Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 17 oktober 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

         

I.

Algemeen

2

         
 

1.

Achtergrond van het wetsvoorstel

2

         
 

2.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

3

   

2.1.

Voorgestelde regeling

3

   

2.2.

Verhouding tot hoger recht

4

   

2.3.

Toepassing in Caribisch Nederland

4

         
 

3.

Financiële consequenties

4

   

3.1.

Uitkeringslasten en uitvoeringskosten

4

   

3.2.

Inkomenseffecten

5

         
 

4.

Regeldruk en gegevensverwerking

5

   

4.1.

Ontvangen advies Adviescollege Toetsing Regeldruk

5

         
 

5.

Uitvoeringstoetsen

6

   

5.1.

SVB

6

   

5.2.

Belastingdienst/Toeslagen

6

         
 

6.

Inwerkingtreding

7

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wijziging. Na de economische crisis die in het bijzonder veel gevraagd heeft van werkende ouders met middeninkomens vinden deze leden het van belang nu juist deze middengroepen verder te ondersteunen zodat ook zij in het persoonlijke leven ervaren dat het economisch beter gaat. Deze leden zijn dan ook verheugd met de extra middelen (500 miljoen euro) voor het kindgebonden budget. Wel hebben zij nog een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij zijn zeer positief over de inhoud. De voorgestelde verhoging van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren is een steun in de rug voor honderdduizenden gezinnen in Nederland. Wel hebben deze leden nog enkele vragen, die onderstaand zijn opgenomen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren. Het is goed dat gezinnen met lage- en middeninkomens een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen krijgen. Deze leden hebben nog een aantal vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zien dit als een goede stap in het ondersteunen van werkende ouders met een middeninkomen.

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel. Enerzijds begrijpen deze leden dat werkende ouders met middeninkomens een extra steun in de rug kunnen gebruiken, maar anderzijds zien zij dat het ondersteunen van de werkende ouders met de laagste inkomens nog niet voldoende is gebleken.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen om de inkomensgrens voor paren voor het kindgebonden budget te verhogen. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.

1. Achtergrond van het wetsvoorstel

De leden van de SGP-fractie zijn verheugd dat deze maatregel de hoge marginale druk voor paren met middeninkomens verlaagt. Wel vragen zij wat de onderbouwing is van de algemene stelling dat «de economische crisis veel heeft gevraagd van mensen, in het bijzonder van werkende ouders met middeninkomens.» Hoeveel zijn respectievelijk tweeverdieners, alleenverdieners en alleenstaanden met een middeninkomen er tijdens de crisis op achteruit gegaan? Deze leden constateren dat het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» in één adem meldt dat gezinnen extra worden ondersteund met een verhoging vanuit de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Zij vragen waarom de verhoging van de kinderbijslag niet in dit wetsvoorstel is meegenomen.

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

2.1 Voorgestelde regeling

In het voorliggend wetsvoorstel wordt het punt waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget voor paren begint, verhoogd met € 16.500 constateren de leden van de D66-fractie. Met deze verhoging krijgen paren met een gezamenlijk toetsingsinkomen tussen de huidige afbouwgrens en circa € 75.000 een hoger kindgebonden budget of komen zij voor het eerst in aanmerking voor een kindgebonden budget. Volgens de regering is een bijkomend voordeel dat dit de hoge marginale druk vermindert op het inkomenstraject tussen het minimumloon en een modaal inkomen. De leden van de D66-fractie vragen of ook rekening gehouden is met de eventuele arbeidsmarkteffecten van deze maatregel. Deelt de regering de mening dat het onwenselijk is als hieruit zou volgen dat er bijvoorbeeld niet meer gestreefd zou worden naar grotere deeltijdbanen voor de minstverdienende partner? Mocht blijken dat het verhogen van de afbouwgrens een negatief effect heeft op de arbeidsdeelname van één van de partners, welke maatregelen ter bevordering ervan heeft de regering dan voor ogen?

De leden van de SP-fractie vragen waarom is gekozen voor alleen een verhoging van de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget met € 16.500. Waarom is het kindgebonden budget nodig voor paren met een gezamenlijk toetsingsinkomen tot circa € 75.000, wat overeenkomt met ongeveer twee keer modaal? Met hoeveel moet de verhoging van de inkomensafhankelijke afbouw toenemen als er bijvoorbeeld wordt gekozen voor een gezamenlijk toetsingsinkomen tot circa € 55.000, wat overeenkomt met anderhalf modaal? Wat levert het aan opbrengsten op wanneer het kindgebonden budget maar toegelaten wordt tot een gezamenlijk toetsingsinkomen van € 55.000? Wat levert het aan opbrengsten op wanneer de inkomensafhankelijke afbouw met € 15.000 verhoogd wordt in plaats van € 16.500? En met € 15.500 en € 16.000?

De leden van de SP-fractie vragen waarom er niet voor gekozen wordt om ook de maximale bedragen voor een gezin met één kind, twee kinderen dan wel drie kinderen te verhogen of de extra verhoging 12–15 jarigen dan wel de extra verhoging 16–17 jarigen te verhogen? Hoeveel kost het om het maximale bedrag voor een gezin met een kind met 100 euro te verhogen? Hoeveel kost het om het maximale bedrag voor een gezin met twee kinderen met 100 euro te verhogen? Hoeveel kost het om het maximale bedrag voor een gezin met drie kinderen met 100 euro te verhogen? Hoeveel kost het om de extra verhoging 12–15 jarigen te verhogen met 50 euro? Hoeveel kost het om de extra verhoging 16–17 jarigen te verhogen met 50 euro?

De leden van de SGP-fractie merken op dat het recht op kindgebonden budget afhankelijk is van het recht op kinderbijslag. De gevolgen van deze koppeling zijn groot. Zij wijzen erop dat ouders van minderjarige studenten na het wegvallen van de prestatiebeurs ook te maken hebben gekregen met het verlies van de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Voor alleenstaande ouders betekent de koppeling tussen kinderbijslag en kindgebonden budget dat zij ook nog een alleenstaande ouderkop mislopen. Naar de mening van deze leden pakt de huidige wetgeving onbillijk uit voor deze gezinnen. Zij vragen waarom in de regelgeving geen waarborgen opgenomen worden om dit domino-effect te voorkomen. Kan de regering inmiddels aangeven op welke wijze deze doelgroep wordt geholpen? Deze leden wijzen erop dat deze problematiek in het bijzonder speelt voor ouders bij wie de aanvullende beurs niet van toepassing is, terwijl zij wettelijke verondersteld worden zelfs een hogere bijdrage te leveren dan voor invoering van het leenstelsel het geval was.

2.2 Verhouding tot hoger recht

Het kindgebonden budget is een gezinstoeslag die binnen de Europese Unie en naar een aantal verdragslanden wordt geëxporteerd. De leden van de CDA-fractie zouden graag zien dat de regering kritisch is op deze export van toeslagen. Zij vragen hoe kan worden voorkomen dat ouders die in Nederland werken, (verhoogd) kindgebonden budget krijgen voor hun kinderen die elders in Europa opgroeien, op een plek waar het leven goedkoper is. Zou de regering hierop willen reflecteren?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regeling van het kindgebonden budget het partnerbegrip in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) volgt. Klopt het dat ouders die op hetzelfde adres wonen en samen een kind hebben, maar geen huwelijk of notarieel samenlevingscontract, geen partner zijn? Komen zij daarmee in aanmerking voor de alleenstaande ouderkop? Hoe beoordeelt de regering het idee om aan te sluiten bij de aanvulling op het partnerbegrip in de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, artikel 1.2?

2.3 Toepassing in Caribisch Nederland

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om verder toe te lichten hoe deze verhoging gaat uitpakken voor gezinnen in Caribisch Nederland. Hoeveel wordt de kinderbijslag BES (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) hierdoor verhoogd?

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel van het budget van 469 miljoen euro structureel naar Caribisch Nederland gaat in de vorm van de kinderbijslag. Of vallen deze kosten buiten het budget van 469 miljoen structureel en buiten deze wet? Met hoeveel wordt de kinderbijslag voor Caribisch Nederland verhoogd en wat zijn daar de kosten van?

3. Financiële consequenties

3.1 Uitkeringslasten en uitvoeringskosten

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel paren recht krijgen op een hoger kindgebonden budget wanneer van een gezamenlijk toetsingsinkomen van € 55.000 wordt uitgegaan in plaats van € 75.000? Hoeveel paren krijgen dan voor het eerst kindgebonden budget? Deze leden zijn erg benieuwd naar de opbouw van de 290.000 paren die voor het eerst recht krijgen op kindgebonden budget. Vanaf welk toetsingsinkomen krijgen paren nu voor de eerste keer recht op kindgebonden budget? Kan in een overzicht de 290.000 paren worden uitgesplitst naar gezamenlijk toetsingsinkomen met bijvoorbeeld iedere keer een stap van € 2.500?

De leden van de SGP-fractie constateren dat bij de financiële consequenties verschillende cijfers worden genoemd. Is de conclusie waar dat er voor 79.000 paren niets verandert aan de hoogte van het kindgebonden budget? En klopt het dat er straks naar verwachting 690.000 paren en 325.000 alleenstaande ouders in aanmerking komen voor het kindgebonden budget?

3.2 Inkomenseffecten

De leden van de SP-fractie zijn ervan overtuigd dat de inkomenseffecten regelmatiger worden verdeeld wanneer wordt uitgegaan van een toetsingsinkomen tot € 55.000 en de opbrengsten worden ingezet om maximumbedragen te verhogen. Kan de regering aangeven met hoeveel de koopkrachtcijfers toenemen als wordt uitgegaan van een gezamenlijk toetsingsinkomen van € 55.000 en een verhoging van € 100 van het maximumbedrag voor zowel een kind, twee kinderen als drie kinderen? Kan de regering ook aangeven hoe de statische inkomenseffecten 2020 voor huishoudens met kinderen tot 18 jaar eruit gaat zien wanneer bovenstaande aannames worden doorgevoerd?

4. Regeldruk en gegevensverwerking

De leden van de VVD-fractie vragen naar de mogelijke lastendruk voor de groep van paren die door de ophoging van het drempelinkomen opnieuw of voor het eerst in aanmerking komen voor het kindgebonden budget. Een deel van deze groep krijgt automatisch het kindgebonden budget uitgekeerd omdat ze reeds bekend zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen in kader van het ontvangen van een andere toeslag. Maar er zal ook een groep zelf het kindgebonden budget moeten aanvragen. Deze burgers worden middels een brief op de hoogte gesteld van een mogelijk recht op kindgebonden budget. Bij achterblijvend aantal aanvragen volgt er eventueel een tweede brief. De leden van de VVD-fractie vragen op welk moment deze actieve benadering van de genoemde groep zal plaatsvinden. Zal deze communicatie tegelijkertijd ook digitaal plaatsvinden via MijnBelastingdienst? Deze leden vragen hierbij of het ter beschikking stellen van een vernieuwde proefberekening waarin de wijzigingen zijn verwerkt in het najaar van 2019 niet te laat is voor de genoemde doelgroep om na te gaan in welke mate zij recht hebben op kindgebonden budget.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de Belastingdienst/Toeslagen mensen persoonlijk gaat informeren middels een attentiebrief. Zij vragen de regering of dit een eenmalige actie is, of dat de Belastingdienst/Toeslagen dit jaarlijks gaat doen.

4.1 Ontvangen advies Adviescollege Toetsing Regeldruk

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) geeft in haar advies mee dat er minder belastende alternatieven zijn voor paren die het kindgebonden budget zelf moeten aanvragen. Het ATR stelt dat er bij de Belastingdienst reeds voldoende inkomensinformatie aanwezig is zodat er ook een automatische (ambtshalve) toekenning mogelijk is. De leden van de VVD-fractie vragen om nadere uitleg waarom dit alternatief van de ATR niet toegepast kan worden op de betreffende groep. Waarom is er in het voorstel niet voor deze werkwijze gekozen? Welke risico’s kleven er aan dit voorgestelde alternatief?

Het ATR kwalificeert het systeem van kindgebonden budget als complex en bepleit vereenvoudiging van de regeling. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer in dit verband de beleidsdoorlichting van de kindregelingen naar de Kamer komt en of de regering al een voorschot kan nemen op manieren om tot versimpeling te komen.

De regering geeft aan dat automatische toekenning niet mogelijk is, omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet over het (geschatte) toetsinkomen beschikt. Voor het versturen van de brief wordt echter gebruik gemaakt van de inkomensgegevens van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV). De leden van de Groen-Linksfractie vragen of het ook mogelijk is om de automatische toekenning te doen op basis van deze gegevens.

De leden van de SGP-fractie onderschrijven de opvatting van het ATR dat het kindgebonden budget voor ouders een complexe regeling vormt. Zij wijzen erop dat het belang van stabiele inkomensondersteuning slechts beperkt gerealiseerd wordt, aangezien de hoogte van de tegemoetkomingen achteraf regelmatig moet worden bijgesteld en op grond waarvan terugbetalingen moeten worden gedaan. In hoeverre is de regering bereid te overwegen of uitbetaling van het kindgebonden budget pas achteraf zou moeten gebeuren, vanaf het moment dat de voorlopige inkomensgegevens over het voorgaande belastingjaar bekend zijn.

5. Uitvoeringstoetsen

5.1 SVB

In het licht van de complexiteit van het systeem van kindgebonden budget en de recente fraude met werkloosheidsuitkeringen zouden de leden van de CDA-fractie graag van de regering vernemen hoe fraudebestendig de Wet op het kindgebonden budget na voorliggende wetswijziging is. Te meer daar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met een grote nieuwe klantengroep te maken krijgt (de paren die voor het eerst in aanmerking komen voor kindgebonden budget).

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre hun veronderstelling klopt dat ouders die eenmaal, als is het kortstondig, aanspraak gemaakt hebben op een toeslag, bijvoorbeeld voor kinderopvang, vanaf dat moment geen handelingen meer hoeven te verrichten voor het ontvangen van kindgebonden budget voor hun eigen kinderen. In hoeverre wordt het recht op kindgebonden budget automatisch gereactiveerd wanneer ouders na een te hoog inkomen weer binnen het bereik van deze toeslag komen?

5.2 Belastingdienst/Toeslagen

Paren die door verhoging van de afbouwgrens voor het eerst recht krijgen op kindgebonden budget en nog niet bij de Belastingdienst/Toeslagen bekend zijn, moeten hiertoe zelf een aanvraag indienen. Automatische (ambtshalve) toekenning is niet mogelijk, omdat de hoogte van het verzamelinkomen niet bij de Belastingdienst/Toeslagen bekend is. De Belastingdienst/Toeslagen gaat brieven sturen om burgers op de aanvraagmogelijkheid van kindgebonden budget te wijzen. De leden van de CDA-fractie vragen of dit wel voldoende is. Zij zijn benieuwd of de regering nog andere vormen van overheidscommunicatie ter beschikking heeft om burgers te informeren.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom ouders niet standaard een tweede brief krijgen indien zij geen gebruik maken van het kindgebonden budget, terwijl zij daar naar de inschatting van de Belastingdienst/Toeslagen wel recht op zouden hebben.

6. Inwerkingtreding

De leden van de SGP-fractie vragen waarom gekozen is voor inwerkingtreding per 1 januari 2020. Uit de artikelsgewijze toelichting blijkt dat er geen indexatie plaatsvindt op 1 januari 2020. De waarde van de toename in het kindgebonden budget is daarmee over een jaar al kleiner. Waarom is ervoor gekozen om niet te indexeren op 1 januari 2020?

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord