gemiddeld genomen beter presteren dan niet-exporteurs, tenminste naar winstomvang (CBS Internationaliseringsmonitor, 2018-IV:21–25). Overheidsondersteuning valt samen met een toename van het aantal exporteurs (CBS Internationaliseringsmonitor, 2018-IV:21–25). De stap naar het buitenland brengt de werkgelegenheid van startende exporteurs structureel naar een hoger niveau (CBS Internationaliseringsmonitor, 2018-II:25,53). In de praktijk is het zo dat vooral het midden- en kleinbedrijf (mkb) en startups die ondersteuning van de overheid nodig hebben. Tegelijkertijd maken zij er nog relatief weinig gebruik van (CBS Internationaliseringsmonitor, 2018-III:40–41). Daarom richt het handelsbevorderingsbeleid zich onder meer specifiek op het internationaliseren van het mkb en startups.

In het referentiejaar 2014 is vanuit het handelsbevorderingsinstrumentarium12 871 keer een mkb-ondernemer door de overheid ondersteund op een specifieke doelmarkt. Dit ging in 216 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2015–2017 EUR 247,1 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2015–2017 vergeleken met de hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2012–2013).

Deze indicator betreft een nieuwe indicator die vanaf 2019 deel uitmaakt van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologiebeschrijving zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.

Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO, bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.

Het bedrijfsleven is een onmisbare partner voor het realiseren van mondiale duurzame ontwikkeling. Bedrijven kunnen met investeringen en innovatieve oplossingen bijdragen aan het behalen van de SDGs. Voor Nederlandse bedrijven bieden de SDGs volop kansen. Hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een basisvoorwaarde. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen), vormen het normenkader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De Nederlandse Staat heeft zich gecommitteerd aan het naleven van de OESO-richtlijnen, maar de bedrijven moeten het doen. De Nederlandse overheid stimuleert IMVO en ketenverduurzaming.

Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. In het basisjaar 2017 (nulmeting) ligt dit percentage op 30%.

BIJLAGE 4: AFKORTINGEN

ACS

Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan

ADR

Auditdienst Rijk

AEF

Access to Energy Fund

AGP

Agricultural Food Program

AIDS

Acquired Immune Deficiency Syndrome

AR

Algemene Rekenkamer

ARC

Addressing Root Causes

AVVN

Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

BHOS

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

BMZ

Duits Federal Ministry for Economic Cooperation and Development

BNI

Bruto Nationaal Inkomen

BZ

Buitenlandse Zaken

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEDRE

Conférence économique pour le développement, par les réformes et avec les entreprises

