Gepubliceerd: 22 juni 2018
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Piet Hein Donner (CDA)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34977-4.html
ID: 34977-4

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 7 juni 2018 en het nader rapport d.d. 20 juni 2018, aangeboden aan de Koning door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2018, no. 2018000907, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2019), met memorie van toelichting.

Het voorstel voorziet in wijziging van verschillende wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het betreft technische wijzigingen, alsmede wijzigingen die voortvloeien uit «klein beleid».

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht aanpassing van de inwerkingtredingsbepaling in het voorstel aangewezen.

Inwerkingtredingsbepaling

Artikel XXXIV regelt de inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van het voorstel. Voorzien is in inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld. In dit artikel is tevens geregeld dat kan worden voorzien in terugwerkende kracht tot een bij dat koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Niet wordt gespecificeerd aan welke onderdelen terugwerkende kracht zal worden verleend. Dit wordt slechts in de artikelsgewijze toelichting vermeld.

De Afdeling merkt op dat, mede gelet op de mogelijk belastende effecten van terugwerkende kracht, in het wetsvoorstel zelf de onderdelen dienen te worden aangewezen aan welke terugwerkende kracht wordt verleend alsmede de tijdstippen tot waar de desbetreffende onderdelen terug werken.

De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt aan te passen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 22 mei 2018, nr. 2018000907, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 7 juni 2018, nr. W12.18.0117/III, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Afdeling aanleiding tot het maken van een inhoudelijke opmerking met betrekking tot de inwerkingtredingsbepaling.

De Afdeling merkt op dat, mede gelet op de mogelijk belastende effecten van terugwerkende kracht, in het wetsvoorstel zelf de onderdelen dienen te worden aangewezen aan welke terugwerkende kracht wordt verleend alsmede de tijdstippen tot waar de desbetreffende onderdelen terug werken.

In reactie op het advies van de Afdeling is de inwerkingtredingsbepaling aangepast.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een wijziging van artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies in te voegen. Deze wijziging is noodzakelijk in verband met de in artikel XIV, onderdeel A, van het wetsvoorstel opgenomen wijziging van artikel 1:4 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

Voorts is het voorstel van wet aangevuld met enkele ondergeschikte redactionele en technische wijzigingen en is een aantal redactionele en technische verbeteringen in het voorstel van wet en de memorie van toelichting aangebracht.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

S.F.M. Wortmann

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees