Kamerstuk 35026-67

Verslag van een schriftelijk overleg over uitwerking verbeteropties giftenaftrek en ANBI-regeling

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)

Gepubliceerd: 20 juni 2019
Indiener(s): Johannes Sibinga Mulder
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35026-67.html
ID: 35026-67

Nr. 67 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 juni 2019

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 28 maart 2019 over uitwerking verbeteropties giftenaftrek en ANBI-regeling (Kamerstuk 35 026, nr. 63).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 april 2019 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 19 juni 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

De leden van de fractie van de VVD vragen tot hoeveel verbeteropties voor de giftenaftrek en ANBI/SBBI-regeling de werkgroep in totaal is gekomen en wie de afweging heeft gemaakt welke verbeteropties wel en welke niet prioritair genoeg waren om mee te nemen in de uitwerking. De leden van de fractie van D66 vragen of de werkgroep naast de zestien meer uitgewerkte verbeteropties nog andere verbeteropties heeft geïnventariseerd. Uitgangspunten voor de werkgroep die bestond uit ambtenaren van het Ministerie van Financiën en vertegenwoordigers van de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) vormden de toezeggingen en suggesties in de kabinetsreactie van 26 april 2018 (Kamerstuk 34 785, nr. 84) op de evaluaties, de wensen (waaronder enkele moties) vanuit de Kamer in een (verslag) algemeen overleg op 20 juni (Kamerstuk 34 785, nr. 98) en 28 juni 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 100, item 13) en de signalen en wensen vanuit de sector. Deze uitgangspunten hebben ertoe geleid dat er al snel consensus was dat alle verbeteropties het waard waren onderzocht te worden en verder uit te werken. De werkgroep heeft de voorstellen voor de zestien verbeteropties in het afgelopen half jaar in samenspraak met de sector ontwikkeld en getoetst op draagvlak binnen de sector. Enkele andere onderwerpen zijn agenderend besproken en krijgen een vervolg via een uitvoeringsoverleg tussen de SBF en het Ministerie van Financiën.

De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer ik verwacht de conclusies van het pilotproject met betrekking tot de gegevensuitwisseling naar de Kamer te sturen. Eveneens vragen deze leden of ik bij dit pilotproject ook kijk naar andere gegevensuitwisselingsprojecten die al lopen bij de Belastingdienst en zo ja, welke en zo nee, waarom niet. Om met de laatste vraag te beginnen: de lopende processen vormen geen blauwdruk voor de pilot. De pilot gegevensuitwisseling met goede doelen heeft een afwijkende doelstelling en achtergrond ten opzichte van de vele zogenoemde renseigneringsstromen die de Belastingdienst al kent. Deze laatsten kennen een verankering in wet- en regelgeving en zijn gericht op concrete uitwisseling van informatie op persoonsniveau. De pilot met goede doelen heeft een onderzoekend karakter en is gericht op het opbouwen van informatie over onder andere de administratie van giften, gevolgen voor de geefbereidheid en privacy-aspecten.

Er zijn enkele goede doelen bereid gevonden mee te werken aan de pilot die eruit bestaat dat in de komende maanden met deze organisaties in individuele en groepssessies wordt gesproken over onder andere:

  • technische inrichting van de administratie bij de goede doelen;

  • vastlegging van de gegevens van de gever;

  • statistieken over huidige gevers en giften;

  • knelpunten bij privacy;

  • afnemende geefbereidheid bij delen van de identiteit van de gever;

  • populatiekenmerken goede doelen en verenigingen.

Voor goede doelen is essentieel dat bij uitwisseling van gegevens aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan, zoals:

  • borging van anonimiteit van de gever die geen gebruik maakt van giftenaftrek;

  • borging van privacyaspecten.

De resultaten van de pilot worden door het Ministerie van Financiën in een rapport verwerkt dat inhoudelijk met de sector wordt afgestemd. De verwachting is dat dit rapport in het late najaar van 2019 kan worden opgeleverd. Zodra dit rapport gereed is, zal ik het aan uw Kamer zenden.

De leden van de fractie van de VVD vragen uit hoeveel mensen het ANBI-team van de Belastingdienst bestaat voor de meer dan 40.000 ANBI’s. Tevens vragen deze leden hoeveel ANBI’s maandelijks gemiddeld een vraag over de ANBI-regeling hebben en hoe snel deze vragen worden beantwoord. Het ANBI-team van de Belastingdienst bestaat momenteel uit 46 medewerkers (inclusief 2 leidinggevenden) en er zijn nog 3 vacatures door recente door- en uitstroom. Naar verwachting is het ANBI-team dit jaar weer op formatie. Het ANBI-team is een expertisecentrum van de Belastingdienst waar de kennis van de ANBI wet- en regelgeving is geconcentreerd en ondersteunt ook het toezicht op ANBI’s door controlemedewerkers van MKB en klantcoördinatoren van Grote Ondernemingen. Maandelijks wordt er gemiddeld 215 keer telefonisch contact opgenomen met de Belastingdienst met betrekking tot ANBI-vragen. Vragen die niet direct kunnen worden beantwoord, worden later beantwoord waarvan meer dan 90% binnen 2 werkdagen. Een groot deel van de vragen betreft statusvragen (bijvoorbeeld wanneer men de ANBI-beschikking kan verwachten).

Voorts vragen deze leden hoeveel ANBI’s hun ANBI-status hebben verloren sinds 2010 vanwege het niet voldoen aan de integriteitseis. Zoals in het rapport van de werkgroep van het Ministerie van Financiën en de sector is vermeld, is intrekking van de ANBI-status uitsluitend op basis van de integriteitseis nog nooit voorgekomen.

De leden van de fractie van de VVD vragen toe te lichten wat de reden is dat het gebruik van standaardformats voor giften uit niet-EU-lidstaten en giften die direct en indirect afkomstig zijn uit onvrije landen niet verplicht wordt gesteld en of ik hun mening deel dat verplicht gebruik van deze standaardformats de financiële transparantie van giften uit andere niet-EU-lid-staten en onvrije landen vergroot, waartoe ook wordt opgeroepen in de motie van de leden Omtzigt Lodders.1 Zoals vermeld in mijn brief van 28 maart jl. (Kamerstuk 35 026, nr. 63) zijn ter uitvoering van deze motie over de publicatieplicht van ANBI’s in samenwerking met de SBF standaardformats opgesteld. Deze standaardformats worden via de website van de Belastingdienst en via de website van de brancheorganisaties van de SBF beschikbaar gesteld aan de ANBI’s. Het gebruik van deze standaardformats kan het toezicht vereenvoudigen en de transparantie en daarmee het vertrouwen in de filantropiesector bevorderen. Het gebruik van de formats is op vrijwillige basis.

Mocht blijken dat het gewenste resultaat uitblijft, dan kan verplicht gebruik van de standaardformats een volgende stap zijn. Bij de keuze voor een vrijwillig gebruik van de standaardformats spelen de administratieve lasten van de publicatieplicht, met name voor de vele kleine ANBI’s, een rol. Uitbreiding van de publicatieplicht met giften uit niet-EU-lidstaten en onvrije landen is één van de verbeteropties die de gezamenlijke werkgroep van het Ministerie van Financiën en de SBF heeft bezien. Een uitbreiding van de te publiceren gegevens met giften/donaties uit niet-EU-staten en giften die direct of indirect afkomstig zijn uit onvrije landen kan inzicht verschaffen in de herkomst van de gelden. In het rapport van deze werkgroep zijn door de sector als bezwaren tegen een uitbreiding van de publicatieplicht met giften uit niet-EU-lidstaten en onvrije landen onder meer een verminderende geefbereidheid, aantasting van de privacy van donateurs en uitbreiding is niet handhaafbaar en controleerbaar. Vanwege deze bezwaren wordt de uitbreiding niet voorgesteld. Een uitbreiding met een opgaaf uit een onvrij land in het bijzonder is gelet op het nog ontbreken van een definitie daarvan, op dit moment niet mogelijk. Wel is in de brief opgemerkt dat het kabinet onderzoekt op basis van welke objectieve criteria een hanteerbare lijst met onvrije landen kan worden opgesteld.2

De leden van de fractie van de VVD vragen of de Belastingdienst na aanpassing van de integriteitseis aan de VOG-systematiek ook op basis van andere gronden dan (verdenking van) een terrorismemisdrijf, de ANBI-status kan weigeren of intrekken. Het is inderdaad de bedoeling dat de Belastingdienst na aanpassing van de integriteitseis ook op basis van andere gronden dan (verdenking van) een terrorismemisdrijf, de ANBI-status kan weigeren of intrekken. De aanpassing van de integriteitseis wordt op dit moment uitgewerkt. Voor alle duidelijkheid merk ik op dat dus niet de voorwaarde zal worden opgenomen dat alle ANBI’s te allen tijde een VOG voor alle personen waarvoor de integriteitseis geldt, moeten kunnen tonen.

De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer zij verder worden geïnformeerd over de voorgenomen wetgeving. Om uw Kamer een zo duidelijk en integraal mogelijk beeld te geven, ben ik voornemens deze voorstellen tot wijziging van wetgeving gezamenlijk, met als streven het eerste kwartaal van 2020, bij uw Kamer in te dienen. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de maatregelen is 1 januari 2021.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de verwachte kosten voor het uitvoeren van de zestien verschillende verbeteropties bij de Belastingdienst ten aanzien van de giftenaftrek en ANBI-regeling. De uitvoeringskosten van de zestien verbeteropties zijn nog niet in beeld gebracht. Van de voorstellen waarvoor ik wetgeving per 2021 heb aangekondigd zullen uitvoeringstoetsen worden gemaakt en meegezonden met de wetsvoorstellen. Ook voor het «slimme invulscherm», met inbegrip van het integreren van de uitvraag van de steunstichting SBBI, is dat het geval. Daarbij merk ik op dat vele opties juist een verbetering in de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid betekenen. Voor een eerste toets daaromtrent verwijs ik naar het rapport van de werkgroep die de zestien verbeteropties heeft onderzocht.

De leden van de fractie van het CDA vragen of bij de Belastingdienst bekend is hoeveel belastingplichtigen wel hun giften opgeven in de aangifte, maar niet boven de drempel van de giftenaftrek uitkomen. Mijn antwoord hierop luidt dat dit niet bekend is. Dit is ook geconcludeerd in de evaluatie giftenaftrek door Dialogic.3

De leden van de fractie van het CDA zijn zeer positief over het voorstel om te komen tot een «slim invulscherm» voor de giftenaftrek in de aangifte en vragen of ik kan aangeven wanneer de uitvoeringstoets voor het «slim invulscherm» zal plaatsvinden. Ook vragen deze leden of deze uitvoeringstoets aan de Kamer zal worden gestuurd, nu naar deze leden aannemen geen wetswijziging nodig is voor deze aanpassing van de aangifte. Voor het «slimme invulscherm» is inderdaad geen wetswijziging nodig. Het is mijn bedoeling de uitvoeringstoets voor het «slim invulscherm» voor de giftenaftrek gelijktijdig met de uitvoeringstoetsen van de wettelijke maatregelen die uit de brief volgen naar de Kamer te sturen.

De leden van de fractie van het CDA vragen of in het kader van de evaluatie van de giftenaftrek is gesproken met vertegenwoordigers van sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) en of ik het signaal herken dat de voorwaarden vaak te beperkend zijn in die zin dat SBBI’s de steunstichting alleen mogen oprichten in het jaar van het jubileum terwijl voor veel SBBI’s de fondsenwerving voor het jubileumjaar vaak aanvangt en hoofdzakelijk plaatsvindt in het jaar voor het jubileum. Gelet hierop vragen deze leden of het mogelijk is de termijn voor het hebben van een steunstichting door een SBBI te verlengen tot een jaar voor het jubileum en het jubileumjaar. Voor de evaluatie van de giftenaftrek door Dialogic4 is gesproken met de helft van de acht steunstichtingen van 2012 tot en met 2016. Daaruit kwam het beeld van zeer beperkte omvang van schenkingen. De voorwaarden voor de regeling zijn opgenomen in artikel 1f Uitvoeringsregeling algemene wet inzake rijksbelasting 1994 en houden onder andere in dat de steunstichting in één kalenderjaar als steunstichting SBBI kwalificeert. Hierbij is van belang dat de stichting zelf kan kiezen in welk kalenderjaar deze als steunstichting SBBI wenst te kwalificeren; bijvoorbeeld het kalenderjaar vóór het jubileumjaar of in het jubileumjaar. Uit de evaluatie zijn geen signalen gekomen dat deze voorwaarden te beperkend zouden zijn. Naar mijn mening is de huidige regeling dan ook toereikend en ligt een aanpassing daarvan niet voor de hand.

De leden van de fractie van het CDA vragen mij te bevestigen dat giften aan collectes via apps wel aftrekbaar zijn. Het klopt dat giften aan bijvoorbeeld collectes via apps wel aftrekbaar kunnen zijn, namelijk indien via de app giraal gedoneerd wordt, uiteraard voor zover het totaalbedrag aan eenmalige giften in een kalenderjaar de minimumgrens voor de aftrekbaarheid van giften te boven gaat.

De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze de Kamer wordt geïnformeerd als blijkt dat er bij nieuwe vormen van filantropie of bij innovaties binnen de filantropie wel tegen belemmeringen bij de huidige ANBI-regelgeving wordt aangelopen. Zoals ik in de brief heb vermeld, kan de praktijk tot nu toe nog uit de voeten met de ANBI-regelgeving, vrijwel iedereen vindt binnen de huidige ANBI-regelgeving een modus om goed te kunnen doen. Het is wel zaak alert te blijven op innovaties in de filantropie en de ontwikkelingen goed te volgen. Dit komt ook aan de orde in het regulier uitvoeringsoverleg tussen het Ministerie van Financiën en de SBF. Indien de ontwikkelingen in de filantropie zodanig gaan dat de huidige ANBI-regelgeving aanpassing zou behoeven, zal ik uiteraard uw Kamer daarover informeren.

De leden van de fractie van D66 vragen wanneer de resultaten van het nader onderzoek naar de verbetering van dienstverlening aan, met name kleine, ANBI’s beschikbaar zijn. In het rapport van de werkgroep van het Ministerie van Financiën en de SBF, gevoegd bij mijn brief van 28 maart jl. (Kamerstuk 35 026, nr. 63), waarin de uitvoering is genoemd van motie met Kamerstuk 34 785, nr. 96 van de leden Van Weyenberg en Omtzigt betreffende het belang van goed functionerende ANBI’s, zijn twee onderzoeken genoemd, te weten:

  • een compact kwalitatief onderzoek. Doel daarvan is het verkrijgen van kennis naar de motivatie om de ANBI-status aan te vragen: is die motivatie fiscaal gedreven of zijn er andere oorzaken?

  • een onderzoek naar de kosten en effectiviteit van communicatiekanalen.

De verwachting is dat de resultaten van deze twee onderzoeken in het late najaar van 2019 worden opgeleverd. Ik zal de Kamer daarna over deze resultaten informeren.

De leden van de fractie van D66 hebben gevraagd naar de mogelijke gevolgen van de invoering van de Common Corporate Tax Base (CCTB) op de behandeling van bedrijfsgiften in de vennootschapsbelasting. De Europese Commissie heeft op 25 oktober 2016 richtlijnvoorstellen gedaan voor een gemeenschappelijke (geconsolideerde) heffingsgrondslag voor de winstbelasting, de C(C)CTB5. In het CCTB-voorstel wordt onder meer bepaald dat kosten slechts aftrekbaar zijn voor zover ze gemaakt zijn in het rechtstreekse zakelijke belang van de belastingplichtige. Verder wordt over de aftrek van giften nog specifiek bepaald dat lidstaten kunnen bepalen dat giften en schenkingen aan charitatieve instellingen aftrekbaar zijn (artikel 9, vierde lid, CCTB). Op basis van dit CCTB-voorstel behouden lidstaten dus de mogelijkheid om hier zelfstandig een bepaling over op te nemen. Op dit moment ligt het vanwege uiteenlopende bezwaren van diverse lidstaten, waaronder Nederland6, niet in de lijn der verwachting dat lidstaten op korte termijn tot een gezamenlijk akkoord over het CCTB-voorstel zullen komen.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen in het kader van het bestedingscriterium (anti-oppoteis) wanneer er sprake is van een besteding door een ANBI ten behoeve van het algemeen nut en aan welke criteria er moet worden voldaan. Daarnaast vragen deze leden naar een voorbeeld van een twijfelgeval. De belangrijkste voorwaarden waaraan een ANBI moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De instelling moet het algemeen nut beogen en met haar werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (voor ten minste 90%) het algemeen nut dienen. Of een instelling het algemeen nut beoogt, moet ook uit de statuten van de instelling blijken. De wet noemt een twaalftal categorieën van algemeen nut.7 Algemeen nut wordt niet in de ANBI-regelgeving gedefinieerd maar is een open norm die door de jurisprudentie wordt ingevuld. De vraag of een instelling het algemeen nut beoogt en dient, wordt beantwoord aan de hand van de feiten en omstandigheden van het desbetreffende geval. De jurisprudentie speelt daarbij een belangrijke rol. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat moet zijn voldaan aan een kwalitatieve toets en een kwantitatieve toets. De eerste toets moet uitwijzen of de statutaire doelstelling en feitelijke activiteiten primair en rechtstreeks zijn gericht op het algemeen nut. De tweede toets moet uitwijzen of met de werkzaamheden het algemeen nut voor ten minste 90% (uitsluitend of nagenoeg uitsluitend) wordt gediend. Een ANBI is niet algemeen nuttig indien de bestedingen een particulier belang dienen (voor meer dan 10%) of als de instelling feitelijk geen activiteiten verricht en de ANBI de van donateurs ontvangen bedragen of ingebracht vermogen oppot, kennelijk voor andere doeleinden dan voor het aanwenden voor het algemeen nut. De vraag of de activiteiten van een ANBI wel zijn gericht op het algemeen nut, doet zich bijvoorbeeld voor bij activiteiten die zien op ontspanning en vermaak. In principe zijn deze activiteiten gericht op een particulier belang van de deelnemers. Dat wordt anders beoordeeld bij uitstapjes en vakanties voor ouderen en zieken die zonder begeleiding niet meer buiten de deur of verpleegomgeving komen en in een sociaal isolement verkeren. In dat geval betreft het algemeen nuttige activiteiten, want zij dragen bij aan de bevordering van het welzijn van kwetsbare groepen. Het is in bepaalde situaties dus afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval of het particulier belang of het algemeen nut voorop staat.

De leden van de fractie van GroenLinks zijn het eens met het kabinet dat impact investments in beginsel niet in strijd hoeven te zijn met het bestedingscriterium. Deze leden vragen een nadere onderbouwing wanneer een investering geldt als een «impact investment» en wat de criteria en nadere regels zijn. Voorts vragen zij in hoeverre dit tot discussies leidt over gevallen in een grijs gebied. Zowel in de praktijk als in de wetenschappelijke literatuur worden verschillende definities voor impact investments gehanteerd. Daarom is afgesproken dat in overleg met de sector nadere regels worden uitgewerkt over wanneer er zeker geen of juist wel sprake is van een impactinvestment binnen de kaders van het bestedingscriterium. Uitgangspunt is dat bij een impact investering het bevorderen c.q. het bereiken van de algemeen nuttige doelstelling voorop staat en niet het financiële rendement. Vanwege de duidelijkheid en specifieke voorwaarden die gesteld zullen worden aan impact investments in het kader van de ANBI-wetgeving en specifiek het bestedingscriterium, is het wellicht beter om van «algemeen nut investeringen» of «ANBI-investeringen» te spreken.

De leden van de fractie van de SP vragen of ik onderzoeken kan overleggen dat de giftenaftrek van invloed is op de geefbereidheid van mensen. Uit de evaluatie van de giftenaftrek door Dialogic blijkt dat de giftenaftrek de totale omvang van giften van belastingplichtigen binnen de inkomstenbelasting verhoogt.8 Uit de evaluatie van de giftenaftrek door Dialogic blijkt circa 40% van de IB-plichtige gebruikers van de giftenaftrek daadwerkelijk meer te geven door deze regeling.9

De leden van de fractie van de SP vragen of er zicht is op het totaalbedrag aan giften dat wordt herroepen, dit omdat in de brief is aangegeven dat er bij het (deels) herroepen van giften door de donateur zonder reden, vaak sprake is van fraude. Ook vragen deze leden hoe dat precies in zijn werk gaat. Ik wil vooropstellen dat er goede redenen kunnen zijn om giften te herroepen. Een voorbeeld is dat de begunstigde niet aan (alle) eisen van de gift heeft voldaan, bijvoorbeeld omdat een bepaald project niet of gedeeltelijk is uitgevoerd. Het komt echter ook voor dat giften worden herroepen, zonder dat hier een reden voor is. Dan is vaak sprake van fraude. De reden dat ik, samen met de sector, meen dat op dit onderwerp te winnen is, is dat de herroepingen zich nu veelal aan het zicht van de Belastingdienst onttrekken. Daarom kan ik geen uitspraak doen over het totaal aantal of bedrag. Wel kan ik zeggen dat incidentele meldingen hoge bedragen laten zien. Het volgende voorbeeld is opgenomen in het rapport van de werkgroep van het Ministerie van Financiën en de SBF:

De donateur doet in december een gift van bijvoorbeeld € 10.000 en meldt in januari van het volgende jaar aan het begunstigde doel dat sprake is van een vergissing, hij had eigenlijk beoogd € 100 te doneren. Een ANBI zal vaak genegen zijn € 9.900 te retourneren. De ANBI wil namelijk niet een donateur benadelen. Voor de Belastingdienst is het opsporen van de herroeping momenteel erg lastig. In het hierboven genoemde voorbeeld onttrekt de betrokkene het bedrag aan het oog op 1 januari (grondslag box 3), trekt het bedrag af als giften, maar geeft de teruggave van € 9.900 in het volgende jaar niet op als belastbaar inkomen.

Ook vragen deze leden aan welke orde van grootte gedacht moet worden bij de meldingsplicht die de sector krijgt bij het herroepen van een «substantiële» gift. Zoals bij het vorige antwoord is toegelicht, beschikt de Belastingdienst niet over dergelijke cijfers. Met de sector is afgesproken dat goede doelen in ieder geval een melding doen bij de Belastingdienst wanneer een substantiële gift zonder reden wordt herroepen. Bij een substantieel bedrag valt te denken aan de drempel uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, € 15.000. Bij een vermoeden van fraude, kan ook bij lagere bedragen een melding worden gedaan.

De leden van de fractie van de SP merken terecht op dat er enerzijds een breed gedragen wens tot transparantie met betrekking tot grote donaties ontvangen door maatschappelijke organisaties is, maar dat anderzijds de reacties vanuit de sector kritisch zijn. Dit is ook terug te zien in de reacties bij de internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Financiële bijdragen van derden aan maatschappelijke organisaties zijn in Nederland gebruikelijk, zowel binnen- als buitenlandse bijdragen. Daar is niets op tegen, tenzij deze bijdragen leiden tot onwenselijke beïnvloeding van de maatschappelijke organisatie. Buitenlandse financiering draagt in sommige gevallen bij aan problematisch gedrag van die organisatie.10 Het kabinet wil voorkomen dat de financiering van maatschappelijke organisaties gepaard gaat met onwenselijke beïnvloeding en misbruik van de vrijheden die hier in Nederland gelden.

De leden van de fractie van de SP menen dat een nieuwe generatie vermogenden via filantropie in toenemende mate een stempel drukt op de beleidsterreinen en financiering van goede doelen en vragen in hoeverre informatie aanwezig is om dit in kaart te brengen. Er is mij geen informatie bekend waaruit kan worden afgeleid dat nieuwe filantropen in toenemende mate een stempel drukken op de beleidsterreinen en financiering van goede doelen.

Ook vragen de leden van de fractie van de SP of het mogelijk is om te filteren wanneer donaties invloed beogen, om te weten wanneer openbaarheid over donaties gewenst is, waarbij deze leden denken aan criteria, zoals de omvang van de donatie, een eventuele regelmatigheid daarvan, en of de donatie afkomstig is van een rechtspersoon of een particulier. Het kabinet onderkent het grote belang van financiële bijdragen van derden aan maatschappelijke organisaties in Nederland. Uitsluitend indien deze bijdragen leiden tot onwenselijke beïnvloeding van de maatschappelijke organisatie, ligt dit anders. Het is echter niet eenvoudig om, in de terminologie van deze leden, te filteren wanneer donaties invloed beogen. De omvang van de donaties kan inderdaad een aanknopingspunt zijn en is daarom tot uitgangspunt genomen in het conceptwetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid begin dit jaar in consultatie heeft gebracht. In dat conceptwetsvoorstel is gekozen voor een ondergrens van in totaal € 15.000 aan donaties per jaar per donateur. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid beraadt zich thans op de ontvangen reacties in de internetconsultatie van dit conceptwetsvoorstel.

Tot slot willen de leden van de fractie van de SP weten hoeveel mensen schenkingen aan eigen foundations met een ANBI gebruiken voor giftenaftrek. Deze leden vragen of ik erken dat het schenken aan jezelf, via allerlei stichtingen en/of foundations, toch gezien moet worden als belastingontwijking.

Giftenaftrek is alleen aan de orde als sprake is van een ANBI. Een van de eisen voor de ANBI-status is dat de ANBI een onafhankelijk bestuur heeft. De Belastingdienst houdt toezicht op het blijvend voldoen aan de vereisten van de ANBI-status, waaronder de voorwaarde dat de instelling zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen belang, dat er sprake is van een scheiding tussen privévermogen en het vermogen van de instelling en dat de beloning voor bestuurders is beperkt tot een onkostenvergoeding of minimale vacatiegelden.

De leden van de fractie van de SGP vragen naar de relatie tussen de in de motie gewenste uitbreiding van de publicatieplicht van ANBI’s met betrekking tot giften/donaties uit niet-EU-lidstaten en giften die direct of indirect afkomstig zijn uit onvrije landen en het conceptwetsvoorstel inzake transparantie maatschappelijke organisaties. Ook vragen deze leden in hoeverre de doelstelling van de motie gelijk is aan die van genoemd conceptwetsvoorstel.

In motie met Kamerstuk 34 785, nr. 93 is gevraagd om zowel standaardformats voor de publicatieplicht in te voeren als om het opnemen in die standaardformats van giften/donaties uit niet-EU-staten en giften direct of indirect afkomstig uit onvrije landen. Zoals in de brief van 28 maart jl. (Kamerstuk 35 026, nr. 63)is vermeld, lijkt de uitbreiding met giften/donaties uit niet-EU-staten en giften direct of indirect afkomstig uit onvrije landen die in deze motie wordt verzocht, eenzelfde doelstelling te hebben als het conceptwetsvoorstel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid inzake transparantie maatschappelijke organisaties. Dat conceptwetsvoorstel strekt ertoe dat maatschappelijke organisaties grote donaties die zij hebben ontvangen, openbaar maken. Wel is de reikwijdte van de motie en het conceptwetsvoorstel verschillend. De motie ziet op de ruim 43.000 ANBI’s terwijl het conceptwetsvoorstel betrekking heeft op de ruim 350.000 maatschappelijke organisaties in de vorm van een stichting, vereniging of kerkgenootschap. Een ander verschil is dat in de motie wordt gevraagd om overzicht van en inzicht in de totaalbedragen aan giften uit niet-EU-lidstaten en uit onvrije landen terwijl het conceptwetsvoorstel openbaarmaking betreft van donaties van ten minste € 15.000 per donateur per kalenderjaar.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel