Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 4 april 2019

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van wet houdende goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie (EU) en haar lidstaten, anderzijds. De genoemde leden maken graag gebruik van deze gelegenheid om de regering te bedanken voor de zowel schriftelijke als mondelinge toelichting bij het wetsvoorstel. Teneinde een goede afweging te kunnen maken hebben zij nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie zijn geen voorstander van CETA en hebben een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden staan positief ten opzichte van vrijhandelsakkoorden in het algemeen en in het bijzonder dit akkoord tussen de EU en Canada en willen onderstrepen dat zij de meerwaarde zien van dit handelsakkoord voor Nederland.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de handelsovereenkomst tussen de EU en Canada, CETA. Wat de leden betreft is CETA een moderne en progressieve handelsovereenkomst die een impuls geeft aan handel en tegelijkertijd gedeelde waarden beschermt en versterkt. Zeker in de huidige multipolaire wereldorde achten de aan het woord zijnde leden het van belang dat de EU met gelijkgezinde partners zoals Canada, met gemeenschappelijke belangen en gemeenschappelijke waarden, haar relatie op economisch en handelsgebied bestendigt en intensiveert.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met een aan ongenoegen grenzende bezorgdheid kennis genomen van het voornemen van de regering om het CETA-verdrag te ratificeren. Deze leden zien handelsbevordering als middel om duurzame welvaart te creëren, niet als doel op zich. Dat laatste is bij CETA in de ogen van deze leden duidelijk wél het geval. Het verdrag leidt immers tot méér CO2 uitstoot en waarborgt het nastreven van welzijn voor dier, mens en milieu niet met dwingende bepalingen. Bovendien bevat het verdrag een vorm van investeringsgeschillenbeslechting die slechts open staat voor investeerders en niet voor gewone burgers. Deze leden verzoeken de regering derhalve het voorliggende wetsontwerp te heroverwegen.

De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van CETA en het onderhavige wetsvoorstel. Alvorens de nodige inhoudelijke opmerkingen te maken en vragen te stellen merken deze leden op dat zij CETA principieel afwijzen, omdat het een neoliberaal verdrag is dat is gericht op de belangen van multinationals en andere investeerders. Het is gericht op het vergroten van de handel, ongeacht de maatschappelijke kosten en de kosten voor mens, dier en milieu. Het is wat de leden van de SP-fractie betreft tekenend dat multinationals nieuwe mogelijkheden krijgen om landen aan te vechten wanneer die multinationals mogelijke toekomstige winstgevendheid in gevaar zien komen, maar er geen nieuwe mogelijkheden komen om werknemersrechten te verbeteren. Ook de afspraken ten aanzien van het milieu en het klimaat zijn boterzacht en niet afdwingbaar. Daar komt bij dat CETA verslechteringen inhoudt op het terrein van de voedselveiligheid en de mogelijkheid om bepaalde diensten (opnieuw) in overheidshanden te nemen. Daar komt bij dat de zeer geringe welvaartswinst van het verdrag is gebaseerd op discutabele aannames in een niet geschikt rekenmodel en dat het zeer goed mogelijk is dat CETA ook economisch gezien geen goed idee is.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017,13). Zij hebben hierover ter verduidelijking de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUniefractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel, de memorie van toelichting en van de inhoud van de overeenkomst zelf. De leden van de ChristenUnie juichen handel toe en dat geldt zeker voor handel met een land als Canada, dat een bondgenoot is en een land waarmee we als Nederland veel delen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met grote zorg kennis genomen van de ratificatiewet aangaande het handelsverdrag met Canada (CETA).

Inleiding

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de analyse dat Canada en Nederland reeds lange tijd gelijkgezinde partners zijn op tal van onderwerpen. Een breed handels- en investeringsakkoord, zoals thans voorligt, is daar niet alleen een weerspiegeling van, maar biedt ook de mogelijkheid om die relatie verder te verdiepen. Toch zijn de leden van de VVD-fractie ervan overtuigd dat deze verdieping beter kwantificeerbaar is. Zij zijn derhalve benieuwd of de regering beschikt over cijfers die een beter beeld geven van de kansen voor het Nederlandse markt en niet enkel voor de Europese markt. Zo heeft onderzoeksbureau Ecorys in het verleden onderzoek gedaan naar de kansen die een handels- en investeringsakkoord met de Verenigde Staten de Nederlandse economie kon bieden. Ook het Centraal Planbureau (CPB) heeft hier in 2016 over gepubliceerd. Is een dergelijk (extern) onderzoek ook met betrekking tot dit verdrag gedaan? Zo ja, is de regering bereid de uitkomsten te delen met de Kamer, of deze voor de Kamer samen te vatten?

In augustus 2018 schreef de regering voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, naar aanleiding van een onderzoek van Ecorys naar het benutten van handelsakkoorden, dat veel Nederlandse bedrijven aangeven dat de informatie over handelsakkoorden vaak lastig te vinden is of zelfs ontbreekt en dat de regels om gebruik te maken van tariefverlaging complex zijn. Ook zou er sprake zijn van inconsistente toepassing van afspraken door douaneautoriteiten, waardoor vaak sprake is van onzekerheid. Kan de regering voor iedere in de kabinetsreactie aangekondigde maatregel toelichten hoe deze wordt toegepast op het voorliggende verdrag, de uitwerking en de «nazorg»?

De regering schrijft dat de Canadese markt de komende jaren veel potentieel biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven om in lijn met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals (SDGs)) duurzame groei te bevorderen. De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat potentieel en zien elke inspanning om de SDGs te halen als positief. Wel wensen zij te benadrukken dat de regering ervoor moet waken niet alle kansen op het terrein van handelsbevordering in het kader van de SDGs te plaatsen. Deelt de regering de mening dat er ook kansen liggen die niet raken aan de SDGs? Zo ja, zet de regering ook in op de bevordering van handelskansen, specifiek tussen Nederlandse en Canadese bedrijven, die niet direct aan één van de SDGs te relateren zijn?

De leden van de PVV-fractie betreuren ten zeerste dat de goedkeuringswet van CETA inmiddels niet meer referendabel is in Nederland en zouden graag willen weten in welke landen het CETA-verdrag, cq. de goedkeuringswet daarvan, wél onderwerp van een referendum is geweest, of daartoe nog de mogelijkheid bestaat.

De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt als het Europees Hof van Justitie oordeelt dat de investeringsbescherming in CETA niet is toegestaan binnen het Europese recht? Worden de onderhandelingen over het verdrag dan opnieuw gestart?

De leden van de SP-fractie vragen de regering welke invloed zij nog hebben op eventuele aanpassingen aan het verdrag. Kunnen zij de teksten in het verdrag zelf of de bijlagen nog amenderen?

Hoeveel Canadese investeerders met investeringen in Nederland zijn bij de regering bekend, vragen de leden van de SP-fractie? Kan de regering ook aangeven in welke sectoren deze investeerders actief zijn? Hoe groot is het totaalbedrag aan investeringen? Hoeveel banen zijn ermee gemoeid?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren verzetten zich tegen handelsverdragen. Het is onverantwoordelijk om in het huidige tijdsgewricht handelsverdragen af te sluiten die leiden tot een versnelde race naar de bodem op onder meer het terrein van de landbouw, dierenwelzijn, het klimaat, milieubescherming en werknemersbescherming.

Het valt aan niemand uit te leggen dat terwijl westerse regeringen met de mond belijden dat er geen alternatief is voor klimaatmaatregelen, dat de landbouw verder geregionaliseerd dient te worden (kringlooplandbouw) en dat overheden autonoom moeten zijn in het afkondigen van maatregelen die dienen ter bescherming van mens, dier, klimaat en milieu, diezelfde regeringen op nauwelijks te controleren wijze verdragen afsluiten die precies het tegenovergestelde bewerkstelligen. Niet voor niets is CETA op breed maatschappelijk verzet gestuit. Vakbonden, ngo’s en boerenbelangenorganisaties hebben zich uitgesproken tegen CETA.

Voor de brede welvaart van de huidige en toekomstige generaties zijn handelsverdragen als CETA desastreus. CETA intensiveert de zeer schadelijke handel in dierlijke producten en fossiele brandstoffen. De klimaatopgave waar de wereld voor staat, schreeuwt om een fundamenteel andere benadering.

De bovenstatelijke geschillenbeslechting die in CETA is opgenomen, ondergraaft de nationale rechtsorde. Nederland heeft een vrijwel perfect functionerende rechtspraak. Een permanent bovenstatelijk gerechtshof ondermijnt de werking van deze nationale rechtspraak. Het bevoordeelt multinationals ten opzichte het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (mkb) en ondermijnt daarmee het gelijke speelveld. Daarnaast biedt de bovenstatelijke rechtspraak multinationals een extra middel om nationaal beleid op het gebied van klimaat, milieu, werknemersbescherming, dierenwelzijn en landbouw te dwarsbomen.

Daarbij komt dat CETA symbool staat voor de antidemocratische wijze waarop het Europese handelsbeleid is vormgegeven. Uit alle macht is door de Europese Commissie gepoogd om Canada bij de Europese interne markt te betrekken. CETA is voor 95% in werking is getreden, voordat de nationale parlementen van de EU-lidstaten er zich over konden uitspreken. Dit tegen de wil van een in haar huidige samenstelling meerderheid in de Tweede Kamer.

De samenwerking op regelgevingsgebied tussen Canada en de EU wordt verder geformaliseerd en geïntensiveerd. Door middel van een bovenstatelijk orgaan nemen Brusselse en Europese technocraten plaats in een overlegstructuur die tot doel lijkt te hebben de Europese interne markt en de Canadese markt verder te integreren. De Europese interne markt is verworden tot een prestigeproject van de Europese politieke elite en met dit vrijhandelsakkoord is de werking van dit prestigeproject uitgebreid met ruim 37 miljoen Canadezen.

Aard van het akkoord

Kan de regering de uitspraak van het EU-Hof betreffende het voorgenomen handelsakkoord met Singapore toelichten, zo vragen de leden van de D66-fractie? Op welke wijze is beargumenteerd dat indirecte investeringen en het mechanisme voor de geschillenbeslechting tussen investeerders en staten buiten de exclusieve EU-bevoegdheden vallen? Hoe komt het gegeven dat CETA een «gemengd akkoord» is in de praktijk tot uiting?

Verloop van de onderhandelingen

Met betrekking tot de betrokkenheid van de Tweede Kamer schrijft de regering dat het kabinet met succes heeft gepleit voor een tijdige evaluatie van de duurzaamheidshoofdstukken, met name met het oog op de afdwingbaarheid van de afspraken. Kan de regering toelichten of alleen is gepleit voor tijdige evaluatie van deze hoofdstukken, of is ook gepleit voor evaluatie van andere hoofdstukken, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Zo nee, waarom niet? Kan de regering daarnaast toelichten wat wordt bedoeld met de «afdwingbaarheid van deze afspraken»?

Voorts betreurt de PVV dat delen van het CETA-verdrag al voorlopig in werking zijn getreden. Is er een maximale termijn aan de voorlopige inwerkingtreding van (delen van) verdragen zoals CETA? Zo ja, welke? Zo nee, op grond van welke bepaling of rechtsprincipe kan een «voorlopige inwerkingtreding» van (delen van) verdragen zoals CETA eeuwigdurend zijn?

Kan de regering een overzicht geven van welke verdragen op dit moment gelden voor Nederland die – geheel of gedeeltelijk – een dergelijke status van «voorlopige inwerkingtreding» hebben, zoals CETA?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of er sinds de voorlopige inwerkingtreding van het CETA-verdrag problemen zijn geweest welke tot geschillenbeslechting leidde. Tevens willen deze leden van de regering weten in hoeverre de economische activiteit tussen de EU en Canada is toegenomen in deze periode van voorlopige inwerkingtreding. De leden van de CDA-fractie vragen in het bijzonder naar de mate waarin het Nederlandse mkb heeft kunnen profiteren van de voorlopige inwerkingtreding van dit handelsverdrag en waar de regering het mkb verder kan ondersteunen om meer gebruik te maken van de kansen die dit verdrag biedt.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat een groot deel van CETA momenteel voorlopig toegepast wordt. Welke onderdelen vallen onder voorlopige toepassing? Welke nog niet? Wat zijn de eerste resultaten van de voorlopige toepassing op de handelsstromen tussen Canada en de EU? In welke handelsstromen is een significante stijging van handel tussen beiden te zien? Kan de regering een overzicht geven van de terreinen waarop Nederland profiteert van dit handelsverdrag?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of het klopt dat Canada en het Canadese bedrijfsleven tijdens de onderhandelingen over CETA hebben gelobbyd voor het afzwakken van de Europese richtlijn voor brandstofkwaliteit door onder andere te eisen dat een zwaardere belasting op brandstoffen op basis van het zeer vervuilende teerzandolie zou worden geschrapt, en dat dit mede hierdoor uiteindelijk ook is gebeurd?

Kan de regering aangeven hoe de handel tussen de EU en Canada zich heeft ontwikkeld sinds de voorlopige inwerkingtreding van het akkoord, vragen de leden van de SP-fractie? In hoeverre beïnvloedt dit de wenselijkheid van het akkoord?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering wat de procedure zal zijn als CETA door Nederland of een andere lidstaat verworpen wordt. De leden verzoeken de regering openheid te geven over welke procedure in de Raad voorzien is indien een der lidstaten de ratificatie van CETA verwerpt. Is het correct dat de Raad bij het verwerpen van ratificatie door een der EU-lidstaten kan besluiten om de Canadese overheid niet in kennis te stellen over het verwerpen van het verdrag, waardoor de voorlopige werking van het verdrag niet zal worden beëindigd? Dient het besluit over het in kennisstellen van de Canadese regering van het verwerpen van CETA door een meerderheidsbesluit, minderheidsbesluit of met unanimiteit genomen te worden?

Daarnaast vragen de leden van de Partij voor de Dieren naar het Canadese standpunt inzake de Brexit. Dient Canada gecompenseerd te worden voor het gegeven dat na een Brexit vanuit Canadees perspectief CETA op een veel kleiner economisch gebied van toepassing is? Zal CETA van toepassing zijn op Noord-Ierland, Engeland, Wales en/of Schotland indien de backstop geactiveerd wordt?

Beoordeling van het akkoord

Voor de leden van de VVD-fractie is, net als voor de regering, de openstelling van de Canadese markt voor overheidsaanbestedingen van grote waarde. Echter, dat een markt de jure wordt opengesteld, wil nog niet zeggen dat deze openstelling de facto leidt tot een groter aantal opdrachten voor Europese bedrijven. Kan de regering toelichten of en marge van deze overeenkomst afspraken zijn gemaakt over het de facto openstellen van deze markt, bijvoorbeeld middels aanmoedigende maatregelen?

De regering schrijft dat op het terrein van landbouw sprake is van een evenwichtig akkoord. Kan de regering dit toelichten? Kan de regering bijvoorbeeld toelichten waarom het akkoord op het gebied van overheidsaanbestedingen als «uitstekend» wordt gekwalificeerd, en het akkoord op het gebied van landbouw als «evenwichtig» wordt gekwalificeerd? Zijn er daarnaast cijfers beschikbaar over de te verwachten gevolgen van dit akkoord voor de (Nederlandse) landbouwsector? Zo ja, is de regering bereid deze met de Kamer te delen? Zo nee, waarom is hier geen onderzoek naar gedaan?

De regering schrijft dat de Canadese regering heeft toegezegd de Investment Canada Act zodanig aan te passen, dat voor Europese ondernemingen een hogere beoordelingsgrens gaat gelden dan voor bedrijven uit andere landen. De leden van de VVD-fractie waarderen dit voornemen. Kan de regering toelichten of de Canadese regering al concrete stappen hiertoe heeft gezet? Is deze wet reeds aangepast?

Eerder schreef de regering dat CETA de EU-standaarden met betrekking tot voedselkwaliteit, zoals de EU-regelgeving op het terrein van genetische modificatie en voedselveiligheid, niet aantast en dat bij het importeren van producten in de EU moet worden voldoen aan de regelgeving die alhier geldend is. De leden van de VVD-fractie vragen of dit ook geldt voor de regels op het terrein van dierenwelzijnsnormen. Daarnaast wordt in EU-verband, zo blijkt uit antwoorden op vragen van de leden Weverling en Lodders, «gesproken over de wijze waarop controles bij import van producten plaatsvinden» en dat indien nodig «reguliere importcontroles [zullen] worden aangepast». Kan de regering toelichten hoe deze gesprekken zich sinds de voorlopige inwerkingtreding van dit verdrag hebben ontwikkeld en of er aanleiding is geweest om stappen in deze richting te zetten?

Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie nog specifieke zorgen over het gebruik van Cripr-Cas. Is de regering bekend met het feit dat Canadese voedselproducenten niet verplicht zijn om te vermelden dat ze Crispr-Cas gebruiken en het daarmee onduidelijk is of de producten die de EU bereiken met deze techniek zijn behandeld? Zo ja, wat vindt de regering hiervan? Eerder antwoordde de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dat het technisch «heel lastig of onmogelijk» is om vast te stellen of voedsel met Crispr-Cas is behandeld. Ook de NVWA heeft aangegeven dat er nog geen geschikte laboratoriumanalyse beschikbaar is om de nieuwe type dna-mutaties te ontdekken en te herkennen. Kan de regering toelichten op welke manier deze producten zullen worden gecontroleerd op het gebruik van genetische modificatie? Zo nee, waarom niet? Welk toekomstperspectief kunt u de Nederlandse en Europese boeren en tuinders bieden?

De regering schrijft dat «nagenoeg alle tarieven op landbouwproducten worden geëlimineerd, waarbij uitzonderingen zijn opgenomen voor gevoelige producten». Kan de regering aangeven op basis van welke informatie en afwegingen uitzonderingen zijn opgenomen voor «gevoelige producten»? Kan de regering daarnaast aangeven voor welke landbouwproducten, naast kippenvlees en eieren, de douanerechten niet worden verlaagd?

De leden van de PVV-fractie hebben nog enkele vragen over het CETA-verdrag zelf. De genoemde leden zijn benieuwd welke van de 30 hoofdstukken, 59 bijlagen, 3 protocollen, 11 bijlagen bij de protocollen en 3 bijlagen met voorbehouden met name van toepassing zijn voor de Nederlandse economie, industrie en landbouw.

Ook de leden van de PVV-fractie delen de zorg m.b.t. de veelgehoorde kritiek dat CETA bestaande regelgeving afzwakt, bijvoorbeeld op het gebied van voedselveiligheid doordat Canada productieprocessen kent die in Europa verboden zijn. Kan de regering aangeven bij welke productieprocessen dat het geval is en of het klopt dat standaarden, bijvoorbeeld op het gebied van voedselveiligheid, onder het Europese niveau kunnen geraken, omdat Canada andere normen hanteert? Hoe gaat Nederland voorkomen dat er een race tot he bottom ontstaat en op welke wijze gaat de overheid de Nederlandse burger de consumentenstandaarden garanderen, op onder andere het gebied van voedselkwaliteit?

Klopt het dat door de Regulatory Cooperation Forum (RCF) eventuele wet- en regelgeving, die in strijd wordt geacht met CETA, moet worden afgeschaft/buiten werking moeten worden gesteld/geen toepassing mag vinden? Kan de regering een overzicht geven van de voor Nederland relevante wet- en regelgeving die hierdoor naar verwachting zal worden geraakt? Klopt het dat door de ratchet clausule economieën bij eventuele aanpassingen alleen verder mogen liberaliseren? Op grond waarvan vindt de regering dit een acceptabele inperking van haar vrijheid om wet- en regelgeving op te stellen?

Een andere heikel punt is het feit dat 81 procent van de Amerikaanse bedrijven die actief is in de EU aan de definitie van «Canadese investeerder» schijnt te voldoen. De leden van de PVV-fractie zouden graag van de regering horen welke gevolgen zouden kunnen voortvloeien uit het feit dat dergelijke Amerikaanse bedrijven kunnen kiezen tussen verschillende geschillenbeslechtingsmechanismen – het zogenoemd treaty shopping.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om aan te geven of de handel tussen Canada en de Republiek Ierland sinds de voorlopige inwerkingtreding is toegenomen. Tevens vragen deze leden of er maatregelen zijn genomen en of er ter voorbereiding communicatie tussen de Canadese en Europese overheden nodig is in het geval van een mogelijke grens tussen de republiek Ierland en Noord Ierland bij een no deal Brexit.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om aan te geven hoeveel gevallen er inmiddels zijn waarbij het CETA verdrag heeft voorkomen dat Canadese producten op de Europese markt zijn beland. Deze leden vragen dan met name om aan te geven of gemodificeerd voedsel dat niet op de Europese markt is toegestaan aan de Europese grenzen is gestopt.

De leden van de D66-fractie zijn benieuw hoe CETA zich verhoudt tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Kan CETA hinder ondervinden van de huidige perikelen binnen het WTO-systeem, zoals het niet herbenoemen van de rechters in het geschillentribunaal? Graag een toelichting. Zijn er voorts andere zaken waarin CETA en het WTO-systeem elkaar kruisen?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Canadese markt de komende jaren veel potentieel biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven om duurzame groei te bevorderen. Kan de regering dit toelichten? Op welke wijze zal duurzame groei voor het Nederlandse bedrijfsleven concreet bevorderd worden? Zijn hier bepaalde doelstellingen aan verbonden en zo ja, welke? Welke onderdelen van CETA raken hierbij aan het beleid op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) van de regering?

De aan het woord zijnde leden vragen zich op dit punt af in hoeverre richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) onderdeel zijn van CETA en daartoe opgenomen en vervolgens afdwingbaar.

Tevens vragen de aan het woord zijnde leden zich af hoe de afspraken in CETA zich verhouden tot de doelstellingen die zijn gesteld in het klimaatakkoord van Parijs.

De leden van de D66-fractie lezen dat voor Nederland de openstelling van de Canadese markt voor overheidsaanbestedingen van grote waarde is. Kan de regering deze stelling toelichten? Aan welke overheidsaanbestedingen moeten de aan het woord zijnde leden in deze zin denken? Op welke wijze zullen andersom Canadese investeerders zich op de Nederlandse markt voor overheidsaanbestedingen richten? De leden ontvangen hier graag voorbeelden van. Ook zijn de leden benieuwd naar mogelijk negatieve effecten van de openstelling van deze markten wederzijds.

De leden van de D66-fractie vragen zich af welke delen van de tarifaire en de niet-tarifaire handelsbelemmeringen niet worden weggenomen? Waarom zijn deze onderdelen uitgesloten van de akkoord?

De leden van de D66-fractie lezen dat de EU haar hoge beschermingsniveau op Europese waarden kan handhaven of indien nodig verhogen. De leden zijn echter ook bekend met de bezwaren die vanuit verschillende kanten zijn geuit over CETA. Welke sectoren worden ongunstig geraakt door de afspraken die in CETA gemaakt zijn? Worden deze sectoren gecompenseerd?

De leden van de D66-fractie wijzen ook op de kritiek die geuit wordt op CETA betreffende consumentenstandaarden. Zij hechten veel belang aan de standaarden die de EU kent. Kan de regering toelichten hoe na ratificatie van CETA wordt gegarandeerd dat de Europese consumentenstandaarden behouden blijven? Hoe wordt bijvoorbeeld gecontroleerd dat producten vanuit Canada, ook eerder in het productie- of verwerkingsproces, aan de Europese minimumvereisten voldoen? Kan de regering aangeven op welke terreinen dit risico met het oog op de standaarden in Canada bestaat? Op welke handelsterreinen kent Canada significant lagere standaarden?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering actief de dialoog betreffende de onderhandelingen over CETA heeft opgezocht met maatschappelijke organisaties, de academische wereld, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden. Kan de regering toelichten wat de belangrijkste bezwaren tegen CETA waren die uit deze gesprekken voortkwamen? Welke zijn voorts geadresseerd in de input voor het onderhandelingsmandaat en de onderhandelingsteksten en welke niet?

De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang van de hoofdstukken 22, 23 en 24 in het kader van duurzaamheid en handel in de overeenkomst. Ook lezen zij dat het Comité van Handel en Duurzame Ontwikkeling toeziet op de uitvoering van de verplichtingen onder deze hoofdstukken. Kan de regering toelichten op welke wijze dit Comité is of wordt samengesteld? Op welke wijze vindt geschillenbeslechting met betrekking tot de afspraken in deze hoofdstukken plaats? Kan de regering het proces dat bij de beslechting van geschillen en de stappen die dit kan behelzen, inclusief de specifieke procedure voor consultaties, uitputtend beschrijven? In hoeverre acht de regering dat de afspraken in de hoofdstukken 22, 23 en 24 in zekere mate afdwingbaar zijn?

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het onwenselijk wanneer handelsakkoorden ertoe leiden dat standaarden voor welzijn van dier, mens en milieu worden verlaagd, in het kader van zogenaamde «gelijkschakeling» of «harmonisatie». Deze leden vragen de regering of de regering uit kan sluiten dat standaarden voor welzijn van dier, mens en milieu door toedoen van CETA zijn verlaagd, of nog zullen worden verlaagd in de toekomst.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat, nu het grootste deel van CETA al in werking is getreden, duidelijk zou moeten zijn wat de initiële effecten ervan zullen zijn. Zo vragen deze leden of de voorspelde structurele groei van het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) van 600 tot 1200 miljoen euro per jaar als gevolg van CETA bewaarheid zal worden. Deze leden vragen de regering dit inzichtelijk te maken.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering bij het geven van haar steun aan CETA in eerste instantie naar het belang van handelsbevordering heeft gekeken, of naar het belang van internationale klimaatafspraken, het beschermen van sociale rechten, dierenwelzijn en milieu.

De leden van de SP-fractie merken op dat vaak wordt gezegd dat verdragen met investeringsbescherming als CETA leiden tot meer investeringen. De leden vragen zich af of hier duidelijk bewijs voor is. Kan de regering enig bewijs leveren waaruit kan worden opgemaakt dat CETA zal leiden tot meer investeringen en meer banen, en uiteindelijk meer welvaart voor alle Nederlanders?

Is het de regering ermee bekend dat de economie van de EU, pas tien jaar na bekrachtiging van CETA, met slechts 0,08 procent extra zou groeien, vragen de leden van de SP-fractie?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of het waar is dat alle vier de officiële studies naar de effecten van CETA gebruikmaken van hetzelfde Computational General Equilibrium-model. Klopt het dat dit model veronderstelt dat iedereen een baan heeft en het inkomen van ieder huishouden gelijk is, zoals Kohler en Storm onderbouwd betogen? Zo ja, acht de regering dit model dan het juiste om de gevolgen te berekenen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering te reageren op berekeningen van Kohler en Storm, die net als de VN, het Global Policy Model gebruiken, waaruit blijkt dat CETA leidt tot een bbp-verlies van 0,49 procent en het verlies van 200.000 banen in de EU.

De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij waarde hecht aan het zogenaamde voorzorgbeginsel dat inhoudt dat producten waarover twijfel bestaat, pas mogen worden verhandeld als is bewezen dat ze veilig zijn, een principe dat Canada niet kent en waartegen Canada al meermaals heeft geprotesteerd middels een klacht bij de WTO. Canada, zo blijkt, is dus geen voorstander van dit voorzorgbeginsel en dit zet druk op de voedselveiligheid, zeker wanneer Canada en de EU gaan samenwerken op het gebied van regelgeving. Erkent de regering dat hier een groot gevaar in schuilt?

Erkent de regering ook dat er meer Canadees vlees wordt geïmporteerd naar de EU dat niet voldoet aan de -relatief- strenge normen voor dierenwelzijn, vragen de leden van de SP-fractie? Hoe zullen inspecteurs in de EU controleren of de dierenwelzijnsnormen zijn nageleefd?

In de memorie van toelichting wordt vermeld dat enkel investeerders met substantiële bedrijfsactiviteiten in de EU en Canada gebruik zullen kunnen maken van het hoofdstuk over investeringsbescherming. De leden van de SP-fractie vragen de regering uitvoerig en gemotiveerd toe te lichten wanneer sprake is van «substantiële bedrijfsactiviteiten». Hoeveel werknemers dienen er te werken? Hoeveel winst dient er te worden gerapporteerd? Dient het één of meerdere bedrijfspanden in eigen beheer te hebben? Kan worden uitgesloten dat deze «substantie» zal worden geboden door een trustkantoor?

Eurocommissaris Malmström en de Canadese Minister Carr hebben een CETA-commissie voor handel en duurzame ontwikkeling gevraagd om met concrete acties te komen ten behoeve van de evaluatie van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling. Graag leren de leden van de PvdA-fractie om wat voor soort «concrete acties» het hier gaat. Ziet de regering mogelijkheden om de agenda van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen hierin te betrekken?

Tot slot hebben de leden van de PvdA-fractie een «als dan» vraag, namelijk: wat gebeurt er als het Europese Hof op 30 april 2019 toch uitspreekt dat het Investment Court System niet verenigbaar is met het Europees recht. Dat zou betekenen dat dit gedeelte niet in werking kan treden. Heeft de regering reeds een plan B in voorbereiding, mocht dit scenario toch werkelijkheid worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of de Brede Economische en handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie veel verworvenheden die zij waardevol achten wel voldoende beschermt. Zij vragen zich af of CETA eigenlijk niet al verouderd is. Met andere woorden: zou een akkoord als dit met de inzichten van deze tijd nog wel het resultaat van de onderhandelingen kunnen worden? Zij stellen vragen bij de onderliggende aanname van het akkoord die is dat het zoveel mogelijk wegnemen van handelsbelemmeringen als vanzelf tot gunstige uitkomsten voor iedereen zal leiden.

Allereerst constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat die aanname gebaseerd is op modellen die omstreden zijn. Het is daarom allerminst zeker dat CETA tot economische groei voor iedereen zal leiden. Deze leden vragen zich af of het niet even waarschijnlijk is dat die groei vooral bij de sterkste partijen terecht komt en dat er mogelijk zelfs van groei geen sprake zal zijn. Daarnaast is hierbij nog niet in ogenschouw genomen of de groei die zo bereikt zou worden, niet strijdig is met de pogingen de klimaatdoelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs te behalen. Deelt de regering deze zorgen?

Bovendien zijn de leden van de fractie van de ChristenUnie van mening dat overheden ten behoeve van hun bevolking, de samenleving, het milieu en het klimaat waarin zij leven de regels en de kaders moet kunnen stellen waarbinnen handel en economische activiteiten kunnen worden bedreven. Deze leden zien niet alleen graag hoge standaarden op terreinen als volksgezondheid, milieu, dierenwelzijn en arbeidsrechten in Nederland en Europa, maar het liefst wereldwijd. Zij vragen zich af of CETA er naar zijn aard echter niet eerder toe zal leiden dat er door harmonisatie tussen de EU en Canada een verlaging van die standaarden kan optreden. Deze tijd vraagt volgens de leden van de fractie van de ChristenUnie om verdragen die leiden tot verhoging van standaarden, omwille van gezondheid, duurzaamheid en mensenrechten. Deelt de regering de zorg van deze leden dat CETA mogelijk niet zal bijdragen aan de verhoging van die standaarden, maar eerder in verlaging?

Dit risico speelt volgens de leden van deze fractie met name duidelijk op het onderwerp investeringsbescherming. CETA voorziet in een Investor Court System dat buiten nationale en Europese rechters om geschillen aangespannen door bedrijven tegen overheden moet kunnen beslechten. Het risico is dat overheden als de Nederlandse zich geremd kunnen gaan voelen beslissingen te nemen ten behoeve van de bescherming van de bovengenoemde waarden die door bedrijven als nadelig voor hun investeringen gezien zouden kunnen worden. Deelt de regering deze zorg, zo vragen deze leden zich af. Het ICS is volgens de leden van de ChristenUnie-fractie ook overbodig omdat Nederland en de Europese Unie een goed rechtssysteem kennen. De nationale rechter moet wat deze leden betreft het eerste aanspreekpunt zijn en blijven bij geschillen. Zij wijzen er ook op dat er tot op het moment van schrijven nog geen uitsluitsel van het Europese Hof is over de vraag of het ICS niet in strijd is met het Europees recht. Maar zelfs als zou het dat op zichzelf niet zijn, dan nog zien de leden van de ChristenUnie-fractie geen goede reden om geschillen over investeringen niet te beleggen bij de nationale en in laatste instantie de Europese rechter. Is de regering dat met deze leden eens?

In Canada zijn bepaalde standaarden bijvoorbeeld op het gebied van voedselveiligheid en arbeidsrecht al lager dan in Nederland. Zo kent Canada geen verbod op het gebruik van groeihormonen in de veehouderij en voldoen ze aan minder ILO-standaarden. Veel Amerikaanse bedrijven zouden via Canadese dochterondernemingen echter ook een beroep kunnen doen op een dergelijk arbitragesysteem en de normen van Amerikaanse bedrijven wijken nog weer verder af dan die van Nederlandse en Europese bedrijven. Via dit arbitragesysteem zullen de standaarden niet verhoogd gaan worden, maar eerder naar beneden worden bijgesteld. Ziet de regering dit gevaar ook, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie zich af. Alleen investerende bedrijven kunnen er immers een beroep op doen. De leden van deze fractie vinden dat in elk geval ook burgers, vakbonden en andere niet-gouvernementele organisaties toegang zouden moeten kunnen hebben tot een rechtsgang over dergelijke geschillen. Ziet de regering mogelijkheden om dit te bewerkstelligen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag een reactie van de regering op de opmerkingen waarin zij hun zorgen over CETA hebben geuit.

Naar aanleiding van de Sustainability Impact Assessment (SIA) uit 2011 hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren de volgende vragen: volgens de SIA zal CETA tot meer CO2-uitstoot leiden. Investeringen in Canadese teerzandolie en steenkool nemen mogelijk toe. Hoe valt dat te rijmen met de klimaatdoelen van Parijs? Deelt de regering de analyse uit de SIA dat door CETA landbouw in Canada verder zal intensiveren, met meer chemische inputs, meer bodemdegradatie en meer uitstoot van methaan, stikstofoxide en andere schadelijke stoffen?

Verder blijkt dat CETA zal leiden tot meer import van vis uit Canada. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering wat er aan gedaan wordt om te voorkomen dat dit leidt tot meer overbevissing en schadelijke visserijpraktijken als intensieve aquacultuur en trawlers.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 2. Nationale behandeling en markttoegang voor goederen

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat met CETA afspraken worden gemaakt over gelijke markttoegang. Producten uit Canada dienen evenwel te voldoen aan de eisen die de EU aan de kwaliteit van producten stelt. Deze leden vragen zich echter af of ook het productieproces dient te voldoen aan de daarvoor geldende Europese of nationale standaarden, en zo ja, hoe de naleving hiervan gecontroleerd wordt. Indien Canadese producten niet hoeven te voldoen aan onze productieprocesstandaarden, vragen de leden van de GroenLinks-fractie de regering om aan te geven hoe wordt voorkomen dat Nederlandse producenten van bijvoorbeeld zuivel en vlees oneerlijke concurrentie krijgen van Canadese producenten die aan lagere productiestandaarden hoeven te voldoen, zoals de gedragscode voor dierenwelzijn die in Canada vrijwillig is.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering voorts, nu het leeuwendeel van CETA inmiddels meer dan twee jaar in werking is getreden, aan de Kamer inzichtelijk te maken tot welke toename van de import van Canadees vlees en zuivel op de Nederlandse markt de invoering van CETA heeft geleid. Deze leden vragen voorts naar de prognose voor verdere stijging van de export vanuit Canada van vlees en zuivel naar Nederland. Zij vragen de regering te bevestigen dat het klopt dat Canada na een overgangsperiode jaarlijks 75.000 ton varkensvlees tariefvrij mag exporteren – vijf maal zoveel als voor CETA het geval was. Tevens vragen zij de regering inzichtelijk te maken welke gevolgen dit voor de Nederlandse landbouw zal hebben.

Hoofdstuk 3. Handelsmaatregelen

In welke specifieke gevallen zijn WTO-leden bevoegd om maatregelen te treffen ter bescherming van de eigen industrie, vragen de leden van de SP-fractie? Welke mogelijkheden ziet de regering om de eigen industrie te beschermen?

CETA heeft onder Europese boeren en belangenorganisaties tot groot verzet geleid. Maar ook in Canada worden de gevolgen van het handelsverdrag gevoeld. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dat het van groot belang is om, anderhalf jaar na de voorlopige inwerkingtreding van CETA, de eerste gevolgen van het handelsverdrag voor Europese én Canadese boeren in kaart te brengen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering een overzicht te geven van alle compenserende maatregelen die sinds 21 september 2017 zijn genomen door de EU, de Nederlandse regering en de overige EU-27-regeringen, voor zowel de landbouw als de overige sectoren.

Dit is de enige wijze waarop een duidelijk beeld kan worden verkregen van de gevolgen die CETA heeft gehad, onder andere voor de Europese boeren. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of het mogelijk is om te bepalen welk het aandeel van de boeren dat dagelijks stopt te wijten valt aan het handelsverdrag met Canada en zo ja, om onderbouwd aan de Kamer mee te delen hoeveel boeren dat zijn.

Daarnaast vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren naar een overzicht van de negatieve gevolgen voor de Canadese landbouw. Klopt het dat de Canadese overheid na de voorlopige inwerkingtreding van CETA 300 miljoen Canadese dollar aan subsidie heeft verstrekt aan melkveeboeren die in de problemen zijn gekomen? Kan de regering een overzicht geven van alle door de Canadese overheid genomen compenserende maatregelen? Zijn er sinds september 2017 impactstudies uitgevoerd naar de gevolgen voor de Canadese landbouw? Zo ja, kunnen deze met de Kamer gedeeld worden?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering hoe het vrijhandelsverdrag met Canada in de kringlooplandbouwvisie van de regering past. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering of ze de mening deelt dat handelsverdragen waarvan landbouwproducten niet volledig zijn uitgesloten lijnrecht tegen het principe van de kringlooplandbouw indruisen. Zo past bijvoorbeeld in de kringloopvisie van de regering dat consumenten weten waar hun voedsel vandaan komt, dat de afstand tussen boeren en burgers kleiner moet worden en dat boeren een normaal inkomen moeten kunnen verwerven met een manier van produceren die voldoet aan de normen op het gebied van onder andere dierenwelzijn en natuur. Al deze principes worden door het handelsverdrag met Canada met voeten getreden.

Aangezien de ondertekening en de kabinetsappreciatie van CETA stamt van voordat de kringloopvisie door de huidige regering is gepresenteerd, verzoeken de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren om een aparte kabinetsappreciatie over hoe CETA met de kringlooplandbouw te rijmen valt, ook in het licht van de aangenomen motie Ouwehand.

De leden van de Partij voor de Dieren vragen of het correct is dat op basis van WTO-regels geen ruimte is op producten van dierlijke producten te weigeren die tot stand zijn gekomen onder lagere dierenwelzijnsstandaarden dan de (ook al veel te lage) Europese standaarden en dat derhalve dit ook voor CETA moet gelden.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of de al reeds in 2017 verzadigde markt voor dode varkens nog verder te lijden heeft gehad onder het handelsverdrag met Canada. De leden van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat er op dit moment een eiwittransitie plaatsvindt, waarbij dierlijke eiwitten worden vervangen door plantaardige eiwitten. Deze trend zou moeten worden ondersteund en niet worden tegengewerkt. Deel de regering deze mening? Hoe verhoudt de verdere integratie van de Canadese en Europese markt voor dierlijke producten zich tot de gewenste eiwittransitie? Bovendien draagt het verder openstellen van de Europese markt voor grote hoeveelheden dode varkens uit Canada op ongewenste wijze bij aan de ontmanteling van de Nederlandse varkenssector.

Hoofdstuk 5. Sanitaire en fytosanitaire maatregelen

Artikel 26.2, lid 1 voorziet in de oprichting van een Gemengd Comité van Beheer voor Sanitaire en Fytosanitaire Maatregelen. Volgens de verdragstekst omvat dit comité «vertegenwoordigers van elke partij op het gebied van regelgeving en handel, die verantwoordelijk zijn voor SPS-maatregelen». Kan de regering toelichten hoe en volgens welke procedure de leden van dit comité worden aangesteld, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Canadese regels omtrent de registratie van herkomst van voedsel zijn minder streng zijn dan de Europese. Zo ontstond er in 2017 grote beroering toen duidelijk was dat het Canadese voedselregistratiesysteem geen onderscheid maakte tussen genetisch gemanipuleerde zalm en zalm die niet genetisch gemanipuleerd was. Het risico dat de gemanipuleerde zalm op de Europese markt zou belanden was levensgroot, omdat bij fysieke inspectie van producten niet te zien valt wat de achtergrond van dit product is. Dit geldt in het geval van zalm, maar bijvoorbeeld ook voor varkensvlees, waarbij aan het varkensvlees zelf niet te zien is onder welke omstandigheden de varkens hebben geleefd.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen welke maatregelen zijn genomen om de import van genetisch gemanipuleerde zalm uit Canada te voorkomen en vragen voorts hoe deze maatregelen tot op heden gehandhaafd, gemonitord en geëvalueerd worden.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar de rol van de Nationale Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en naar de rol van de voedsel- en warenautoriteiten van andere lidstaten. Hebben voedsel- en warenautoriteiten van andere EU-landen een rol in de controle van goederen die uit Canada komen? Via welke Europese landen komt de Canadese zalm de EU binnen? Wat voor handhavingsproblemen en personele problemen van voedsel- en warenautoriteiten zijn er sinds september 2017 in de overige 27 EU-lidstaten geconstateerd? Wordt informatie over handhavingsproblematiek en personele problemen van voedsel- en warenautoriteiten gedeeld met de andere EU-landen, aangezien deze landen in EU-verband een gezamenlijke buitengrens delen?

Zijn de autoriteiten van de overige 27 EU-lidstaten op de hoogte gebracht van de capaciteits- en handhavingsproblematiek waar de NVWA recentelijk mee te kampen heeft gehad?

Hoofdstuk 8. Investeringen

Ten tijde van het opstellen van deze vragen is – als het goed is – in de VN-werkgroep over de hervorming van het geschillenbeslechtingssysteem onderhandeld over toekomstige geschillenbeslechting. Kan de regering alvast reflecteren op de uitkomst, temeer aangezien is afgesproken dat indien een multilateraal mechanisme voor de beslechting van investeringsgeschillen tot stand komt, dit het bilaterale mechanisme in CETA zal vervangen, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Kan de regering het verloop van de onderhandelingen, en eventuele contouren van een uitkomst, vergelijken met het investeringsbeschermingshoofdstuk in het voorliggende verdrag?

Onlangs oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) dat de arbitrageregeling tussen investeerders en staten, zoals opgenomen in het investeringsakkoord tussen Nederland en Slowakije, onverenigbaar is met het Unierecht (HvJ EU 6 maart 2018, C-284/16, ECLI:EU:C:2018:158 (Slowakije/Achmea). Binnenkort doet het Hof op instigatie van België uitspraak over de verenigbaarheid van het ICS, zoals opgenomen in CETA, met het Europese (Unie)recht. De advocaat-generaal bij het Hof heeft geconcludeerd dat het ICS verenigbaar is met het Unierecht (ECLI:EU:C:2019:72). Kan de regering ingaan op de aspecten waarop het oordeel van het Hof in de zaak Slowakije/Achmea verschilt met het laatstgenoemde standpunt van de advocaat-generaal, zo vragen de leden van de PVV-fractie?

Tot slot ontvangen de leden van de PVV-fractie graag een overzicht van lidstaten die bezwaar hebben gemaakt tegen de ICS-bepaling en hoe aan die eventuele bezwaren tegemoetgekomen is.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre de modeltekst investeringsverdragen compatibel is aan de geschillenbeslechtingsclausule uit het CETA-verdrag. Tevens vragen deze leden of het de regering bekend is en anders dit wilt nagaan, in hoeverre Canada bereid is in te stemmen met de voorstellen van het multilaterale geschillenbeslechtingshof zoals voorgestel door de EU.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of deze heeft overwogen om er in Europees verband voor te pleiten dat in toekomstige verdragen een apart geschillenbeslechtingsprotocol wordt opgenomen? Volgens deze leden zou dat meerwaarde kunnen hebben, omdat deelnemende landen dan op basis van eigen afwegingen kunnen besluiten om deel te nemen aan het geschillenbeslechtingsmechanisme dat van toepassing wordt op het betreffende handelsverdrag. Deze leden vragen de regering bovendien om de voor en nadelen te schetsen van een geschillenbeslechtingsprotocol apart van het verdrag behandelen.

Welke voordelen ziet de regering van de oprichting van het Investment Court System (ICS) ten opzicht van het bestaande investeringsmechanisme Investor State Dispute Settlement (ISDS), zo vragen de leden van de D66-fractie? Wat zijn de belangrijkste verschillen waarmee nadelen van ISDS verminderd worden? In hoeverre is sprake van een «vervanging» van ISDS-clausules met de oprichting van het ICS? In hoeverre kan op ISDS-clausules met de oprichting het ICS nog aanspraak worden gemaakt?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ingenomen met het feit dat getracht is om brievenbusfirma’s uit te sluiten van investeringsbescherming in CETA. Deze leden vragen aan de hand van welke criteria precies zal worden vastgesteld of sprake is van «substantiële bedrijfsactiviteiten».

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of hun lezing van het verdrag klopt, dat om gebruik te kunnen maken van investeringsarbitrage onder CETA niet eerst de nationale rechtsgang dient te worden bewandeld. Deze leden vragen de regering toe te lichten waarom zij hiervoor kiezen, gelet op de kwaliteit van nationale rechtssystemen in zowel Canada als de Europese Unie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering te motiveren waarom aparte investeringsbescherming door haar als noodzakelijk wordt geacht, gelet op het feit dat zowel in Canada als de lidstaten van de EU (over het algemeen) sprake is van behoorlijk bestuur en een kwalitatief hoogstaande rechtsgang. Deze leden vragen de regering te motiveren welke toegevoegde waarde een apart rechtsmiddel voor investeerders hierboven heeft.

De leden van de GroenLinks-fractie achten het zeer onwenselijk dat zaken tussen investeerders en staten worden beslecht zonder dat de uitkomst openbaar wordt, omdat deze zaken van invloed kunnen zijn op het te voeren overheidsbeleid. Deze leden vragen de regering in dit kader of de uitkomsten van investeringsgeschillen standaard openbaar zullen worden gemaakt, en zo nee, waarom niet. Deze leden vragen voorts specifiek of de uitkomsten van bemiddeling in beginsel openbaar zullen worden gemaakt, in het verlengde van de aangenomen motie Smeulders c.s. (32 847-496).

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een appreciatie van de ongelijkheid tussen de bescherming van investeringen enerzijds, en de bescherming van klimaat gerelateerde afspraken in CETA anderzijds.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering, nu CETA reeds is ingevoerd zónder het gedeelte over investeringsgeschillenbeslechting, welk nadeel dit intussen heeft opgeleverd. Zij vragen de regering overzichtelijk te maken welke investeerders hier tot nu toe hinder of nadeel aan hebben ondervonden, en wat dit betekent voor de noodzaak om de investeringsgeschillenbeslechting alsnog in werking te laten treden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering wanneer het Gemengd Comité de hoogte van het «maandelijkse voorschot» van de leden van het ICS zal vaststellen en hoe en wie hier controle op kan uit oefenen. Deze leden vragen de regering of zij bereid is de Kamer over de bedragen te informeren zodra deze zijn vastgesteld.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar de te begroting van de jaarlijkse kosten van het ICS, inclusief de secretariële ondersteuning vanuit het ICSID, en vanuit welke middelen dit gefinancierd zal worden.

De leden van de SP-fractie betogen dat ICS in essentie hetzelfde is als ISDS; een mogelijkheid voor het grootbedrijf om democratische besluiten aan te vechten of hoge compensaties te eisen. Het algemeen belang wordt hiermee ondergeschikt gemaakt aan de winstgevendheid van bedrijven, hetgeen het failliet van dergelijke neoliberale handelsakkoorden aantoont. Zij wijzen op een miljardenclaim van sigarettenmaker Philip Morris tegen, die maatregelen in Uruguay om roken te ontmoedigen aanvocht en vragen de regering aan te geven of dergelijke claims ook mogelijk zijn na bekrachtiging van CETA. Acht de regering dit een gewenste uitkomst, vragen zij?

Welke democratisch genomen besluiten kunnen via ICS niet worden aangevochten, vragen de leden van de SP-fractie? Welke beperkingen zijn er aangebracht?

De leden van de SP-fractie vragen de regering welke meerwaarde het opnemen van ICS heeft? Fungeert het EU-recht, dan wel het Canadese recht niet goed genoeg? Zo nee, op welke punten? Wat is precies de reden voor het opnemen van ICS in het akkoord? Leidt ICS tot meer investeringen en tot meer banen en welvaart, vragen deze leden? Hebben multinationals niet al genoeg manieren om hun recht te halen?

Is het mogelijk dat Amerikaanse bedrijven met dochterondernemingen in Canada en investeringen in de EU aanspraak kunnen maken op de investeringsbescherming in CETA, vragen de leden van de SP-fractie?

Klopt het dat de regering eerder heeft aangegeven dat investeringsbescherming in een verdrag tussen de EU en Canada overbodig is, vragen de leden van de SP-fractie?

De leden van de PvdA-fractie hadden graag gezien dat het Investment Court System niet alleen de belangen van commerciële partijen en hun investeringen gaat verdedigen, maar ook de belangen van maatschappelijke organisaties en vakbonden. Kan de regering aangeven op welke manier deze gelijke behandeling van investering, arbeid en milieu is besproken tijdens de onderhandelingen en waarom de uitkomst beperkt blijft tot het beschermen van investeringen?

Wel kunnen derden, zoals ICS nu voorligt, inspreken via een zogenoemde amicus curiae procedure. Voorafgaand aan een beroep van derden op deze inspraakprocedure, dienen arbiters echter te beoordelen of betreffende derden daadwerkelijk belanghebbenden zijn. Kan de regering op basis hiervan verhelderen welke partijen hier daadwerkelijk een beroep op kunnen gaan doen? Hoe ziet de definitie van een «belanghebbende» er in dit verband uit? Waarom hebben niet alle partijen die zichzelf als belanghebbenden beschouwen toegang tot deze procedure?

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd te lezen dat de EU en Canada afspreken samen toe te weren naar een betere implementatie van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Waarom is er op dit punt niet voor gekozen om een tijdpad op te nemen? Welke mogelijkheden ziet de regering om het naleven van de OESO-richtlijnen voorwaardelijk te stellen aan een bedrijf dat een beroep wil doen op het ICS? Onder geen enkele omstandigheid mag het ertoe leiden dat een beroep op het ICS leidt tot het vertragen of tegenhouden van legitieme beleidsdoelstellingen: te denken aan maatregelen die overheden (willen) nemen ten behoeve van een schoner milieu of de volksgezondheid. Ondanks de opgenomen waarborgen op dit punt, kan er sprake zijn van grijze gebieden. Hoe ziet de regering dit? Kan zij daarbij ingaan op welke garanties er zijn ingebouwd om te voorkomen dat, al dan niet met terugwerkende kracht, sprake kan zijn van een negatief effect door ICS op legitieme beleidsdoelstellingen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat er toe wordt gewerkt naar een Multilateraal Investeringshof. Hoe ziet het tijdpad van dit op te zetten Hof er uit? En op welke wijze zal de Tweede Kamer hierbij worden betrokken? Zoals hierboven ook betoogt ten behoeve van ICS, hechten de leden van de PvdA-fractie eraan dat dit Hof ook soelaas biedt voor het beter beschermen van de belangen van maatschappelijke organisaties en vakbonden. Idealiter door deze partijen gelijke toegang te geven tot dit Hof. Hoe kijkt de regering hiernaar, en kan daarbij ook ingegaan worden op het afnemend maatschappelijk draagvlak voor een aparte rechtsgang en -positie voor bedrijven? Op termijn zou een dergelijk Hof de bestaande investeringsbeschermingsmechanismen moeten vervangen. Tegelijkertijd is bekend dat Japan onlangs ICS heeft afgewezen en de voorkeur gaf aan het voor de leden van de PvdA-fractie niet bespreekbare ISDS. Dit roept de vraag op in hoeverre het realistisch is om te verwachten dat de in CETA opgenomen ambitie om tot een Multilateraal Hof te komen werkelijkheid wordt. Graag een reactie van de regering.

Parallel aan CETA ontwikkelt de regering een nieuwe modeltekst voor toekomstige bilaterale investeringsverdragen (BITs). De leden van de PvdA-fractie gaan er vanuit dat dit toekomstige Hof ook dergelijk toekomstige BITs zal vervangen. Kan de regering dit bevestigen? En kan de regering nader ingaan op de verschillen in de benoemingsprocedures van arbiters tussen ICS en de modeltekst. Welke vorm is het meest vooruitstrevend? En deelt de regering de opvatting dat de meest vooruitstrevende variant leidend zou moeten zijn in de onderhandelingen van het nog op te richten Multilaterale Hof?

De leden van de Partij voor de Dieren hebben grote bezwaren bij de investeringsbescherming zoals die in CETA is opgesteld. Er wordt een bovenstatelijk rechtssysteem opgetuigd met een permanent karakter, het Investment Court System (ICS). De leden van de Partij voor de Dieren vragen of het klopt dat bedrijven die een procedure bij het ICS willen starten dat niet kunnen doen indien er nog een juridische procedure bij een nationale rechter loopt.

De leden van de Partij voor de Dieren vragen uit hoeveel rechters het orgaan bestaat dat een uitspraak over een ICS-zaak zal doen. Voorts vragen deze leden of de mogelijkheid bestaat dat dit orgaan van rechters volledig uit rechters bestaat die niet de Nederlandse of een andere Europese nationaliteit bezitten en of deze rechters in dat geval bevoegd zijn uitspraken te doen die voor de Nederlandse regering bindend zijn.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen om een overzicht te geven van de laatste stand van zaken aangaande de besprekingen aangaande het Multilateral Investment Court (MIC). De leden vragen voorts of de kans bestaat dat indien het MIC een van kracht is investeringsbescherming niet langer een gedeelde competentie met de EU, maar een EU-only competentie zal worden.

Hoofdstuk 9. Handel in diensten

De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven welke diensten op de zogenaamde negatieve lijsten zijn gezet en daarmee door de regering zijn uitgesloten van liberaliseringen. Is de regering bereid dit overzicht te verstrekken en bij iedere dienst die niet op de lijst staat te motiveren waarom deze niet is uitgezonderd? Wat betekent dit voor toekomstige diensten die niet op de lijst staan? Kan de lijst worden aangevuld zonder CETA open te breken?

Hoofdstuk 12. Interne regelgeving

De leden van de SP-fractie vragen de regering uiteen te zetten of en in hoeverre CETA beperkingen oplegt aan het mogelijkerwijs weer in publieke handen nemen van bepaalde geprivatiseerde diensten. Heeft Nederland na aanvaarding van het verdrag net zoveel mogelijkheden om bepaalde diensten weer in overheidshanden te nemen of wordt dit beperkt door het verdrag, vragen zij?

Hoofdstuk 13. Financiële diensten

Kan de regering aangeven of er sprake is van regulering dan wel deregulering ten aanzien van financiële diensten, vragen de leden van de SP-fractie? Kan de regering uitsluiten dat de financiële sector op enigerlei wijze betrokken is bij het Financial Services Committee?

Hoofdstuk 21. Samenwerking op regelgevingsgebied

De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat lobbyisten al in een vroeg stadium toegang hebben tot de teksten van de Joint Committee. Zij vragen de regering of zij kan uitsluiten dat lobbyisten deze teksten in handen hebben al voor nationale parlementen deze te zien krijgen. Schuilt in het samenwerken op regelgevingsgebied het gevaar dat er afspraken worden gemaakt over onderwerpen waar CETA niet over gaat? In hoeverre hebben nationale parlementen iets te zeggen over de besluiten van het Joint Committee?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering of de voorziene Regulatory Cooperation Forum al is opgericht. Wie nemen deel aan dit forum? Is er sprake van een agenda die met de Kamer gedeeld kan worden? Wat heeft dit forum tot nu toe besproken, gedaan en besloten? Zijn er al handelsbelemmeringen weggenomen of voorkomen?

Hoofdstuk 22. Handel en duurzame ontwikkeling

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat CETA bestaande afspraken op het gebied van klimaat en milieu bevestigt. Evenwel is het deze leden volslagen onduidelijk hoe CETA bijdraagt aan het behalen van deze afspraken.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering te reflecteren op de Sustainability Impact Analysis (SIA) die de Europese Commissie in 2011 heeft laten uitvoeren. Hieruit blijkt immers helder dat zonder flankerende concrete maatregelen door vrijhandelsverdragen méér vervuiling en méér CO2-uitstoot optreedt. CETA zal concreet tot meer uitstoot leiden volgens de SIA, omdat de intensieve veehouderij door het verdrag zal toenemen. Deze leden vragen of de regering zichzelf inmiddels heeft geïnformeerd over de milieueffecten die zijn opgetreden sinds de voorlopige inwerkingtreding.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering waarom zij voornemens is een handelsverdrag te ratificeren dat de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs verder weg brengen in plaats van dichterbij.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat CETA weliswaar warme woorden over milieu en klimaat bevat, en procesmatige afspraken waarmee overleg hierover wordt gefaciliteerd, maar zien tegelijkertijd niet terug hoe deze overleggen en procedures over duurzaamheid en milieu ook maar op enige wijze kunnen leiden tot een juridische verplichting voor beide partijen. Deze leden vragen de regering om aan te geven of dit klopt, en zo ja, wat dat betekent voor de praktische waarde van deze afspraken over duurzaamheid en milieu.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het CETA Joint Committee concreet kan doen met aanbevelingen die het krijgt vanuit het maatschappelijk middenveld ten aanzien van duurzaamheid, dierenwelzijn of sociale standaarden. Deze leden vragen of het «expertpanel» dat dit Joint Committee kan oprichten bij strijdig handelen met duurzaamheidsafspraken een gevolg kan hebben voor een staat, anders dan nieuwe overleggen of schriftelijke vermaningen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering hoe zij het schrappen van importheffingen (van 4.7% naar 0%) op fossiele brandstoffen door CETA rijmt het haar inspanningen op het gebied van klimaat en milieu. Zij vragen waarom er niet voor is gekozen om zeer vervuilende producten uit te sluiten van het verdrag.

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat de EU en Canada afspraken hebben gemaakt over het verduurzamen van handel. Een nog hiertoe op te richten commissie gaat hier toezicht op houden, maar er zijn echter vraagtekens te zetten bij de daadwerkelijke kracht die uitgaat van dat toezicht. Waarom zijn niet op alle punten tijdpaden afgesproken? En kan de regering nader toelichten hoe het proces dat in werking wordt gesteld eruit ziet als één van beide partijen zich niet aan de afspraken houdt, inclusief de mogelijke vormen van uiteindelijke consequentie(s)? Kan de regering tevens toelichten of het klopt dat er tijdens de onderhandeling is gesproken over het opnemen van een boetesysteem in de duurzaamheidshoofdstukken? Wat was de reden om hier uiteindelijk van af te zien?

Hoofdstuk 23. Handel en arbeid

De leden van de SP-fractie constateren dat Canada bepaalde standaarden van de International Labour Organisation niet heeft geratificeerd. Wat verandert CETA hieraan, vragen zij? In hoeverre kent CETA bindende afspraken over werknemersrechten?

Waarom valt het hoofdstuk over arbeid niet onder het geschillenbeslechtingmechanisme, vragen de leden van de SP-fractie?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de EU en Canada hebben verklaard hun arbeidsvoorwaarden niet te verlagen met als doel investeringen aan te trekken of handel aan te moedigen. Kan de regering toelichten hoe wordt bepaald wanneer het afzwakken van arbeidswetgeving daadwerkelijk gericht is op het aanmoedigen van handel of het aantrekken van investeringen en daarmee strijdig is met de verklaring? En indien wordt bepaald dat dit het geval is, welke consequenties worden daar dan aan verbonden?

Hoofdstuk 24. Handel en milieu

De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven wat CETA doet aan een schoner milieu en schonere wijzen van produceren. Worden de eisen die Nederland en de EU stellen strenger of slapper, vragen zij? Welke afspraken ten aanzien van het milieu zijn afdwingbaar? Verwacht de regering dat niet-bindende regels op milieugebied significante positieve effecten zullen hebben, vragen de aan het woord zijnde leden? Zo ja, waarop baseert de regering deze verwachting?

Kan de regering aangeven waarom zij zich heeft gekeerd tegen het opnemen van boetes in het milieuhoofdstuk, vragen de leden van de SP-fractie?

Hoe kijkt de regering aan tegen het feit dat de productie van teerzandolie een enorme impuls krijgt, vanwege het vervallen van het importtarief op deze producten? Erkent de regering dat zij, wanneer zij akkoord gaat met CETA, medeverantwoordelijk is voor de verergering van de enorme klimaat- en milieueffecten die de winning ervan veroorzaakt, vragen de leden van de SP-fractie?

Klopt het dat CETA zal leiden tot meer uitstoot van broeikasgassen vanwege een toename in het handelsverkeer tussen de EU en Canada, vragen de leden van de SP-fractie? En is het aannemelijk dat CETA zal leiden tot meer gebruik van chemische producten als gevolg van intensivering van de landbouw, en daarmee tot lucht-, bodem-, en grondwatervervuiling?

Kan de regering uitsluiten dat het nemen van klimaat- en milieumaatregelen leidt tot claims van de fossiele industrie vanwege terugvallende inkomsten voor deze industrie, vragen de leden van de SP-fractie?

Acht de regering het net als de leden van de SP-fractie aannemelijk dat de concurrentie zal leiden tot schaalvergrotingen in de agrarische sector? Acht u dit een gewenst gevolg van CETA?

Hoofdstuk 27. Transparantie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering of de organen voor de conformity assessments al ingesteld. Wie nemen hieraan deel? Hebben zij al assessments voor productstandaarden uitgevoerd, en zo ja, welke standaarden zijn tot nu toe wederzijds erkend en welke niet?

Koninkrijkspositie

De leden van de D66-fractie lezen dat CETA enkel van toepassing is op het Europese deel van het Koninkrijk. Wat is de opvatting van de LGO’s binnen het Koninkrijk over het gegeven dat zij geen onderdeel zijn van CETA? Zij de LGO’s hierover geconsulteerd en zo ja, wat waren de reacties vanuit de Caribische delen van het Koninkrijk? Klopt het dat de BES-eilanden als onderdeel van het Koninkrijk wel profiteren van dit handelsverdrag? Wat is het regime op dit punt bij andere EU-lidstaten met LGO’s, zoals Frankrijk?

Advies Raad van State

Ten aanzien van de werkingssfeer van het verdrag hebben de leden van de VVD-fractie begrip voor de antwoorden van de regering op de vragen hieromtrent van de Afdeling advisering van de Raad van State. De genoemde leden begrijpen dat de Landen en Gebieden Overzee (LGO) geen derde landen zijn, maar ook geen deel uitmaken van de eengemaakte markt en derhalve buiten de werkingssfeer van het Unierecht vallen. Toch kunnen de leden van de VVD-fractie zich voorstellen dat de LGO geraakt kunnen worden door dit verdrag, direct of indirect; alleen al vanwege het feit dat in het Europese deel van Nederland voordelen ontstaan die in het Caribische deel van Nederland niet voorhanden zijn. Welke mogelijkheden zijn er bijvoorbeeld voor Bonaire om de mogelijkheden van het voorliggende bedrag te benutten, bijvoorbeeld indien er bedrijven op Bonaire gevestigd zijn die landen nauwe financiële en investeringsbetrekkingen hebben met Canadese bedrijven? Kan de regering in dit verband ook toelichten hoe het Ministerie van Buitenlandse Zaken hier op het terrein van handelsbevordering mee omgaat? Het ministerie houdt zich immers bezig met handelsbevordering maar vertegenwoordigt het gehele Koninkrijk, en dus ook de LGO. Betekent dit dat het minsiterie diensten aanbiedt aan bedrijven die respectievelijk wel en niet binnen de werkingssfeer vallen? Verder vragen de leden van de VVD-fractie hoe realistisch het is om van de LGO te verlangen dat zij, zoals voorgesteld door de regering, onder de vlag van het Koninkrijk toetreden tot de Wereldhandelsorganisatie, en aldaar verplichtingen op het gebied van onder andere het goederen- en dienstenverkeer aangaan. Zijn hier precedenten voor? Zijn de LGO eerder «zelfstandig» maar wel onder Koninkrijksvlag, toegetreden tot dergelijke verbanden omdat zij buiten de werkingssfeer van een bepaalde overeenkomst vielen?

De leden van de CDA-fractie vragen om nadere toelichting over het advies van de Raad van State waarin wordt aangegeven dat ook de Caraïbische delen van het Koninkrijk onder de bepalingen van dit verdrag zouden moeten vallen. Hoewel de regering in zijn antwoord op dit advies aangeeft dat deze gebieden niet onder de verdragsbepalingen van de EU vallen en daarmee buiten de kaders van dit handelsverdrag, vragen deze leden aan de regering om aan te geven welke meerwaarde het heeft wanneer het handelsverdrag met Canada wel betrekking heeft op de overzeese gebieden van het Koninkrijk en op welke manier er eventueel nationaal flankerend beleid ontwikkeld kan worden of een aanvullend bilateraal verdrag tussen Nederland en Canada.

Ratificatieprocedure

Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag wat de laatste stand van zaken is rondom ratificatie: hoeveel lidstaten hebben het voorliggende verdrag reeds geratificeerd en in welk stadium bevinden de overgebleven landen zich?