CERF

Central Emergency Response Fund

CETA

Comprehensive Economic and Trade Agreement

CGIAR

Consultative Group on International Agricultural

CNV

Christelijk Nationaal Vakverbond

CPD

Commission on Population and Development

CSW

Commission on the Status of Women

DAC

Development Assistance Committee

DECP

Dutch Employer’s Cooperation Programme

DFID

Britse Directorate International Development Cooperation

DGBEB

Directoraat-Generaal Buitenlands Economisch Beleid

DGGF

Dutch Good Growth Fund

DGIS

Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking

DPP

Directorate of Public Prosecution

DRIVE

Development Related Infrastructure Investment Vehicle

DTIB

Dutch Trade and Investment Board

DTIF

Dutch Trade and Investment Fund

ECHO

Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department

ECOWAS

Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten

ECW

Education Cannot Wait

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EKV

Exportkredietverzekering

EMN

Europese Migratie Netwerk

EPA

Economische Partnerschapsakkoord

ESMAP

Energy Sector Management Assistance Programme

EU

Europese Unie

FAO

Food and Agricultural Organisation of the United Nations

FIB

Finance for International Business

FJR

Financieel Jaarverslag van het Rijk

FLOW

Funding Leadership and Opportunities for Women

FMO

Nederlands Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

FP2020

FamilyPlanning2020

FRIT

EU Faciliteit Vluchteling in Turkije

G20

Groep van Twintig

GAIN

Global Alliance for Improved Nutrition

Gavi

Global Alliance for Vaccines and Immunization

GBVS

Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie

GCFF

Global Concessional Finance Facility

GCR

Global Compact for Refugees

GFF

Global Financing Facility for Every Woman, Every Child

GPE

Global Partnership for Education

GPEDC

Global Partnership for Effective Development Cooperation

GWW

Ghana Wash Window

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HIV

Human Immunodeficiency Virus

IATI

International Aid Transparency Initiative

IBO

Investeringsbeschermingsovereenkomst

IBRD

International Bank for Reconstruction and Development

ICPD

International Conference on Population and Development

ICRC

Internationale Comité van het Rode Kruis

IDA

International Development Association

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IFC

International Finance Corporation

IFFEd

International Finance Facility for Education

IFI

Internationale Financiële Instellingen

ILO

Internationale Arbeidsorganisatie

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

INCNL

International Centre for the Not-for-profit Law

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

IRENA

International Renewable Energy Agency

ISO NL

Internationaal Strategisch Overleg NL

KNVB

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

LBQ

Lesbian, Bisexual & Queer

LEAD

Local Employment in Africa for Development

LfS

Leading from the South

LHBTI

Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen en Transgenders en mensen met interseksconditie

MACM

Mine Action and Cluster Munitions

MDG

Millennium Development Goals

MENA

Middle East and North Africa

MEV

Macro Economische Verkenning

MFS

Medefinanciering Maatschappelijke Organisaties

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MTR

Mid Term Review

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NAP

Nationaal Actieplan

NBSO

Netherlands Business Support Office

NCDO

Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NCP

Nationaal Contact Punt

NCDO

Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NDC

National Determined Contributions

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Netherlands Fellowship Programme

NGO

Niet-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

NLIB

NLinBusiness

NWO

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OCHA

United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs

ODA

Official Development Assistance

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PIB

Partners for International Business

PILA

Policy Influencing, Lobbying and Advocacy

PPP

Publiek-Private Partnerschappen

PSD

Private Sector Development

PSI

Private Sector Investeringsprogramma

PSO

Private Sector Ontwikkeling

PSOM

Programma Samenwerking Opkomende Markten

PUM

Programma Uitzending Managers

PwC

PricewaterhouseCoopers

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SBIR

Small Business Innovation Research Programme

SDG

Duurzame Ontwikkelingsdoelen/Sustainable Development Goals

SEA

Sexual Exploitation and Abuse

SGVN

Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties

SIB

Starters International Business

SIDA

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van Zweden

SMART

Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SOFI 2018

State of Food Security and Nutrition in de World 2018

SPCC

Strategic Partnership Chronic Crises

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SSR

Security Sector Reform

TINL

Trade & Innovate NL

TK

Tweede Kamer

TTIP

Transatlantic Trade & Investment Partnership

UNAIDS

Joint United Nations Programme on HIV/AIDS

UNCTAD

United Nations Conference on Trade and Development

UNDP

United Nations Development Programme

UN-DPKO

United Nations Department of Peacekeeping Operations

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFPA

United Nations Population Fund

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNICEF

United Nations Children’s Fund

UNIDO

United Nations Industrial Development Organization

UNISDR

United Nations Office for Risk Reduction

UNMAS

United Nations Mine Action Service

UN-OCA

United Nations Office for the coordination of Humanitarian Affairs

UNODC

United Nations Office on Drugs and Crime

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East

USAID

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten

VK

Verenigd Koninkrijk

VN

Verenigde Naties

VNVR

Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

VPI

Volunteering Principles Initiative

VS

Verenigde Staten van Amerika

WAHO

West African Health Organisation

WASH

Water, Sanitation and Hygiene

WB

Wereldbank

WFP

Wereldvoedselprogramma

WHO

Wereldgezondheidsorganisatie

WNT

Wet Normering Topinkomens

WTO

Wereldhandelsorganisatie

ZPS

Zakenpartnerscan