Kamerstuk 34785-17

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 30 oktober 2017, over het Pakket Belastingplan 2018

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018)

Gepubliceerd: 9 november 2017
Indiener(s): Johannes Sibinga Mulder
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34785-17.html
ID: 34785-17

Nr. 17 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 9 november 2017

De vaste commissie voor Financiën heeft op 30 oktober 2017 overleg gevoerd met de heer Snel, Staatssecretaris van Financiën, over:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018) (Kamerstuk 34 785);

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018) (Kamerstuk 34 786);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en enkele andere wetten (Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling) (Kamerstuk 34 787).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De waarnemend griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Voorzitter: Anne Mulder

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bruins, Leijten, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Omtzigt, Van Raan, Van Rooijen, Snels, Aukje de Vries en Van Weyenberg,

en de heer Snel, Staatssecretaris van Financiën.

Aanvang 12.32 uur.

De voorzitter:

Aan de orde is de eerste termijn van de Kamer over het Belastingplan 2018. Ik wil graag eerst het woord geven aan de Staatssecretaris, zodat hij kan vertellen of wij nog nota's van wijziging tegemoet mogen zien en, zo ja, welke dat zijn en wanneer die komen. Als hij dat heeft gedaan kunnen we vervolgens in onze procedurevergadering bespreken wat we daarmee doen. Ik wil daar niet nu een discussie over hebben. Ik wil graag de Staatssecretaris laten vertellen wat hij weet en dan besluiten we daar later over in onze procedurevergadering. Ik geef het woord aan de Staatssecretaris van Financiën.

Staatssecretaris Snel:

Dank u wel, voorzitter. Inderdaad: het mag duidelijk zijn dat een aantal maatregelen die zijn afgesproken in het regeerakkoord, al in 2018 ingaan. Er zijn ook een aantal maatregelen die in 2019 in moeten gaan, maar waar een uitvoeringstermijn voor zit, waardoor ook die maatregelen tijdig geregeld moeten worden. De Kamer heeft volgens mij in de procedurevergadering van 27 oktober aan mijn ambtsvoorganger gevraagd om de Kamer daar uiterlijk 3 november over te informeren.

Zeven maatregelen komen daarvoor in aanmerking; ik zal ze even opnoemen. Ik noem de aanpassing van de vermogensrendementsheffing, die al in 2018 ingaat. Ik noem het geleidelijk afschaffen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en arbeidskorting, een maatregel die per 2019 ingaat. Ik noem het verhogen van de ouderenkorting en het introduceren van de geleidelijke afbouw van de ouderenkorting met 15%, een maatregel die ook in 2019 ingaat. Dan noem ik het geleidelijk afschaffen van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, ook wel de wet-Hillen of de regeling-Hillen genoemd. Dat moet in 2019 ingaan. Ook noem ik het terugdraaien van de verlenging van de eerste tariefschijf in de vennootschapsbelasting, zoals opgenomen in het Belastingplan 2017. Dat moet per 2018 ingaan. Voorts noem ik het verhogen van het effectieve tarief van de Innovatiebox van 5% naar 7%, een maatregel die ook in 2018 moet ingaan. Ten slotte noem ik het verhogen van de tabaksaccijns, een maatregel die ook in 2018 ingaat.

Zoals gezegd: om de datum te halen is het nodig dat deze maatregelen allemaal worden omgezet in wetgeving of in aanpassing van de wetgeving. Uiteraard hecht ik aan een ordentelijk wetgevingsproces. Daarom wordt deze wetgeving voor advies aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Dat proces is inmiddels gestart. Nadat ik dat advies heb ontvangen, zal ik de nota van wijziging – of nota's van wijziging, afhankelijk van het advies – zo snel mogelijk naar uw Kamer sturen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank de Staatssecretaris voor deze toelichting en informatie. Dan zullen wij als commissie in een van onze procedurevergaderingen – misschien moet dat ook wel snel – bepalen hoe we met de nota's van wijziging en de verdere planning omgaan. Ik wil daar nu verder geen discussie over voeren, want dat gaan we doen in onze procedurevergadering. Toch zie ik mevrouw Leijten haar vinger opsteken. Ik aarzel. Waar wilt u het over hebben, mevrouw Leijten? Over de planning? Even voor de duidelijkheid: we bespreken dit in de procedurevergadering. Maar u wilt opheldering, neem ik aan?

Mevrouw Leijten (SP):

We bespreken het hier ook, want hier krijgen wij te horen welke zeven voorstellen dat zijn.

De voorzitter:

Nee.

Mevrouw Leijten (SP):

Ja. Ik wil heel graag weten van de Staatssecretaris, die hecht aan een goed wetgevingstraject, wanneer wij de stukken krijgen en wanneer het uiteindelijk besloten moet zijn. Hoeveel tijd heeft de Kamer dus voor een goede behandeling van de wet?

De voorzitter:

Ik begrijp de vraag van mevrouw Leijten, maar ik weet niet zeker of de Staatssecretaris die nu kan beantwoorden. We moeten in de procedurevergadering vaststellen wanneer we wat behandelen. Ik kijk naar de Staatssecretaris of hij genegen is deze vraag te beantwoorden.

Staatssecretaris Snel:

Als ik het heb over een gedegen proces of een ordentelijk wetgevingsproces, snap ik sowieso op voorhand dat het dit jaar qua tijd niet heel royaal is. Ook geldt dat de Raad van State nog een besluit moet nemen over wat we nu aan de raad voorleggen. Uiteraard zal de raad zijn best doen om dat zo snel mogelijk te doen, maar dat is zijn verantwoordelijkheid. Als het meezit, krijgen wij het in de loop van deze week terug. Vrijdag kan het dan terug naar de Kamer. Dat is het ideale scenario. Ik zeg erbij dat ik niet degene ben die daarover gaat; dat is de Raad van State.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we nu beginnen met de eerste termijn van de Kamer over het Belastingplan 2018. Graag geef ik het woord aan mevrouw De Vries.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank u wel, voorzitter. We behandelen vandaag drie wetten. Ik wil die daarom ook maar in die volgorde behandelen. Ik begin dus bij het Belastingplan zelf.

Allereerst de omzetbelasting voor de zeeschepen en het nultarief. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag met stijgende verbazing en toch ook wel een beetje met boosheid heb gelezen. Het is wel een heel technocratische beantwoording. Er is geen enkel oog voor de gevolgen. De enige redenering is dat het in overeenstemming moet worden gebracht met de Btw-richtlijn 2006. Ik vind dat we ook moeten kijken welke consequenties dat heeft voor de verschillende sectoren. We hebben begrepen dat er ook geen overleg is geweest met de rederijen die naar de Waddeneilanden varen en ook niet met de eilandbestuurders. Ik kom zo nog terug op de rest van de sector.

De eilandbewoners zijn afhankelijk van de vaarverbinding. Het is hun enige verbinding met het vasteland, dus ze zullen er ook altijd gebruik van moeten maken. Bijvoorbeeld de voetbalelftallen op de eilanden gaan toch echt elke veertien dagen voor een uitwedstrijd naar de vaste wal. We zijn benieuwd of de Staatssecretaris bereid is om in elk geval met de rederijen en met de eilandbesturen nog een keer op heel korte termijn om tafel te gaan. Rederij Doeksen heeft bijvoorbeeld inmiddels aangegeven dat zij de 6%-verhoging niet zal doorvoeren, maar de 9%-verhoging wel. Klopt dat? We zijn ook benieuwd hoe dat met de andere rederijen zit. Er zijn natuurlijk concessies met de verschillende waddenveren. Daar staat ook in dat er niet zomaar verhoogd mag worden en dat daar speciale toestemming van het kabinet voor nodig is. We zijn benieuwd hoe het kabinet van plan is om daarmee om te gaan. Klopt het dat zo'n passage niet in de concessie zit voor de boot voor Texel, TESO? Wij hebben dat namelijk begrepen.

Er is veel onrust op de Waddeneilanden. Het is ook niet niks, want het is hun enige verbinding. Er is gezegd dat er bij de inbreng in het btw-comité indertijd geen rekening gehouden is met de waddenveren. Ik vind dat wel bijzonder. Zou het mogelijk zijn geweest om daar te pleiten voor bijvoorbeeld een overgangsregeling of een uitzondering? Via de vragen in het verslag wilden we duidelijkheid krijgen over hoe andere landen dat uitvoeren. We hebben begrepen dat Griekenland het op papier op dezelfde manier uitvoert, maar ik weet niet hoe ze dat in de praktijk doen. We hebben begrepen dat er voor bijvoorbeeld de Deense Waddeneilanden wel weer een vrijstelling is. We vragen ons af waarom die wel mogelijk is. We vragen ons ook af of er niet ook gekeken is naar bijvoorbeeld compensatie voor bijvoorbeeld de bewoners van de Waddeneilanden.

Er is gezegd dat er geen overleg is en dat deze maatregel beperkte consequenties heeft. Maar als ik zie hoeveel brieven wij op dit moment krijgen over deze regeling, bijvoorbeeld van de loodsen, de KNVR en Deltalinqs, heb ik niet de indruk dat dit een heel beperkte uitvoering is. Is er met de sectoren ook overleg geweest? Er wordt toch ook aangegeven dat dit de concurrentiepositie zou beïnvloeden, dat dit behoorlijke administratieve lasten oplevert en dat het ingewikkeld wordt om aan te tonen of men ten minste 90% op volle zee is geweest. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als men 89% op volle zee is geweest? Ook hier stel ik de vraag of de Staatssecretaris bereid is om met de betrokken sectoren alsnog een keer op heel korte termijn om tafel te gaan om de consequenties voor die verschillende sectoren duidelijk te krijgen.

Mijn tweede punt gaat over de kansspelbelasting. Het kabinet zegt dat het niet ongebruikelijk is dat een tijdelijke derving in het parlementaire proces wordt opgevangen door extra lasten. Het is wellicht niet ongebruikelijk, maar wel wrang voor de sector. Waarom is het al in de prognoses van de belastinginkomsten opgenomen als de wet- en regelgeving nog niet is aangenomen? Wat is daarvoor de beleidslijn? En waarom duurde de beantwoording vanuit het ministerie ten aanzien van de wetsvoorstellen voor de kansspelen in de Eerste Kamer zo lang?

De verhoging wordt teruggedraaid op het moment dat de Wet COA actief wordt. Er zit alleen geen deadline aan vast. Ik snap dat dat voor de sector in ieder geval tot onzekerheid leidt. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom voor de wetswijziging is gekozen, in plaats van die deadline, de datum waarop die verhoging weer eindigt, er gewoon te zetten?

Een ander groot punt in dit verhaal zijn toch wel de geneesmiddelen. De VVD kan zich vinden in de hoofdlijn om de oplossing te zoeken in de koppeling met de geregistreerde middelen. Dit is volgens ons duidelijk en ook goed uitvoerbaar, maar we hebben toch nog wat vragen over de zelfzorgmiddelen. Kan er op dat punt niet een verschuiving gaan plaatsvinden naar officiële geneesmiddelen, waardoor er bijvoorbeeld extra druk komt te staan op de zorgkosten? Mensen zouden kunnen zeggen: nou, ik koop dat middeltje dat niet geregistreerd is niet meer bij de drogist; ik ga naar de huisarts toe en ik laat me daar een wel geregistreerd middel voorschrijven. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris daarop kan reflecteren en ook kan aangeven of dat het gevolg zou kunnen zijn.

Er zijn ondernemers die uitvoeringsproblemen verwachten, in elk geval in de overgangstermijn. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris daarop. Men heeft dat natuurlijk wel zien aankomen, maar de definitieve besluitvorming in de Eerste Kamer vindt natuurlijk uiteindelijk pas ergens in november of december plaats. Dan is het ingewikkeld om daarop te anticiperen.

Wij zijn benieuwd waarom bij de aftrek van de uitgaven voor de specifieke zorgkosten wel gekozen is voor de kosten van geneesmiddelen die worden voorgeschreven door de arts, en waarom daarbij niet ook wordt aangesloten bij de geneesmiddelen.

We hebben ook nog een vraag over de fiscale neutraliteit. Daar is ook al naar gevraagd in het verslag. Zijn er nu geen middelen die vergelijkbaar zijn en straks toch onder een ander btw-tarief gaan vallen?

Ik heb nog een paar korte punten bij dit onderdeel. Zo is er de afvalstoffenheffing bij verwijdering buiten Nederland. Er moet nog dekking gevonden worden voor de uitvoeringskosten van de ILT. Ik ben benieuwd wanneer daarover duidelijkheid is. Het kan wat ons betreft niet zo zijn dat we dit straks gaan invoeren en dat de ILT het dan niet kan uitvoeren, omdat het een belangrijke maatregel is voor het gelijke speelveld.

Dan de Invorderingswet. Die gaat over de aansprakelijkheid van pandhouders, hypotheekhouders en executanten ten aanzien van de btw. Het gaat hierbij ook om het evenredigheidsbeginsel. Waarom wordt in de wet niet toegevoegd dat diegene wist of behoorde te weten dat er omzetbelasting verschuldigd was, in plaats van zoals het nu opgenomen is in de wet? Dat is volgens ons ook de formulering die het Europese Hof van Justitie gebruikt. We zijn wel blij te lezen dat de factoringmaatschappijen nu uitgesloten zijn van deze maatregel, omdat deze hierop niet van toepassing is. Maar waarom wordt dat in een leidraad geregeld en niet in de wet zelf?

Tot slot wat betreft dit voorstel kom ik op de gevolgen voor het bedrijfsleven en de burger. Daar wordt maar één alinea aan gewijd in dit voorstel. Ik moet zeggen dat het wel een heel technocratische exercitie wordt. Mensen in het land en veel bedrijven worden natuurlijk door maatregelen geraakt. Als ik dan zie hoe bijvoorbeeld omschreven wordt wat er gebeurt met het nultarief voor de zeeschepen, dan denk ik dat men daar echt te kort door de bocht is geweest. Ik zou graag willen dat daar in de toekomst wat meer aandacht voor is. Dat geldt sowieso ook voor het punt van het overleg voorafgaand aan de presentatie van de plannen. Ik snap dat dat soms ingewikkeld is en in een tijdklem zit, maar mensen en bedrijven voelen zich nu vaak overvallen. Wij zien dat bijvoorbeeld bij het nultarief voor zeeschepen, maar ook bij de kansspelbelasting. Wij houden hier in ieder geval een pleidooi om waar mogelijk toch echt voortijdig overleg te voeren met de sectoren. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris daarop.

Vorig jaar hebben wij nog gevraagd naar de werkkostenregeling. Er is een motie ingediend om de evaluatie daarvan naar voren te halen en in 2017 uit te voeren. Ik ben benieuwd wanneer die gereed is en met wie hierover overleg is geweest. We gaan ervan uit dat in ieder geval met ONL, MKB-Nederland en bijvoorbeeld RECRON is overlegd.

Mijn laatste punt bij deze wet is de belastingrente. De VVD heeft daar eerder dit jaar vragen over gesteld. Toen heeft Staatssecretaris Wiebes aangegeven dat je je goed kan voorstellen dat er belastingplichtigen zijn die de regeling belastingrente onrechtvaardig vinden. Het gaat erom dat bedrijven in sommige gevallen 8% belastingrente moeten betalen. We zijn benieuwd hoe de opvolger van Staatssecretaris Wiebes daarover denkt.

Dan het wetsvoorstel dat gaat over overige fiscale maatregelen. Ik begin met de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap. Er wordt een probleem geschetst. Dat probleem ziet de VVD ook, maar er zitten toch nog wel wat principiële punten aan de oplossing waarvoor nu wordt gekozen. Ik denk dat het op zich logisch is dat geen schenkbelasting verschuldigd is als bij de huwelijksvoorwaarden 50%-50% wordt afgesproken. Op verzoek van het CDA zijn de pensioenvoorzieningen hier ook van uitgezonderd. Ik denk ook dat dat heel goed is. We hebben toen ook gevraagd op welk vlak de maatregel disproportioneel is als deze in de huidige vorm zou worden ingevoerd. Daar is eigenlijk niet echt een reactie op gekomen. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris daar nog op kan ingaan.

Het volgende punt: wanneer moet je de schenkbelasting nu gaan betalen? Er wordt gesteld dat dit bij het wijzigen van de huwelijksvoorwaarden het geval is. Maar een arrest van de Hoge Raad uit 1959 – dat is al heel lang geleden; waarschijnlijk waren de meesten van ons toen nog niet geboren – stelt dat het aangaan van een huwelijk geen voltooide vermogensverschuiving is en dus geen schenking; dat gebeurt pas bij scheiden of overlijden. In dit voorstel wordt daarvan afgeweken. Volgens mij kan je daardoor een aantal rare situaties krijgen: straks blijk je eigenlijk helemaal geen vermogen te hebben, maar heb je daarover wel schenkbelasting betaald. We hebben ook nog een vraag over bijvoorbeeld ondernemers, die nog redelijk vaak wijzigingen doorvoeren in de huwelijkse voorwaarden. Kan dat ook nog tot knelpunten leiden?

Het tweede punt betreft de nephuwelijken. Het lijkt erop dat het huidige voorstel een erg ingewikkelde variant is om de fraus legis uit te werken. Waarom kan dat niet aangepakt worden bij de fraus legis? De belastinginspecteur moet nu aantonen dat er sprake is van een nephuwelijk. Daarvoor moet hij achter de voordeur kijken. Over de slaapkamer zal ik het maar helemaal niet hebben, maar welke bevoegdheden kan de belastinginspecteur daarvoor inzetten en hoe kan hij aantonen dat er sprake is van een nephuwelijk? Er wordt nu één voorbeeld genoemd: een huwelijk van één dag. Ik denk dat iedereen zich kan voorstellen dat dat een nephuwelijk is, maar is er straks bijvoorbeeld ook sprake van een nephuwelijk als het leeftijdsverschil heel groot is? Is het dan bijna automatisch een nephuwelijk? Hoe kan de inspecteur dan aantonen dat het huwelijk niet is aangegaan uit liefde, maar om erfbelasting te ontlopen? Ik heb daar dus een aantal wat meer principiële vragen over.

Verder is er nog de fiscale eigenwoningproblematiek, die ook ontstaat door het nieuwe huwelijksvermogensrecht. Vragen van het CDA daarover wilde de Staatssecretaris niet beantwoorden, maar ik vind dit toch wel een punt. Welke problemen ontstaan in het nieuwe systeem als de eigenwoningreserve bij een van de partners niet duidelijk is? Hoe kan dat opgelost worden? De voorganger heeft gezegd dat bezien zou worden in hoeverre deze uitwerking meer in lijn kan worden gebracht met de doelstelling van de bijleenregeling. Dat klinkt heel abstract, maar wat gaat de nieuwe Staatssecretaris daaraan doen?

De Geefwet wordt verlengd. Dat is wat ons betreft een goede nieuwe aanzet.

Dan hebben we nog de beperking van de heffingskortingen voor buitenlandse belastingplichtigen. Als wij de antwoorden goed hebben begrepen, heeft dit geen consequenties voor de individuele belastingplichtige. Klopt dat? Hoe zal de informatievoorziening aan de buitenlandse belastingplichtige nu plaatsvinden? Bij eerdere maatregelen die deze groep raakten, hebben wij gezien dat zij zich vaak overvallen voelen. Dat geeft weer heel veel commotie. We zijn benieuwd hoe dat nu geregeld gaat worden.

Dan de aanpassing van de berekening van de vermogenswinst bij interne gebruiksvergoedingen binnen de fiscale eenheid; zo heet het geloof ik in de wet. De VVD is in algemene zin voorstander van de tegenbewijsregeling, omdat dat vaak rechtvaardiger is. In dit geval wordt de tegenbewijsregeling op dit moment geschrapt. In hoeveel gevallen kan het zo zijn dat er toch dubbele belasting wordt betaald? Waarom past de tegenbewijsregeling niet in deze systematiek? Zoals nu geredeneerd wordt, klinkt het nogal technocratisch. Wat zou erop een tegenbewijsregeling tegen zijn?

Dan de erf- en schenkbelasting. Er staat ook een apart onderdeel in; daarover hebben wij vragen gesteld. Je moet binnen acht maanden aangifte doen van erfbelasting, maar dat is vaak onduidelijk. Als wij daarover bellen, krijgen wij signalen dat mensen eigenlijk veel eerder moeten zijn dan die acht maanden, want dan moet het volledig afgehandeld zijn. In de antwoorden wordt gezegd dat er een wetswijziging nodig is om dat te regelen. Dat zal dan zo zijn, maar er zou ook budgettaire dekking van 4 miljoen voor nodig zijn. Gaat de Belastingdienst er dan van uit dat mensen sowieso al te laat betalen? In zo'n situatie hebben mensen al een moeilijke tijd. Ik denk dat het dan belangrijk is dat je helder communiceert over wanneer zij wat moeten doen. We vragen de Staatssecretaris dus in ieder geval om de informatievoorziening te verbeteren. Er wordt verwezen naar iets wat op de website staat, maar uit de brieven die erover gestuurd worden, wordt echt niet duidelijk dat het veel eerder moet dan na acht maanden. Ik zou het beter vinden als dat wel duidelijk is.

Dan de accijnzen. De inspecteur moet niet alleen toegang kunnen krijgen tot de accijnsgoederenplaats. Wij denken dat dit een goede optie is. De vraag is wel: wanneer mag hij dat doen? Dat is een beetje dezelfde vraag als bij het huwelijksvermogensrecht. Het is best een vergaande bevoegdheid. Hij moet het vermoeden hebben dat er iets aan de hand is. Wat betekent dit dan? Aan wat voor type vermoedens moeten we dan denken? Of mag hij zomaar willekeurig ergens binnenlopen?

Dan het vervallen van de schorsende werking van het fiscaal verzet. De VVD heeft daar een dilemma bij. Ik snap het punt dat er heel veel gebruik van wordt gemaakt maar niet wordt toegekend. De vraag is wel hoe de rechtsbescherming nu eigenlijk geregeld is, bijvoorbeeld als je bij een executoriale verkoop niet op tijd zelf de schorsende werking aanvraagt. Welke knelpunten ziet de Staatssecretaris daarbij en hoe zouden die opgelost kunnen worden? Is het ook niet zo dat de juridische kosten van de Belastingdienst feitelijk worden verschoven naar degenen waarover het gaat? Dat zijn toch vaak al mensen die het eigenlijk niet goed kunnen betalen.

Dan de uitbreiding van de mededelingsplicht voor een bodemzaak. Het lijkt er een beetje op dat de Belastingdienst steeds meer privileges krijgt. We vinden dat dit in verhouding moet blijven staan. Wat is het gevolg voor de pandhouder als hij in de huidige situatie geen melding maakt? In hoeverre kan de pandhouder aansprakelijk gesteld worden of een boete krijgen?

Dan de laatste twee punten bij dit wetsvoorstel, te beginnen met de inkeerregeling. Wij snappen dat de inkeerregeling wordt afgeschaft voor zwartspaarders naar aanleiding van de Panama Papers. Dat staat buiten kijf. Wij vragen ons wel af welke gedragseffecten het heeft. Roept het bij mensen niet het gevoel op: het herstellen van fouten bij de belastingaangifte doe ik dan maar niet meer? Ik zou dat een slechte zaak vinden. Het kabinet is relatief optimistisch over het ontbreken van die gedragseffecten, maar hoe zeker is de Staatssecretaris daarvan?

Dan de Belastingwet BES. Daarin wordt voor een aantal groepen vrijstelling van de vastgoedbelasting geregeld voor onroerende zaken. Wij zijn benieuwd wat het precies kost. De reden is dat vijftien instellingen op omvallen zouden staan, maar er wordt volgens mij nog gewerkt aan een nieuw fiscaal stelsel voor de BES. Dat was tenminste een ander voorstel. Volgens mij is het feit dat een instelling op omvallen staat, niet altijd de reden om te zeggen: we gaan een belastingvrijstelling geven. Ik denk dat dan heel veel partijen op de stoep zullen staan bij de Staatssecretaris. Waarom is gekozen voor die ruime interpretatie van het begrip? En kan de Staatssecretaris aangeven welke instellingen eronder zouden gaan vallen?

Tot slot de wet op het afschaffen van de btw-landbouwvrijstelling. Daar is vorig jaar al over gesproken en er zijn ook al moties over ingediend. Vandaar dat het hier nu ook terug te vinden is. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog wel wat vraagtekens zet bij het proces, zeker omdat niet helemaal duidelijk is wat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn. LTO zegt dat die een paar honderd euro bedragen, maar het ministerie zegt dat die lasten € 50 zijn. Daar zit een behoorlijk verschil tussen.

Verder heb ik nog vragen over de overgangstermijn. Er wordt heel makkelijk gezegd: je had het kunnen weten, want vorig jaar is het al aangekondigd in de begroting van het Ministerie van EZ. De vraag is alleen wanneer je nou begint met die veranderingen. Ga je die al doorvoeren voordat je de regeling überhaupt kent en voordat duidelijk is dat het besluit ook echt genomen wordt?

Vorig jaar was er sprake van een bedrag van 18 miljoen euro. Dat wordt nu 22 miljoen euro. Tijdens de discussie vorig jaar is heel nadrukkelijk gezegd: sluis dat bedrag nou terug naar de sector. Dat kwam ook in de beleidsdoorlichting van het ministerie zelf naar voren. Het gaat nu gewoon op in het geheel. Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen om het op de een of andere manier toch terug te sluizen naar de sector?

We hebben gevraagd naar de paardensector en de diensten voor de fokinstellingen. Klopt het dat zij 15% meer belasting moeten gaan betalen? Dat vinden wij echt wel een heel forse stijging. Wij vragen ons af hoe de kleinere groep die hierdoor getroffen wordt, dus de kleine particuliere fokkers, hierdoor geraakt wordt, want de btw is natuurlijk een behoorlijke kostenpost. We hebben natuurlijk de KOR, de kleineondernemersregeling. In hoeverre kan die hiervoor een oplossing bieden voor dit soort kleine ondernemers?

Dat was het, wat mij betreft, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Vanochtend hadden we het voorproefje en nu hebben we dan de eerste termijn van het Belastingplan, met een scala aan maatregelen. Ik wil mijn bijdrage als volgt indelen. Ik begin met wat algemene opmerkingen, mede in relatie tot het regeerakkoord. Vervolgens zal ik gaan naar de voorstellen uit het Belastingplan die gaan over inkomenspolitiek, vermogens, energiebelasting, geneesmiddelen, zeeschepen en de invordering.

Ik begin met het algemene deel. Een van de grote frustraties van de voorganger van de Staatssecretaris was dat het hem niet gelukt is om stappen te zetten voor een herziening van het belastingstelsel. Zo begon hij zijn periode, maar hij moest al snel zijn poging opgeven. Een nieuw stelsel dat rechtvaardiger, groener en structureel beter was voor de economie en de werkgelegenheid: het lukte niet. Wel is er inmiddels 5 miljard belastinggeld weggegooid, als je dat ziet in het kader van een herziening van het belastingstelsel.

In dit regeerakkoord worden op dit punt zo'n 40 tot 50 maatregelen genomen, maar er is geen herziening. Het stelsel wordt niet eenvoudiger. Sterker nog, als ik de CPB-doorrekening goed begrijp, is er geen enkel effect op de structurele werkgelegenheid, terwijl er toch weer 6 miljard tegenaan gaat, hoe je dan ook precies kijkt naar nieuw beleid of naar voren gehaald, al ingezet beleid. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dat? Welke bijdrage levert de vlaktaks aan een eerlijker stelsel? Wat is de opbrengst in termen van werkgelegenheid? Niets, toch? Dat is niet gek als je kijkt naar de verschuivingen in de marginale druk, toch een van de grote problemen in ons belastingstelsel. Aan de bovenkant zie je door de tariefverlaging een klein effect, maar voor de lage inkomens en middeninkomens is dat effect er niet of nauwelijks. Welke bijdrage levert de btw-verhoging aan een eerlijker en beter stelsel? Welke bijdrage levert de afschaffing van de dividendbelasting aan een eerlijker en beter stelsel?

Mij frustreert dit. We lijken gevangen in de paradox van de complexiteit, zoals ik eerder heb gezegd. Het stelsel is zo ingewikkeld, dat het te ingewikkeld is om het te vereenvoudigen, met de problemen bij de Belastingdienst als een van de oorzaken. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat wij ons hierdoor niet moeten laten ontmoedigen? Is hij bereid om als nieuwe Staatssecretaris initiatieven te nemen om ondanks het regeerakkoord het debat te stimuleren over een noodzakelijke herziening van het belastingstelsel? De toeslagen, de inkomenspolitiek, kijk naar de geweldige omvang van de verzilveringsproblemen, die overigens weer vergroot worden door de voorstellen in het regeerakkoord. Er is nog heel veel te doen aan een verbouwing van het belastingstelsel. Wil de Staatssecretaris daar vorderingen mee maken?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik aarzel een heel klein beetje, voorzitter, maar het is een vraag richting u. Volgens mij hebben we over anderhalve week de Algemene Financiële Beschouwingen. Dan kunnen we het echt ook over het hele regeerakkoord hebben. Ik wil er ook nog wel een halfuurtje extra gaan staan als mensen vragen aan mij of aan de collega's uit de regeringspartijen hebben. Dat is allemaal het probleem niet. Maar ik vind het wat onhandig dat we voor de regeringsverklaring al min of meer het debat over het regeerakkoord aangaan. Dat is even een beetje de aarzeling.

De voorzitter:

Het wordt nu een ordedebat. Ik geef eerst het woord aan mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

De doorgang van het Belastingplan verdient geen schoonheidsprijs. Wij spreken hier immers met een Staatssecretaris, ware het niet dat we onderling debat voeren en dat we over een week vooral met de Staatssecretaris een debat voeren, voordat het debat over de regeringsverklaring is geweest. Maar dat ligt niet aan de oppositie. En dat ligt niet aan de mensen die het regeerakkoord willen bespreken. Dat ligt aan het te lang onderhandelen en aan het feit dat we dit niet konden uitstellen. Dus als welke fractie dan ook, of dat nou een regerings- of een oppositiefractie is, wat wil zeggen over het regeerakkoord, dan is dat heel erg terecht. De VVD heeft daar niet voor gekozen, die heeft het enkel en alleen bij het Belastingplan gelaten. Waar begon dit debat mee? Met een Staatssecretaris die aankondigde wat er nog allemaal aankomt. Als je het allemaal netjes had willen doen, zeg ik tegen de heer Omtzigt, dan was het vandaag niet doorgegaan. U heeft dat wel gewenst. Er is een meerderheid die dat heeft gedaan. Niet mekkeren dan over de inbreng van de Kamer!

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, ik heb een punt van orde. In de procedurevergadering heeft het CDA ...

De voorzitter:

Even wachten nu. Ik merk dat er in dit overleg een ordedebat komt. Ik begrijp wel waar dat vandaan komt, maar ik vind ook dat iedereen dan even het woord moet krijgen. Dan kunnen we concluderen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik word hier op iets aangesproken. We hebben twee schema's voorgelegd gekregen. Ik heb voor het tweede schema gestemd, en dat was het schema waarbij we volgende week maandag zouden beginnen en alles een week zouden opschuiven, juist om dit te voorkomen en juist om het wel over het regeerakkoord te kunnen hebben. Een aantal oppositiepartijen heeft expliciet vandaag het debat willen voeren. Dat vind ik prima, maar je kunt mij niet verwijten dat ik niet gezegd heb: laten we het een week uitstellen, juist om die vragen te kunnen stellen.

De voorzitter:

De heer Omtzigt maakt zijn punt. Laten we dit even afmaken. Ik zag nog meer vingers. Ik wil nog even zeggen dat we proberen om hier op een pragmatische wijze met het Belastingplan om te gaan. Ik hoop dat dit mogelijk is en roep iedereen ertoe op om te proberen dat ook te doen. Dat gezegd hebbend, geef ik het woord aan de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Dat we vandaag in deze rommelige sfeer het debat hebben, is niet aan de Kamer te wijten. Dat is aan de formerende partijen. Ik vind het echt wel heel zenuwachtig en krampachtig om bij een paar inleidende zinnen van een collega direct aan de bel te trekken alsof die collega zijn woorden niet mag gebruiken. Ik vind dat echt ongepast. Het staat ieder Kamerlid vrij om bij elk debat zijn of haar inbreng te leveren. Ik ben ook weleens wat minder gelukkig als collega's wat zeggen. Ik vind dat iedereen daar vrij in is, en daar sta ik ook voor, ook als volksvertegenwoordiger. Ik vind ook dat de heer Omtzigt dat zou moeten doen. Ik zal zelf ook een paar algemene opmerkingen maken. Dat is ook niet anders te doen, want we behandelen hier een deel van de wetgeving van het Belastingplan, maar er komt nog een heel deel aan. Dat kun je niet knippen, dat kun je niet helemaal los van elkaar zien. Ik wil ook die ruimte hebben. Ik vind het zeer terecht dat we vandaag het debat hebben. Maar we krijgen nog zeven wetten. Die moeten allemaal in een paar weken door de Kamer worden gejast. Ik moet nog zien of dat überhaupt en qua uitvoeringstoetsen een beetje fatsoenlijk kan. Het is dus maar goed dat we vandaag in ieder geval het eerste stuk al doen. Maar een collega die gewoon een algemene introductie geeft, dan zo de maat nemen! U kunt hem gewoon inhoudelijk interrumperen. Doet u dat dan!

De voorzitter:

Wie wil verder nog het woord? Ik zie de heer Mulder.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil even vaststellen dat wij ook voor uitstel waren en dat wij het vandaag dan ook alleen over het Belastingplan gaan hebben.

De voorzitter:

We hebben vorige week de procedurevergadering gehad. We hebben de opties op een rij gezet. Kunnen we het uitstellen? Komen we dan zelf niet in de knel? Komen onze collega's in de Eerste Kamer niet in de knel? Komt de Belastingdienst niet in de eerste knel? We hebben afgesproken om het zo te doen. Dat is tegelijkertijd pragmatisch en politiek. Ik roep ook iedereen op om zich een beetje in acht te nemen, maar ik begrijp wel dat mensen in algemene zin iets willen zeggen over de belastingen. Daarvoor zijn wij politici. Ik geef het woord dus weer aan de heer Snels om zijn betoog te vervolgen.

De heer Snels (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter, na enige verbazing over dit interruptiedebatje. Hoe je het ook wendt of keert, het debat over het Belastingplan is toch het belangrijkste debat dat wij als financieel woordvoerders over fiscaal beleid hebben. Dat we daar een politiek debat van maken, lijkt me dus vanzelfsprekend. Bovendien geeft de Staatssecretaris pas volgende week antwoord, dus hij heeft een week de tijd om na te denken over hoe hij mijn vragen gaat beantwoorden. Ik ben zeer benieuwd. Ik ben ook benieuwd óf hij ze gaat beantwoorden. Als hij dat niet doet, zal ik hem daaraan houden. Maar ik was toch al klaar met mijn inleidende opmerkingen. Nu gaan we dus door naar de wat meer concrete opmerkingen, die nog steeds vrij algemeen zijn, zoals ik u vast kan mededelen.

De inkomenspolitiek is een beetje ingewikkeld, want dit Belastingplan maakt natuurlijk nog deel uit van het koopkrachtpakket van het vorige kabinet. Het zijn deels nieuwe maatregelen en deels maatregelen die onderdeel zijn van het vorige regeerakkoord. In de Macro Economische Verkenning zien we dat de hoogste inkomens er het meeste op vooruitgaan en lage inkomens wat minder. Dat is een deel van een wat langduriger trend van ongelijkheid die toeneemt, niet alleen door autonome economische ontwikkelingen, maar ook door beleid: een lastenverlichting voor de hoogste inkomens. Ik overweeg hierover amendementen in te dienen, bijvoorbeeld om het tarief van de eerste schijf te verlagen door het terugdraaien van de verlenging van de derde schijf. Maar ik wil dan ook wel graag kunnen kijken naar de wetsvoorstellen over de arbeidskorting, de ouderenkorting en de combinatiekorting. Dat is nog een extra reden om haast te maken met de nota van wijziging, zodat de Kamer ook kan amenderen. Het gaat er niet alleen om dat de belastingwetgeving snel door de Kamer gaat, maar wij mogen er ook wat van vinden en wijzigingen voorstellen.

Ik kom bij de vermogens. Hetzelfde geldt voor de vermogensrendementsheffing, die is aangekondigd in het regeerakkoord. De Staatssecretaris heeft aangekondigd dat er een nota van wijziging komt. Daar moeten we op wachten. Over het voorstel zelf zeg ik dat ik niet zozeer bezwaar heb tegen de verhoging van de belastingvrije voet. Ik vind het goed dat we ook kleine spaarders tegemoetkomen. Ik heb er wel wat moeite mee dat de voorstellen uiteindelijk betekenen dat de opbrengsten uit vermogen gaan dalen, terwijl Nederland al een land is waar de belastingen op kapitaal – het vermogen is onderdeel daarvan – al heel erg laag zijn in vergelijking met andere Europese landen. Het is ook een land waar de vermogensongelijkheid vrij groot is. Wat is het oordeel van de Staatssecretaris hierover? Ook hier zou ik de nota van wijziging willen zien om amendementen te kunnen voorbereiden.

In het Belastingplan zit een tijdelijke – voor twee jaar – verhoging van de energiebelasting, die volgt uit het energieakkoord. De opbrengsten worden gebruikt voor stimulering van energiebesparing in de huursector. Natuurlijk steunt mijn fractie de vergroening van het stelsel, maar de verdeling begint te knellen. Grote bedrijven betalen minder door vrijstellingen en lagere tarieven dan kleine bedrijven of huishoudens. De opslag van duurzame energie is wat mijn fractie betreft te veel gericht op huishoudens en te weinig op bedrijven. Ik hoor van de Staatssecretaris graag een analyse van en een visie op deze verdeling. Ik zie dat het nieuwe regeerakkoord stevige ambities heeft voor klimaatbeleid, maar we moeten het draagvlak vergroten. Dat kan alleen als de grootste vervuilers ook echt gaan betalen en de energierekening van huishoudens, zeker die met lage inkomens, niet voortdurend toeneemt; graag een reactie. Een concrete maatregel uit dit Belastingplan betreft een 50/50-verdeling in de verhoging van de energiebelasting. Ook hier overweeg ik een amendement om deze verdeling aan te passen en budgettair neutraal te houden.

Dan kom ik bij de geneesmiddelen. Ik begrijp waarom de aanscherping van de voorwaarden voor toepassing van het verlaagde btw-tarief als reactie op de Hoge Raad – de zonnebrand en de tandpasta – in deze wetsvoorstellen zit. De directe budgettaire derving van 30 miljoen en mogelijk een veel grotere derving zijn niet de bedoeling. Ik begrijp ook dat het voor de Belastingdienst prettig is om niet meer individueel te hoeven toetsen of een product kwalificeert als geneesmiddel. Dat is niet de taak van de Belastingdienst. En toch is er nu sprake van overshooting. Een opbrengst van ruim 40 miljoen betekent dat deze maatregelen gevolgen hebben voor genees- en hulpmiddelen die eerst wel, maar nu niet meer onder het lagere tarief vallen en dus gevolgen hebben voor burgers. Ik zou graag van de Staatssecretaris horen of het klopt dat medische hulpmiddelen, zoals middelen tegen acne, huidaandoeningen, blaasontsteking, brandend maagzuur, hoesten en diarree door dit voorstel in het verhoogde btw-tarief komen te vallen. Zo ja, is hij daar dan gelukkig mee? Ik niet. Hierbij zou in onze ogen de drempel voor gebruik zo laag mogelijk moeten liggen. Wij willen toch graag dat niemand geremd wordt om dergelijke hulpmiddelen te gebruiken? Is de Staatssecretaris dat met GroenLinks eens?

Uiteraard is er een wetenschappelijk verschil tussen geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, maar de vraag is in hoeverre ze ook anders behandeld dienen te worden. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag staat, is in het ene geval het medische hulpmiddel effectiever en in het andere geval het geneesmiddel. De Staatssecretaris gaf aan in de nota naar aanleiding van het verslag dat een fabrikant zich moet wenden tot het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en moet kunnen aantonen dat het werkingsmechanisme metabool, immunologisch of farmacologisch is. Maken wij hiermee de drempel niet te hoog? Er zijn alternatieven overwogen, onder anderen door Neprofarm, VNO-NCW en MKB-Nederland. Waarom is er niet toch gekozen voor alternatieven voor dit voorstel, dat volgens de fractie van GroenLinks toch iets te veel aan overshooting doet?

Dan kom ik op de 0% btw op zeeschepen. Wij zijn ons ervan bewust dat het hierbij slechts gaat om het in lijn brengen van de Nederlandse regelgeving met de EU-regelgeving, maar het gaat om een merkwaardig voorstel. Ik krijg een beetje het gevoel dat in Europa het verkeerde debat wordt gevoerd, zeker als je kijkt naar de klimaatdoelen die in Parijs zijn afgesproken. Ten eerste noem ik het principe waar wij als GroenLinks heilig in geloven: de vervuiler betaalt! Is de Staatssecretaris het met ons eens dat grote schepen op volle zee gezien zouden moeten worden als grote vervuilers? Is het dan niet gek dat bij zeeschepen over bijvoorbeeld brandstof geen btw hoeft te worden afgedragen? Hoe zien de internationale afspraken omtrent het heffen van belasting op zeeschepen in het algemeen eruit? Speelt vergroening daarin überhaupt een rol?

Uiteraard gaan deze vragen niet over het concrete voorstel uit het Nederlandse Belastingplan, maar wij zouden toch graag horen hoe de Staatssecretaris hiertegen aankijkt, zeker omdat het over grensoverschrijdende fiscale zaken gaat.

Merkwaardig is het effect op de veerdiensten tussen de Waddeneilanden. Collega De Vries sprak er al over.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Naar de Waddeneilanden ...

De heer Snels (GroenLinks):

Ja, naar de Waddeneilanden. In de antwoorden staat dat alle landen hieraan moeten voldoen, ook Griekenland of Italië. Het gaat hier ook om de definitie van volle zee. Dat is ook een Europese definitie. Omdat de veren niet op volle zee komen, komen ze niet in aanmerking voor het nultarief. Dat is niet goed voor de veerdiensten en het is niet goed voor de mensen die ervan afhankelijk zijn. Is er niet in Europa gekeken of dat niet anders kan? Bijvoorbeeld door veren in de definitie van volle zee mee te nemen? Wij krijgen als Kamerleden veel vragen van de Waddeneilanden. Ik kan mij voorstellen dat dit ook in andere landen zo is. Is hiervoor niet een oplossing te vinden? Toch een vrijstelling of een zekere vorm van compensatie, in welke vorm dan ook?

Dan kom ik bij de invordering. Ik neem even als inleiding het vereenvoudigde derdenbeslag en het fiscaal verzet samen. Eigenlijk gaat het hierbij om een wat fundamenteler probleem met de wijze waarop de overheid optreedt en bijvoorbeeld de wijze waarop de overheid bijdraagt aan het in problemen komen van mensen en kleine bedrijven en zij mensen ook in de schulden duwt. De Rekenkamer heeft hierover gepubliceerd. De Ombudsman heeft dat gedaan in 2013 en 2016. Overheidsbeleid is zo complex dat mensen door de overheid in de schulden raken. Onlangs verscheen het Manifest Schuldvrij! Als je eenmaal in de schulden komt, raak je er niet meer vanaf. De Belastingdienst draagt hieraan bij. Onderkent de Staatssecretaris dit? De Belastingdienst wordt in het manifest getypeerd als een meedogenloze incassomachine. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze kwalificatie? Dit is wat GroenLinks betreft een van de grote thema's waarop een wat veelomvattender antwoord van het kabinet zou moeten komen. Dit gaat ten koste van het vertrouwen dat mensen in de overheid en in de politiek hebben. Waarom niet een wat groter plan, dat kijkt naar de dienstverlening van de overheid en hoe die te verbeteren en mensen echt te helpen? Daarom verbaast het mij eigenlijk dat deze twee lossere voorstellen in dit wetsvoorstel staan.

Ik ga concreter in op de concrete voorstellen. Ten eerste de uitbreiding reikwijdte vereenvoudigd derdenbeslag. De Raad van State heeft geadviseerd om de uitbreiding van de belastinginvordering te beperken tot concreet omschreven gevallen die in de praktijk vaak voorkomen. GroenLinks heeft, net als de VVD, gevraagd aan de Staatssecretaris waarom aan dit advies geen opvolging wordt gegeven. De Staatssecretaris gaf aan dat er twee redenen zijn om de maatregel niet te beperken tot concreet omschreven gevallen. De eerste is efficiëntiewinst en de tweede is dat dit ook voor belastingschuldigen een verbetering is, vanwege lagere kosten. Daarnaast schrijft de Staatssecretaris dat de procedure van het derdenbeslag met de voorgestelde maatregel slechts wordt vereenvoudigd, maar dat de bevoegdheden van de Belastingdienst niet worden uitgebreid.

Als ik dit zo bekijk, dan lijkt het er dus op dat zowel de kosten voor de Belastingdienst omlaag gaan als ook de kosten voor de belastingschuldige, terwijl de bevoegdheden van de Belastingdienst niet worden uitgebreid. Klopt deze analyse? Heb ik het bij het rechte eind? En kan de Staatssecretaris bevestigen en garanderen dat er voor belastingplichtigen geen nadelige gevolgen zijn van deze uitbreiding? Ik doel met name op burgers en kleine bedrijven die al in de schulden zitten. Mij valt op dat het argument dat gebruikt wordt voor deze maatregel de efficiëntiewinst is bij de Belastingdienst, en niet de dienstverlening aan burgers en bedrijven. Dat zou ik graag omgekeerd willen zien.

Vervallen schorsende werking fiscaal verzet. Wij begrijpen dat het voor de Belastingdienst vervelend is dat er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het fiscaal verzet, zeker nu het aantal verzetsprocedures in de afgelopen jaren is toegenomen. Toch hebben wij er als GroenLinks bezwaar tegen dat de bewijslast hier eigenlijk wordt omgekeerd. In het nieuwe voorstel moet de belastingschuldige zelf naar de rechter voor een schorsende werking, terwijl het nu de belastingontvanger is die naar de rechter moet om de schorsende werking ongedaan te maken. Hoe zit het eigenlijk met de mogelijkheden die er nu al zijn voor de belastingontvanger? Klopt het dat de belastingontvanger ook nu al naar de rechter kan stappen om de schorsende werking ongedaan te maken? Klopt het bovendien dat een verzet niet kan zijn gegrond op het niet ontvangen hebben van een belastingaanslag, aanmaning of een dwangbevel, of op het feit dat de belastingaanslag te hoog zou zijn vastgesteld? Klopt het ook dat de belastingontvanger de schorsende werking aan het verzet inmiddels al kan ontzeggen, met toestemming van de rechter, indien de belastingplichtige het verzet alleen heeft ingesteld om de boel uit te stellen en dus misbruik maakt van het recht?

Hoe zit het met de rechtspositie van de belastingschuldige in het nieuwe voorstel? De Staatssecretaris geeft aan dat de rechtspositie van de belastingschuldige niet wordt verzwakt, omdat de belastingschuldige zelf naar de rechter kan stappen met het verzoek om schorsende werking te verlenen aan het verzet. Maar maken we met deze extra rechtsgang de drempel niet te hoog voor de belastingschuldige? Worden de belangen van belastingschuldigen hier niet te veel ondergeschikt gemaakt aan het terugdringen van oneigenlijk gebruik van de maatregel? Klopt het dat het hier uiteindelijk maar gaat om een besparing van € 350.000 per jaar? Rechtvaardigt deze besparing de extra drempel voor valide gevallen in voldoende mate?

Kortom, GroenLinks heeft bezwaren bij dit voorstel en zal dan ook graag van de Staatssecretaris horen of er geen andere manieren zijn om te zorgen dat de Belastingdienst minder tijd en geld kwijt is aan onnodige vertraging. Zijn er al andere voorstellen onderzocht, bijvoorbeeld om het verzet geen schorsende werking te geven als er overduidelijk sprake is van een niet-onderbouwd verzoek?

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Van Rooij.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, dank u wel. Wij spreken vandaag over de wijze van behandeling van het Belastingplan 2018. Er komt een nota van wijziging met al bekende voorstellen uit het regeerakkoord met betrekking tot box 3, verhoging van de vrijstelling en een aanpassing van de berekeningswijze voor het rendement. Allemaal tot uw dienst, omdat het welkome lastenverlichtingen zijn en daar kan niemand bezwaar tegen hebben, mits het nog uitvoerbaar is, met een tijdige voorbereiding, door de veelgeplaagde Belastingdienst. Ik kom daar straks in een andere context op terug. Deze wijziging is blijkbaar uitvoerbaar.

De 50PLUS-fractie heeft een aantal vragen over de te volgen procedure met betrekking tot de nota van wijziging. Ik zal het korter houden dan ik aanvankelijk van plan was. De reden is dat er een geruchtmakend voorstel is dat deel zou moeten uitmaken van het Belastingplan 2019, maar dat nu al ingediend wordt bij het Belastingplan 2018, terwijl het pas ingaat in 2019. Dat zal nu ook moeten worden behandeld bij het plan dat wij nu bespreken. Officieel weet de Tweede Kamer nog van niets en kunnen we het dus ook niet inhoudelijk behandelen. Toch wil ik er nu over spreken, omdat er na indiening nog nauwelijks tijd is om er fatsoenlijk over te debatteren. Ik verwijs kort naar de eerdere discussie onder ons. De 50PLUS-fractie wil nu weten wat ons de komende weken en dagen te wachten staat. Daar zullen wij ook in de commissie verder over spreken.

Voorzitter. Er is afgelopen vrijdag al een tipje van de sluier opgelicht. Wat weten we dan zowaar al wel? Na afloop van de eerste ministerraad werd ons via de media het volgende compte gedaan. Ik citeer het ANP-bericht: «De aflosboete voor huizenbezitters wordt niet eerder ingevoerd dan in 2019, zoals in het regeerakkoord staat. Wel begint het kabinet al met de voorbereiding van de zogenaamde Wet Hillen omdat de Belastingdienst daar extra tijd voor nodig heeft, aldus de Staatssecretaris die middag na de ministerraad.»

Blijkbaar is het zo dat systemen van de Belastingdienst daar een beslissende rol in spelen. Dat lijkt mij een drogreden en ik zal dat uitleggen. Ik heb nog nooit zo'n smoes gehoord. Elk jaar, ja elk jaar, moet de Eerste Kamer zich haasten om het Belastingplan met daarin wat uitvoeringswijzigingen voor de jaarwisseling, ergens half december, af te doen. De Belastingdienst heeft vervolgens twee weken de tijd om de uitvoering ter hand te nemen. Voor de wet-Hillen zal echter meer dan een jaar nodig zijn, maar de wet-Hillen beslaat nog geen A4'tje. Het is juist een heel simpele wet. Toch zouden de belastingcomputers er een jaar voor nodig hebben om dat te kunnen verwerken. Kan de regering geen betere smoes bedenken of kan zij niet gewoon toegeven dat zij bang is voor de stem des volks, aangezien er volgend jaar maart gemeenteraadsverkiezingen zijn, er een jaar later verkiezingen zijn voor de provinciale staten en beide van groot belang zijn voor de zetelverdeling in de senaat? Het zal nu aan de orde komen, vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen. Of het zal over een jaar aan de orde komen, vlak voor de verkiezingen van de provinciale staten.

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg. Ik vermoed dat ik zijn interruptie kan voorspellen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik laat het complotdenken met liefde aan de heer Van Rooijen. Ik probeer mijn vraag algemeen te stellen. Vaak hebben we hier met elkaar debatten over hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de Belastingdienst zijn werk kan doen. De heer Van Rooijen zegt: ja, maar normaal gesproken doen we dingen. Soms doen we die nog enkele weken voor de jaardatum.

Ja, maar dan gaat het over aanpassing van een bedrag of van een percentage. Die leidt in de voorlopige aangifte overigens ook al tot allerlei complicaties. Hier gaat het om een systeemwijziging. Dat de heer Van Rooijen niet voor deze maatregel is, is zijn goed recht en ik snap dat hij liever meer tijd had gehad voor de behandeling. Maar ik vind het een beetje moeizaam om nu te doen alsof dit iets is wat je met een druk op de knop doet. Als de Belastingdienst zelf aangeeft – ik vraag dit aan de oud-Staatssecretaris van Financiën die dit vaak zelf ook aangaf in dit soort debatten – dat hij die tijd gewoon nodig heeft om systemen aan te passen, dan past het toch niet om de Belastingdienst zo in een kwaad daglicht te stellen? Dat staat los van de vraag of je voor of tegen de maatregel bent. Dat is volledig de keuze van de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

In de eerste plaats stel ik de Belastingdienst niet in een kwaad daglicht.

De heer Van Weyenberg (D66):

De Staatssecretaris.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

U moet toch het onderscheid weten te maken tussen de verantwoordelijke bewindsman en de uitvoerende ambtenaren? Daar hebben we het eerder over gehad, dus dit is een ietwat kinderlijke opmerking. Ik kom terug op het argument dat ik op tafel leg. Het valt mij op dat de heer Van Weyenberg hier de rol van de Staatssecretaris overneemt door nu al antwoord te geven op mijn vraag. Ik had de vraag aan de Staatssecretaris gesteld. De heer Van Weyenberg zal dit debat straks wel met mij en de Staatssecretaris gaan voeren. Meneer Van Weyenberg, ik heb slechts gevraagd hoeveel tijd de Belastingdienst nodig heeft om dit met de computers te regelen. Als de Staatssecretaris mij ervan kan overtuigen dat de Belastingdienst dat voor een ordelijke uitvoering nodig heeft, zal ik als eerste ... Mag ik even uitspreken, meneer Van Weyenberg? U wilt alweer ...

De voorzitter:

Dat bepaal ik wel.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dan zal ik daar als eerste zorgvuldig rekenschap van geven. Maar ik geloof op geen enkele manier – het spijt mij voor de heer Van Weyenberg, maar ik heb daar enigszins verstand van; dat moet hij toch wel weten – dat voor wijziging van één A4'tje een jaar nodig is. Als dat waar is, moet ik constateren – de heer Wiebes is weg – dat de Belastingdienst nu een immens probleem heeft met het doorvoeren van zelfs de meest simpele wetswijziging. Dit is geen systeemwijziging. De Belastingdienst hoeft slechts in het systeem van het eigen woningforfait voor mensen die geen schulden meer hebben, elk jaar 3 1/3% toe te voegen maal de huurwaarde. Dat kan zelfs iemand op de middelbare school al doen met een apparaatje.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik merk dat de heer Van Rooijen hier heel opgewonden van raakt. Als de heer Van Rooijen een gewone vraag had gesteld aan de Staatssecretaris, had u mij hier niet gehoord. Als hij had gevraagd «moet dit nou echt, want ik vind dit ingewikkeld», had u mij niet gehoord. De stelling was dat de heer Van Rooijen in zijn inbreng zei: dit is totale flauwekul. Hij zei het daarna nog eens: een middelbare scholier kan het. Ik denk dat de heer Van Rooijen de boel onderschat. Maar ik ben blij met mijn vraag, omdat het antwoord nu in ieder geval een ander geformuleerde vraag van de heer Van Rooijen aan de Staatssecretaris bevat, namelijk: legt u mij uit of het veel tijd kost. Dat lijkt mij de goede formulering. Eerlijk gezegd vrees ik dat het niet zo eenvoudig is als de heer Van Rooijen denkt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nu geeft de heer Van Weyenberg alweer een antwoord dat de Staatssecretaris mij moet geven. Hij geeft nu in tweede instantie toe dat hij mijn vraag goed had begrepen, maar dat bedoelde ik in eerste instantie ook al. Ik wil van de Staatssecretaris alleen maar weten of het uitvoerbaar is. Ik heb een schot voor de boeg gegeven dat ik mij niet kan voorstellen dat het zo is en daarom heb ik het een smoes genoemd.

De voorzitter:

Dat is helder. De heer Van Rooijen gaat achterover zitten. Hij kan ook weer naar voren gaan zitten, want ik verzoek hem zijn betoog te vervolgen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

...

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

De microfoon!

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Die heb ik eigenlijk niet nodig, maar voor de luisteraar en de kijker uiteraard wel.

Afgezien van discussies met de staatsecretaris en met de collega's, waar ik mij op verheug, denk ik dat ik met de heer Van Weyenberg de komende jaren elk debat een forse discussie zal hebben die ik graag tegemoetzie. Maar ik hoop wel dat hij mij af en toe laat uitspreken.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik liet de heer Van Rooijen met plezier uitspreken. Ik adviseer de heer Van Rooijen om af en toe een vraag te stellen en niet meteen al het antwoord in de vraag te leggen. Maar ook dat is geheel aan hem.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik dacht dat ik over de inhoud en de strekking van mijn eigen vragen ga. Ook daar wil ik geen enkele bemoeienis van de heer Van Weyenberg bij.

De voorzitter:

Volgens mij heeft u beiden uw punt gemaakt. Zoals al eerder is gezegd, zitten we hier in een wat bijzondere situatie. Er is nog geen wetsvoorstel, maar toch vinden we er al wat van. Dat is op zichzelf al knap. Ik geef het woord aan de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, dank u wel. Ik vervolg mijn betoog met de vraag wat er gaat gebeuren met de wet-Hillen. Komt er een voorstel tot afschaffing en zo ja, is dat in de vorm van een nota van wijziging of een apart wetsvoorstel?

De voorzitter:

Laat u niet afleiden, mijnheer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik word ook geïnterrumpeerd op een niet-officiële wijze. Dat vind ik niet zo handig.

De voorzitter:

Nee, laat u niet afleiden door die jonkies!

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik herhaal de vraag nog maar even over de wet-Hillen. Komt er een nota van wijziging of een apart wetsvoorstel? Dat is de hamvraag.

Ik wijs erop dat de wet-Hillen destijds met een eigenstandig wetsvoorstel tot stand is gekomen. Dat betekent volgens de 50PLUS-fractie dat ook de eventuele afschaffing van de wet-Hillen, de intrekking van de wet, met een eigenstandig wetsvoorstel moet worden geregeld. Dat is niet alleen de mening van mijn fractie, maar ook in het algemeen het unanieme standpunt van de Eerste Kamer, die na ons aan bod is. Omineus is dat dat standpunt is vastgelegd in de motie-Hoekstra c.s. op stuk nr. 34 300 op letter O, die met algemene stemmen is aanvaard in november 2015. De motie-Hoekstra was mede – ja, het kan verkeren in de politiek – ondertekend door mij. De heer Hoekstra heeft de oversteek gemaakt van de senaat naar het kabinet en ik heb op een wat meer bescheiden wijze de oversteek van de senaat naar de Tweede Kamer gemaakt. Daarmee was ik hem ook nog even voor. Het slot van de motie luidt: verzoekt de regering zich in het vervolg te onthouden van een dergelijke koppeling. Het ging over het koppelen van twee totaal verschillende wetsvoorstellen die ook nog op verschillende jaren betrekking hadden.

Volgens mij is er geen ontkomen aan met de motie-Hoekstra. Dit kan niet anders betekenen dan dat een voorstel inzake de wet-Hillen bezien moet worden in het licht van deze motie. Het kabinet, Minister Hoekstra en Staatssecretaris Snel zijn naar mijn mening gehouden deze motie uit te voeren. 50PLUS vindt dit een eigenstandig voorstel in de zin van de motie-Hoekstra. Dat klemt temeer, omdat in dit geval sprake is van een voorstel, net als toen bij box 3, dat pas een jaar later ingaat. Afsluitend is mijn vraag: is de Staatssecretaris dat met ons eens? Graag een klip-en-klaar antwoord.

Ik kom op de vraag: wat is de betekenis van het woord «voorbereiden», waar het kabinet vorige week vrijdagmiddag over sprak? Het wekt de indruk dat het louter voorbereiden is. «Voorbereiden» is taalkundig iets anders dan het indienen van een definitief voorstel ter behandeling en goedkeuring door de Tweede Kamer in de komende twee weken in het kader van het Belastingplan 2018. Of zie ik dat verkeerd? Graag een antwoord. Vooralsnog vind ik dat hier staatsrechtelijk geen sprake is van een wijziging maar van een nieuw voorstel, dat als zodanig moet worden behandeld en dus ook geen onderdeel kan zijn van het Belastingplan.

Voorzitter. Het gaat hier om een lastenverzwaring van niet minder dan 1,1 miljard voor mensen die hun hypotheek hebben afgelost of bijna hebben afgelost. Bovendien raakt het een relatief kleine groep: meer dan 1 miljard voor een relatief kleine groep bezitters van een eigen woning, namelijk minder dan 1 miljoen bezitters van een eigen woning op een totaal van ruim 4 miljoen bezitters van een eigen woning. Die groep van een kleine 1 miljoen eigenwoningbezitters die getroffen zouden worden, zou de extra belasting van ruim 1 miljard moeten opbrengen, waarbij veel meer dan de helft van die groep bestaat uit ouderen die zuinig hebben geleefd om hun oude dag in te gaan zonder hypotheekschuld. Het zou gaan om 500.000 ouderen. Kan de Staatssecretaris meer precieze cijfers geven over de totale groep die getroffen wordt en de groep ouderen? KBO-PCOB sprak er onlangs zelfs over dat twee derde van de groep zou bestaan uit ouderen.

Aanvankelijk bedroeg de lastenverzwaring zelfs 1,4 miljard, voordat besloten werd tot verlaging van het eigenwoningforfait met 20% tot 0,6%. Ik heb kort voor het bekend worden van het regeerakkoord het voorstel tot afschaffen van de wet-Hillen de «aflosboete» genoemd, en dat woord is inmiddels een gevleugeld begrip geworden, niet in het minst omdat het precies aangeeft wat het is: een boete op het aflossen van de hypotheek. Mensen zijn boos, verontwaardigd en woedend omdat zij het oneerlijk en onrechtvaardig vinden dat mensen die gevraagd werd hun hypotheek af te lossen, nu worden gestraft in plaats van beloond. Het vrijstellen van de bijtelling was beloofd en vastgelegd in de wet. Zij dachten dat dat zeker was en zou blijven. Het is een boete, een straf op het aflossen van de hypotheek.

De wet-Hillen had immers tot doel het aflossen te bevorderen door na aflossing geen bijtelling op het inkomen meer toe te passen. Volgens de toelichting destijds was de motivering van het voorstel vooral om te zorgen dat ouderen later beter in staat zouden zijn de stijgende zorgkosten te kunnen betalen. Ouderen zijn gaan aflossen met het vooruitzicht van geen bijtelling en hebben daarvoor zuinig geleefd. Zij zijn veelal niet meer met vakantie gegaan, hebben geen nieuwe auto aangeschaft of hebben andere grote aankopen zo lang mogelijk uitgesteld en hebben in het algemeen alles gedaan om de vaste lasten fors te verlagen voor de ingang van de verdiende oude dag. Zo voorzichtig zijn de meeste ouderen, die ook nog de armoede van kort na de oorlog hebben gekend, met veelal een AOW, een klein pensioen maar gelukkig wel al heel lang een eigen huis of huisje. Het lijkt dat ze dat niet meer wordt gegund. Hillen had een waarlijk vooruitziende blik: zelf spaarzaam zijn voor de toekomst. De wet-Hillen heeft voortreffelijk zijn werk gedaan en doet dat nog steeds. De wet voldoet dus nog steeds aan het gestelde doel. En waarom intrekken, zo vraag ik dan. Het getuigt van cynisme dat juist deze wet, die aan zijn doel beantwoordt, zou moeten worden afgeschaft.

Rutte riep in Etten-Leur op een VVD-bijeenkomst de dag na het bekend worden van het regeerakkoord dat de wet te duur wordt maar dat hij zelf de afschaffing niet had verzonnen. Het kwam niet van hem – excuustruus. Stoere taal, maar hij weet niet waar hij over praat. De eerste die garen spint bij versneld aflossen ...

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, maakt u rustig uw betoog over de heer Rutte af, maar mijn vraag is: is het nou in de geest van hoe we hebben afgesproken dat we dit wetsvoorstel willen behandelen? Dat is: laten we behandelen wat al voorligt, kijken wat er de komende weken nog komt en dan daarover spreken. Ik begrijp dat u een groot deel van uw spreektijd wenst te besteden aan de wet-Hillen. Dat mag natuurlijk. We bedrijven ook politiek. Maar mijn vraag aan u: is dit nou in de geest van wat we hebben afgesproken?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja voorzitter, ik dacht dat ik aan mijn begin van het betoog had aangegeven dat we de gelegenheid niet meer zullen krijgen om te praten over een nota van wijziging die er nu nog niet is. En als die er is, hebben we niet meer redelijkerwijs de kans om er nog over te praten.

De voorzitter:

Laat ik er even rustig naar kijken: de kans om erover te spreken is nog deze week, bij de regeringsverklaring. Er komen nog de Algemene Financiële Beschouwingen en er komt ook nog de nota van wijziging. Er zijn hierna dus nog drie gelegenheden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De Algemene Beschouwingen en de Financiële Beschouwingen met hun beperkte spreektijd voor mijn fractievoorzitter en mij bieden niet de gelegenheid om zo'n fundamenteel vraagstuk, in twee minuten, aan de orde te stellen. Bij de behandeling van het Belastingplan is het eigenlijk al veel te laat en zijn we al twee, drie weken verder.

De voorzitter:

Ik ...

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik begrijp uw vraag, maar u wilde mijn antwoord.

De voorzitter:

We hebben bij een wetgevingsoverleg geen limiet op spreektijden, zodat iedereen precies kan vertellen wat hij of zij wil. De plannen kunnen we dus zorgvuldig behandelen. Dat geldt ook hier, bij het Belastingplan. Als er een nota van wijziging komt, krijgt u alle kans om daar in de rest van het overleg iets van te vinden, al moeten we doorgaan tot in de nacht. Ik zal het niet afkappen, omdat we de regel hebben dat wetgevingsoverleggen zonder spreektijd zijn. Maar ik proef het ongemak bij de collega's van u, die langzamerhand denken: moeten we daar nou op reageren of niet? Mijn verzoek aan u is dus als volgt. Wilt u het misschien kort houden over de Wet-Hillen – u krijgt nog een aantal kansen om daarover te spreken – want dan kunnen we verdergaan met de voorstellen die we als Kamer wel hebben?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik begrijp uw opmerking en ik begrijp ook wel dat collega's daar wat moeite mee hebben, maar het gaat hier om een voorstel dat zo diep ingrijpt bij een kleine groep, dat ik niet bereid ben om daar overnight, zoals het kabinet daar dadelijk ook mee komt, aan het slot, buiten de Algemene Financiële Beschouwingen, misschien in de randen van de nacht van een volgend plenair debat, iets over te zeggen. Dat zou een paar dagen of de dag voor de stemmingen zijn, tenzij er een apart wetgevingsoverleg komt, waar ik overigens voor zal zijn. Ik wil op voorhand laten weten wat de 50PLUS-fractie van dit voorstel vindt. Ik heb aangegeven dat dit ook volgend jaar in het Belastingplan had gekund en dat ik niet overtuigd ben van de uitvoeringsproblemen. Dan moet u mij nu niet vragen om daar maar over te zwijgen, omdat ik daar anders pas op het laatste moment, om twee voor twaalf, toch nog wel wat over kan zeggen als mosterd na de maaltijd.

De voorzitter:

Even voor alle helderheid: niemand wil u hierover laten zwijgen. Dat hebben we net ook geconcludeerd in dat korte ordedebat. Iedereen staat het natuurlijk vrij om politiek te bedrijven. Daarvoor zitten we hier ook; dat weten we van elkaar. De vraag is of dit in verhouding staat tot de geest van dit overleg. Dat is mijn vraag aan u. Eigenlijk is het een retorische vraag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, als u goed luistert – het blijkt dat u dat doet – dan is het duidelijk dat wij die nota van wijziging überhaupt niet willen. En die nota van wijziging ligt er nog niet. Wij zijn hier op het voetbalveld en we staan niet ergens in de kleedkamer. Het spel is op de wagen. Vrijdagmiddag hebben wij officieel gehoord dat er een voorstel komt. We kennen het nog niet. Gelet op het feit dat het er nog niet ligt, lijkt het mij goed om het signaal te geven dat het er niet moet komen, daargelaten wat de Raad van State gaat doen. En als het er volgende week dan eindelijk ligt, dan is het tweede wetgevingsoverleg, waarin de Staatssecretaris aan bod komt, niet erg geschikt en moet er een derde wetgevingsoverleg komen. Dat is er wellicht pas een week later, vlak voor de plenaire behandeling en de stemming. Dat vind ik geen fatsoenlijke procedure. Ik roep in herinnering dat ooit de freule Wttewaall van Stoetwegen heeft gezegd: dit is gekkenwerk.

De voorzitter:

Mijnheer Van Rooijen, volgens mij heeft u uw punt wel helder gemaakt. Althans op mij komt het helder over. We hebben een procedure afgesproken en mijn verzoek is of u zich zo veel mogelijk aan de geest van die procedure wilt houden. Ik ga u hier niet verbieden om daarover het woord te voeren – dat wil ik niet en kan ik niet eens – maar ik denk wel dat u ermee recht zou doen aan de inzet en de verwachtingen van collega's.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar over een niet ingediend voorstel is door de premier – inmiddels hebben we Rutte III, toen was dat Rutte II – gezegd: het voorstel kwam niet van mij en het wordt ook te duur. Daarop interrumpeerde u mij en daar reageer ik nu op. U kunt het mij toch niet kwalijk nemen dat de Minister-President van kabinet-Rutte II dingen zegt, waarbij hij eigenlijk al voor zijn beurt spreekt, namelijk over Rutte III. Ik ga daarop in en verwijs ook even naar een officiële mededeling van vrijdagmiddag, en dan wordt mij gevraagd om nog twee weken mijn mond te houden. Dat doe ik niet!

De voorzitter:

Nee. Ik ben heel duidelijk: niemand verwacht dat u uw mond houdt. Dat heeft u ook niet gedaan. Het gaat alleen om de verhoudingen waarin we dit voorstel behandelen. Mijn vraag is of u wilt voortgaan met uw betoog, maar niet dan nadat ik het woord heb gegeven aan de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik heb toch even de behoefte om te reageren. Het betoog van de heer Van Rooijen begint natuurlijk een beetje op een filibuster over de wet-Hillen te lijken, maar ik wil wel aangeven dat ik daar geen moeite mee heb. Mijn fractie heeft andere opvattingen over de wijze waarop het eigen huis in de fiscaliteit behandeld moet worden, maar toch ben ik het met de heer Van Rooijen eens dat dit voorstel ook gaat over het vertrouwen van mensen in de politiek en over de wijze waarop de politiek met het eigen huis omgaat. Als u als voorzitter zegt dat de leden moeite hebben met de wijze waarop de heer Van Rooijen zijn betoog voert, wil ik gezegd hebben dat ik dat niet heb.

De voorzitter:

Dank aan de heer Snels. Ik geef het woord weer aan de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, dank. Het is wat lastig om het in te korten. Daar ben ik uiteraard graag toe bereid, want er komen nog wel gelegenheden om de zaak verder uit te diepen. Toch wil ik de essentie van het betoog voor het voetlicht brengen.

Het kabinet-Rutte III is door de 50PLUS-fractie al eerder het anti-ouderenkabinet genoemd. Dat wordt op de eerste dag al door de feiten gestaafd. Niet alleen Rutte II, maar nu ook Rutte III, beschouwt ouderen als tweederangsburgers die wel mee moeten betalen aan het zuur, maar die niet mogen genieten van het zoet. De vrijstelling van het eigenwoningforfait wordt de ouderen afgepakt. Het voorstel wordt goedgepraat met de lange overgangstermijn, maar dat is slechts een doekje voor het bloeden. Het is een soort goedmakertje dat het schrijnende karakter van het voorstel niet kan verhullen; het is een schaamlap. Bovendien weten de mensen dat de politiek met een handomdraai de overgangstermijn weer kan verkorten van 30 jaar naar 20 jaar of zelfs naar 10 jaar of 5 jaar. Ik hoef slechts te verwijzen naar de verkorting van de overgangstermijn bij de verlaging van het tarief waartegen de hypotheekrente kon worden afgetrokken. Dat werd gedaan door Rutte III – juist, ja! Zo'n toezegging van 20 jaar of in dit geval 30 jaar heeft de waarde van «een scheet in een netje», zoals de toenmalige PvdA-voorman Jaap Burger het ooit uitdrukte. De ouderen onder ons zullen zich die uitspraak herinneren.

Er is grote woede bij de mensen, en dat over een voorstel dat er nog niet eens is en pas over een jaar zal ingaan. Hoe is het mogelijk dat in Nederland alle partijen – kijk maar naar Maurice de Hond – een negatieve score geven aan dit voorstel? Zelfs de VVD doet dat; of misschien júíst de VVD, maar dan een beetje. Dat geeft toch aan dat de woede over een voorstel dat er nog niet eens is en pas over een jaar zal ingaan, heel groot is bij de mensen? Waarom doet men dit dan, zo vraagt mijn fractie zich af. 50PLUS heeft met de aanval op de aflosboete een bom gelegd die het kabinet zo snel mogelijk wil demonteren met het oog op de verkiezingen van de gemeenteraden in 2018. 50PLUS mag daar geen garen bij spinnen. De verlenging van 20 jaar naar 30 jaar, in een voetnoot, was al een vreselijke kniebuiging naar 50PLUS. Het verzet in de VVD- en de CDA-achterban mag niet te lang duren en niet verder toenemen. Bovendien zal afschaffen van de wet-Hillen bij het Belastingplan 2019, november volgend jaar, kort voor de verkiezingen van de provinciale staten zijn. Dat is al helemaal zelfmoord als men nu slechts een meerderheid van één zetel in de senaat heeft. Dat perspectief moet nu al een gruwel zijn voor met name VVD en CDA. 50PLUS concludeert dat het nieuwe kabinet nu al bang is voor de kiezer. Alles is politiek, zou ik willen zeggen. In dat geval is de wet-Hillen daarvan nu al de dupe.

De aflosboete is een gebroken verkiezingsbelofte rond de eigen woning. Het grote belang van de wet-Hillen van 2003 is dat de politiek en de wetgever kozen voor de burger. De voorgenomen afschaffing van de wet-Hillen getuigt van uitsluitend denken aan de schatkist, in plaats van aan de burger, iets wat toen wel gebeurde, maar nu dus niet. Dat vinden wij eigenlijk het meest zorgelijke aan de aflosboete.

Ik zal een paar punten heel kort aanraken. Er is schade voor de burger. Een kleine groep moet offers brengen voor een grote groep. Het gaat om 500.000 ouderen. Een onbetrouwbare overheid. Onduidelijke berekeningen. En nou komt-ie: het is ook regelrechte discriminatie tussen aflossingsvrije hypotheken, waarbij aflossing kan worden uitgesteld, en hypotheken met verplichte aflossing, waarbij dat niet meer mogelijk is. Hoe is dat te verdedigen? De gevolgen voor de woningmarkt zijn tot dusver op geen enkele manier in beeld gebracht.

Het eigen huis is om in te wonen. Het is een bezit en geen vermogen, zeker geen vrij vermogen. De vraag is of het eigen huis misschien zelfs gedefiscaliseerd zou moeten worden door het geheel uit de inkomstenbelasting te halen. Zolang de eigen woning deel uitmaakt van de inkomstenbelasting blijft de dreiging van een steeds zwaardere belasting op de eigen woning.

Voorzitter. Ik rond af.

De voorzitter:

Dank, maar dat doet u niet dan nadat de heer Van Weyenberg u nog een vraag heeft gesteld.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ben even in verwarring. Ik meen te moeten opmaken uit de inbreng van de heer Van Rooijen dat hij niet zo'n fan is van dit onderdeel van het regeerakkoord. Ik begrijp dat mensen zeggen: ik heb afgelost en nu vervalt volgens het regeerakkoord in 30 stapjes de wet-Hillen. Maar ik hoor de heer Van Rooijen steeds zeggen dat dit alleen ouderen raakt, maar zijn laatste punt over de discriminatie leek mij daarmee in tegenspraak. Ik denk overigens dat die laatste opmerking van de heer Van Rooijen klopt. Kan hij het volgende bevestigen? Als je nu 20 jaar of 25 jaar bent en je koopt een huis, dan moet je tegenwoordig aflossen. Vroeger was dat niet zo. Als we niets zouden veranderen aan de wet-Hillen zou je dan, net zo goed als ik, in aanmerking komen voor de wet-Hillen. Je kunt dus voor of tegen de wet-Hillen zijn, maar het idee dat die huidige jongeren niet zou raken, maar alleen ouderen, zoals de heer Van Rooijen lijkt te impliceren, kan ik niet helemaal volgen. Maar misschien heb ik hem verkeerd begrepen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Deze vraag is heel terecht. Die roept mijn opmerking uiteraard ook op. Het is waar dat degenen die nu verplicht aflossen, een ander regime hebben dan degenen die een aflossingsvrije hypotheek hebben. Ik heb erop willen wijzen – ik had dat anders nog even willen toelichten, maar dat zal ik nu niet doen – dat meer dan de helft van de hypotheken nu aflossingsvrij is. De heer Lennarts van de Rabobank heeft dat onlangs ook bekendgemaakt, maar dat zijn ook de feiten. Meer dan de helft van de hypotheken is aflossingsvrij. Dat betekent dat degenen die een aflossingsvrije hypotheek hebben, de aflossing nog steeds kunnen blijven uitstellen, zeker aan het eind van de rit, en daardoor aan de bijtelling kunnen ontkomen die er dadelijk komt door de afschaffing van de wet-Hillen.

Mijn punt was juist dat degenen die een verplichte aflossing hebben, in 30 jaar – het was aanvankelijk 20 jaar, en misschien wordt het straks wel 10 jaar – in de fuik lopen van de gevolgen van de afschaffing van de wet-Hillen. Op die mensen doelt de heer Van Weyenberg, heel begrijpelijk; dat zijn ook de jongeren, die alleen een hypotheek met een verplichte aflossing af kunnen sluiten. Mijn opmerking was juist bedoeld om aan te geven dat de jongeren en de werkenden op een andere manier worden behandeld dan degenen die een aflossingsvrije hypotheek hebben, maar die nog niet afgelost hebben.

Ik zou met de heer Van Weyenberg willen spreken over degenen die al afgelost hebben. Dat is de andere categorie. Dat zijn voornamelijk ouderen. De Staatssecretaris zal dat volgende week allemaal precies toelichten. Wij hebben daar ook vragen over gesteld, maar die zijn begrijpelijkerwijs nog niet beantwoord. Het gaat om een kleine miljoen bezitters van eigen woningen die van de wet-Hillen gebruikmaken. Naar schatting gaat het bij in ieder geval ongeveer de helft daarvan, 500.000 mensen, om ouderen. Volgens de KBO-PCOB zou het zelfs gaan om twee derde. Dat even in antwoord op de heer Van Weyenberg. Ik dank hem voor zijn vraag.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dan constateer ik dat, als je niets doet, in de toekomst eigenlijk iedereen die volgens het nieuwe regime de hypotheekrente kan aftrekken van zijn inkomstenbelasting, en dus aflost – want dat is tegenwoordig de eis – ook nog van de wet-Hillen zou kunnen profiteren, terwijl hij eigenlijk al afgelost heeft, en dat eigenlijk wel moet om die hypotheekrenteaftrek te krijgen. Ik vind de maatregel in die zin logisch. Dat zal de heer Van Rooijen niet verbazen. Maar ik ben blij met deze nuancering, want anders zou het beeld kunnen ontstaan dat dit vooral ouderen raakt. Volgens mij profiteren juist ook heel veel toekomstige gevallen, mensen die nu moeten aflossen, straks niet meer van de wet-Hillen. Dit heeft dus effect op verschillende generaties.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Als je het over generaties gaat hebben, wordt het altijd heel ingewikkeld. Ik heb geprobeerd een derde categorie te maken, naast de twee die ik noemde. Voor jongeren of mensen van middelbare leeftijd die een hypotheek met een verplichte aflossing hebben, betekent het dat het effect van de afschaffing van de wet-Hillen pas op heel lange termijn zichtbaar is, aangezien die hypotheek dan in de regel in 30 jaar moet worden afgelost, ook voor de jongeren. Het is dus niet zo dat degenen die morgen verplicht aflossen daardoor snel de hele hypotheek hebben afgelost. Daar mogen ze 30 jaar over doen. Jongeren van 25 zijn dus al 55 voordat ze de volle werking van de wet-Hillen voelen.

Ik heb het over de mensen die nu al veel ouder zijn dan 55, de ouderen. De overheid zei destijds tegen hen: wilt u alstublieft sneller aflossen? Hillen zei daarbij: dan kun je ook nog sparen voor je zorgkosten. Nu worden minstens 500.000 van die ouderen in één keer, met terugwerkende kracht, als een overval bij nacht, gestraft voor het feit dat ze keurig deden wat de politiek en de wet van hen verwachtten. Voor die mensen is er geen overgangsregeling en geen andere compensatie.

Laat ik het ten slotte nog zo zeggen: degenen die last hebben van de hypotheekrenteaftrekbeperking van Rutte III, de veel snellere afbouw van het hoge naar het lage tarief, worden als groep – let wel: ik zeg «als groep», niet individueel – integraal gecompenseerd door de verlaging van het eigenwoningforfait. De hypotheekrenteaftrekbeperking levert een fors bedrag op, zeg 1,5 miljard. Dat wordt door een verlaging van het eigenwoningforfait voor de mensen met schulden integraal gecompenseerd. En wat hebben we hier? De mensen die geen schulden hebben, krijgen per saldo een lastenverzwaring van 1 miljard. Met andere woorden: miljoenen Nederlanders met schulden krijgen een belastingverzwaring die volledig wordt gecompenseerd, terwijl de mensen die geen schulden meer hebben, onder wie 500.000 ouderen, worden gestraft met een grote belastingverzwaring die 1 miljard gaat kosten. Ik voorspel u: die overgangstermijn zal over een paar jaar al maximaal tien, zo niet vijf jaar zijn, net als bij de hypotheekrente nu. Dat is een onverdiende, onrechtvaardige zaak. Ik vind dat eigenlijk onbehoorlijk bestuur.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind de hoeveelheid energie die de heer Van Rooijen heeft bewonderenswaardig. Hij is hier heel duidelijk heel erg tegen. Ik denk dat je ook argumenten kunt aanvoeren die aantonen waarom het wat eerlijker is. Ik hoop van harte dat de heer Van Rooijen dezelfde energie zal hebben als maatregelen worden getroffen waardoor huurders worden geraakt en waarbij je juist zult zien dat de oudere die gewoon een aangepaste woning nodig heeft, echt tegen een plafond aan wordt gejaagd, terwijl daar de afschaffing van de wet-Hillen net niet valt. Want dat treft nog veel meer ouderen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Rooijen. Dit was geen vraag, maar volgens mij roept dit om een reactie.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor de opmerking van mevrouw Leijten. Mevrouw Leijten, maakt u zich geen zorgen. Als wij ons ergens zorgen over maken, dan is het over alle generaties, waaronder de ouderen. En als wij het over de ouderen hebben, hebben wij het niet alleen over de mensen in welke financiële omstandigheid dan ook, maar uiteraard ook over de ouderen met een laag inkomen en een huurwoning. Wij zullen elkaar in het debat wat dat betreft nog vaak gaan steunen.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is dan goed dat ik de heer Van Rooijen misschien gelegenheid heb gegeven om zijn inbreng wat te verbreden. Ik zou denken dat het nu is alsof 50PLUS het alleen opneemt voor degenen die hun huis hebben afbetaald, die 50+ zijn of misschien wel ouder en die een overgangsregime van 30 jaar krijgen. Kijk ik naar de huurverhoging en naar wat er in de afgelopen jaren is gebeurd, dan zie ik dat 50PLUS erg afwezig is geweest. Ik heb gezien wat er allemaal is gebeurd met de verschuiving van de lasten van het collectief naar bijvoorbeeld de zieke medemens. Ik vind dat 50PLUS ook daarbij behoorlijk afwezig is geweest. Laat dit een aansporing zijn voor de heer Van Rooijen om de energie die hij heeft en die ik bewonder, wat meer te spreiden over alle ouderen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dit vind ik een beetje een flauwe opmerking. Mij wordt al verweten dat ik één punt uit een breder debat licht en nu zegt mevrouw Leijten: u mag eigenlijk niet over één ding praten, want u moet over alles praten. Gelukkig geven de Algemene Politieke Beschouwingen en de Financiële Beschouwingen daar wel uitvoerig de gelegenheid voor. Mevrouw Leijten kan ervan verzekerd zijn dat de komende maanden en jaren niet alleen via mijn mond wordt gesproken over de situatie van de ouderen, alle ouderen, en al onze kinderen en kleinkinderen. Ik zal dat ook heel concreet doen bij voorstellen die wij bespreken, onder andere bij de voorstellen voor de verhoging van de btw van het lage tarief naar het hoge tarief. Samen met de SP, GroenLinks en de Partij van de Arbeid vormen wij daarvoor al een front. Dus maakt u zich geen zorgen. Het zal altijd en-en zijn: eigenwoningbezitter en huurder, alle onderwerpen op hun tijd en in samenhang.

De voorzitter:

Mijnheer Van Rooijen, u kunt verdergaan met uw betoog.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. Als u het goed vindt, wil ik nog even iets zeggen. Ik moet even kijken waar ik de papieren gelaten heb. Ik kan ze nu even niet vinden, maar dan doe ik het wel even uit mijn hoofd. Dat is ook niet zo moeilijk bij een beleidsarm belastingpakket.

De verzilveringsproblematiek is een problematiek die grote aandacht verdient. Collega Omtzigt heeft daar in het verleden ook uitvoerig op gewezen. Wij willen de Staatssecretaris nogmaals vragen hoe wij daarmee om moeten gaan. De stukken en de antwoorden die het CDA heeft gekregen, mevrouw Leijten, wijzen uit dat de ouderen bij de verzilveringsproblematiek de grootste slachtoffers zijn. Ongeveer een kwart van de ouderen kan geen gebruikmaken van de ouderenkorting en de heffingskortingen. Bij een tweepersoonshuishouden gaat het zelfs om meer dan € 600. Pas als je een pensioen hebt van € 3.500 – ik zeg het uit mijn hoofd – kun je volledig verzilveren. Voor een alleenstaande gaat het bij het niet verzilveren om € 200, maar gelukkig kan de alleenstaande al bij een pensioen van € 1.100 volledig verzilveren. Dit is een schrijnend probleem.

Een tweede punt is nu nog niet opgelost, maar wel in het regeerakkoord: de afbouw van de ouderenkorting. Ik ga er nu niet over spreken, maar sinds ik in de senaat zit heb ik grote steun van een aantal partijen, waaronder het CDA, gekregen voor een motie die pleitte voor de afbouw van de ouderenkorting, niet schielijk maar geleidelijk. De afbouw is nu een valluik: als je € 1 boven de grens zit, raak je € 1.300 netto kwijt. U moet het zich voorstellen: je hebt een inkomen van ruim € 35.000, vult je biljet keurig in en door een nieuw, heel klein pensioentje – je hebt er misschien wel drie – van € 7,40 per jaar, dat keurig in de computer gaat, wordt je inkomen met € 7,40 verhoogd. Dan krijg je een boete van € 1.300. Aan dat schrijnende onrecht – ik hoop dat ik het toch mag zeggen voor de ouderen – heeft het kabinet de afgelopen twee jaar niets gedaan, ondanks dat de motie is aangenomen. Net als andere moties die ik voor de ouderen indiende met andere partijen, werd deze motie door het motorblok van Partij van de Arbeid, VVD, GroenLinks en D66 bij voorbaat afgewezen, zij het dat deze moties dan toch de meerderheid haalden met de andere partijen. Wij zijn blij met wat er in het regeerakkoord staat. Op andere punten zullen we ook constructief zijn en blijdschap tonen waar daar sprake van is. Het nieuwe kabinet komt gelukkig met een afbouw van de ouderenkorting, zij het dat – en daar gaan we weer – die afbouw heel schraal wordt, terwijl de afbouw van de arbeidskorting 3% per jaar is. Bij de ouderenkorting gaat dat met een tempo van 15% per jaar. Die wordt in de range tussen € 35.000 en € 46.000 afgebouwd, terwijl er bij de arbeidskorting een veel langer traject is. Daar zullen wij uiteraard op terugkomen.

Een ander punt dat hier, en uiteraard ook in de senaat, eerder gespeeld heeft, is de ouderentoeslag. Dat is weer een voorbeeld van hoe de ouderen fiscaal altijd als tweederangsburgers worden behandeld. Ik kwam net in de senaat en had het maar net in de gaten toen de ouderentoeslag in een belastingplan zat maar pas een jaar later in werking zou treden. De parallel met de wet-Hillen dringt zich op, maar om een heel andere reden. De ouderentoeslag was voor mensen met een beperkt vermogen en een heel laag inkomen een stuk vrijstelling van vermogen. In de Tweede Kamer hebben fracties, waaronder het CDA, tot mijn vreugde er alles aan gedaan om schrappen ervan voorkomen. Dat is niet gelukt, niet in de Tweede Kamer en niet in de Eerste Kamer. In de regeling voor dit jaar werden, als gevolg van het schrappen van de ouderentoeslag, ineens een aantal ouderen met een klein vermogen als rijk beschouwd. Die hadden nu ineens tweeënhalf ton vermogen terwijl het daarvoor nul was. Het lijkt op het «wel of geen bijtelling» van de wet-Hillen. Het betekent dat hun toeslagen aanzienlijk zouden worden teruggebracht. Men heeft twee jaar later eindelijk in de gaten waarvoor wij toen al hadden gewaarschuwd: als gevolg van het schrappen van de ouderentoeslag zouden de huur- en zorgtoeslag dalen. Dat gaat men nu gelukkig repareren. Overigens merk ik daarbij op dat als je de wet-Hillen afschaft, je een fictieve bijtelling in je inkomen krijgt, wat ook gevolgen zal hebben voor de zorg- en huurtoeslag. Die gevolgen zullen moeten worden gerepareerd. Ik zal daarover later intensief discussiëren met de Staatssecretaris. Dat wat betreft de ouderentoeslag, die dus met 180 miljoen aan lastenverzwaring wordt doorgevoerd.

Ik heb nog een punt over de kleine bijtelling bij de wet-Hillen. We hebben nu al een regeling waarbij de renteaftrek tegen een lager percentage plaatsvindt dan de bijtelling van het inkomen voor de eigen woning. Door het dalende aftrektarief heeft dat tot een kleine bijtelling geleid. Dat is toch wel heel raar. Het CDA heeft er een paar jaar geleden al een amendement over ingediend en er onlangs nog vragen over gesteld. Wij vragen de Staatssecretaris of daar alsnog iets aan gedaan kan worden. Wij zullen daar volgende week uiteraard op terugkomen.

Een ander, soortgelijk probleempje betreft box 3. Doordat een progressief tarief is ingevoerd bij box 3 kan het indirect voor de tweede, buitenlandse eigen woning, vanwege het progressievoorbehoud, komen tot een bijheffing in Nederland. Dat lijkt mij in strijd met de belastingverdragen die de belastingheffing op een woning uitsluitend toewijzen aan het land waar het vastgoed gevestigd is.

Voorzitter. Ten slotte twee zaken die toch van belang zijn. De eerste vind ik de belangrijkste; ik kijk ook even naar collega Bruins, die daar ook aandacht voor zal vragen, denk ik. Er is een zogenaamde getto-uitkering. Ik ben daarover benaderd door de mensen die het raakt. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld. Het antwoord van de Staatssecretaris was dat de getto-uitkering in Nederland gewoon wordt belast. In Duitsland is die vrij, maar in Nederland wordt die belast. Ik zal verder geen formele aanduiding geven van waarop de belastingheffing in Nederland dan zou rusten, want dan zou ik een nogal pijnlijke verwoording moeten gebruiken. Ik wil de Staatssecretaris alleen vragen om nogmaals te kijken of hij die zogenaamde getto-uitkering uit de inkomstenbelasting kan halen.

Ten slotte. Er zijn 61.000 ouderen – daar gaan we weer – die door de wijziging van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland in een keer een forse Nederlandse belasting moeten gaan betalen. Het betreft de mensen met kleine pensioenen tot € 15.000. Belastingheffing hierover is aan Nederland toegewezen, dus zij moeten daar fors over gaan betalen, meer dan destijds bij de verdragswijziging was bedoeld, voeg ik daaraan toe. In die zin zijn het dus nieuwe ontwikkelingen, van daarna. Ik vraag de Staatssecretaris om hier nog eens goed naar te kijken. Ik verwijs daarbij naar de antwoorden die de Staatssecretaris heeft gegeven op vragen van de SP.

De heer Nijboer (PvdA):

Allereerst mijn complimenten aan de heer Van Rooijen. Laat u de mond niet snoeren, zou ik zeggen. We zijn een parlement en de wetgeving die nu voorligt is rommelig genoeg, dus ik vind het goed dat u gewoon de ruimte neemt om uw punten te maken. Ik heb wel één vraag over de voorstellen die nu voorliggen. U heeft ervoor gekozen om daar inhoudelijk – het is een boel techniek – niet heel veel over te zeggen. Kan ik daaruit afleiden dat het Belastingplan zoals het nu voorligt, dus zonder al die zaken die nog zijn aangekondigd, de steun heeft van de 50PLUS-fractie?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Doordat ik uitvoerig moest stilstaan bij iets wat nog niet op tafel ligt, maar te laat op tafel komt, heb ik mij wat moeten beperken. Ik geef nog geen oordeel over het hele Belastingplan. Ik heb al gezegd dat wij de verhoging van de vermogensvrijstelling, alsmede de berekening van het rendement zullen steunen. Dat is duidelijk. Wij zullen bij het volgende wetgevingsoverleg maar met name bij het plenaire debat ook op andere zaken ingaan. Dat zijn de keuzes die wij maken. Wij hebben ervoor gekozen om de afschaffing van de wet-Hillen nu al voor het voetlicht te brengen, maar wij zullen de diverse specifieke voorstellen uitgebreid behandelen in het plenaire debat, waarin ook onbeperkte spreektijd is. Daar zal ik dat uitvoerig doen, maar ik ben blij met de vraag van de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Natuurlijk maken we pas aan het einde van een debat onze eindafweging over een wet; anders hebben antwoorden ook geen zin. Maar het is wel gebruikelijk dat je in de eerste termijn, als zo'n wet voorligt, je zorgen en je hoofdpunten voor het voetlicht brengt. Ik kan me goed voorstellen dat de heer Van Rooijen de afweging heeft gemaakt dat de wet-Hillen zo belangrijk is, dat hij daar zijn spreektijd aan wil besteden – dat vind ik ook heel legitiem – maar dat betekent denk ik wel dat hij op de andere onderdelen geen fundamentele of heel grote bezwaren zal hebben. Of komen die volgende week dan toch in een keer om de hoek kijken? We voeren een debat, dus dat moeten we wel een beetje weten. Ik ben niet eens een coalitiepartij, maar ik ben als collega wel nieuwsgierig wat u hiervan vindt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik zal daar volgende week maandag, bij het tweede wetgevingsoverleg, op terugkomen, want ik begrijp de vraag van de heer Nijboer volkomen. De tweede termijn van de Kamer, na het antwoord van de Staatssecretaris, geeft daar ook ampel tijd voor. Ik zeg hem toe dat we dat ook in het plenaire debat zullen doen. Ik heb al wel een aantal zorgen geuit. Ik heb ook aangegeven dat wij amendementen zullen indienen. Die zijn al in bewerking en hebben onder andere betrekking op de ouderenkorting en de ouderentoeslag. In die zin heb ik er al over gesproken. Ten slotte – dat wil ik hier dan ook wel alvast melden – zullen wij ook een amendement indienen over de Bosbelasting, de zogenaamde houdbaarheidsbijdrage die een paar jaar geleden is ingevoerd omdat men vond dat ouderen op de een of andere manier anders behandeld moesten worden.

Als dat mag, wil ik daar nog wel een vraag aan de Staatssecretaris aan toevoegen. Die was ik vergeten toen ik even de overstap maakte. Kan hij volgende week ook nog een keer uitdrukkelijk toelichten hoe het drieschijventarief voor de 65-plussers zal werken. We krijgen een tweetaks, maar voor de ouderen is er een drietaks. Ik kom iedere dag mensen tegen. Ik was zaterdagavond bij Willem II-Ajax en daar zijn veel ouderen bij aanwezig. Dan wordt er in de rust en daarna door al die mensen gevraagd: hoe zit het nou, mijnheer Van Rooijen, gaan wij nu 38% betalen over de eerste € 36.000? Toen heb ik gezegd: nee, maar dat staat wat onduidelijk in het regeerakkoord in een zinnetje tussen haken. Daarin staat: nota bene met behoud van het tarief van de eerste en tweede schijf voor de AOW'ers. Daarbij is overigens niet bekend wat de precieze inkomensgrenzen van die schijven zijn. De Bosbelasting ging in bij de overgang van de tweede naar de derde schijf. Die zijn weg. Dus nu zal de Bosbelasting betekenen dat de mensen, de ouderen – daar gaan we weer: alweer alleen de ouderen – met de Bosbelasting veel sneller naar het toptarief fietsen. En dat is geen topinkomen, maar een inkomen van € 67.000.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ben gewoon even geïnteresseerd in wat de heer Van Rooijen vindt over het Belastingplan dat nu voorligt. De 50PLUS-fractie heeft geen inbreng geleverd bij de schriftelijke vragen rondom dit Belastingplan. Er was weinig inbreng, zal ik maar zeggen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, wel inbreng!

De voorzitter:

Dat is een feitelijkheid, dat kunnen we gewoon nagaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Nou, de regering bedankt in de eerste regel van de beantwoording voor de vragen, maar daar zitten weinig vragen van 50PLUS bij. Laat ik het dan zo zeggen. Ik zou gewoon graag van de heer Van Rooijen willen horen hoe hij denkt over de btw op geneesmiddelen die van 6% naar 21% gaat, over het afschaffen van de inkeerregeling en over de maatregelen rondom de schenk- en erfbelasting, zodat wij een idee hebben hoe hij tegenover deze drie – mwah – niet zulke kleine punten uit het Belastingplan staat.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Net zoals ik over mijn eigen spreektekst ga, ga ik over mijn eigen vragen. Ik vind niet dat de heer Omtzigt een waardeoordeel moet hechten aan het aantal en nog minder aan de kwaliteit van de vragen. We hebben wel degelijk vragen gesteld. Daar gaan we ook bij de beantwoording, voor zover we die hebben gekregen, in plenair verband verder mee. We hebben een gigantisch aantal vragen gesteld die niet beantwoord zijn. Daar heb ik begrip voor, omdat ze eigenlijk een ander voetbalveld raken, als u begrijpt wat ik bedoel. Wij hebben bij de Miljoenennota en bij de MEV maar ook bij de begroting van Sociale Zaken waarin het over de koopkracht gaat, 72 vragen gesteld, mijnheer Omtzigt. Ik heb ze hier voor me. Alleen al bij de begroting van Sociale Zaken, omdat daar de koopkracht onder valt! Die stel ik dus niet bij het Belastingplan.

Ik zal nog even concreet ingaan op de door u genoemde punten. Wij steunen – je kunt ook zeggen: wie zwijgt, stemt toe – de geneesmiddelenkwestie. Als ik over zaken niet spreek, betekent dat in dit geval dat wij daar als regel positief tegenover staan, al zal dat niet voor alles gelden, omdat we uiteraard nog een tweede ronde en een plenair debat krijgen.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat is helder. Er is dus steun van 50PLUS voor de btw op geneesmiddelen, de inkeerregeling en de schenk- en erfbelasting. Dat had ik niet begrepen. Dus dank voor dat heldere antwoord.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb geantwoord op de vraag over de geneesmiddelen. Ik heb inderdaad gezwegen over de andere twee punten. Dat betekent echter niet zonder meer dat we daar geen opmerkingen over hebben.

De heer Omtzigt (CDA):

Dit is natuurlijk wel het debat. De regering legt een aantal beleidsvoorstellen voor. Daar kun je het wel of niet mee eens zijn. We hebben net een aantal beleidsvoornemens gehoord waar de heer Van Rooijen het niet mee eens is. Dat is heel helder. Maar het is wel handig om een indicatie te hebben van de mening van 50PLUS over het afschaffen van de inkeerregeling of de maatregelen in de schenk- en erfbelasting. Dat zijn onderwerpen die 50PLUS normaal gesproken aan het hart gaan. Ik ben bewust gaan zitten op punten zoals de btw op geneesmiddelen, waarvan ik dacht: daar zal ik de 50PLUS-fractie wel over horen. Kunnen wij gewoon een indicatie krijgen van wat 50PLUS na een paar weken voorbereiding van die punten vindt?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik vind het heel boeiend om te zien hoe intensief collega Omtzigt de standpunten van 50PLUS wil weten. Dat is in het verleden weleens anders geweest, maar dat even terzijde. Als ik geen vragen stel, betekent dat in de eerste plaats dat ik daartoe geen aanleiding zie. In de tweede plaats betekent het natuurlijk nog niet dat ik al een eindoordeel heb, al geef ik erbij aan dat als ik ergens geen vragen over stel, u de indruk mag krijgen dat wij in beginsel een positieve grondhouding hebben.

De heer Snels (GroenLinks):

De belastingvoorstellen betreffen een scala aan maatregelen met heel veel techniek. Ik begrijp dus dat 50PLUS die voorlopig voor een deel even links laat liggen. Ik ben wel verbaasd over het volgende. Ik zoek daar ook een opening. Ik heb zelf moeite met de voorstellen waardoor de btw op genees- en hulpmiddelen omhooggaat en er enige overshooting bij het wetsvoorstel zit. Ik zou het wel fijn vinden om met 50PLUS in gesprek te kunnen om te bekijken of we hier nog aanpassingen kunnen doen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dit is nou weer een heel constructieve discussie tussen collega's. Voorstellen van de zijde van welke fractie dan ook, dus ook van GroenLinks, zullen wij heel positief bejegenen. Ik sluit ook niet uit dat wij nog een eigen voorstel maken, maar ik ben blij te horen dat collega's ook mij vragen om positief mee te denken bij voorstellen die zij nog zullen doen. Enige uitputtendheid heb ik hier vandaag niet willen betrachten, zoals u hebt gemerkt.

De heer Snels (GroenLinks):

Dus als ik het goed begrijp, is de steun die u net gaf aan de verhoging van de btw op genees- en hulpmiddelen dan toch weer een klein beetje teruggetrokken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik moet het dan misschien nog duidelijker zeggen. Wij steunen dit voorstel over de geneesmiddelen. Dat steunen wij. Dat betekent niet dat er geen wijzigingen aan de orde kunnen komen, wellicht van fracties, wellicht van het kabinet. Dat wachten we allemaal af voor het debat dat we hebben. Op dit moment hebben wij geen vragen over het voorstel, omdat de technische onderbouwing voor ons duidelijk is.

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Edgar Mulder.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ik ga het niet hebben over de wet-Hillen, maar dat is zeker geen reactie op of kwalificatie van de bijdrage van de heer Van Rooijen; verre van dat zelfs. Binnen de PVV houden wij van passie binnen de politiek. Ik moest vanochtend constateren dat het eerste onderwerp wat technisch was, maar zeker na de bijdrage nu en de interruptie van mevrouw Leijten daarop snap ik niet dat mensen mij hebben voorspeld dat dit een heel saaie, technische commissie zou zijn. Ik vind het hartstikke leuk tot dusver.

Dat gezegd hebbende: de gemiddelde burger in Nederland begrijpt weinig tot niets van het belastingstelsel, en dat ligt niet aan de burger. Er zijn veel te veel regels, toeslagen, kortingen et cetera. Helaas komen er ook met dit Belastingplan weer wat bomen in het bos bij. Het vorige Belastingplan was nogal uitgebreid. Het huidige is in verhouding dunnetjes. Onder de streep is het resultaat echter toch hetzelfde: de gewone Nederlander schiet er weinig tot niets mee op. Een tientje hier, een paar euro's daar, maar de Nederlander die de afgelopen jaren heeft mogen boeten voor de EU- en bankencrisis krijgt nog steeds geen echte compensatie. We mogen toch ook constateren dat de Nederlander die koopkracht heeft moeten inleveren om de massa-immigratie te betalen, nog steeds in de kou staat. Want qua koopkracht schiet hij er in dit Belastingplan dus niet veel mee op. Ik geef een paar voorbeelden. Een alleenstaande die € 30.000 per jaar verdient, gaat er € 4 per maand op vooruit. Een gezin van tweeverdieners met twee kinderen, waarvan de een € 45.000 bruto per jaar verdient en de ander € 25.000, gaat er € 11 per maand op vooruit. Er gaan ook mensen op achteruit, zoals mijn buurman al vertelde. AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen hoger dan € 15.000 gaan er bruto per jaar op achteruit.

Voorzitter. Het belastingpakket voor 2018 bevat verder geen echte belastingverlaging. Er komt geen herziening van de vermogensrendementsheffing en er komt geen einde aan de absurde belastingdruk op de middenklasse. Er wordt dus wederom niets gedaan aan het feit dat iemand die door hard werken zijn brutoloon ziet stijgen, er bijna niets aan overhoudt. Wel krijgen wij een verlenging van één jaar van de verhoogde aftrek voor giften aan culturele instellingen. Nou, jippie!. Daar zal Jan Modaal in Gouda blij van worden.

Voorzitter. Ook dit Belastingplan laat zien dat Rutte niets doet voor de middenklasse. En dan moet Rutte III nog komen. Wij hebben allemaal de plannen kunnen lezen en vandaag ook het een en ander gehoord. Daarmee wordt voornamelijk aangegeven dat dit Belastingplan een heel beperkte houdbaarheidsdatum heeft. Toch gaat de PVV, zoals in de commissie besproken, vandaag slechts dit Belastingplan bespreken.

Voorzitter. Rutte II begint in dit Belastingplan met de constatering dat uitkeringsgerechtigden en ook gepensioneerden erop achteruit dreigen te gaan. Daarom treft men een aantal reparatiemaatregelen. Dat is hartstikke goed en dat is mooi, maar waar blijft nu de reparatie van het grootste ongemak, van de grootste fout in ons belastingstelsel? Ik heb het over de sterk oplopende marginale druk. Vorig jaar werd hier bij de bespreking van het Belastingplan geconstateerd dat de marginale druk in de inkomstenbelasting enorm oploopt. Voor een modaal inkomen van € 36.000 liep die op van 42% in 2013 naar 49,19% in 2017. Ook de Minister moest in april van dit jaar toegeven dat de gemiddelde marginale druk – de gemiddelde dus – al was opgelopen tot 50%. Voor een paar honderdduizend Nederlanders is het zelfs al 64%. Dit betekent dat iemand met een minimumloon – ik heb het over cijfers van 2017 – van € 20.000, die het met hard werken lukt om een modaal inkomen te gaan verdienen, er weliswaar bruto € 16.000 op vooruitgaat, maar netto nog geen € 4.000; in totaal € 3.856. Hoezo «werken moet lonen», vraag ik de Staatssecretaris.

Dit is vaker besproken. Dit is uitgezocht. Dit is nagerekend, ook in deze commissie. Vorig jaar wilde iedereen beterschap. Vooral D66 en het CDA wilden iets veranderen. Wij constateren vandaag dat in ieder geval in dit Belastingplan er niets veranderd is. Dus verwacht de PVV vandaag voorstellen van de nieuwe coalitie. Wij kunnen hier vandaag namelijk alles wijzigen. De mensen die het vorig jaar wilden wijzigen, zitten nu aan de knoppen. Ik hoop dat er vandaag voorstellen komen. Tot nu toe heb ik ze nog niet gehoord.

Dan nog een fout, die vorig jaar ook is besproken. Een van de belangrijkste spelers in deze commissie wil ik quoten, te weten de heer Van Dijck. Hij zei vorig jaar: «Een koppel dat samen een modaal inkomen verdient, heeft per maand € 600 meer te besteden dan een kostwinner met hetzelfde salaris. Hoe eerlijk is dat?» CDA en ChristenUnie waren het vorig jaar volledig met de PVV eens dat dit niet eerlijk was. De overheid moest inkomen naar draagkracht belasten. Dan de getallen voor dit jaar. Een gezin waarin één kostwinner € 40.000 verdient, betaalt komend jaar € 8.517 meer belasting dan een tweeverdienersgezin waarin diezelfde € 40.000 gezamenlijk wordt verdiend. Dus je betaalt € 8.517 meer, terwijl je als gezin hetzelfde inkomen hebt. Weer stel ik dus dezelfde vragen. Ik wacht op voorstellen, in ieder geval van het CDA en de ChristenUnie, om dit vandaag, hier en nu, te wijzigen, want wij kunnen dat nu oplossen. Zij zitten nu aan de knoppen.

Verder nog wat vragen en opmerkingen over een aantal specifieke punten, het inkomensbeleid bijvoorbeeld. Voor een deel zijn de vragen al gesteld, maar ik wil dat toch overdoen. Waarom wordt het verschil in heffingsdruk voor alleenstaanden en samenwonenden vergroot? De algemene ouderenkorting stijgt met € 115, maar voor de alleenstaande oudere daalt de alleenstaande ouderenkorting met € 19 per jaar. Het is gewoon een vraag.

En twee, nog een vraag. Waarom is er bij de algemene heffingskorting en bij de arbeidskorting sprake van een geleidelijke afbouw naarmate het inkomen bepaalde grenzen overschrijdt, maar valt de ouderenkorting direct terug van € 1.418 naar € 72 zodra het verzamelinkomen € 1 meer is, in dit geval dan dus € 36.057?

Dan de kansspelbelasting. Wij als PVV snappen niets van het plan om het tarief voor de kansspelbelasting tijdelijk te verhogen. Tijdelijk. Er is een gezegde, voorzitter: niets is zo permanent als een tijdelijke belastingverhoging. Wij krijgen al jeuk van het woord «tijdelijk», omdat we met zijn alleen wel weten dat dit waarschijnlijk niet meer ongedaan wordt gemaakt. Maar het voornaamste is: klopt onze constatering dat het probleem waarom dit moet worden ingevoerd, is veroorzaakt door onszelf, de politiek? En vindt de Staatssecretaris het dan terecht dat de branche gaat betalen voor het feit dat de politiek te traag is met de behandeling van de voorstellen? Ik hoor graag uw reactie.

Dan nog een opmerking. Als een meerderheid hier aan tafel doorzet dat anderen moeten betalen voor onze eigen onkunde, dan hoop ik wel dat er een meerderheid is om het woord «tijdelijk» te vervangen door een harde einddatum.

De heer Omtzigt wil natuurlijk ook heel graag weten, kan ik mij zo voorstellen, wat wij vinden van de aanscherping van de definitie van geneesmiddelen. Ik hoor hem dat bevestigen. Ik ga dat nog niet vertellen, maar ik ga daar wel een vraag over stellen. Het plan om de definitie van geneesmiddelen aan te scherpen met de vereiste van een handelsvergunning, zorgt ervoor dat een groot aantal van de zelfzorgproducten per 1 januari duurder worden. Ze gaan namelijk van 6% naar 21%. Wij als PVV willen graag weten hoe dat zich verhoudt met de homeopathische middelen. Blijven middelen met een homeopathisch nummer na implementatie van het Belastingplan 2018 onder het verlaagde tarief of gaan ze ook naar 21%? Die vraag hebben wij eerder gesteld en we kregen daarop heel veel woorden terug, maar geen antwoord. Dus ik probeer het hier opnieuw, nu de Staatssecretaris hier zit. Een heel simpele vraag: wat wordt het btw-tarief van homeopathische middelen na implementatie van het Belastingplan 2018?

Over de zeeschepen het volgende. Wij vinden dat een bar slecht voorstel en je zult maar op de Waddeneilanden wonen en afhankelijk zijn van veerdiensten! Nu weet ik wel dat er staat: niemand hoeft dit door te belasten, maar het lijkt mij toch vrij logisch dat bedrijven hun lasten doorberekenen aan de eindgebruiker. Ik vind het droevig om te moeten constateren dat de regering niet eens poogt om dit voorstel te beargumenteren. Het is een wetswijziging als gevolg van een aanmaning van de Europese Commissie. Mij lijkt dat Nederland weer eens het braafste jongetje van de klas wil zijn. Als je dan als kabinet ter vergelijking andere landen noemt die ons als voorbeeld kunnen dienen, wilt u dan voortaan alstublieft niet Griekenland als voorbeeld noemen? Als er één land is waar ze echt geen belasting heffen, dan ... Ik hoor mijn buurman Nijboer zeggen dat ze er veel eilanden hebben, en heel veel veerboten hebben ze waarschijnlijk ook, maar hoe dan ook: het lijkt mij dat de EU direct verantwoordelijk is. Als wij dit aannemen, drinkt Juncker er nog eens een borrel op, of in zijn geval een fles of twee.

Wat betreft de belasting op milieugrondslag: er wordt ook weer tijdelijk een verhoging van de tarieven energiebelasting aangekondigd. Weer dat woord «tijdelijk». Er wordt gesteld dat er geen sprake is van lastenverhoging, omdat de lastenverlagingen van ODE gelijk zouden zijn aan de verhoging van de genoemde tweemaal 200 miljoen euro. Hoe verklaart de Staatssecretaris het dan dat de burger netto onder de streep voor zijn energierekening wel steeds meer moet betalen? Van € 70 in 2018 gaat het bedrag naar rond de € 200 in 2020. Voorzitter, ik zou het op prijs stellen om een antwoord te ontvangen met een onderbouwing en een overzicht van alle belastingheffingen en prijzen die betrekking hebben op de energie.

Dan komen we op het andere wetsvoorstel met overige fiscale maatregelen. Daarin staan heel veel maatregelen met, gek genoeg, weinig effecten. Toch heb ik enkele vragen en opmerkingen. Ik heb de verlenging van de geldigheidsduur van de multiplier genoemd. Die verhoogde giftenaftrek is de PVV een doorn in het oog. Je hebt het over een verhoogde giftenaftrek wanneer je schenkt aan culturele anbi-instellingen. Je hebt het dan helaas ook over heel veel islamitische instellingen, zoals vorig jaar de Islamitische Universiteit Europa. Dan heb je het dus over fraude; alleen al in die nepschool in Rotterdam werd voor 8,5 miljoen euro gefraudeerd. Het is gewoon een slechte maatregel en de PVV staat hierin niet alleen. De staf van de Staatssecretaris bracht een rapport uit waarin gezegd werd dat het een moeilijk te handhaven aftrekpost was: arbeidsintensief, zeer tijdrovend, gecompliceerd en nog onduidelijk. Graag wil ik een uitleg. Waarom moet deze maatregel die slecht werkt en weinig tot niets oplevert, toch worden verlengd? Je hebt dan de kans. Laat deze dan ook aflopen.

Dan nog iets over de toepasbaarheidskorting voor alleenstaande ouderen in de loonheffing. Nederland heeft een aantal volksverzekeringen. De AOW is er een van. Deze is ingevoerd onder Drees en een teken van beschaving. Deze verzekering is opgebouwd voor en door Nederlanders. Iedereen die in Nederland woont of werkt, is automatisch verzekerd. Maar als je minder dan een jaar verzekerd bent, kun je geen AOW krijgen. Ik vraag de Staatssecretaris of het klopt dat nu het voorstel er ligt om ook ouderen die niet minimaal een jaar in Nederland hebben gewoond, voor hun 65ste alleenstaandeouderenkorting te geven? Dus klopt het dat mensen die hier niet voor hun 65ste hebben gewoond, ook de alleenstaande ouderenkorting zullen krijgen? Dit zal dan gebeuren – het was even zoeken voor ons – via de aanvullende inkomensvoorziening ouderen. Die is ingevoerd in 2015 als onderdeel van de Participatiewet. Als het klopt wat wij gelezen hebben, wat kost dan deze maatregel? Wat kost deze verhoging? Het betreft nu schijnbaar zo'n 2.000 mensen onder wie heel veel mensen uit Syrië en Irak. Maar hoeveel komen er de komende jaren? Krijgen die dat ook allemaal? En hoeveel heeft u daarvoor gereserveerd? Dat wil ik graag van u horen.

Als laatste de wijziging van de Wet op de omzetbelasting. Ik doel op de landbouwregeling. Het doel van deze wet is het afschaffen van de btw in de Wet op de omzetbelasting 1968. Voor de kijker thuis die toevallig niet weet wat er in deze wet uit 1968 staat: in deze wet staat een speciale regeling voor boeren omdat men ze niet wilde verplichten een btw-administratie te voeren. Volgens het kabinet hebben alle boeren nu een ICT-studie gehad, werken ze met drones en zo en kunnen ze dat allemaal wel bijhouden en betalen. Dat is allemaal goed en wel, maar onder de streep klopt dat natuurlijk niet voor alle landbouwers en is dit gewoon een ordinaire lastenverzwaring. Die raakt enkele duizenden boeren en ook de paardensector. De belangrijkste vraag die ik wil stellen, is wat de noodzaak is om nu deze wijzigingen aan te brengen. Welk probleem lost dit nu op?

Als tweede hierover; er komt 22 miljoen vrij en de regering wil die besteden aan de ruilvoetproblematiek. Is het niet veel beter om die 22 miljoen te handhaven voor de land- en tuinbouw zelf?

Als laatste – ik wil hiermee aansluiten bij de heer Van Rooijen, maar het is een beetje een moeilijk onderwerp – wil ik eigenlijk ook wel steun uitspreken om iets te doen aan die getto-uitkering c.q. kinderarbeidregeling, maar daar komen we later op terug.

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Ik dank de heer Mulder. Voordat we naar de heer Nijboer gaan, schors ik de vergadering tien minuten.

De vergadering wordt van 14.26 uur tot 14.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Dit is de eerste termijn van de Kamer over het Belastingplan 2018. Ik geef graag het woord aan de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een paar algemene opmerkingen. Ik zal het voor de collega's niet te lang maken. Ik zal voornamelijk spreken over het voorliggende Belastingplan.

De algehele fiscale keuzes van het kabinet laten zich nog het best samenvatten met het motto «multinationals boven mensen». De Vpb wordt verlaagd en de dividendbelasting wordt afgeschaft. Daar hebben alleen beleggers iets aan en je krijgt er helemaal geen reële werkgelegenheid door. De btw wordt verhoogd voor het midden- en kleinbedrijf en er worden oneerlijke keuzes gemaakt. Ik zei het al: multinationals gaan boven mensen, vermogenden boven uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden en kopers boven huurders. De woningcorporaties krijgen straks nog een Vpb-heffing van meer dan 400 miljoen voor de kiezen als we niet uitkijken. Daar komen wij de komende jaren nog volop over te spreken. Als klap op de vuurpijl is er geen enkel effect op werk. De afgelopen jaren hebben we heel veel discussie gehad over het fiscale stelsel. Verschillende partijen in de Kamer stonden vooraan en zeiden: fiscale hervormingen moeten werk opleveren, elke lastenverlichting moet werk opleveren. Maar nu zien we in de doorrekeningen van de kabinetsplannen nul komma nul – dat is op zichzelf een prestatie van formaat – effect op werk. Dat komt door bewuste keuzes. Multinationals, vermogenden en beleggers, daar kiest het kabinet voor. Dit was mijn introducerende opmerking. Ik ga nu in op het Belastingplan.

Wij staan als PvdA-fractie grosso modo positief tegenover het Belastingplan. Dat neemt niet weg dat ik op een heel aantal punten nog wel amendementen zal indienen en vragen heb die, als ze niet goed worden beantwoord, van amendementen worden voorzien. De regering kan natuurlijk altijd met een nota van wijziging komen. Ik roep de regering daartoe op.

Ik begin met het koopkrachtbeeld. Als de PvdA alleen had geregeerd, had het er natuurlijk nog anders bij gestaan. Maar door een demissionair kabinet zijn er honderden miljoenen extra uitgetrokken voor mensen die op achterstand zouden komen te staan, voornamelijk uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden, de lagere inkomens. De PvdA-fractie steunt dat. Wij vinden dat goede keuzes. Daarvoor worden heffingskortingen en ouderenkortingen verhoogd. Dat zijn keuzes die de PvdA-fractie steunt.

Ten aanzien van de bedrijfsbelastingen hebben we wel zorgen. Daar zijn gaten te over. Afgelopen week was er weer het bericht dat 400 miljoen dreigt weg te lekken bij de fiscale eenheid. Daar zijn uitgebreide debatten over gevoerd. Mijn collega Groot heeft dat de afgelopen jaren gedaan. Er is ook veel voor gewaarschuwd: dit is wel een typisch Nederlandse constructie, is die niet fragiel, loopt die niet leeg? Dat lijkt nu toch te gebeuren. Vanochtend hadden we al het debat over de coöperatie, ook zo'n Nederlandse vinding. Het is op zichzelf een mooie rechtsvorm om samen wat te produceren, maar in de fiscaliteit is het toch een behoorlijke ellende. En je kon erop wachten dat dat tot constructies leidde. Ook op het zogenaamde 10a Vpb-onderdeel – ik probeer meestal ook begrijpelijk te spreken, maar dat valt niet mee in de fiscaliteit – dat gaat over leningen die je eigenlijk van jezelf hebt, wordt volop geacteerd. Ik vraag de Staatssecretaris om in zijn eerste termijn in te gaan op de problemen bij de leegloop van bedrijfsbelastingen met allerhande constructies. In het regeerakkoord staan daar best goede dingen over op een aantal punten, maar op deze drie terreinen zou ik graag nog een reactie krijgen.

Ik kom op mijn negen andere punten, allereerst het stoppen met de inkeerregeling. De PvdA-fractie steunt dat voorstel. Mensen belonen om zelf te melden is op zichzelf goed, maar dat kun je ook doen in de mate waarin je straft. Als je het niet zelf meldt, word je harder gestraft dan wanneer je wel zelf meldt. Het is geen goed idee om een korting of zelfs een beloning te geven voor slecht gedrag. We lezen in de antwoorden op de Kamervragen dat de verjaringstermijn twaalf jaar bedraagt, wat op zichzelf bekend is, maar dat er vrij veel mensen zijn die ook als ze inkeren maar over twaalf jaar belast worden. De vraag is: is dat zo redelijk? Als mensen 20, 30 jaar lang geld in het buitenland hebben staan, moet je dan de verjaring eigenlijk niet oprekken naar bijvoorbeeld 20 jaar of langer? Hoe staat het kabinet daar tegenover?

Er is door collega's nog niet gesproken, of ik heb niet goed opgelet, over de invordering. O, ja, de heer Snels heeft daar inderdaad wel over gesproken, maar ik kom nog op de precieze vraag. Er is gesproken over de invordering, maar daar heb ik een precieze vraag bij. In de nota staat wel dat mensen niet de dupe worden, maar worden ze daar echt niet de dupe van door dat beslag op de lonen? Is dat nou zo zeker? Tuurlijk, als mensen heel bewust de boel om de tuin leiden en de Belastingdienst het leven zuur maken, dan snap ik dat de Belastingdienst meer bevoegdheden krijgt. Maar voor de PvdA-fractie gaat het om de verhouding tussen de Belastingdienst, de overheid en gemeenten ten opzichte van mensen. Er worden weer extra bevoegdheden gegeven terwijl er toch heel hard wordt opgetreden als mensen gewoon een fout maken. Het staat allemaal in de beantwoording, hoor, dat het niet om fouten gaat en dat ze dan niet worden gestraft. Op zichzelf is de richting van de antwoorden dus wel goed, maar wij houden wel zorgen over die wetgeving. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de meerdere bevoegdheden die de Belastingdienst krijgt, uiteindelijk in de praktijk niet af en toe worden ingezet op een manier waardoor mensen die een probleem hebben bij de Belastingdienst of een toeslag niet zo goed hebben begrepen en een fout hebben gemaakt, toch in de klem komen?

Over de schepen en de Wadden is veel gezegd. We staan allemaal achter de Wadden en ik geloof dat de hele Kamer ongelukkig is met de maatregel die nu voorligt; tenminste, als ik iedereen tot nu toe goed heb beluisterd, maar als ik om me heen kijk, denk ik dat dat voor de andere woordvoerders ook zo is. De vraag van de PvdA-fractie is op zichzelf simpel: is er mogelijkheid tot compensatie? Het maakt de mensen die op zo'n boot zitten niet zo veel uit of dat nou met een subsidie of met een belasting gebeurt. En kan het ook worden uitgesteld? Waarom moet dat nou per se halsoverkop per 1 januari?

Wat de medicijnen betreft, sluit ik me voor een groot deel aan bij de heer Snels van GroenLinks. Waarom 12 miljoen meer ophalen dan nodig is? Moet dat nou wel allemaal precies zo?

Ik heb nog een vraag over de mobiliteitsprojecten. Als ik het goed heb begrepen uit alle stukken, dan zijn er af en toe projecten waar mensen naar hun werk gaan met het openbaar vervoer, waar files worden gemeden en waar nieuwe vormen zijn van buiten de spits reizen. Als die experimenten nadelig zijn in de inkomstenbelasting of anderszins, worden ze fiscaal gefaciliteerd. Nou zou ik zeggen: de files nemen weer toe, het kabinet investeert niet in het openbaar vervoer dus is er alle reden om met zulk soort projecten volop door te gaan, want dan heb je in ieder geval nog wat. Hoe kan het dat het maar om zo'n klein bedrag gaat en dat het eigenlijk maar zo beperkt aan bod komt? Hoe zit dat nou precies in elkaar? Dit is gewoon een open vraag. Hoe kan dat nou? Want ik zou zeggen: alle reden tot gespreid werken. D66 is daar ook groot voorstander van. Het kost bijna niks. Dus waarom is dat nou zo voorgesteld?

Een andere zaak die de PvdA-fractie opviel, is de wijziging in de bpm. Dat is een beetje ingewikkeld maar ik probeer het een beetje simpel te houden. Als je een auto importeert moet je in Nederland bpm betalen en dat moet over de waarde van die auto. Nou zijn er boeven die vlak voor de grens een gedeukte deur in een auto zetten. Ze laten dat ding taxeren, halen die deur er weer uit en zetten de andere deur er weer in. Ze verkopen de auto vervolgens en ontduiken zo duizenden euro's aan bpm. Het kabinet stelt nu eigenlijk voor dat dat toch, door een uitspraak van de Hoge Raad, zo een beetje moet blijven kunnen. De PvdA-fractie is niet voor dat gedoe met die auto's, dat er een gedeukte deur in wordt gezet waardoor de taxatiewaarde lager is, of bijvoorbeeld met een auto uit Roemenië komen, 2.000 kilometer rijden en dan zeggen: het is een gebruikte auto die geen nieuwwaarde meer heeft; taxeer hem maar. Dat moeten we niet willen. Er wordt overal belasting ontweken. Hoe wordt dit nou voorkomen? Tegenover de versoepeling van de bpm-regels sta ik dus niet zo positief.

Voorzitter. De giftenaftrek wordt met een jaar verlengd, of eigenlijk de opslag op de giftenaftrek. De vraag van de PvdA-fractie is simpel: waarom niet structureel? Ik kan me voorstellen dat de ChristenUnie daar warme gevoelens voor heeft. Het gaat over cultuur, dus D66 ook, en het CDA ongetwijfeld ook. Nee, de PVV niet, meneer Mulder, maar u zit niet in het kabinet! Dus waarom niet structureel? Het hoeft niet eens gedekt, zag ik. Het is al gedekt. Dus ik zou daar voorstander van zijn. Dat kunnen we ook als Kamer regelen. Het is al gedekt, zeg ik tegen de collega's, want het is een horizonbepaling; ja, dat was nieuw voor mij. Dan is er al geld voor uitgetrokken in de begroting. Dus we kunnen het zo doen. Ik zou zeggen: laten we dat besluiten.

De gang van zaken rondom de kansspelen is rommelig – even 1 procentje, 1,1%, belasting erbovenop – omdat je de Wet kansspelen op afstand, dus online gokken gelegaliseerd, niet voor elkaar krijgt. Dat is eigenlijk wel een beetje de schuld van de politiek en niet zozeer van de sector. Nu heb ik wel dezelfde vraag als de PVV: blijft het bij één jaar? En mijn tweede vraag, die ik ook wel bij interruptie zou kunnen stellen: hoe groot is de kans dat het Wetsvoorstel kansspelen op afstand, om het online gokken te legaliseren, het haalt? Want zo'n groot voorstander was de ChristenUnie daar niet van, en het CDA was daar overigens ook geen hartgrondige voorstander van. Dat heeft dus nog best wel wat haken en ogen, kan ik me zo voorstellen, zowel in deze Kamer als in de Eerste Kamer waar dat wetsvoorstel nu ligt. Want er moeten ook allemaal voorwaarden bij, en dan zal de kansspelbelastingverhoging nog wel een paar jaar dooretteren.

Ook is er een voorstel gedaan om ervoor te zorgen dat je, als je inkomen met 10% of meer afneemt, toch recht hebt op toeslagen. Ik probeer het een beetje simpel uit te leggen. En ook als het inkomen van je partner met 10% afneemt, heb je toch nog recht op toeslagen als je gedurende het jaar uit elkaar gaat. Mijn vraag is simpel, en daar kom ik een beetje op naar aanleiding van goede vragen van de SP in de wetsbehandeling: zou je dat niet moeten baseren op de toeslagen die je mist? Is dat niet een veel beter criterium dan het inkomen? Ik snap wel dat de fiscaliteit altijd werkt vanuit de Belastingdienst. Vanuit hen geredeneerd, vanuit het oogpunt van de makkelijke uitvoerbaarheid snap ik het wel, want het inkomen hebben we. Maar voor mensen is het natuurlijk belangrijk hoeveel toeslagen ze missen. En zeker als je het hebt over een aantal toeslagen – de huurtoeslag wordt gelukkig veranderd, maar van het een op het andere moment ben je die helemaal kwijt – is er veel voor te zeggen om dat ook in ogenschouw te nemen. Want daar is het voor bedoeld. Het gaat om mensen die gedurende het jaar niet meer bij elkaar zijn gaan wonen en waarbij het inkomen van de partner wijzigt. Al die praktische zaken heb je in de fiscaliteit. Op zich vind ik het voorstel van het kabinet wel de goede richting, maar ik zou toch ook naar die toeslagen willen kijken, want daar gaat het ons uiteindelijk om. Is het kabinet daartoe bereid?

Dan het laatste punt van het Belastingplan: de verzilveringsproblematiek. Ik heb overigens ook nog een viertal eigen voorstellen. De verzilveringsproblematiek kan niet binnen dit Belastingplan worden opgelost, maar daar vraag ik ook helemaal niet naar. Die lijkt elk jaar weer op te lopen. Meer dan 20% van sommige heffingskortingen komt niet meer bij mensen terecht waar we ze wel voor bedoelen, en dat is echt wel een serieus probleem. Dus ik vraag de Staatssecretaris – dat hoeft echt niet volgende week; hij heeft genoeg op zijn bord de komende tijd – om er een keer over na te denken, want het staat niet in het regeerakkoord, hoe we daarmee omgaan. Voorgaande sprekers spraken daar al over. Is dat oplosbaar? En hoe kunnen we dat doen? Want zo krijgen we het geld niet bij de mensen die dat het hardst nodig hebben.

Tot slot over de kabinetsstukken. Ik vond de ramingen van de fiscale uitgaven en de toets van het CPB daarop een hele vooruitgang ten opzichte van voorgaande jaren. Dat heb ik ook niet onbesproken gelaten, want de Kamer heeft er veel werk aan gehad en veel kritiek op gehad. Ik vind het een goede zaak dat dat nu op deze wijze wordt gedaan. Het is ook behapbaar en goed te beoordelen als Kamer. Daar wil ik gewoon een compliment voor maken. Ik heb nog wel een vraag over de gedragseffecten. Wat gebeurt er nu eigenlijk als je een belasting verhoogt of verlaagt? Gaan mensen ook minder consumeren of gaan mensen minder werken? Op welke wijze wordt dat nu steeds meegenomen? Wordt bij elke maatregel het gedragseffect meegenomen? Want dat zag ik soms, zelfs bij heel kleine maatregelen. Is dat nu het beleid? Wordt dat nu ook gedaan bij kleine maatregelen? Dat was in het verleden namelijk niet zo. Of hoort dat bij een afslagpunt: bij grote effecten wel en bij kleine niet, of indirect wel en direct niet? Op die vragen zou ik nog wel graag een antwoord willen, want dat doet er wel toe, en dat gaat de komende tijd zeker nog wel een rol spelen.

Ik heb nog een viertal eigen punten die ik graag bij dit Belastingplan zou willen inbrengen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor de vragen aan de Staatssecretaris over de belastinguitgaven en de gedragseffecten daarbij. Vindt de heer Nijboer ook dat de gedragseffecten zouden moeten worden bekeken bij het voorstel voor het afschaffen van de wet-Hillen, om te kijken wat het aflossingsgedrag dan wordt? Want als mensen hun aflossingen blijven uitstellen, gaan ze geen last krijgen van de afschaffing van de wet-Hillen, wat mij overigens een goede zaak lijkt.

De heer Nijboer (PvdA):

Nee, ik wil dat bij alle voorstellen, behalve bij de wet-Hillen. Nee, grapje. Natuurlijk.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat is niet erg consequent.

De heer Nijboer (PvdA):

Grapje. Maar ik denk: mijnheer Van Rooijen is wellicht nog op de kast te krijgen. Ik vond dat op zichzelf de moeite van het proberen waard.

(Hilariteit)

De heer Nijboer (PvdA):

Het is gelukt.

Ik heb een viertal eigen punten. Ik heb Kamervragen gesteld over een belastingconstructie. In die constructie kopen mensen een huis voor hun kinderen. Vervolgens wordt er huurtoeslag aangevraagd en de opbrengst van die huurtoeslag wordt dan weer geschonken aan de kinderen. Dat is echt een rondje «geld uit de overheid kloppen». Ik zou daar een einde aan willen maken. Ik heb daar Kamervragen over gesteld, dus ik geef de Staatssecretaris graag de gelegenheid om die voor volgende week te beantwoorden. Die vragen heb ik daar ook in gesteld. Als de Staatssecretaris er anders over denkt, wil ik kijken of ik met collega's een meerderheid kan krijgen om hier een amendement over voor te bereiden. Ik weet dat de heer Omtzigt hier ook medestander in is, dus een van de coalitiepartijen is al aan boord. Ik weet ook dat andere partijen dit niet zo'n geweldige constructie vinden. Maar ik krijg daar ook graag een antwoord van de Staatssecretaris op, want het is nog makkelijker als hij de wet wijzigt en erachter staat.

Voorzitter. Het tweede punt, waar in deze Kamer ook veel over is gesproken, is het digitale tarief van onlinemedia. Dat is nog steeds niet geregeld, terwijl iedereen dat wel geregeld wil hebben. Waarom betaal je 6% op een krant en 21% op een onlinekrant? Ik hoor mevrouw Aukje de Vries zeggen dat het hier nog niet geregeld is, omdat het Europees nog niet geregeld is. Dat klopt, want Tsjechië lag dwars. Maar ik wil wel graag dat het wordt geregeld of dat we daar anderszins wat aan kunnen doen.

Voorzitter. Het derde punt is de leenbijstand, waar de heer Omtzigt en de heer Groot veel werk van hebben gemaakt. We hebben ergens in de afgelopen weken een waardeloze brief van de vorige Staatssecretaris gekregen, die zegt: bekijk het allemaal maar. Het gaat niet om een hele grote groep mensen, maar het gaat wel om mensen die in de bijstand zitten. Zij krijgen van de gemeente een lening om een onderneming te starten. Vervolgens gaat het soms niet goed met die onderneming, waarna de gemeente die lening omzet in een gift. De Belastingdienst zegt dan: je hebt in één keer een heel hoog inkomen gehad. Dan krijg je geen toeslagen meer. Dat is echt heel triest. Dat is echt heel triest, want die mensen hebben die toeslagen wel nodig. Dat bedrijf is over de kop gegaan, dus die mensen hebben geen geld. De Kamer vindt dit al jaren. De heren Omtzigt en Groot zijn daar heel volhardend in. Het is technisch allemaal heel moeilijk. Dat snap ik allemaal wel, maar wij willen dat geregeld hebben. Er wordt nu ook nog gezegd dat er geen dekking is. We hebben vanochtend al een onderwerp aan de hand gehad waarbij er – als ik het zo beluisterde – wellicht 30 miljoen vrijvalt. Dit kost 15 miljoen, dus dan is dit al een van de zaken die wij als Kamer zouden kunnen regelen. Ik wil deze nieuwe Staatssecretaris toch eerst een kans geven. Ik snap best dat het technisch ingewikkeld is, maar de Kamer heeft keer op keer gezegd dat dit geregeld moet worden, dat dit voor mensen onrechtvaardig is en dat die mensen voorop moeten staan en niet de fiscaaltechnische overwegingen.

Voorzitter. Ik kom bij het laatste punt van de verschillende punten die ik dan wel in amendementen dan wel anderszins in toezeggingen graag gerealiseerd zou willen zien in dit Belastingplan. Hoe gaan we om met de belasting op allerhande onlineactiviteiten? Dat is een behoorlijk groot thema. Ik snap ook best dat we dat niet allemaal komende maand geregeld hebben. Het gaat mij om cryptocurrencies in het bijzonder. We kunnen dat allemaal als vermogen zien. Ik heb daar ook weleens eerder vragen over gesteld. Er werd gezegd: nou, met die bitcoins gaat het wel goed. Maar ik heb niet het vertrouwen dat we, als we er zo naar kijken dat bitcoins hetzelfde zijn als andersoortig vermogen, er daarmee zijn, noch gezien wat in de praktijk het verdienmodel is, noch gezien wat mensen er uiteindelijk mee doen. Laten we wel wezen dat er ook gewoon geld mee wordt witgewassen en dat er criminele activiteiten mee worden gefinancierd.

Voorzitter, tot slot. Er komt na dit Belastingplan, waar wij als PvdA grosso modo positief tegenover staan, nog een hele set aan wetsvoorstellen. De Staatssecretaris heeft dat zojuist aangekondigd. Op zeven thema's, die vrij groot zijn, moeten de komende weken nog wetten door de Kamer worden behandeld. Dat is echt kort. Ik heb in dat kader twee oproepen aan de Staatssecretaris. Allereerst doe ik de oproep om deze voorstellen niet als één wet naar de Kamer te sturen. Deze wet met alle overige maatregelen en de vier wetten die vandaag voorliggen, behandelen we los. De andere zeven wetten hoeven wat mij betreft niet allemaal los behandeld te worden, maar ik vraag de Staatssecretaris wel om die wetten los naar de Kamer te sturen, eventueel een beetje samenhangend in een aantal wetten, aangezien er echt grote politieke verdeeldheid is over die voorstellen. Om eerlijk te zijn zet de Staatssecretaris ook de steun van de PvdA voor het Belastingplan op het spel als hij alles aan elkaar knoopt en zegt: slik of stik maar. Ik vind het ook richting het parlement in deze fase wel zuiver om het gewoon apart te doen. Daar is zelfs een Eerste Kamermotie over aangenomen, heb ik begrepen in de eerste termijn. Ik zou zeggen: houd u daaraan. Ja, dat nemen we serieus, meneer Van Rooijen!

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Mijn collega maakte eerder bij zijn interruptie een opmerking die hij vervolgens als een grapje bestempelde, waarvan ik nota nam. Nu is mijn vraag – en dat is geen grapje – of de heer Nijboer ook vindt dat er, mede in het licht van de motie-Hoekstra, een apart wetsontwerp moet komen voor het afschaffen van de vrijstelling van het eigenwoningforfait. Het gaat namelijk om een miljoen Nederlanders die dik een miljard zullen moeten gaan betalen. Dat kan best binnen een paar jaar al meer dan een miljard zijn.

De heer Nijboer (PvdA):

Zeker. Ik heb net een pleidooi gehouden en een oproep gedaan. Mijn eerste oproep was om het zo veel mogelijk aparte wetsvoorstellen te laten zijn. Het kan best zijn dat een of twee van die zeven dingen zo samenhangen dat het één wetsvoorstel wordt, maar ik vind dit ook zuiver richting de Kamer. Wij kunnen dan ook onze eigen afweging maken. Dat is mijn eerste oproep.

Mijn tweede oproep aan de Staatssecretaris is: dit is wel het moment; hou uw rug recht als het niet kan. Want u wordt gedwongen door een regeerakkoord met een financiële tabel die leidend is. Ik weet als financieel woordvoerder precies wat dat betekent. Je hebt al die jaarvakken: in 2018 moet dit, in 2019 moet dat. Er worden zeven wetsaanpassingen gedaan, die ook best groot zijn; het kan bij Hillen soms best een A4'tje zijn. Wat is het effect op het inkomen en weet ik wat niet voor verschillende groepen? De IACK is misschien qua techniek niet moeilijk, maar qua effect gaat het om honderden miljoenen aan verschuiving in de verdelingen. Over box 3 wordt allemaal heel makkelijk gedaan, maar we zijn er al jaren mee bezig om dat op een andere manier te regelen. Er zitten dus best wel serieuze voorstellen bij. Ook het mkb moet meer betalen. Daar zal ook nog veel discussie over zijn. Ik vind dus wel dat de Staatssecretaris heel precies moet weten wat hij naar de Kamer stuurt. Hij moet alternatieven, ook uitvoeringsalternatieven, hebben kunnen bekijken. Hij moet dingen zeker weten als het gaat om de uitvoering door de Belastingdienst. Hij moet de inhoud helemaal doorgronden.

Ik heb er alle begrip voor als dat allemaal niet lukt. Sterker nog, het lijkt me bijna onmogelijk dat dat allemaal kan bij al deze voorstellen, die zo groot zijn, en die nu blijkbaar al bij de Raad van State liggen, terwijl de Staatssecretaris vandaag zijn derde werkdag heeft. Ik zeg dus op voorhand mijn steun toe als de Staatssecretaris op basis van die overwegingen zegt: ja, het zal allemaal wel, maar het moet allemaal met stoom en kokend water in de komende weken worden behandeld, omdat het in 2019 moet worden ingevoerd, en dat is misschien niet voor alle wetgeving optimaal of verantwoord, ook inhoudelijk en technisch gezien. Als dat niet zo is ... U bent wel op een sneltrein gestapt, maar de Belastingdienst is een boemeltje, echt waar. Het moet met sneltreinvaart, maar het is een boemeltje. Als het niet verantwoord kan, ook qua wetgeving, dan moet u het niet doen. Dan heeft u de steun van de PvdA, ook als het voorstellen zijn waarvan we inhoudelijk misschien wel zouden willen dat het heel snel zou kunnen.

De parlementaire wetsbehandeling is toch al heel erg knellend, zowel bij ons als bij de Eerste Kamer. We hadden vandaag al een beetje een debat dat bij de commissie Financiën niet zo gebruikelijk is. We krijgen al die wetten nog. Die willen we allemaal schriftelijk behandelen. We willen inzicht in de effecten die ze op mensen hebben. Sommige collega's zijn heel erg tegen. Ik zal ook tegen sommige voorstellen zijn. Als dat echt niet ordentelijk kan, dan moeten we dat niet doen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal mijn inbreng vandaag beperken tot het voorliggende Pakket Belastingplan. Ik ben in afwachting van de voorstellen die de Staatssecretaris net even kort aankondigde. Voor mij is een zorgvuldige behandeling natuurlijk cruciaal, maar ik vind het juist goed dat we ook zorgen dat de Belastingdienst voldoende tijd heeft om maatregelen uit te voeren. Dat zegt iets over ons behandeltempo. Ik begrijp de opmerkingen van de heer Nijboer. We moeten zeker ook vragen naar de uitvoerbaarheid, maar we moeten er ook voor zorgen dat er genoeg tijd is voor de Belastingdienst om maatregelen verantwoord uit te voeren. In die zin snap ik ook wel weer dat de Staatssecretaris zegt dat we sommige debatten snel in de Kamer moeten voeren om de Belastingdienst de gelegenheid te geven om maatregelen uit te voeren. Over de inhoud van die maatregelen komen wij vast nog uitgebreid te spreken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb een korte vraag aan de collega. Stel dat hij een weging moet maken als het gaat om een goede, grondige behandeling van bijvoorbeeld het wetsontwerp-Hillen, maar ook alle andere voorstellen. Ik sluit me wat dat betreft aan bij collega Nijboer. Wat weegt dan voor hem het zwaarst? Is dat een goede behandeling op dit moment? Of zegt hij dan: nee, de Belastingdienst moet het tijdig kunnen uitvoeren, dus dan jagen we de wet-Hillen er nu maar even hapsnap door, want de computers van de Belastingdienst zijn belangrijker dan de 1 miljoen eigenwoningbezitters waar het om gaat? Ik wil daar een klip-en-klaar antwoord op.

De heer Van Weyenberg (D66):

Natuurlijk. Het is helder dat we in een tijdpad zitten waarin we onder tijdsdruk werken, ook naar de senaat toe. Dat is niet een ideaal scenario. Maar de heer Van Rooijen moet mij niet vragen te kiezen tussen mijn twee kinderen. Volgens mij gaan we het allebei doen. Ik heb er overigens geen twee, hoor. Dat was retorisch; dat zeg ik maar even, voordat de heer Van Rooijen dat letterlijk neemt. Ik ben dus én voor een zorgvuldige wetsbehandeling én voor een goede uitvoerbaarheid. En ja, die wetsbehandeling zal onder wat tijdsdruk staan. Dat is overigens hoe wij hier wel vaker dingen behandelen. Mijn streven is, zo zeg ik tegen de heer Van Rooijen, dat wij ze allebei maximaal proberen te borgen. Ik begrijp heel goed dat hij de inhoud hier anders weegt dan ik. Het ideale zal dan misschien niet bestaan, maar we gaan ons uiterste best doen. Dat was een van de redenen waarom ik het verstandig vond om vandaag ook hier te beginnen bij dit meer technische deel: om straks ook plenair maximaal ruimte te hebben voor het politieke debat over dingen die bijvoorbeeld in de nota van wijziging kunnen zitten.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De heer Van Weyenberg zegt dat de inhoud gewogen moet worden. Dat is juist, maar mijn punt is dat de inhoud zó gewogen moet worden dat wij tot een zorgvuldige afweging en besluitvorming komen. Pas daarna kom ik aan de vraag toe hoe het zit met de computers van de Belastingdienst. Het kan toch niet zo zijn, mijnheer Van Weyenberg, dat een wet die pas voor volgend jaar in de financiën, in het houdbare saldo van het regeerakkoord staat, als enige een jaar eerder – hapsnap, bij nacht, als een overval – erdoor gejast moet worden? Daar wil ik een antwoord op hebben. Het staat keurig voor over een jaar in het regeerakkoord: dan moet die wet goedgekeurd zijn. We hebben dus een jaar om die wet zorgvuldig voor te bereiden. Dat kan de Staatssecretaris, het kabinet, doen. Desnoods dient de Staatssecretaris hem een maand voor Prinsjesdag in, maar dan hebben wij tot het najaar van volgend jaar alle tijd om ook de computers warm te laten draaien. Doe het alsjeblieft zorgvuldig. Als u dat niet doet, zult u een heel groot probleem met deze fractie hebben.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik wil graag een zorgvuldig debat. Als de Staatssecretaris dingen die voor 2019 bedoeld zijn, nu hier neerlegt, ga ik ervan uit dat hij dat doet in de veronderstelling en de overtuiging dat wachten op het Belastingplan van volgend jaar of iets wat daarop lijkt, gewoon niet kan. Dat is de vraag. De heer Van Rooijen vraagt mijn aandacht voor het politieke debat. Die krijgt hij hierbij. Ik vraag van hem de professionals van de Belastingdienst te vertrouwen als zij straks zeggen wat nodig is voor een verantwoord invoeringstempo. Mijn doel is om het allebei op waarde te schatten. In de onderbouwing van de Staatssecretaris of in de stukken die hij ons aanlevert, zullen we zien of het überhaupt uitvoerbaar is op die termijn. Die vraag zal ik bij alle stukken hebben. Ook ik ga naar uitvoeringstoetsen kijken. Want de heer Van Rooijen heeft helemaal gelijk als hij zegt dat dit belangrijk is. Mijn oproep is om niet het een boven het ander te plaatsen, maar om allebei te doen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Die laatste opmerking begrijp ik niet. Je kunt nu geen uitvoeringstoets doen op een nota van wijziging die er nog niet is. Misschien kan de uitvoeringstoets daarvoor niet eens meer gedaan worden, omdat het ding al door de Kamer is gejast. Als het wetsontwerp volgend jaar wordt ingediend, hebben wij juist een jaar lang de tijd om de uitvoeringstoets goed te doen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het is een tegenstelling die ik niet zie. Als de Staatssecretaris hier wetgeving indient, ga ik ervan uit dat bij de voorbereiding daarvan bekeken is of zij uitvoerbaar is. Ik ga ervan uit dat ik daar een helder antwoord op krijg in alle stukken die naar de Kamer komen. En als het er niet in staat, zal ik ernaar vragen. De heer Van Rooijen weet dat ik altijd buitengewoon zorgvuldig naar de uitvoerbaarheid kijk.

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg vervolgt zijn betoog.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Hier zitten heel veel technische zaken in. Een en ander is nog door het vorige kabinet aan deze Kamer toegestuurd. Laat ik zeggen dat ik de maatregelen rondom het inkomensbeleid steun. De heer Nijboer zei er wat over. Ik denk dat het toenmalige kabinet al terecht maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat een aantal groepen door het ijs zouden zakken. Daarom gebeurden er dingen met de ouderenkorting, die omhooggaat. Een «ouderenkorting» klinkt contra-intuïtief, maar het betekent extra geld voor gepensioneerden. Daarom gebeurden er zaken in de zorgtoeslag, om zo met Prinsjesdag een evenwicht in het inkomensbeleid te bereiken. Dat deed het vorige kabinet en dat vond ik verstandig. Dat steun ik vanzelfsprekend.

Over de wetten heb ik nog een aantal meer specifieke vragen. Ik zal eindigen bij mijn hoofdpunt: de Waddenveren.

Om te beginnen wil ik een vraag stellen over de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap. De ambtsvoorganger van deze Staatssecretaris heeft aangegeven dat de Belastingdienst signalen heeft gekregen dat in de praktijk bij een gemeenschap van goederen vlak voor het overlijden via het opstellen van huwelijkse voorwaarden aanmerkelijkbelangaandelen worden toebedeeld aan de partner die vermoedelijk het langst leeft en dat er in de praktijk van zaken zoals een nephuwelijk sprake is. Dit roept in de praktijk natuurlijk heel veel ingewikkelde vragen op: wanneer is daar nou sprake van? Tegelijkertijd is dit probleem volgens de Staatssecretaris dusdanig groot dat toch wetgeving nodig is. Er is rondom de pensioengelden al een oplossing gevonden na vragen van de heer Omtzigt. Ik blijf ernaar zoeken of de Staatssecretaris iets meer kan duiden wat er in de praktijk misgaat. Kan hij een indicatie geven van de casuïstiek die de Belastingdienst tegenkomt? Waar moet ik dan aan denken? Dat moet natuurlijk niet gaan over echte mensen, maar het is om ons een wat beter gevoel te geven van dit probleem, dat blijkbaar dusdanig urgent wordt geacht dat er wat aan moet gebeuren.

Naar aanleiding van het nieuwe huwelijksvermogensrecht, dat per 1 januari aanstaande ingaat, zag ik dat er ook vragen zijn gesteld over de mogelijke fiscale gevolgen ten aanzien van de eigen woning. Ik heb de heer Omtzigt hier vragen over zien stellen in de schriftelijke stukken. Het lijkt een klein beetje een welles-nietesspelletje te worden of er sprake is van onvoorziene rafelranden aan het huwelijksvermogensrecht, of van zaken die nu eenmaal onmiskenbaar al in de spelregels zitten, bijvoorbeeld rond de hypotheekrenteaftrek. Kan de Staatssecretaris daar nader op ingaan? En kan hij bevestigen dat stellen die gaan trouwen ook na ingang van het wetsvoorstel nog voor dezelfde fiscale behandeling kunnen kiezen als nu, waardoor zij bijvoorbeeld niet te maken krijgen met nadelige fiscale gevolgen?

Rondom de invordering snap ik dat als er echt misbruik wordt gemaakt, de Belastingdienst zegt dat er aanpassingen nodig zijn. Tegelijkertijd gaat het vaak over mensen in een kwetsbare verhouding tot de Belastingdienst. We hebben in het verleden al praktijkvoorbeelden gezien dat juist bij armoede- en schuldenproblematiek de Belastingdienst een van de partijen is waarbij het misgaat, bijvoorbeeld met het niet respecteren van de beslagvrije voet. Het regeerakkoord vraagt daar ook aandacht voor. Dat gaan we op een ander moment vast uitbundig behandelen.

Het vervallen van de schorsende werking van fiscaal verzet roept bij mij nog wel vragen op, die ik in aanvulling van de vragen van collega Snels wil stellen. De Staatssecretaris geeft aan dat de rechter in alle gevallen via een kostenveroordeling van de Belastingdienst kan bepalen dat de belastingschuldige toch gedeeltelijk of geheel tegemoet wordt gekomen in gemaakte kosten. Ik ben nieuwsgierig hoe dat dan in de praktijk al plaatsvindt, nog los van het feit dat na afloop iets krijgen iets heel anders is dan een schorsende werking.

Collega Nijboer had het net ook al over de verzilverbaarheid. Dat lijkt mij een belangrijk vraagstuk, waar we al langer mee worstelen. Kortheidshalve zeg ik: ik vond dat hij een terechte vraag aan de Staatssecretaris stelde, waarbij ik me graag aansluit.

Dat geldt ook voor de vragen over de bpm, de aanschafbelasting bij auto's en de blijkbaar maar voortdurende zoektocht om bijvoorbeeld fraude en gedoe met kapotte deuren in Roemeense auto's tegen te gaan. Kan de Staatssecretaris daar in zijn beantwoording nader op ingaan? Op enig moment zullen we hier over de autobelastingen komen te spreken. Ik denk dan in het bijzonder aan de behandeling van nulemissie-auto's. Maar ook de bpm is een uitdaging waar we met z'n allen voor staan, met bijvoorbeeld parallelimport, waarover de heer Omtzigt vaak vragen heeft gesteld. Het lukt blijkbaar niet om het lek te dichten met juridische maatregelen. Ik heb de indruk dat we hier tegen de bierkaai vechten en het steeds afleggen tegen mensen die dit gebruiken. Het is verder ook gewoon legaal, en je kunt vinden dat je daar wel of niet wat aan moet doen, maar ook bij misbruiksituaties is het blijkbaar heel moeilijk om er de vinger achter te krijgen en ze te stoppen. Ik zou daar graag een korte beschouwing van de Staatssecretaris op ontvangen.

Rondom de multiplier als je schenkt aan culturele instellingen geeft het regeerakkoord aan dat de Geefwet wordt verlengd. Het huidige belastingplan verlengt de multiplier voor culturele instellingen waardoor je bij een gift 125% mag aftrekken. In tegenstelling tot de heer Mulder van de PVV vind ik dat buitengewoon wenselijk en overigens ook effectief, zoals blijkt uit de evaluatie.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Wenselijk ...

De heer Van Weyenberg (D66):

Zeker, ik vind dat heel wenselijk. U niet, en dat vind ik jammer, maar er komt misschien nog een keer dat u dat wel vindt. Op termijn, voorzitter, zullen we het gewoon goed moeten regelen. Dat zou vanuit de Kamer kunnen komen. Ik heb de Staatssecretaris dit niet zien noemen in zijn lijstje maatregelen in de nota van wijziging of andere wetgeving, als ik goed heb opgelet.

Dat brengt mij tot slot bij de omzetbelasting voor geneesmiddelen. Daar zijn al veel vragen over gesteld. De Staatssecretaris geeft aan dat er naar verwachting geen toeloop zal ontstaan om zelfzorgmiddelen alsnog als geneesmiddel te registreren. Ik neem aan dat daarbij meespeelt dat sprake moet zijn van een metabole, immunologische of farmacologische werking, zoals collega Snels al zei, en niet van een fysische of mechanische. Dat zijn allemaal buitengewoon ingewikkelde medische termen om aan te geven dat tandpasta en zonnebrandmiddelen hoogstwaarschijnlijk niet als geneesmiddel zullen worden erkend, in simpele taal. Begrijp ik dat goed? Natuurlijk is niet in de zon gaan zitten nog beter, maar dat het werkt om zonnebrand te smeren staat in deze zaal geloof ik niet ter discussie. Volgens mij heeft de Staatssecretaris uitgebreid gezocht naar andere afbakeningen. Is de conclusie dat een andere afbakening niet is gelukt en dat het daarmee een wat zwart-witte afweging is geworden voor het kabinet, waardoor er nu zelfs een iets grotere opbrengst is dan de budgettaire derving? Elke andere variant loopt kennelijk stuk op de uitvoerbaarheid en de werkbaarheid, dus deze variant vind ik reëel. Veel collega's hebben vandaag – terecht, wat mij betreft – uitvoering en eenduidige regelgeving al als opgave genoemd, ook voor ons als politiek.

Voorzitter. Tot slot kom ik op de aanpassing van de tariefbepaling voor de omzetbelasting met betrekking tot zeeschepen, de implementatie van de Btw-richtlijn en de gevolgen daarvan voor de vaart, meer specifiek voor de Waddenveren en Waddeneilanden. Als er een richtlijn is, moet je die uiteindelijk gewoon implementeren. Dat begrijp ik. Zo hebben wij dat ook afgesproken. Dan is het wel van belang om te weten dat andere landen die regels op dezelfde wijze netjes uitvoeren. De vragen die ik daarover heb gesteld, zijn – hoe zal ik het zeggen? – niet uitbundig beantwoord. Wij vroegen bijvoorbeeld naar de implementatie van de tarieven van veerdiensten in een aantal andere lidstaten. Sommige landen blijken het personenvervoer überhaupt te hebben vrijgesteld. Blijkbaar is veel informatie niet bekend. Ik zou daar toch nog wel iets meer over willen weten. Hoe hebben andere landen dit gedaan? Zijn er bij de totstandkoming van deze wetgeving geen afspraken gemaakt over de implementatie? Enige eenduidigheid lijkt mij namelijk wel gewenst. Ik zou hier dus toch graag iets meer over horen.

Dat geldt ook voor de definitie van zeeschepen. Zij moeten voor ten minste 90% worden gebruikt voor de vaart op volle zee. Ik heb heel veel geleerd over open en volle zeeën bij de voorbereiding van dit debat. Nu blijkt, naar aanleiding van vragen van collega's, dat Italië de regelgeving met betrekking tot volle zee heeft aangepast en zegt dat 70% gebruik op volle zee al genoeg is. De Staatssecretaris zegt in antwoord op de vragen van veel partijen: het lijkt erop dat Italië een ander principe hanteert. Ja, daar lijkt het zeker op. Waarom kiest de Staatssecretaris hier de voorzichtige formulering «lijkt»? Zijn er meer relevante dingen die we mee moeten wegen, maar die we nog niet kennen? Als dat zo is, waarom kan Italië dan een ander percentage hanteren? Dit vind ik vrij grote marges voor een-op-eenimplementatie van een richtlijn. Graag krijg ik hiervan nog wat meer duiding.

Dan de impact van de voorbereiding. Zowel vanuit het loodswezen als de besturen en de rederijen van de Wadden krijgen we signalen dat ze hier wel heel laat bij zijn betrokken. Ik begrijp dat bij een richtlijn de manoeuvreerruimte beperkt is, maar zou het toch niet beter zijn om dit soort dingen iets tijdiger te doen? Manoeuvreerruimte, zegt de heer Van Rooijen; helemaal goed. Zou het niet verstandig zijn, zoals volgens mij vaak ook wel gebeurt, om het overleg iets eerder te starten, zodat men zich minder overvallen voelt? Ik zie het ook heel vaak wel op die wijze gebeuren, dus is hier nu gewoon iets misgegaan? Dat kan ook gebeuren. Is de Staatssecretaris wel bereid om het gesprek met de Wadden en de rederijen aan te gaan? Het roept namelijk wel de vraag op of er rekening is gehouden met de gevolgen, voor bijvoorbeeld het toerisme. Mevrouw De Vries had het over het voetbalelftal, dat een keer in de twee weken uit speelt, en ik denk aan mensen van de eilanden die op de pont stappen voor woon-werkverkeer of om elke dag naar school te gaan. Ziet de Staatssecretaris bij de uitvoering geen ruimte om het overleg, waar al veel collega's om hebben gevraagd, te gaan voeren en om te kijken of we toch iets kunnen doen om zeker de inwoners van de Waddeneilanden hierin op een andere wijze wat tegemoet te komen? Dit moet linksom of rechtsom worden betaald. Het kan zijn dat men alsnog btw gaat heffen op de kaartjes. Het kan ook zijn dat men dat niet doet, maar dat de kaartjes wel gewoon duurder moeten worden. Als de aankoop van een schip of het onderhoud ervan btw-plichtig wordt, dan zijn dat nu eenmaal kosten. Gratis geld bestaat niet. Ik merk op dat de heer Mulder van de PVV en ik vandaag toch nog iets hebben gevonden waar we het over eens zijn, namelijk dat gratis geld niet bestaat. Ik zal hem daar overigens regelmatig aan houden.

Nogmaals, is er nog ruimte voor zo'n gesprek om te kijken of er in de een of andere vorm toch een tegemoetkoming voor met name de eilanden en de inwoners kan worden gevonden? Dat je een richtlijn moet implementeren, snap ik. Maar laten de landen dan wel allemaal hetzelfde doen en laten we echt even kijken naar de gevolgen die hier neerslaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Het eerste debat met de Staatssecretaris die in de media als een politieke nieuweling wordt gezien. Maar deze Staatssecretaris is natuurlijk helemaal geen nieuweling. Hij heeft maar liefst veertien jaar op het Ministerie van Financiën gewerkt en daarvan zelfs vier jaar als plaatsvervangend directeur Fiscale Zaken. Daarom zou ik vandaag willen zeggen: welkom terug.

We bespreken vandaag een beleidsarm Belastingplan, maar dat betekent niet dat er niet vele onderwerpen in dat Belastingplan zitten. Met «beleidsarm» wordt dan vooral bedoeld «niet fundamenteel herzien». Het Belastingplan regelt wat implementatiezaken waar ik allemaal nog op terugkom, maar ik zou graag in dit eerste overleg met deze Staatssecretaris aan hem willen vragen hoe hij naar belastingen kijkt. Hebben we belastingen om de kosten die gemaakt worden voor onderwijs, de aanleg van wegen en de zorg, dus voor dat wat van ons allemaal is, op te brengen? Uiteraard. Maar is fiscaal instrumentalisme – zoals dat wordt genoemd – om bijvoorbeeld te vergroenen, om bijvoorbeeld de vermogensverschillen en de inkomensverschillen te verkleinen, ook een belastinginstrument? Ik zou daarop graag een antwoord willen. Ik heb namelijk het idee dat het volgende kabinet aan de ene kant zegt dat de belastingen daar niet voor zijn en dat het dit aan de andere kant eigenlijk toch wel toepast. De Staatssecretaris kan hier voor volgende week vast een visie op geven, want dan gaan we hierover verder.

Een volgende vraag aan de Staatssecretaris luidt: wat vindt hij van de hoogte van de belastingen? Er wordt nog weleens gezegd dat de belastingen hier heel hoog zijn, maar volgens de Macro Economische Verkenning van het CPB bedragen deze in 2018 ongeveer 39% terwijl het EU-gemiddelde 40% is. Met het oog op het gemiddelde in OESO-verband dat 35% bedraagt, zou ik willen vragen hoe de Staatssecretaris daarnaar kijkt. Zijn we middenmoters? Hoe ziet de nieuwe regering die belastingdruk precies voor zich? Gaat die omlaag, moet die omhoog of dient dit geen doel op zichzelf? Als we minder belasting gaan heffen, dan is natuurlijk meteen de vraag: ten koste van wat? Of wie betaalt er dan wat meer als de belastingdruk voor burgers wat lager moet worden?

In dit geval vraag ik de Staatssecretaris ook naar zijn visie op een belastingmix. Maar 7% van al onze belastingen komt uit bedrijfswinsten. Tien jaar geleden was dat nog 10%. Wat vindt de Staatssecretaris van die ontwikkeling? De factor arbeid draagt voor 54% bij aan al onze belastinginkomsten. Is dat evenwichtig? Wil hij dat in de toekomst evenwichtiger maken of misschien juist minder evenwichtig? Ik kijk natuurlijk wel naar het regeerakkoord en zie daarin dat deze nieuwe regering volledig meegaat in de race naar beneden als het gaat om de vennootschaps- en dividendbelasting. En alles voor het kortetermijnperspectief van meer Britse hoofdkantoren op de Zuidas! Maar dat heeft wel het gevolg dat uiteindelijk dan dus door de factor arbeid meer opgebracht zal moeten worden. Of heeft deze regering andere maatregelen waarmee dat opgebracht kan worden? Het kan de btw-verhoging zijn. Dan ligt het ook op het bordje van de burger. Als je het weghaalt bij de bedrijven, die zelf fors minder zijn gaan betalen, wat doe je dan? Brengen de burgers het op of hebben de burgers minder voorzieningen? Dan betalen ze het overigens nog steeds zelf.

In dit geval wil ik ook tegen de Staatssecretaris zeggen – volgens mij heeft hij daar al een uitspraak over gedaan – dat het een goede stap is om de belastinginkomsten te verleggen van loonbelasting, inkomstenbelasting en vermogensbelasting naar belasting op gebruik: een groter profijtbeginsel. Maar wat doet dat nou precies met het nivellerende of denivellerende effect? Het klopt dan toch dat dit behoorlijk denivellerend is? Als je inkomen kleiner is, ben je procentueel meer aangewezen op consumptie – de gebruiker betaalt – en zal je belastingdruk fors stijgen. Wat is precies het evenwicht in de stijging van de belastingdruk voor de lagere inkomens, de middeninkomens en de hoge inkomens? Als je alles per gebruik gaat betalen of meer per gebruik gaat betalen, zal dit uit het lood slaan. We weten nu al dat de bijdrage aan de btw door de lage inkomens procentueel veel hoger is – op het besteedbaar inkomen – dan door de hoge inkomens. Hoe eerlijk is dat dan in de ogen van de Staatssecretaris?

In de Eerste Kamer hebben mijn collega's de Minister van Sociale Zaken gevraagd om de belastingdruk uit te splitsen per inkomensgroep. Daaruit kwam naar voren dat Nederland eigenlijk al een vlaktaks heeft, omdat de inkomensgroepen zo ongeveer tussen de 32% en 34% van hun inkomen aan inkomstenbelasting, directe belasting zoals btw, accijnzen, lokale heffingen en bijdrage Zorgverzekeringswet betalen. De belastingdruk was in 2013 wat hoger, maar het totaalbeeld was niet veranderd. In welk licht is dan de invoering van de vlaktaks door deze regering een vernieuwing? Ik heb het al gehad over de vlaktaks, want het ziet ernaar uit dat dat de nieuwe herziening van deze regering gaat worden. Los van de kleur van deze coalitie sluit ik me aan bij wat de Partij van de Arbeid zei. Ook ik heb het idee dat bedrijven boven burgers gaan. Ik denk dat niemand echt gelukkig kan zijn met het huidige belastingstelsel. Het is een carrousel van toeslagen en heffingskortingen. Je betaalt het een en je krijgt het ander terug. Je effectieve belastingdruk is eigenlijk nauwelijks goed te berekenen. Daar moeten enorme programma's tegenaan worden gegooid. De uitvoering is complex en fraudegevoelig. Mensen raken erdoor in de schulden of kunnen de Nederlandse Staat als pinautomaat gebruiken; zie de Bulgarenfraude. In hoeverre gaan we dat in de toekomst nou oplossen? Ik zie dat eigenlijk niet gebeuren.

Bij de huidige inkomstenbelasting met de werking van de heffingskortingen valt mij het volgende op. Als je niets zou doen aan de werking van de inkomstenbelasting, dan lopen de inkomensverschillen fors uiteen. Lage en middeninkomens betalen fors meer en blijven in koopkracht fors achter of gaan zelfs in de min vergeleken met de hoogste inkomens. Dit wordt jaarlijks gerepareerd met tientallen miljarden aan heffingskortingen. Dan kun je zeggen: die heffingskortingen zijn een mooi, sociaal instrument, geweldig, laten we ze houden! Maar ik zou weleens willen nadenken over een stelsel zonder heffingskortingen waarmee je de basis van de belastingen veel eerlijker zou maken, zodat die reparatie niet nodig is. Je bent namelijk afhankelijk van het kabinet dat er zit voor de wijze waarop er wordt gerepareerd en de mate waarin er wordt gerepareerd. De autonome werking van het Belastingplan is dus zeer denivellerend. De heffingskortingen zijn er om te nivelleren. De Partij van de Arbeid kan dan trots zeggen: wij doen het beter. Andere partijen kunnen zeggen: het moet minder. Het stelsel an sich is hoogcomplex in zijn uitvoering en ook in zijn eerlijkheid. Volgens mij is het ook bijna niet meer uitvoerbaar.

De heer Mulder had het al over het voorbeeld van hetzelfde gezinsinkomen, verdiend door twee partners of door één partner. Als je gezinsinkomen van € 40.000 door één kostwinner wordt verdiend, betaal je bijna € 8.500 meer belasting op jaarbasis dan wanneer je dat inkomen met zijn tweeën binnenbrengt. Dat voelt niet rechtvaardig toch? Ik heb er eens naar gekeken, maar ik kan de redenen niet vinden, anders dan ideologisch gezien dat wij vinden dat iedereen moet werken. Maar dan moet er voor iedereen werk zijn. Dan moet je kinderopvang totaal gratis maken. Dan moet je de samenleving echt anders gaan inrichten. Dan moet je dat eigenlijk niet via de belastingen doen, zou ik zeggen.

Wat de heffingskortingen betreft heb ik al jarenlang een behoorlijk probleem met de manier waarop de Nederlandse overheid de zorgkosten misbruikt om mensen bang te maken. Wij betalen allemaal premie voor de Wet langdurige zorg. Daarvan wordt 100% gebruikt in de propagandapraatjes. Maar we weten ook dat een derde daarvan niet naar de Wlz, de Wet langdurige zorg, de ouderenzorg en thuiszorg gaat, maar naar die heffingskortingen. Als je kijkt naar wat er netto in gaat, dan zie je dat dit twee derde is van wat er wordt gezegd. Het gaat om 10 miljard per jaar. Tegen de bevolking wordt gezegd: u betaalt zo veel per maand; oh, oh, oh, wij moeten iets aan de zorgkosten doen. Vervolgens gaat een derde daarvan naar belastingverlagingen. Die belastingverlagingen kunnen goed zijn, maar het klopt natuurlijk niet hoe wij het uitleggen. Daarom zou ik ervoor willen pleiten om niet alleen te kijken naar heffingskortingen of een onafhankelijker stelsel. Ik vind echt dat je moet kijken naar een evenwichtige koopkrachtontwikkeling voor lagere inkomens, middeninkomens en hogere inkomens. Ook moeten wij niet aan de ene kant dit soort premieheffingen gebruiken voor bangmakerij over de zorgkosten en aan de andere kant de zorg gebruiken als pinautomaat voor belastingverlaging.

Ik denk dat ik daar nu genoeg over heb gezegd. Een aantal dingen komen terug bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik wil het over het Belastingplan hebben, want daar zitten wij ook voor vandaag. Je kunt het alleen maar over maatregelen sec hebben, maar je kunt ook een fundamentele discussie voeren. Ik hoop dat ik daarvoor een schot voor de boeg heb gegeven. Maar dan nu toch mijn vragen over het Belastingplan. Allereerst wil ik weten hoe het tot stand is gekomen. Ik lees over het loodswezen en over mensen die te maken krijgen met kansspelbelasting. Ik noem zeker ook de landbouwsector. Ik noem ook de mensen die straks meer moeten gaan betalen voor geneesmiddelen. Wij krijgen eigenlijk alleen maar noodkreten. Kan het zijn dat juist de mensen met noodkreten zich bij ons melden en dat allerlei andere maatregelen goed zijn besproken en goed landen? Je kunt het in de kern wel met een maatregel eens zijn. Dat geldt voor de SP bijvoorbeeld voor de btw voor de landbouw. Maar ik voel mij nu eigenlijk helemaal niet gelukkig bij het instemmen hiermee, omdat de invoering en de mate van bureaucratisch beslag niet helder en evenwichtig doordacht zijn. Onze partij en andere partijen hebben gevraagd of het mogelijk is om een en ander uit te stellen, zodat wij het eerlijk en goed kunnen invoeren. Ik zou daar van de Staatssecretaris toch nog iets over willen horen. Hetzelfde geldt voor het loodswezen; daar is van alles over gezegd. Ik wil ook niet dat de veerdiensten naar de Waddeneilanden worden opgezadeld met die verhoging. Ik ga ervan uit, gezien degenen die er al aandacht aan hebben besteed, dat daar een aanpassing op komt. Tegelijkertijd baart het mij zorgen dat je het hebt over de implementatie van een Europese richtlijn, waarvan je toch zou zeggen dat die de concurrentie juist in Europa moet wegnemen, want wij hebben Europese regels. Maar wij krijgen eigenlijk nooit signalen dat deze regels en de invoering daarvan zoals Nederland die voorziet, een verslechtering van de positie van onze havens oplevert. De haven van Rotterdam ligt naast de haven van Antwerpen. Dan moet toch juist de richtlijn helpen en die concurrentie wegnemen? Wat gaat hier mis, zou ik de Staatssecretaris willen vragen.

De inkomens zijn vanaf 2001 wel degelijk gestegen, maar alle lasten ook. wij zien eigenlijk dat vanaf 2001 tot nu de koopkracht voor de middeninkomens gelijk is gebleven. Dat staat gewoon in de Miljoenennota van dit jaar. Ik vraag de Staatssecretaris hoe hij denkt dat dit huidige Belastingplan, maar zeker ook de belastingmaatregelen waarvoor hij in de toekomst verantwoordelijk is, dit gaan doorkruisen. Zou het niet zo kunnen zijn dat mensen er een beetje de pee in hebben dat ze altijd maar zien dat het goed gaat met de economie, dat we meer, meer, meer welvaart hebben en ook steeds meer zelf kunnen betalen, maar dat ze dat toch niet merken in hun portemonnee? Zou dat niet een reden voor politieke onvrede kunnen zijn? Dit Belastingplan vergroot ook de inkomensverschillen. We kunnen heel blij zijn dat er is bijgeplust met de heffingskorting en dat de laagste inkomens er 0,6% bij zouden krijgen, maar ja, de hoogste inkomens, die niet gecompenseerd hoeven te worden, krijgen er 1,1% bij, vanuit intrinsieke werking. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen die vergroting?

De heer Edgar Mulder (PVV):

Over de verdeling van gelden tussen bedrijven en burgers. Vindt de SP het ook niet opvallend dat het deel van de gelden dat naar burgers gaat, afvlakt op het moment dat de euro werd ingevoerd?

Mevrouw Leijten (SP):

De euro heeft een groot nadelig effect gehad op de koopkracht en een groot voordeel voor het bedrijfsleven. Ik denk dat het ingewikkeld is om dat helemaal bij het Belastingplan uit te spinnen, maar je ziet dat die wel degelijk de koopkracht en de bestedingsruimte van burgers heeft ingeperkt. Volgens mij kun je dat in allerlei statistische overzichten gewoon terugzien.

Ik had het over de inkomensongelijkheid in het huidige Belastingplan. Nu komt de Staatssecretaris met zeven nieuwe wetten om het Belastingplan aan te passen, maar kan hij hierop niet ook een aanpassing doen? Dan zou iedereen er 1,1% op vooruitgaan of konden we ervoor zorgen dat de lagere inkomens er 1,1% op vooruitgaan en de hoogste inkomens 0,6%. Het lijkt me dat je dat toch op zijn minst moet kunnen omdraaien.

Er is aangekondigd dat er een voorstel voor vermogensrendementsheffing komt. Het is hier veel gegaan over de vraag waar partijen op tegen zijn en wij zullen de regering zeker kritisch benaderen als zij multinationals voortrekt op gewone mensen, maar dat je hier met zo'n vermogensrendementsheffing de kleine spaarder uit de wind kunt houden, omdat de systematiek van het berekenen van rendement op het spaargeld eigenlijk uitgaat van grote institutionele beleggers, daar ben ik heel erg voor. Daar heeft mijn partij heel lang voor gepleit. Maar ik zou wel van de Staatssecretaris de garantie willen hebben dat dit een fundamenteel voordeel is voor die kleine spaarders, en niet dat je uiteindelijk toch weer een groot voordeel krijgt voor de grote vermogensbeleggers. In de plannen die in het regeerakkoord aangekondigd worden, is die balans echt zoek. Straks komt de Staatssecretaris met zijn voorstellen, maar die moeten echt de kleine spaarder helpen. Mogelijk kan dat zelfs nog een verzachting zijn van de wet-Hillen.

Iedereen wilde dit eigenlijk, Kamerbreed, maar eerder is ons verteld dat het niet kon omdat de Belastingdienst het niet aankon. Ik was niet bij het laatste debat met de heer Wiebes, de voorganger van deze Staatssecretaris, maar ik heb gehoord dat er toen veel gesproken is over de opvolger van de heer Wiebes en het geluk dat die moet hebben met de Belastingdienst. Ik hoop dat voor ons dan niet alleen duidelijk zal worden waarom wij dit snel zouden moeten bespreken – dit voorstel wíllen wij ook snel bespreken – maar ook hoe het uitvoeringstechnisch zit.

Als het gaat over de Wet inkomensafhankelijke regelingen, de Awir – ik heb ook een hoop geleerd, zeg ik tegen de heer Van Weyenberg, in de voorbereiding op dit Belastingplan – viel ik toch wel van mijn stoel. Eigenlijk ging de Partij van de Arbeid daar net ook al op in. Wij hebben er al vragen over gesteld wat er precies gebeurt op het moment dat inkomen wegvalt of dat je inkomenspositie zo verandert dat een toeslag wegvalt. Ik ben blij dat de Staatssecretaris voorstellen doet om te voorkomen dat een toeslag wordt afgenomen omdat het loon van de voormalige partner vertrekt. Althans de partner vertrekt, met zijn loon. Dan geldt: alleen wanneer het inkomen door het beroep op de regeling met 10% daalt, kan de regeling worden ingeroepen. De heer Nijboer zei het al. We hebben dat in de schriftelijke ronde ook gedaan: die 10% is totaal irrelevant als je volledige huurtoeslag wegvalt. Dat kan echt in de duizenden euro's lopen. Dan zit je in de situatie van een scheiding – dat is over het algemeen niet de leukste periode – waarin er heel veel op je afkomt en kun je ook nog iets noodzakelijks als de huurtoeslag volledig verliezen omdat die marge van 10% is ingebouwd. Ik vraag de Staatssecretaris of dat echt nodig is. Als je zegt dat je dat boven die marge van 10% aan inkomensverlies kunt regelen, kun je dat toch voor alle verliezen regelen? Hoeveel groter is het beslag op de regeling op het moment dat je zegt dat dit voor alles gaat gelden? Laat ik het dan zo stellen. Dat de Belastingdienst onder druk staat en dat het hem werk kost, snap ik allemaal, maar het voelt voor mij niet zo goed. Sterker nog, het zou nog wel eens in strijd met internationale regelgeving kunnen zijn op het gebied van discriminatie. Ik noem het internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten: wanneer je die 10% uitzondert van die regeling.

Ik bedoel dus dat burgers uiteindelijk met die uitzondering van 10% wel degelijk nog met recht een claim kunnen vorderen op de Nederlandse Staat omdat ze die toeslag toch verloren zijn en ze die eigenlijk niet hadden moeten verliezen. Dus steun voor de Staatssecretaris dat hij iets wil doen aan het verliezen van die toeslagen, maar kan het ook wat ruimer?

Dan de definitie van geneesmiddelen. Zonnebrand en tandpasta vallen nu onder het lage belastingtarief. Je kunt je afvragen waarom dat een probleem zou zijn. Tandpasta is goed vanwege de fluor en je kunt maar beter met zonnebrand op naar buiten gaan dan zonder. Maar ik begrijp goed de redenering van het Hooggerechtshof: er valt te veel onder de definitie van geneesmiddelen. Daardoor hangt er te veel onder het lage btw-tarief en daarvoor zoekt het een oplossing. Maar ik roep de Staatssecretaris echt op om de oude manier van het toepassen van een laag btw-tarief te gebruiken: gewoon op voorschrift doen. Wij hebben dat in de schriftelijke ronde gevraagd en de voormalige Staatssecretaris heeft geantwoord: ja, dat hadden we ooit, maar dat hebben we in 1988 afgeschaft omdat het veel administratieve lasten met zich meebracht en dat nog in het pre-digitale tijdperk was.

Als iemand met een recept bij de apotheek komt, heeft hij het medicijn echt nodig. En er zijn ook bereidingen die niet onder de Geneesmiddelenwet vallen. Wat doe je daarmee? Deze zijn voor chronisch zieken. Zij hebben hoge zorgkosten. Zij zijn al ontzettend veel geld kwijt en kunnen dan in een hoger btw-tarief gejaagd worden. Vinden wij dat zo wenselijk? Als je het op uitgifte van een recept doet, geldt het lage btw-tarief, maar niet als je het medicijn zelf koopt, Dan kun je bijvoorbeeld ook mensen uit de wind houden die geneesmiddelen gebruiken die zij op recept kopen en die wij bij de drogist kunnen kopen. Is dat in het digitale tijdperk echt niet mogelijk? Deze aanpassing is al een paar keer voorgesteld en uitgesteld. Ik pleit er toch voor om er nu naar te kijken. Want het baart mij zorgen dat we in de commissie voor Financiën telkens debatten voeren over de stapeling van zorgkosten voor mensen die chronisch ziek zijn, dat iedereen vindt dat we daaraan iets moeten doen en dat we dit hier gaan invoeren zonder dat we goed weten wat het gevolg daarvan is. We weten wel dat er een nettoresultaat is. Als het dan niet aangepast kan worden, zullen we dan in ieder geval afspreken dat het nettoresultaat terugvloeit naar het budgettair kader zorg of wellicht naar het verlagen van de eigen bijdrage?

Het wetsvoorstel Kansspelen op afstand moet ervoor zorgen dat extra belastinginkomsten van de nu nog illegale buitenlandse online aanbieders komen, die mogelijk een vergunning krijgen. Deze aanbieders blijven nu nog buiten schot en kunnen vrij van belasting kansspelen in Nederland aanbieden. Welke mogelijkheden ziet de regering om deze aanbieders toch medeverantwoordelijk te maken voor derving van belastinginkomsten? Wij zouden graag zien dat daarnaar wordt gekeken.

En dan de energiebelasting. Volgend jaar zal er een verhoging zijn van de energiebelasting. Die is weliswaar tijdelijk maar toch. In de antwoorden wordt gesteld dat er sprake is van een lastenverlichting, maar als ik mij niet vergis gaan de tarieven van de ODE-regeling gewoon omhoog ten opzichte van 2017. Hoeveel loopt de ODE de komende jaren op? Hoeveel kost dit een gemiddeld huishouden? Hoe is deze stijging meegenomen in de koopkrachtberekeningen? Klopt het dat de verhoging volledig wordt aangewend om de opslag van CO2 onder de grond te realiseren? Denkt de Staatssecretaris dat de Nederlanders hiervoor graag een belastingverhoging krijgen? Acht de regering het echt een goed idee om maar een heel klein beetje aan CO2-reductie te doen, maar toch heel veel CO2 op te slaan onder de grond?

Ik kom bij de overige fiscale maatregelen en de fiscale eenheid. Er worden maatregelen genomen om ongewenste fiscale voordelen niet langer mogelijk te maken. Daar ben ik blij mee. Maar vorige week werden we opgeschrikt door berichten over een mogelijk gat in de winstbelasting van maar liefst 400 miljoen euro. Het is de zoveelste keer dat partijen, meestal multinationals, het fiscale-eenheidsregime proberen op te rekken op basis van Europees recht. Dat is zorgelijk. Daarbij komt dat ons fiscale-eenheidsregime, waardoor gelieerde ondernemingen verliezen en winsten onderling kunnen verrekenen en samen aangifte kunnen doen, veel verder gaat dan vergelijkbare regelingen in welk land dan ook. We hadden het vanochtend al over Nederland doorstroomland en over de aantrekkelijke constructies die wij maken. Dit is er weer eentje. Op vragen van mijn fractie over de Wet aanpassing fiscale eenheid antwoordt de Staatssecretaris dat het Nederlandse regime van fiscale eenheid een redelijk uniek systeem is dat niet vergelijkbaar is met de regelingen in andere landen. In de EU is er maar één lidstaat waar het aangaan van de fiscale eenheid leidt tot volledige fiscale consolidatie. Is dat misschien de oorzaak van het feit dat onze fiscale eenheid steeds verder wordt opgerekt? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel geld er überhaupt gemoeid is met de fiscale eenheid? Hoeveel belasting zouden we meer kunnen innen, als we het regime in lijn brengen met dat van andere landen? Is het eigenlijk nodig om zo'n regime te hebben? Wil de Staatssecretaris eens op een rij zetten welke landen wel en welke landen niet zo'n systeem kennen? Is de fiscale eenheid ooit geëvalueerd? Hoeveel rechtszaken worden erover gevoerd? Ik zou deze vragen graag beantwoord zien voordat we elkaar weer zien.

Zoals ik al zei, heeft mijn fractie geen principiële bezwaren tegen het afschaffen van de btw-landbouwvrijstelling. We hebben wel gevraagd of het bijhouden van de btw-administratie op deze korte termijn wel te doen is. Is het billijk om de wet zo snel na de aankondiging in te voeren? De regering vindt van wel, maar uit het veld horen wij anders. We horen dat degenen die nu een administratie moeten opzetten juist minder bekend zijn met het gebruik van computers en de digitale verwerking van gegevens. Daar kan je misschien wel over schamperen als je zelf weet hoe alles werkt, maar bij een boerenbedrijf kan ik mij dat wel goed voorstellen. Is het redelijk te verwachten dat binnen een aantal weken na het aannemen van de wet een goed werkend administratiesysteem bij al die landbouwbedrijven opgetuigd is? Als dat niet redelijk is, zou er dan een uitstelmogelijkheid zijn? Een goede wetgever vraagt van het veld om aan nieuwe verplichtingen te voldoen, maar niet aan onmogelijke verplichtingen.

Ik heb nog twee andere zaken. Over het fonds voor algemene rekening hebben we van de zomer met meerdere fracties vragen gesteld en interessante antwoorden gekregen van de toenmalige Staatssecretaris. We hebben gezien dat de aanvragen voor een fonds van algemene rekening een vlucht hebben genomen, omdat bekend is geworden dat je hiermee, tatatata, belasting kan besparen, ontwijken. Tot 2015 waren er jaarlijks enkele tientallen aanmeldingen, maar in dit jaar al 550 tot augustus. Wat is de stand nu? Gaan we hierdoor belasting mislopen en zo ja, hoeveel? Ik zou ook graag willen weten of we de participanten in het fonds terug gaan zien in het UBO-register. Vindt de Staatssecretaris het gewenst dat met een fonds voor gemene rekening box 3-belastingen kunnen worden omzeild? Ik stel deze vraag, omdat de vorige Staatssecretaris het niet nodig vond, gezien zijn demissionaire status, om hier iets aan te doen. Nu hebben we een Staatssecretaris met missionaire status. Ik vraag hem hier wat aan te doen.

Ik heb ook nog een vraag over de hypotheekrentebijtelling. De vragen daarover zijn aangewakkerd door onder anderen mijn collega en voormalig woordvoerder van de SP Bashir. Later zijn er ook nog door anderen vragen over gesteld. Omdat je verplicht meedoet aan de hypotheekrenteaftrek voor de inkomstenbelasting, ontstaat er bij het bijna geheel afgelost hebben van het huis een nettobetalingspositie voor mensen omdat zij meedoen aan die regeling. Ik vraag me af of dat niet op te lossen is door mensen gewoon ook de mogelijkheid te geven om niet mee te doen aan de hypotheekrenteaftrek. Als je het niet nodig hebt, hoef je toch niet mee te doen? Misschien kan dat met een vinkje bij een toeslag. Ik weet het niet, misschien doe ik nou iets heel complex met de Belastingdienst, maar ik zou daar wel graag iets meer over willen weten.

Ik kreeg vorige week een voorbeeld in de mail. Ik merk dat ik als woordvoerder fiscale zaken minder mails met voorbeelden krijg dan toen ik woordvoerder zorg was. Maar dit voorbeeld is toch wel mooi genoeg, schrijnend genoeg, om mee te nemen. Een grootmoeder heeft de volledige voogdij gekregen over twee van haar kleinkinderen. Helaas kunnen die niet opgevoed worden door hun ouders. Door allerlei ingewikkelde regelingen die er zijn, komt zij niet in aanmerking voor allerlei toeslagen die samenhangen met kinderen hebben. Er is bij de behandeling gevraagd hoe wij omgaan met het zien van een kind onder de 27 als toeslagenpartner, want er zaten ook allerlei problemen bij als dat geen eigen kind maar een pleegkind is. Je kan dan aanvragen om pleegkinderen niet in aanmerking te laten komen als toeslagenpartner. Dat betekent dus dat de Belastingdienst wel degelijk gaat kijken naar persoonlijke situaties, wat gewoon goed zou zijn.

Ik denk dat het niet een groot beslag is en zou de Staatssecretaris dan ook het volgende willen vragen. Wanneer grootmoeders zich melden bij de Belastingdienst en voor kinderopvangtoeslag en allerlei andere regelingen in aanmerking willen komen omdat zij kinderen opvoeden die dan wel niet de eigen kinderen zijn maar wel degelijk kinderen zijn die groot worden in dit land, kunnen ze dan toegang krijgen tot een loket, een telefoonnummer of wat dan ook? Voor mij hoef je geen nieuwe regels te maken want volgens mij is het klein genoeg om er geen hele nieuwe regel voor te hoeven optuigen, maar kunnen die mensen alsjeblieft ergens terecht? Kan de Belastingdienst daar met een beetje menselijk gevoel naar kijken in plaats van zeggen: nee, de regels zijn zo, jammer dan? Feitelijk zou deze grootmoeder, wil ze niet financieel in het nadeel lopen, de kinderen naar een kindertehuis moeten sturen. Ja sorry, maar in wat voor land leven we dan? Dus ik vraag de Staatssecretaris om met de Belastingdienst en de uitvoerders van regelingen op een menselijke manier te bekijken hoe we kunnen zorgen dat mensen die kinderen opvoeden die niet hun eigen kinderen zijn, daar niet financieel voor gestraft worden.

De voorzitter:

Dank. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Er ligt een best wel lang Belastingplan voor, met veel relatief kleine en wat technische maatregelen. Daarom begrijp ik ook dat een aantal collega's over wat grotere thema's beginnen, maar mijn betoog zal zich toch focussen op de vele maatregelen die ieder op zich een behoorlijke impact hebben. Voor de meeste is dat overigens voor een kleine groep, bijvoorbeeld als je Waddenbewoner bent of een zeeschip moet verkopen. Dat is niet heel Nederland, zullen we maar zeggen. Als je het moet verkopen, wordt het echt leuk want dan moet je je dus kunnen vergewissen van wat de volgende met dat schip gaat doen, of hij gaat varen over de volle zee of niet. Of dat handhaafbaar is, daar heb ik echt grote twijfels bij. Maar goed, dat zal niet vaker dan één keer per zoveel jaar gebeuren. Maar het is toch weer zo'n voorbeeld: je hebt die 21% btw erop en dan moet je dus niet alleen kijken aan wie je het verkoopt maar je er ook van vergewissen of degene aan wie je het verkoopt, tussen bepaalde Griekse eilanden gaat varen die in open zee liggen of tussen bepaalde Griekse eilanden die niet in open zee liggen. En dan zijn we een eind weg.

Voorzitter. Ik zeg dat niet voor niks, want zo'n belastingplan heeft vele technische punten en die betreffen ook de uitvoerbaarheid. Ik zou de Staatssecretaris in zijn algemeenheid willen vragen om op de aanvullende commentaren van het Register Belastingadviseurs en de NOB gewoon een reactie te geven, want dat komt de uitvoerbaarheid ten goede. Hij hoeft niet per se alle suggesties over te nemen, maar de vele technische vragen die er zijn, zijn zeer zinnig.

Voorzitter. Ik begin bij de omzetbelasting, de btw. Ik vermoed zomaar dat dat een centraal thema kan worden tijdens deze kabinetsperiode. In dit Belastingplan gaat het over de geneesmiddelen. Als de handelsvergunning het criterium wordt of een geneesmiddel onder het hoge of lage btw-tarief valt – en dat wordt hier voorgesteld – dan wordt het een stuk belangrijker om die handelsvergunning te krijgen. Tot nu toe was er geen koppeling tussen de handelsvergunning en het btw-tarief. En laat ik het zo zeggen: ik verwacht zomaar dat het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen 1.200 aanvragen voor alle zelfzorggeneesmiddelen gaat krijgen. Want vergeet niet: dit is geen fiscaal loket; dit is het loket waar beoordeeld moet worden of iets een geneesmiddel is. Maar het wordt een fiscaal loket door deze wet, omdat je er een btw-voordeel van op dit moment 21% min 6% is 15% en straks 12% door krijgt. Dus worden je spullen 12% goedkoper. Nederland kennende zullen daar dus 1.000 aanvragen belanden. Deze wet heeft overigens in tegenstelling tot wat een aantal collega's zei, wel ter internetconsulatie voorgelegen. Daar is ook uitgebreid op geconsulteerd, wat je er verder ook van vindt. Ik vraag de Staatssecretaris of hij bereid is om het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen te vragen hoeveel extra aanvragen er al binnengekomen zijn, want er wordt hier natuurlijk op geanticipeerd. En kan hij het CBG vragen of het dit uitvoerbaar vindt? Dat vind ik, in dit geval, nog wel belangrijk.

Verder is het nog enigszins onduidelijk welke producten straks wel of niet onder het lage btw-tarief zullen vallen. Ik zal een voorbeeldje geven. Krijgt mondwater straks een handelsvergunning? En is dat straks alleen het mondwater van de kaakchirurg of ook het mondwater dat je gewoon koopt? We lachen er allemaal een beetje om, maar dit zijn typisch de dingen die echt moeilijk liggen. Overigens moet ik zeggen dat ik het probleem van de Staatssecretaris met de zonnebrand en de hoeveelheid zaken die werden toegevoegd, wel begrijp. Ik heb ook zelf nog niet onmiddellijk een oplossing waarmee alles is opgelost, in tegenstelling tot een aantal collega's.

Over de zeeschepen heb ik ook een stukje tekst, maar mijn collega's hebben daar zo uitgebreid vragen over gesteld dat ik denk dat ik daar niet nog iets over hoef te vragen. Ik sluit me daar dus graag bij aan. Is er een gaatje? En de vraag of ze zich daar aan de Griekse eilanden, waar de volle zee en de open zee nog veel moeilijker te scheiden zijn dan in Nederland, echt allemaal aan de wet houden, is toch wel een enigszins relevante vraag.

Dan kom ik op de Invorderingswet. De regering stelt voor dat pand- en hypotheekhouders btw moeten gaan afdragen als zij zich verhalen op de btw. Dat is logisch. Btw is voor de fiscus en niet voor andere schuldeisers. Maar waarom wordt de wet nu pas aangepast? Want dit hebben we al sinds 1983 zo in de wet staan. Bovendien verwacht ik niet dat deze maatregel goed gaat werken. Want pand- en hypotheekhouders kunnen afzien van het verhaal op btw en dan gaat het geld naar de curator en niet naar de fiscus. Is het niet handiger om te regelen dat alle door de afnemers betaalde btw die in de boedel valt, aan de fiscus toekomt?

Dan de vennootschapsbelasting. Er is een dubbele zakelijkheidstoets bij indirecte derdenfinanciering. Dat is een lastige maatregel. We kennen in de Vpb namelijk de hoofdregel dat externe leningen zakelijk zijn. Het doorlenen van een externe lening binnen een groep is bovendien zeer gebruikelijk. Groepen hebben vaak een financieringsmaatschappij, die vreemd vermogen aantrekt. Vanuit die financieringsmaatschappij wordt voor alle groepen binnen dat bedrijf de financiering geregeld. Dat is op zich geen rare constructie. Dat is een manier om je geldstromen transparant te houden. Voorgesteld wordt nu dat voor directe externe financiering geen dubbele zakelijkheidstoets geldt maar dat die voor de indirecte externe financiering wel gaat gelden. Er wordt dus een fiscale ongelijkheid gecreëerd en de Belastingdienst gaat steeds meer op de stoel van de ondernemer zitten. Artikel 10a is geschreven voor groepsleningen en dat is ook zo beschreven in de parlementaire geschiedenis. Externe leningen horen dus niet onder dit artikel te vallen, ook niet als ze worden doorgeleend. Logisch acht ik de maatregel dus niet, maar «het aanpakken van onzakelijke transacties die indirect extern gefinancierd zijn», klinkt alsof de Belastingdienst ergens misbruik of oneigenlijk gebruik gevonden heeft. Kan de Staatssecretaris een voorbeeld geven van onzakelijke transacties die nu indirect extern gefinancierd worden? En kan hij aangeven wat het onwenselijke element is? Dan kunnen wij beoordelen of dit een maatregel is die een probleem ondervangt of niet. Waarom wordt in dit geval dan overigens de onzakelijke transactie aangepakt? Want dat kun je ook doen met fraus legis of herkwalificatie in plaats van met de renteaftrek. Waarom is het wenselijk om directe en indirecte externe financiering anders te behandelen, door de toepassing van artikel 10a?

Voorzitter. In het Belastingplan zitten ook een aantal maatregelen waar ik zeer over te spreken ben. Ik ben ronduit positief over de terugkeer van de 10%-regeling voor de toeslagen. Dat zal u niet verbazen, want we waren ook tegen de afschaffing daarvan. Ik snap de afweging dat het een percentage moet zijn dat echt meer is dan een paar procent. Anders krijg je namelijk heel veel gevallen, en de individuele gevallen zijn zeer bewerkelijk. Ik acht 10% op zich ook een redelijke uitvoering daarvan. Wel vond ik het vermakelijk om te zien dat er bij de afschaffing 2.000 minder toeslagen uitgekeerd werden, terwijl er nu het weer wordt ingevoerd 1.000 extra toeslagen worden uitgekeerd. Dat verschil heb ik dus nog niet helemaal begrepen. Verder ben ik positief over de uitvoering van de motie-Van Vliet over het voorkomen van dubbele verliesneming. Ook ben ik positief over de exitheffing op de afvalstoffenbelasting.

Ik wil mijn inbreng bij dit wetsvoorstel – want ik heb er nog twee – graag afsluiten met drie zaken die niet in het voorstel zitten, maar die wat ons betreft wel heel prangend zijn. Het eerste punt betreft mensen die met pensioen gaan die een jongere partner hebben en dus geen AOW-partnertoeslag. Ze hebben toch een redelijk pensioen. Die mensen zouden graag in staat zijn om het gat dat ontstaat doordat zij eerst een of twee jaar een lagere AOW en geen partnertoeslag hebben – zij ontvangen dus alleen de AOW voor gehuwden, wat zo'n € 750 per maand is – goed te maken door een deel van hun pensioenuitkering van later naar voren te halen. Kan de Staatssecretaris in beeld brengen welke zaken daarvoor noodzakelijk zijn? Zo kunnen mensen die dit gat hebben hun pensioen gewoon zo herverdelen dat zij vanaf het moment dat zij met pensioen gaan – vaak zijn ze hun hele leven kostwinner geweest – dat pensioen gewoon gelijkmatig kunnen opnemen. Zo kunnen zij een gelijkmatig pensioen tijdens hun pensionering hebben.

Het tweede punt betreft de buitenlandse kentekens en de bpm. Collega's wezen hier ook al op. Het is in dit Belastingplan ongeveer de tiende maatregel die probeert om het lek te dichten van de route waarin er vanuit het buitenland auto's worden geïmporteerd om daarmee de bpm te drukken. Maar goed, we hebben nu interessante uitspraken. Koop je namelijk een nieuwe auto in Hongarije en rijd je daarmee naar Nederland, dan kun je aan de grens zeggen dat je een tweedehands auto hebt, want je hebt ermee gereden. Je kunt er dan bijvoorbeeld een schadedeur inzetten. Ik zag hier al een aantal mensen die zeer inventief waren in het bedenken van manieren om de bpm te omzeilen. Uit antwoorden op Kamervragen blijkt dat er vorig jaar maar liefst 200.000 auto's in Nederland geïmporteerd werden. Een paar jaar geleden waren dat er nog maar 100.000, terwijl de nieuwverkoop daalt. Hoeveel zullen dat er dit jaar zijn? Gaan we bij de parallelimport naar de 300.000 auto's toe, terwijl we er hier maar 400.000 of 500.000 verkopen? Oftewel: is het merendeel van de auto's dat hier straks verkocht wordt via parallelimport in Nederland gekomen, met een enorm lek in de bpm, die meer dan gehalveerd is in de afgelopen jaren?

Als dat zo is, dan vrees ik dat we er met de maatregelen in dit Belastingplan niet komen. Ik daag de Staatssecretaris uit om iets dieper in te gaan op hoe groot dit probleem is. Hij mag dat in eerste termijn doen, maar ook in een brief over een of twee maanden. Onze inschatting is dat het zomaar een lek van een miljard kan zijn. Niemand aan tafel wenst dat lek. We moeten even heel principieel nadenken over wat we moeten doen, zodat niet al onze autobelastingen in Duitsland en in België betaald worden. Dat lijkt mij volstrekt onwenselijk. «Eigen auto eerst» hoor ik de woordvoerder van de partij die het woord «eigen» graag gebruikt, zeggen.

Voorzitter. Het derde punt bestaat uit twee punten rondom de hypotheekrenteaftrek. Het eerste punt in dat kader is de volgende vraag aan de Staatssecretaris. Een heleboel mensen hebben nog een hypotheek tegen een hoge rente van 4% à 5%. Zij mogen 10% of 20% per jaar boetevrij aflossen. Graag zou mijn partij het mogelijk gemaakt zien worden dat deze mensen bijvoorbeeld in vijf jaarlijkse stappen hun hypotheek kunnen omzetten, dat zij boetevrij kunnen aflossen en dat zij over kunnen gaan naar een nieuwe bank waar zij in vijf stappen de hypotheek weer vol maken en dan beginnen met aflossen. Dan kunnen zij gebruikmaken van de lage rente. Zou de Staatssecretaris bereid zijn om met een uitwerking te komen waarbij de belemmeringen in zowel de fiscaliteit als het financieel toezicht worden weggenomen, waardoor de mensen met zo'n hypotheek hun hypotheeklasten kunnen verlagen, waarbij zij gebruikmaken van de clausules die in de hypotheek zitten? Nu hebben deze mensen vaak maar één mogelijkheid: verhuizen. Dat gebeurt! Er zijn mensen die 6% betalen en niet met de bank kunnen heronderhandelen. De enige mogelijkheid waardoor ze naar 2% kunnen met 30 jaar vast is hun huis verkopen en een gelijkwaardige woning ergens anders kopen, al is het maar aan het eind van de straat. Daarmee halveren ze hun maandlasten. De huidige situatie lijkt mij onwenselijk. Ik zou veel liever hebben dat die mensen de mogelijkheid hebben om hun hypotheek om te zetten. Is de regering bereid om de zaken daarvoor op een rij te zetten?

Dan een brief van de voorganger van deze Staatssecretaris uit april. Die brief ging erover dat mensen vanaf 1 januari 2018 standaard trouwen in de beperkte gemeenschap van goederen. Toen wij vroegen naar de fiscale gevolgen daarvan voor de hypotheekrenteaftrek kwam er een interessante brief die alle notarissen, hypotheekadviseurs en fiscalisten die zich nog aan de eigenwoningregeling durven te wagen, zo verontrust heeft dat ze de kast op gejaagd zijn. Er stonden namelijk twee interessante fiscale aspecten in. Het eerste is dat de beperkte gemeenschap van goederen kan leiden tot minder hypotheekrenteaftrek. Dat is vervelend, want deze wet, waar wij niet voor waren, had niks te maken met de manier waarop je met de hypotheekrenteaftrek of de toedeling daarvan zou moeten omgaan. Daar heb ik niet onmiddellijk een oplossing voor.

Ten tweede bleek uit die brief dat de Staatssecretaris, in tegenstelling tot de Belastingdienst tot nu toe, de eigenwoningregeling heel juridisch en individueel bekijkt. Dat kan tot ingrijpende beperkingen van de hypotheekrenteaftrek leiden als partners niet exact dezelfde eigenwoningsgeschiedenis hebben, en dat hebben ze bijna nooit. Dan moet je denken aan de volgende voorbeelden. De ene partner heeft al een eigen woning gehad en de andere partner woonde nog bij zijn ouders of had een huurwoning. Nu kopen ze samen een huis. Als de ene partner een eigenwoningreserve van € 50.000 heeft, en ze samen een huis van twee ton kopen en een hypotheek van € 150.000 nemen, dan zou je denken dat alles rondloopt. Nee, zei Staatssecretaris Wiebes, de ene partner heeft dan in box 3 een vermogen van € 25.000 en de andere heeft in box 3 een schuld van € 25.000 aan de andere partner. En ze mogen niet alle rente aftrekken in het kader van de hypotheekrenteaftrek. Alle alarmbellen gingen bij mij af. Er is werkelijk niemand die dat begrijpt of zelfs maar weet, zelfs onder de medewerkers van de Belastingdienst niet, vermoed ik.

Hetzelfde gebeurt overigens als een van de twee partners nog een aflossingsvrije hypotheek heeft die onder het overgangsrecht valt. Dan valt de helft van de nieuwe partner in één keer niet meer onder het overgangsrecht, want die heeft geen recht meer op overgangsrecht, omdat die haar pas aangaat op het moment van trouwen. Ja, ammehoela! Ook dit lijkt nergens op. Als de Belastingdienst deze brief echt gaat uitvoeren – ik betwijfel overigens of ze dat kunnen – dan zullen honderdduizenden gezinnen in 2017 minder recht op hypotheekrenteaftrek hebben dan zij zelf denken, dan de bank denkt en dan de hypotheekadviseurs hun voorgeschoteld hebben. Dan heb ik het niet over enkele procenten. Dat kan om duizenden euro's per jaar gaan.

In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de vorige Staatssecretaris de nieuwe Staatssecretaris nog een aantal maanden gegeven om hierop te antwoorden. Maar ik zou dat antwoord echt gewoon in de eerste termijn van dit wetgevingsoverleg willen horen, want anders treedt alles per 1 januari 2018 in werking. Ik heb daarover de volgende concrete vragen.

Kan de Staatssecretaris aangeven wat het recht op hypotheekrenteaftrek bedraagt als twee fiscale partners samenwoonden in de woning van de ene partner, met een oude aflossingsvrije hypotheek van zeg twee ton, en ze die hypotheek meenemen naar de nieuwe woning, waar ze gezamenlijk eigenaar van zijn, met een waarde van € 250.000? De woning wordt dus voor twee ton gefinancierd met een bestaande hypotheek, waarvoor zij conform de praktijk van de bank allebei verantwoordelijk zijn, en de rest is betaald met eigen vermogen. Dit is voorbeeld één. Indien het antwoord is dat niet voor de gehele hypotheek recht op hypotheekrenteaftrek bestaat, kan de Belastingdienst dit dan controleren? Klopt het dat zij tot 2017 niet corrigeerden bij fiscaal partnerschap? En gaan ze dat in 2018 wel doen? Als ze dat wel gaan doen, dan kunnen ze dat met terugwerkende kracht tot 2013 doen. Beseft u even dat een aantal mensen hun huis gedwongen zal moeten verkopen als we dit met terugwerkende kracht tot 2013 gaan doen. En beseft u ook even – dat komt hier straks nog aan de orde – dat de inkeerregeling er niet staat, omdat deze mensen het natuurlijk zelf hadden moeten doen. Ze hadden het zelf moeten kennen. De inkeerregeling houdt in dat je dit mag corrigeren. Dit is echt een bommetje onder het hele verhaal.

Klopt het ook dat, hoe partners in 2018 ook huwen of gaan samenwonen, bij een eigenwoningreserve de hypotheek altijd voor de helft van de waarde van de eigenwoningreserve in box 3 valt, zoals ik net zei? Wat gebeurt er fiscaal als in voorbeeld één sprake is van een spaar- of beleggingshypotheek die in 2018 tot uitkering komt? Kan de Staatssecretaris reageren op het artikel «Fiscale eigenwoningproblematiek door nieuw huwelijksvermogensrecht onder tafel geschoven» op TaxLive? En dan de oplossing, want ik vind dat ik, als ik zo veel problemen geef, ook iets van een oplossing mag geven. Is de Staatssecretaris bereid om een besluit goed te keuren dat bij fiscale partners, dus inclusief in beperkte gemeenschap van goederen gehuwden, uitgegaan wordt van de economische benadering en niet van deze strikt juridische benadering? Een eigen woning is immers een goed dat vrij kan worden verdeeld tussen de fiscale partners. Dan moeten het overgangsrecht en de bijleenregeling dit niet beperken.

Voorzitter. Dan kom ik bij het tweede van de drie wetsvoorstellen. Dat is het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen. Overigens klinkt die titel altijd onschuldig, maar in dat wetsvoorstel zaten dit jaar wel wat heftiger maatregelen dan in het Belastingplan.

Van de schenkbelasting ben ik echt geschrokken. Al jaren strijd ik in deze Kamer tegen de trouwtaks: de belastingverhoging op het gebied van inkomensbelasting en toeslagen waar partners mee te maken kunnen krijgen als ze gaan samenwonen of trouwen. Nu is in OFM nog een extra trouwtaks opgenomen, namelijk in de schenk- en erfbelasting. Per nota van wijziging – waarvoor dank – is een aantal kinderziektes uit het voorstel gehaald. Maar het blijft juridisch onjuist en maatschappelijk zeer ongewenst om elk huwelijk en elk samenlevingscontract in eerste instantie te zien als een fiscale constructie. Dat is niet waarom iemand trouwt. Er is geen enkele reden om deze hele kerstboom aan nieuwe bepalingen op te tuigen. De reden ervan is althans niet helder geworden uit de stukken die bij de Kamer zijn ingediend. Om een enkel geval van misbruik aan te pakken bestaat nu juist de fraus legis. Maar nu lijkt het erop dat alle mensen die een samenlevingscontract gaan afsluiten of gaan trouwen, bij de notaris driedubbel moeten checken of zij niet per ongeluk iets doen wat als een schenking kan worden aangemerkt. Notarissen geven aan dat het door de vage omschrijving bijna niet meer mogelijk is om vooraf te beoordelen of een samenlevingscontract of een huwelijk op huwelijkse voorwaarden door de Belastingdienst als een nepcontract of als een nephuwelijk zal worden aangemerkt. Ik verwijs de Staatssecretaris naar de brief van de EPN, estate planners in het notariaat, en ik vraag hem of hij op hun vragen en opmerkingen wil ingaan.

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Omtzigt is goed in het framen van zaken: de trouwtaks. Eerlijk gezegd, viel ik aan de andere kant van mijn stoel toen ik de stukken las. De heer Omtzigt schreeuwt hier over de trouwtaks, maar ik dacht: mensenkinderen, dat het mogelijk is dat mensen voor één dag trouwen om zo te proberen de heffing van successierechten op een groot vermogen te omzeilen! Dat moeten we toch niet willen toestaan. Er zijn allerhande tussenvormen; mevrouw De Vries vroeg naar leeftijdsverschillen. Daar wil ik niet te veel in treden, maar als je trouwt word je fiscaal heel anders behandeld dan een alleenstaande. Dat kan voor vermogenden een heel aantrekkelijke route zijn. Er zijn meen ik dertien of zestien – daar wil ik van af zijn – voorbeelden gegeven. Ik schrok daar wezenlijk van. Ik vind het dus heel terecht dat het kabinet dat zegt. Te goeder trouw en als ze het echt verkeerd doen, moeten we dat bewijzen: dat zat er allemaal bij. Dat daartegen wordt opgetreden, vind ik nogal wiedes.

De heer Omtzigt (CDA):

Natuurlijk moet daartegen opgetreden worden. Daar is nou juist de frauslegisbepaling voor. Want als iemand dat doet met het oogmerk om in een keer een groot vermogen aan een ander over te dragen en via een alimentatie misschien zelfs nog vijf jaar lang wat extra vermogen over te dragen, dan is dat via fraus legis prima aan te pakken. Dus ik vraag mij af welke gevallen op dit moment niet aangepakt kunnen worden die met de nieuwe bepaling wel aangepakt kunnen worden. Want ik ben er ook niet voor dat hier onbeperkt aangepakt kan worden. Ik kan u nog heel mooie boeken aanbevelen over de Amerikaanse burgeroorlog.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik dacht dat het over de fiscale regeling ging.

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, maar dit is een van de mooiste pensioenboeken. Het nabestaandenpensioen voor oorlogsgewonden was beschikbaar, ongeacht met wie zij trouwden. Dat betekent dat de Amerikaanse overheid tot de jaren tachtig van de vorige eeuw nabestaandenpensioenen heeft betaald volgend op de Amerikaanse burgeroorlog, omdat al deze mensen zo rond 1900, 1920, trouwden met een meisje van 20, dat daarna de rest van haar leven nog een nabestaandenpensioen kreeg. Dus dat er een probleem is als je het onbeperkt doet, geef ik u onmiddellijk!

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, precies. Daar zijn we het over eens. Bijna alles wat fiscaal voordelig is, wordt toch gebruikt en soms ook misbruikt. Een ander voorbeeld uit de geschiedenis: alle dichtgemetselde ramen kwamen door de raamtaks. Als je in Leiden bij de winkelcentra, en trouwens ook in Groningen op de Vismarkt, rondkijkt, zie je dat. Dat komt doordat in het verleden de ramen waren belast. Toen was de welvaart een stuk minder en betekenden ramen welvaart. Maar toen die taks werd ingevoerd, werd het donker. Dat geldt natuurlijk ook voor het huwelijksrecht. Ik vind de voorstellen die het kabinet hier doet, op zichzelf echt heel erg evenwichtig. Ze zijn wel technisch ingewikkeld, maar wel heel erg evenwichtig.

De heer Omtzigt (CDA):

Die tussenzin is precies wat mij zorgen baart: wel technisch ingewikkeld. Dit voorstel maakt het voor elke belastingplichtige onduidelijk. Van die nota van wijziging zeiden wij: op het moment dat pensioenvermogen al leidt tot een onevenwichtigheid, wat het bijna standaard doet, dan zit je al over die grens van 50% en doe je dus een schenking. Daarvan ben je je niet eens bewust. Als je trouwt en de ene partner wat meer pensioenrechten heeft dan de ander, en dat toevallig de partner is die wat minder vermogen heeft, dan schuift het schuifje over de 50% heen en zou je op dat moment met een fiscale constructie bezig zijn, terwijl niemand zich daarvan bewust is. Dat is precies de reden waarom ik hier zeg: het idee is sympathiek maar de uitwerking is dat tienduizenden mensen die gaan trouwen, samenwonen of een contract sluiten, juridisch advies zullen moeten vragen over of ze niet per ongeluk een schenking aan het doen zijn, terwijl ze dat in het geheel niet doorhebben. Ik zoek naar een manier om de duidelijke voorbeelden die we beiden willen bestrijden aan te pakken, zonder dat iedereen hiermee per ongeluk bezig is.

De heer Nijboer (PvdA):

Maar toch even voor de helderheid. Dit gaat echt om grote vermogens. Je hebt een schenkingsvrijstelling van zes ton, dus dit gaat over mensen die vele miljoenen hebben en trouwen. Zij hebben in z'n algemeenheid een fiscaal adviseur. Het lijkt nu net alsof iedereen die gaat trouwen dit soort problemen heeft, maar het geldt gewoon echt alleen maar voor mensen met een vermogen van meer dan een miljoen.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat misverstand zou ik graag nog even aan de Staatssecretaris willen voorleggen. Er is op dit moment bij overlijden een vrijstelling van iets meer dan zes ton tussen de echtgenoten, dus dan moet je een gezamenlijk vermogen van 1,2 miljoen hebben. Dat gaat inderdaad om een beperkte categorie. Maar dit wetsvoorstel voorziet ook voor mensen die een vermogen van een ton hebben en ook nog een impliciet vermogen van een ton in een pensioenfonds hebben. Daar kon een schenking zich al per ongeluk voordoen en kon je al schenkbelasting verschuldigd zijn terwijl je gewoon in gemeenschap van goederen ging trouwen. In gemeenschap van goederen trouwen, daar bent u misschien niet voor – u heeft een ander wetsvoorstel ingediend – maar het is voor de meeste mensen in ieder geval geen fiscale constructie. Daar zijn we het wel over eens. Deze mensen liepen er al tegenaan. Je kon in gemeenschap van goederen trouwen en dat kwalificeerde onder dit wetsvoorstel al als fiscale constructie. Dat kan niet. Nu we aan de techniek zijn toegekomen, zijn er al wat minder Kamerleden, maar dit is precies waarom we hier een wetgevingsoverleg hebben: niet alleen om door te nemen of we het politiek ergens over eens zijn, maar ook of het uitvoerbaar is. Hiervan was de intentie goed, maar de uitvoerbaarheid iets minder.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik denk dat het goed is dat de heer Omtzigt dit aankaart, omdat het iedere keer weer het gevecht aangeeft en de afweging tussen wat je met goede en kwade bedoelingen moet doen. Mijn interventie is eigenlijk alleen hierom bedoeld dat ik ondersteun dat dit goed wordt onderkend, maar ik zou via de heer Omtzigt aan de Staatssecretaris voor volgende week willen vragen hoe hij fraus legis in dit verband ziet. De heer Omtzigt zegt: dat kun je toch ook met fraus legis aanpakken? Maar ik denk dat fraus legis een heel beperkt, zo niet bijna onmogelijk, middel is om datgene te bestrijden wat hier volgens velen bestreden moet worden.

De heer Omtzigt (CDA):

Misschien moeten we zelfs in het huwelijksrecht gaan zitten. We hebben een tijdje geleden het neef-nichthuwelijk verboden. Misschien moeten we het oom-neefhuwelijk wel gaan verbieden. Ik vind het prima. Met welke oplossing je ook komt: het kan. Maar zorg ervoor dat niet iedereen die trouwt standaard moeilijke dingen moet gaan doen. Ik geloof dat niemand van ons daar echt op zit te wachten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Omtzigt (CDA):

De bedoeling van het voorstel was om alleen misbruik van een scheve gerechtigheid tot de gemeenschap van goederen aan te pakken, maar dat gebeurt niet. Misbruik is de hoofdregel in dit wetsvoorstel. Daarom wil ik eerst weten in hoeveel gevallen de Belastingdienst deze constructie is tegenkomen. Is dat één geval, twee of tien? En wat was het belang in deze zaken? Als een partner een groter deel van de nalatenschap nalaat aan de langst levende partner, dan is bij het tweede overlijden meer belasting verschuldigd. Dus of de constructie werd veel breder gebruikt dan het beperkte aantal zaken dat de Kamer tot nu toe bekend was, of dit wetsvoorstel kost de schatkist geld. Notarissen kijken altijd naar de erfbelasting over twee levens. Is er, wanneer beiden overleden zijn, sprake van een derving door deze constructies? Dat vind ik wel een belangrijke vraag.

Ik ben van mening dat, als twee partners, bijvoorbeeld in het licht van het overlijden van een van beiden, een scheve verdeling van het vermogen overeenkomen en dit, over twee levens bezien, op de een of andere wonderlijke manier tot belastingbesparing zou leiden, de Belastingdienst een goede kans heeft dat een beroep op fraus legis slaagt. Kan de Staatssecretaris aangeven of een dergelijke zaak ooit voor de rechter gebracht is door de Belastingdienst? Dit wetsvoorstel repareert iets waarvan ik niet kan zien dat het kapot is.

Voorzitter. Bij nota van wijziging is ook de prachtige oom-neefconstructie, die OFM gecreëerd had, voorkomen. Vóór de nota van wijziging kon je namelijk het derde tarief voorkomen door een nephuwelijk aan te gaan. Dan was er fiscaal wel sprake van een schenking, maar slechts tegen het gehuwdentarief. Dat is nu gerepareerd, maar het codificeren van een nephuwelijk houdt het risico in zich dat te veel bonafide gevallen geraakt worden. Veel mensen zijn bijvoorbeeld huiverig om naar een notaris te gaan. Een notaris zal vaak zeggen dat het nu een heel groot bedrag lijkt, een samenlevingscontract en testamenten, maar dat het uiteindelijk ook voordeel oplevert in de vorm van de partnervrijstelling en tarieven en dat het mooi is meegenomen dat dan alles goed geregeld is. Maar ja, is er dan sprake van nepsamenleving op grond van artikel 6, zesde lid van de SW? Belastingbesparing was immers het hoofddoel van het afsluiten van het samenlevingscontract.

Nog een voorbeeld. De huwelijkse voorwaarden worden aangepast in verband met artikel 13 van de Successiewet. Immers, als je een levensverzekering afsluit, moet je dit vaak ook nog aanpassen in de huwelijkse voorwaarden om later erfbelasting te voorkomen. Hier hebben we ook niet voor niks een premiesplitsingsbesluit voor, dat bepaalt hoe dit geregeld wordt. Maar dat is dan ook de hoofdreden voor wijziging van de voorwaarden en die hoofdreden is inderdaad belastingbesparing. Is er op dat moment dan sprake van een nepwijziging van de huwelijkse voorwaarden en wellicht van een nephuwelijk op grond van deze wet, of loop je eerst al tegen het begrip van artikel 6 van de Successiewet aan omdat je de premies privé houdt en dus afwijkt van de fiftyfiftyverdeling?

Voorzitter. Ik stel de Staatssecretaris voor om het komende jaar uitgebreid na te denken over nut en noodzaak van dit voorstel. Misbruik kan immers ook aangepakt worden met fraus legis. De Staatssecretaris kan overleggen met experts om ervoor te zorgen dat de reële gevallen geraakt worden en dat de niet-reële gevallen, waarbij geen sprake is van misbruik, niet onnodig geraakt worden.

Voorzitter. Een andere technische wijziging is de invordering. Die heeft vergaande consequenties. Zo vervalt de schorsende werking van het verzet, wordt de meldingsplicht voor bodemzaken uitgebreid en vindt een enorme uitbreiding van het derde beslag plaats. Met name over de eerste maatregel maak ik me zorgen. De rechtsbescherming van goedwillende burgers wordt aangetast omdat het verzet volgens de regering gebruikt wordt om te vertragen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze verschillende belangen zijn afgewogen? De uitbreiding van het derde beslag betekent dat de Belastingdienst op een makkelijke manier beslag kan leggen op betaal- en spaarrekeningen. Kan de Staatssecretaris aangeven of inmiddels al rekening gehouden wordt met de beslagvrije voet bij deze bankrekeningen? Ik sluit hiervoor even aan bij de vragen van de heer Snels, die ook terecht wees op een aantal rapporten van de Ombudsman, die in dezen al geschreven zijn. Soms worden mensen door dit soort beslagprocedures namelijk diep in de problemen gebracht; zij kunnen dan geen kant op. Dat is een heel moeilijke afweging, zeg ik erbij, want ik wil wanbetalers graag aanpakken, zeker de mensen die de zaak verbergen en flessen. Maar we hebben hier niet per ongeluk een beslagvrije voet en, zo zeg ik er maar bij, een uitgebreid stuk in het regeerakkoord dat gaat over mensen die in de schulden geduwd worden en hoe we dat moeten voorkomen. Die passage kan de heer Van Weyenberg zo meteen citeren. Ik merk hierbij op dat ik alleen kan instemmen met een uitbreiding van het derde beslag als de beslagvrije voet te allen tijde gerespecteerd wordt. Graag een reactie hierop.

Ik zou ook graag willen weten wat op dit moment de situatie is van de deurwaarders bij de Belastingdienst. Ik heb het gevoel dat zij er met honderden tegelijk uit gewerkt zijn, dat er geen nieuwe komen op dit moment en dat we alles doen in een heel laat stukje van het traject, waardoor we mensen dan meteen ontzettend diep de put in duwen. Zijn de schulden die er nu zijn, wel inbaar, of krijgen zij allemaal het vinkje DM, DDM of DMDM? De mensen van de Belastingdienst weten wat dat betekent.

De voorzitter:

De rest van de mensen weet dat niet. Wij zijn zeer benieuwd.

De heer Omtzigt (CDA):

DMDM zijn de schulden die wel dynamisch gemonitord worden maar die eigenlijk nooit meer geïnd worden. Dan zeggen ze: het wordt dynamisch gemonitord. Maar de mensen die daar werken, vertellen ons: er wordt helemaal niks meer gemonitord. Er is bij de Belastingdienst een soort nieuwe categorie oninbare schulden ontstaan. Het was eerder de bedoeling om die mensen via ANPR-controles te vangen. Dat is een controle waarbij je iedereen met de auto aan de kant zet om te kijken of ze wel genoeg doen. Het is de vraag of dat erg fraai is, want als je van iemand de auto afpakt, zorg je er vaak ook voor dat die persoon op dat moment zijn baan verliest. Dan duw je zo'n persoon dus ontzettend diep de put in. Het zou fijn zijn als je juist eerder in een traject iemand wat harder aanpakt, desnoods met een huisbezoek van de deurwaarder. Maar je moet niet op een gegeven moment alle middelen afpakken en zeggen: oké, en nu is de schuld voldaan. Daar help je mensen de put mee in.

Voorzitter. De inkeerregeling. Laat ik me hier gewoon maar even aansluiten bij het betoog van mevrouw De Vries. Het zou fijn zijn als de inkeerregeling vervalt bij spaargeld, maar voor de rest moeten mensen, als ze zien dat ze een fout gemaakt hebben, dat gewoon zelf kunnen corrigeren en moet daar geen boete uit volgen. Kan de regeling op die wijze veranderd worden?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben ook heel erg voor het afschaffen van de inkeerregeling. Het gaat om mensen die bewust de belasting hebben misleid. Als je een fout hebt gemaakt en zelfs als je jarenlang naar eer en geweten je belasting hebt ingevuld maar dat fout hebt gedaan, heb je niets met die inkeerregeling te maken. Die is echt bedoeld voor fraudeurs; die werden gekort. Of ik heb het verkeerd begrepen. Mijnheer Omtzigt staat bekend om zijn goede wetskennis.

De heer Omtzigt (CDA):

We hebben in 2009 samen met de PvdA en de ChristenUnie met een amendement de inkeerregeling tot twee jaar beperkt. De inkeerregeling was er ook alleen voor die gevallen waarin je ervan kon uitgaan dat de inspecteur nog niet ontdekt had wat je fout gedaan had. Het was dus een spontane fout. En die spontaan herstellen, betekende gewoon dat je die kon herstellen, en dat was het dan. Nu staat er inderdaad in de stukken dat het om misbruik gaat. Dan krijg je ellenlange discussies over de vraag of er op dat moment sprake is van misbruik of niet. Als we niet oppassen, wordt er nu bijna standaard van uitgegaan dat als iemand spontaan herstel pleegt, hij of zij dan aan het misbruiken is. De meeste mensen die spontaan herstel plegen, denken: ik heb een foutje gemaakt. Misschien hebben ze wel eindelijk die brief van Wiebes over de hypotheekrenteaftrek gelezen. Een gedeelte van de belasting is zo ingewikkeld dat ik het iemand soms niet eens kwalijk neem als hij of zij zegt: jongen, dit had ik iets anders in moeten vullen. Die persoon zegt: ik ga dat spontaan herstellen, de inspecteur heeft me nergens op aangesproken of aangeschreven. Ja, als iemand binnen de tweejaarstermijn nergens op aangesproken of aangeschreven en spontaan herstelt, dan ben ik bereid om te zeggen: in principe ga ik ervan uit dat daar geen kwade bedoelingen achter zitten. We moeten niet een soort spel krijgen waarbij het heen en weer gaat, waarbij wordt gezegd: ja, maar u hebt dat in eerste instantie bewust fout ingevuld.

Het is dus anders voor het spaargeld. Daarvan zeg ik ook: daarvoor kunnen we de inkeerregeling afschaffen als we dat een goed idee vinden.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik sta er op dezelfde manier in als de heer Omtzigt. Als mensen een foutje maken, dan is de Belastingdienst veel te streng voor hen. Maar de inkeerregeling is echt bedoeld voor bewuste fraudeurs. Dat staat er ook heel duidelijk in. Sterker nog, je mag zelfs een pleitbaar standpunt hebben. Het moet bijna echt niet kunnen, en dan mag het nog. Dan krijg je nog geen boete. Het is dus echt behoorlijk ruim geformuleerd voordat je met die inkeerregeling van doen hebt. Anders is het inderdaad gewoon een fout herstellen. Dat kan iedereen doen. Als de Staatssecretaris zegt dat het anders is, dan ben ik het er echt niet mee eens. Dan stem ik niet voor die wet. Als mensen een foutje maken, moeten ze erop terug kunnen komen. Ik wil niet dat ze dan gestraft worden. Er zijn echter ook mensen die de boel bewust oplichten, die de boel flessen, ook met toeslagen. Ik noem de beurs voor uitwonende studenten. Dat is een heel makkelijk voorbeeld. Dat heb je ook met samenleving en weet ik veel wat. Als je echt bewust de boel flest, moet je wel gestraft worden. Ik neem aan dat het CDA dat ook vindt.

De heer Omtzigt (CDA):

Maar we hebben het hier dus over de eerste twee jaar. Pleitbare standpunten. Dit zijn de typische dingen voor mensen die een hoog inkomen hebben en waar zij een fiscaal adviseur c.q. een advocaat voor inhuren als ze met de Belastingdienst aan het communiceren zijn. De meeste mensen die een foutje maken hebben hooguit een boekhouder en gaan niet het hele traject in van: is het nog pleitbaar of is het niet pleitbaar? Zij krijgen standaard al die boetes opgelegd en moeten dan maar in bezwaar en in beroep. Dat is de categorie die ik wens te beschermen. We zitten hier echt nog in de eerste twee jaar. Daarom heb ik het zelf destijds op deze manier gelimiteerd in de wet, overigens samen met uw voorganger bij de Partij van de Arbeid-fractie. Daarvoor was het nog onbeperkt. We hebben gezegd dat het alleen de eerste twee jaar kan. Ik wacht het antwoord van de Staatssecretaris af. Ik geloof dat we het doel delen, namelijk dat mensen die een foutje hebben gemaakt dat gewoon moeten kunnen herstellen zonder al te veel angst voor de Belastingdienst, terwijl degenen die er echt de kantjes van af lopen best een keer een fiscale boete mogen krijgen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik kom bij de beperking van de heffingskorting van buitenlandse belastingplichtigen. Dat was ook een ingewikkelde maatregel. Buitenlandse belastingplichtigen krijgen nu alle heffingskortingen. De mensen die niet-kwalificerend zijn, hebben daar dus geen recht op en moeten achteraf duizenden euro's terugbetalen. Wat doet dit wetsvoorstel? Het draait dit om. In principe krijg je de heffingskortingen niet. Als je er achteraf toch recht op hebt, krijg je ze achteraf, nadat je het hebt ingevuld. Voor al die kenniswerkers op de Zuidas die onder de 30%-regeling vallen is dat prima; doet u dat maar. Maar ik woon aan de grens. Er zijn gewoon mensen uit Duitsland en België die in Nederland werken. Als zij meer dan 90% van hun inkomen hier verdienen, hebben ze gewoon recht op alle heffingskortingen. Als ik het goed lees, krijgen ze straks alleen het fiscale deel van de arbeidskorting. Dat is ongeveer € 700. De algemene heffingskorting van € 2.000 en de rest van de arbeidskorting krijgen ze niet. Ze krijgen dus € 4.000 minder aan heffingskorting als ze een gewoon, modaal salaris van € 30.000 of € 35.000 hebben. Is er voor die groep iets te bedenken zodat ze niet pas jaren later krijgen waarop ze recht hebben? Het gaat mij om de grensarbeiders. Kan de Staatssecretaris iets verzinnen zodat zij hier niet door geraakt worden? Bij de voorlopige aanslag kregen ze alleen de arbeidskorting. Waarom overigens ook niet de algemene heffingskorting? Daar heb je namelijk recht op, zelfs als je niet-kwalificerend bent. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik dit een nogal ingewikkelde vind. Ik vind dat we deze groep netjes moeten behandelen, maar het moet wel uitvoerbaar blijven voor de Belastingdienst. Ik snap die spanning, maar waarom kunnen mensen die de afgelopen jaren al die heffingskortingen hebben gekregen, deze niet houden, ten minste via een voorlopige teruggave?

Voorzitter. Ook in dit wetsvoorstel zit iets waar ik expliciet blij mee ben. Dat is dat de pleegzorgboete eindelijk wordt afgeschaft. Pleegzorgkinderen worden na hun 18de niet meer aangemerkt als partner en eventuele toeslagen van de pleegzorgouder worden niet meer gekort, als je dat tenminste zelf aanvraagt. Ik snap dat je het zelf moet aanvragen, want de overheid heeft geen administratie van pleegzorgkinderen en de Belastingdienst al helemaal niet. Ik vraag nog wel om een expliciete toezegging. In het verleden kwamen mensen er vaak jaren later achter dat zij fiscaal partner waren van hun oud-pleegouder. Ze moesten dan in een keer allerlei toeslagen terugbetalen. De lelijkste was een situatie met een alleenstaande pleegouder, een pleegkind dat boven de 18 was en geen werk had, bijvoorbeeld omdat het kind gewoon een mbo- of hbo-opleiding deed, en nog een kind dat in de kinderopvang zat. Op dat moment verloor de partner alle kinderopvangtoeslag en moest dat met terugwerkende kracht van jaren terugbetaald worden. Er was immers een niet-werkende partner in dat gezin, namelijk het pleegkind dat 18 was geworden maar daar bleef wonen om te besparen. Dat leverde echt enorme problemen op. Met deze maatregel wordt dat opgelost, waarvoor dank.

Ik denk echter dat één probleem zich blijft voordoen. Er zijn pleegkinderen die pas op hun 20ste of 21ste erachter komen dat ze dit niet hebben aangevraagd. Is het ook onder de nieuwe wet nog als volgt? Als de Belastingdienst wanneer je 20 bent zegt dat je al drie jaar fiscaal partner bent, kun je dat dan voor al die drie jaren met terugwerkende kracht uit elkaar trekken? Als dat niet zo is en je het zelf moet aanvragen, dan wordt het niet standaard aangevraagd. Dan blijven we die problemen houden. Ik krijg dus graag de toezegging dat je dit met voldoende terugwerkende kracht mag aanvragen. Mocht het voorstel nog enigszins met terugwerkende kracht kunnen ingaan, dan kunt u een aantal zeer zorgelijke situaties van mensen voorkomen. De situatie met de kinderopvangtoeslag komt niet vaak voor, maar wanneer die voorkomt, is deze zeer, zeer heftig, kan ik u verzekeren.

Tot slot het voorstel over de btw-landbouwvrijstelling. Ik wil aansluiten bij collega's die zich eerder hebben afgevraagd of je dit nu wel zo snel kunt invoeren. De regering heeft gelijk: de oorspronkelijke reden achter de btw-landbouwvrijstelling is wel achterhaald. Misschien is de invoeringsreden nu zelfs wel een beetje een belediging. Landbouwondernemers zijn immers net zo goed ondernemers als de zelfstandigen in elke andere beroepsgroep. Waarom een landbouwer niet in staat zou zijn om een btw-administratie bij te houden terwijl dat wel wordt opgelegd aan de gemiddelde persoon die twee zonnepanelen op het dak heeft, blijft natuurlijk een klein beetje een vraag.

Veel landbouwondernemers opteren ook helemaal niet voor deze regeling, want bij een klein beetje investering is de btw-vrijstelling al onvoordelig. Dat wil echter niet zeggen dat de overgang naar de btw-administratieplicht voor landbouwondernemers die wel gebruikmaken van deze regeling geen forse consequenties kan hebben. Ik vraag mij af of de overgang van geen btw-administratie naar wel een btw-administratie in het wetsvoorstel goed geregeld is. Landbouwers kunnen nu in één keer de resterende btw op goederen die reeds in gebruik zijn, terugvragen. Dan moeten zij wel kunnen bewijzen dat zij de goederen hebben aangekocht of zelf gebouwd, en tegen welke prijs. Als je de afgelopen tien jaar geen btw-administratie hebt hoeven voeren, is het maar de vraag of je alle bonnetjes kunt terugvinden. Als u bonnetjes wilt terugvinden, kunt u altijd nog naar het Ministerie van Justitie ... oh sorry. Oh, daar zitten nu CDA-bewindspersonen? Dan zal ik er niet meer over beginnen. Ik heb beloofd dat ik alle bewindspersonen van elke partij zal blijven controleren. Ik zal u zeggen: dat ga ik doen! Daar ben ik volstrekt kleurenblind in. Mocht u enige twijfels hebben, dan kunt u kijken hoe ik mijn fractievoorzitter van de EVP in de Raad van Europa op dit moment aan het behandelen ben.

Je moet als landbouwer dus zelf kunnen aangeven wat de prijs van een zelfgebouwde stal negen jaar geleden was. Dan moet je de bonnetjes van de bouwmarkt nog hebben, zonder die administratieplicht. Je moet het snel terugvragen, voor het eerste kwartaal van 2018. Vervolgens moeten al deze landbouwondernemers ook in bezwaar gaan tegen de eigen aangifte, ter behoud van rechten. Als het volgend jaar mogelijk wordt om kostbare diensten te herzien, dan kun je door deze wet mogelijk btw-teruggave mislopen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij het overgangsrecht bij de afschaffing van de btw-landbouwvrijstelling ziet en of er mogelijkheden zijn om dit te versoepelen en uitvoerbaar te maken?

Deze wet leidt er ook toe dat een aantal posten verschuift van het lage naar het hoge btw-tarief. Dat is logisch voor zover deze diensten worden verricht aan ondernemers die de btw kunnen aftrekken. Voor particulieren bestaat de vrees dat met name digitale diensten, zoals de vereiste stamboeken of paspoorten voor paarden in het buitenland zullen worden afgenomen. Dit schijnt fraude met paarden in de hand te kunnen werken. Is de Staatssecretaris bereid om hierover overleg te plegen met de Minister van Landbouwzaken – ook een goede uitvinding van dit kabinet – en terug te koppelen of hieruit problemen kunnen voortvloeien of niet?

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Omtzigt was altijd heel scherp op het kabinet in hoe het de wet in voorstellen goot. Het moesten allemaal aparte wetsvoorstellen zijn. Vindt hij ook dat dit kabinet de aanvullende wetgeving in aparte wetsvoorstellen aan de Kamer zou moeten voorleggen en niet als één onderdeel van het Belastingplan?

De heer Omtzigt (CDA):

In ieder geval voor zes van de zeven stukken vind ik dat niet. Laat ik er gewoon heel helder in zijn. de eerste maatregel die de Staatssecretaris voorstelde, was het terugdraaien van uw maatregel, zeg ik tegen de heer Nijboer, over het begin van het opstaptarief van de Vpb. Ik moet er niet aan denken dat dit een apart fiscaal wetsvoorstel wordt. Dat geldt eigenlijk ook voor de andere maatregelen. Ik zou graag een iets uitgebreidere toelichting willen hebben of het mogelijk is om het bij de wet-Hillen te doen. Dat is het enige van de zeven voorstellen waarbij het wel zou kunnen. Ik zou graag van de Staatssecretaris de redenen willen weten om het wel of niet in één apart wetsvoorstel te gieten.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik vind het goed dat er een opening wordt geboden, maar ik weet wel dat de heer Omtzigt altijd heel fanatiek was over aparte, losse wetten, zodat hij vanuit zijn oppositiepartij ook tegen zaken kon stemmen. Ik snapte dat heel goed. Daar gingen felle discussies over. Onder die zeven voorstellen zouden ongetwijfeld een of twee voorstellen prima in dit Belastingplan kunnen, maar ik vind dat hij nu wel heel makkelijk heenstapt over bijvoorbeeld de inkomensverdelende maatregelen. Alle heffingskortingen gaan op de schop. Dat gaat om miljarden herverdeling. Daarvan kun je zeggen: dat is een technisch tariefje, maar daar ben ik het niet mee eens. Daar ben ik het echt niet mee eens. Hillen vind ik sowieso apart. Dat kan ik mij voorstellen, maar wat is erop tegen om het apart te doen? Dat kan net zo makkelijk!

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, even een technische vraag terug aan de heer Nijboer. Waar gaan er miljarden heffingskortingen op de schop in de voorstellen die de Staatssecretaris net genoemd heeft? Dat ontgaat mij even.

De heer Nijboer (PvdA):

De afbouw van de arbeidskorting, de afbouw van de ouderenkorting, de herverdeling die daarin zit, de tweetaks krijgen we nog, de combinatiekorting. We kennen de wetsvoorstellen niet, dus het is ook een beetje gissen hoe de invulling is, maar er zit gewoon heel veel herverdeling in de afbouwtrajecten van de arbeidskorting en de heffingskorting. Waarom? Omdat het tweetakstarief moet worden ingevuld, dus we moeten allemaal nog zien of het twee tariefjes zijn. In de afbouw van die kortingen zit heel veel inkomensherverdeling en dat zijn grote keuzes. Geef je het aan lage of hoge inkomens? Hoe doe je dat? Ik zou dat graag in een apart wetsvoorstel zien. Dan kan ikzelf apart beoordelen of ik daarvoor of tegen wil stemmen als fractie. Als het nu één onderdeel wordt, wordt het Belastingplan dat ik in principe steun, daar wel mee belast.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb daar toch even een aparte opmerking over. De arbeidskorting wordt inderdaad fors veranderd in het regeerakkoord, maar ik heb net niet gehoord van de Staatssecretaris dat de arbeidskorting in dat lijstje van zeven zit, of ik moet me vergist hebben. Alleen de overdraagbaarheid van de arbeidskorting zit erin, maar niet het afbouwtraject dat inderdaad fors gewijzigd wordt. Daar zitten de miljarden in. De overdraagbaarheid wordt gewoon, net zoals de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, onder het afbouwtraject gebracht waar de algemene heffingskorting al in zit. Ik neem aan dat we straks een kabinetsplan krijgen over die vlaktaks en dan zou ik er juist voorstander van zijn dat de arbeidskorting in hetzelfde wetsvoorstel zit als de algemene heffingskorting en de btw, omdat het één pakket is. Van een aantal dingen heb je voordelen en nadelen. Ik zou het juist heel raar vinden om die in een apart wetsvoorstel te trekken. Ik geef toe dat dit anders ligt voor de wet-Hillen. Daarover snap ik uw opmerking, die snap ik echt, maar voor de andere dingen? De btw apart? Het spijt me, maar de aanwijzingen voor de regelgeving zijn vrij helder. Het Belastingplan is een samenhangend pakket en als je een btw-verhoging die 2,7 miljard oplevert, gebruikt om de algemene tarieven omlaag te brengen ... Daarvoor heb ik in elk geval al steun van de PVV gehoord, want dit is echt wat de marginale tarieven gaat verlagen, waarvoor dank, zeg ik tegen mijn PVV-collega. U zei het zelf. Ik vond dat zelf ook al fijn. Dat zijn samenhangende maatregelen die ik in een samenhangend pakket verwacht. Als er aparte zaken zijn – ik noem een Autobrief, de btw-vrijstelling landbouw – dan kunnen die ook in een apart wetsvoorstel. Dat kunnen wij vragen. En ook hier geldt: mijn partij heeft volledig ingestemd of zelfs het voorstel gedaan toen de SP vroeg of het apart mocht worden behandeld. Ja, dan behandelen we dat maar apart. Echt waar, geen probleem.

De heer Snels (GroenLinks):

De terughoudendheid van de heer Omtzigt verbaast mij een beetje, maar nog één voorstel ter ondersteuning van de heer Nijboer. Voor de vermogensrendementsheffing zou ik toch ook een apart wetsvoorstel willen. Ik wil die wijziging niet zomaar in een nota van wijziging op het Belastingplan krijgen.

De heer Omtzigt (CDA):

Nou ja, ik geef u mee dat dat kan. Als de regering daarvoor kiest, zal ik er niet om vragen het in één wetsvoorstel te doen. Echter, er zijn twee op zich kleine wijzigingen die aangebracht worden. De eerste is – en daarvoor heb ik enige steun gehoord, als ik goed geluisterd heb, bij de heer Snels – wat het vorige kabinet gedaan heeft om de heffingsvrije voet van 20 naar 25 uit te breiden. Dit kabinet breidt hem nu verder uit van 25 naar 30. Kosten: 155 miljoen. Doorwerking in de toeslagen. Het tweede is voor het spraygedeelte van het rendement niet het gemiddelde van de laatste vijf jaar te nemen maar dat van het afgelopen jaar. Ik vind dat het een zekere logica heeft om dat in het Belastingplan te doen en kan me ook zomaar voorstellen dat, als partijen een andere mening hebben over hoe dat eruit moet zien, we amendementen daarover tegemoetzien. Maar het Belastingplan is het samenhangende plan op basis waarvan de regering belastingen verhoogt en verlaagt. Wat ik nu een beetje in deze Kamer voel, dus niet daar waar het ze totaal verandert ... En ik zeg u gewoon na dat de wet-Hillen een structurele verandering is van belastingen. Maar die andere zaken zijn samenhangende verhogingen van belastingen. We verhogen de tarieven op sigaretten. Dat doen we heel bewust: dat staat in ons verkiezingsprogramma en dat heeft ook een nevendoel – dit zeg ik tegen mevrouw Leijten – namelijk het ontmoedigen van roken.

Het kan natuurlijk wel zo zijn dat je denkt dat je tegen alle belastingverhogingen kunt stemmen en voor alle belastingverlagingen, maar het is een samenhangend pakket dat ingediend wordt.

De heer Snels (GroenLinks):

Behalve budgettair zie ik de samenhang niet tussen hoe we met vermogen omgaan en de rest van de voorstellen voor het Belastingplan. Ik wil best genuanceerd zijn over de voorstellen die in het regeerakkoord staan, maar daar zit ook een discussie aan vast over hoe we met vermogen omgaan in de belastingsfeer en de toekomst van belastingen op vermogen. Dat zou ik toch wel in een apart traject, een apart wetsvoorstel, willen behandelen.

De heer Omtzigt (CDA):

Een amendering kan sowieso, maar ik zie de verandering in de wijze van berekening feitelijk als een tariefswijziging. Tariefswijzigingen kun je in het Belastingplan doen. De wet-Hillen zit daar natuurlijk net een slag anders in. Mijn logica zou zijn het op die manier te doen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik stel een heel korte vraag aan collega Omtzigt. Hoe kijkt de heer Omtzigt aan tegen de motie-Hoekstra die in de senaat aanvaard is? Ik denk dat de schoonheid van die unanieme opstelling van de senaat is dat men eigenlijk zegt: wat eigenstandig is, moet eigenstandig blijven. Ga niet koppelen. Ik zeg dit ook als oud-senator, dus een collega zit hier tegenover mij: de Eerste Kamer heeft geen recht van amendement. Wat wij niet moeten doen is ervoor zorgen dat aparte wetsontwerpen worden verpakt en dat ze in een totaalbelastingplan worden gerommeld waardoor de Eerste Kamer alleen nog ja of nee kan zeggen. Daar zit ook een deel van onze volksvertegenwoordiging dat recht heeft op de rechten die in de Grondwet staan. Dat vind ik de schoonheid van de motie-Hoekstra. Ik ben het aan de andere kant met de heer Omtzigt eens dat je niet allerlei zaken uit een belastingplan moet halen. Dat is er namelijk voor om zo veel mogelijk te regelen. Ik herinner me alleen uit mijn eigen tijd dat het spelletje om allerlei dingen in een belastingplan te stoppen, toen nog niet eens was uitgevonden.

De heer Omtzigt (CDA):

Vroeger was echt alles beter. Daar ben ik echt van overtuigd. Ik ben blij om dat te horen. Ik ben in ieder geval voor het afdwingen van de uitvoering van moties die door de Tweede Kamer aangenomen zijn. De Eerste Kamer is mans genoeg om zaken aan de regering aan te geven. En op de een of andere manier denk ik dat de huidige bewindspersonen op Financiën ook nog wel enige herinnering hebben aan hoe die motie tot stand gekomen is.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we naar de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter. Een beginopmerking. We zien in ieder geval dat belastingmaatregelen heel veel gedragseffecten hebben, ongeacht of het gaat om huwelijken, ramen of misschien de hoogte van het tarief van belastingadviseurs omdat het allemaal erg onbegrijpelijk wordt. De discussie die nogal eens gevoerd wordt, gaat over de vraag of belastingen er zijn om inkomsten te krijgen of om gedrag te beïnvloeden. Maar ik ben blij om te merken dat er consensus is over dat belastingen ook gedrag beïnvloeden.

In de eerste plaats heet ik de nieuwe Staatssecretaris natuurlijk welkom met wie we voor het eerst spreken vandaag. Dank voor de beantwoording van de vragen. Over dit gedeelte van het Belastingplan hebben we vier punten waarbij we opmerkingen hebben. Het gaat over de aanscherping van de definitie van geneesmiddelen, de bpm, de heffing afvalstoffenbelasting en de tijdelijke verhoging van de energiebelasting en daaraan gekoppeld de stadsverwarming. Daarbij hebben we de volgende inzet. We laten het belastingstelsel en specifiek de btw en de energiebelasting bijdragen aan de vergroening van de economie. Het belastingstelsel zal meer en meer het uitgangsprincipe «de vervuiler betaalt» moeten huldigen. Voor btw-differentiatie is onze inzet dat we binnen de EU gaan vechten voor uitbreiding van de btw-lijst, bijlage III, en het recht om weer de btw meer autonoom te mogen vaststellen. We zijn blij dat uit alles blijkt dat de nieuwe regering het in ieder geval met ons eens is met betrekking tot de eerste twee inzetten, de vergroening en het principe «de vervuiler betaalt». Maar alvorens in te gaan op de vier punten willen we eerst een paar inleidende opmerkingen plaatsen.

De groeiende milieudruk en schaarste aan hulpbronnen zijn onmiskenbaar en de trend naar schoon is breed verspreid. Vandaag maakten de VN bekend dat de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer in 2016 tot recordhoogte gestegen is. Als klimaatverandering een van de grootste problemen van deze tijd is en nu verregaande aanpassingen vraagt in ons energiesysteem, net als aanpassingen in ons dagelijks leven en onze gewoontes, dan is het wat ons betreft verbazingwekkend om te constateren dat zelfs een beleidsarm belastingplan als dit het principe «de vervuiler betaalt» slechts deels en niet geheel consequent toepast. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft in 2016 geconstateerd dat een adequate internalisering van milieuschade in de prijzen een voorwaarde is om via uniformering van btw efficiënt belastingopbrengsten te genereren, zonder dat deze leiden tot extra milieuschade. Helaas voldoen wat ons betreft de genoemde plannen nog niet aan de voorwaarden die het PBL stelt, of het nu gaat om de bpm, de energiebelasting, de afvalstoffenheffing of de grondstoffenbelasting. Onze inzet is dan ook dat voor een vergroening én differentiatie van de tarieven, of het nu gaat om de btw of om de accijnzen, én een internalisering van de kosten beide een rol moeten spelen in het belastingstelsel. De vraag is uiteraard of de Staatssecretaris het daarmee eens is.

Vergroening is essentieel, maar dat betekent niet dat vereenvoudiging niet belangrijk is. Sterker, het kan elkaar versterken. De gewenste versimpeling van het belastingstelsel zou al voor een heel groot deel kunnen komen door het consequent toepassen van het principe «de vervuiler betaalt». Laten we dus milieuschadelijke subsidies voor bedrijven en grootverbruikers afschaffen. Normaliter zou ik niet graag schermen met dit soort woorden. Maar als we het hebben over een gelijk speelveld, zoals de VVD graag stelt, zou deze partij juist een ontzettende voorstander kunnen zijn van één tarief voor energiebelasting dat voor alle soorten gebruikers, huishoudens, het mkb en het grootbedrijf, wordt geheven. Waarom wordt dan zelfs in dit beleidsarme Belastingplan de last onevenredig bij de kleinverbruikers of huishoudens gelegd? Waarom wordt de dekking van de afvalstoffenheffing afgewenteld op alleen de eerste schijf? Ik geef een ander voorbeeld. De Wet bpm 1992 wordt aangepast, omdat de verschillen tussen personenauto's en bestelauto's tot problemen leidt. Waarom kan dat niet uniform worden door bijvoorbeeld de bestelauto's op de CO2 te beprijzen? Ik kom daar straks nog op terug.

Met betrekking tot «de vervuiler betaalt» doet één antwoord in het verslag ons eigenlijk fysiek pijn. Het is misschien raar, maar als ik het u voorlees kunt u zich er iets bij voorstellen. Er staat: «Er is te weinig politiek draagvlak geweest om een aantal van de bijzondere regelingen af te schaffen. Het afschaffen van een bijzondere regeling stuit immers al snel op verzet van de begunstigde groep.» Dat kan natuurlijk nooit een reden zijn. Juist de maatregelen waarbij de vervuiler betaalt doen natuurlijk pijn bij die vervuiler. Dan is er daar uiteraard geen draagvlak voor. Dat kun je dus nooit als argument aanhalen. Deelt de nieuwe Staatssecretaris onze pijn? Of vindt hij dit antwoord waarschijnlijk net zo briljant als zijn voorganger dat ongetwijfeld vond toen hij het opschreef?

Dan kom ik bij de aanscherping van de definitie van geneesmiddelen. De geregistreerde diergeneesmiddelen vallen onder het 6%-tarief. Hierbij sluit de wetgeving voor mens en dier op elkaar aan. Het is bijzonder dat er rond de geneeskundige handelingen voor dieren toch anders wordt gehandeld. Dit is wat ons betreft een belangrijke lacune in het huidige btw-stelsel. In Nederland vallen de dierenartskosten en diergeneeskundige handelingen onder het hoge btw-tarief van 21%. Dat komt omdat het zo in Europa is afgesproken. We begrijpen dat die afspraak er is en dat je je aan die richtlijn moet houden, maar het lijkt ons dat het, net als bij mensen, niet nodig is dat de Belastingdienst inkomsten genereert op geneeskundige behandelingen van dieren. Een wijziging van bijlage III, de lijst van de goederen en diensten waarop het verlaagde tarief mag worden geheven, lijkt ons voor de hand te liggen. Vraag is eerst: biedt het Belastingplan sowieso mogelijkheden om bijlage III uit te breiden of moeten we andere acties ondernemen? In dat verband is misschien ook onze volgende vraag terecht. Er is in het verleden Kamerbreed een motie van ons aangenomen om meer vrijheden voor eigen btw-vaststelling te hebben. Die is als afgedaan behandeld op één punt, terwijl de motie, ongeacht het punt, om meer vrijheden vraagt. De vraag is wat er verder met die motie gebeurd is.

Met betrekking tot de personenauto's en de bpm hebben we gevraagd waarom de belasting van personenauto's gebaseerd is op de CO2-uitstoot terwijl die van bestelauto's is gebaseerd op de waarde en of een convergentie van beide naar CO2-uitstoot is onderzocht. Het antwoord luidde, en dat vonden we toch wel verrassend, dat er in 2009, toen dat inging, geen goede CO2-gegevens beschikbaar waren over die niet-personenauto's. Tevens speelde mee dat in het geval van andere voertuigcategorieën onvoldoende reële mogelijkheden waren om te kiezen voor een voertuig met een lagere CO2-uitstoot. Dat was dus in 2009. We vragen ons af of er inmiddels al wat veranderd is.

In Autobrief II is wel uitvoerig beschreven dat de afhankelijkheid van de bpm geleid heeft tot een systeem met grondslagerosie en grote complexiteit, waarbij de kosteneffectiviteit gering is, maar het PBL geeft in 2016 al een heel ander advies. Wij vragen ten eerste een reflectie op het PBL-advies, dat zegt: bpm-differentiatie is wel degelijk heel erg effectief. Ten tweede stellen we voor om na negen jaar het bpm-onderzoek nog eens te herhalen en ook rekening te houden met het PBL-advies om te bezien hoe personenauto's alsnog op CO2-uitstoot belast kunnen worden. Wellicht voorkom je dan ook een hoop deurwisselingsproblemen bij de grens.

Naast de vergroening staat ons een versimpeling voor ogen. Als je namelijk al die bijzondere regelingen, zoals al die vrijstellingen, afschaft, dan bereik je natuurlijk ook een enorme versimpeling van het stelsel. Het kabinet zelf zegt dat het afschaffen van bijzondere regelingen leidt tot een aanvullende prikkel richting nulemissies en tevens een vereenvoudiging van de Belastingdienst betekent. In dat kader zouden we daarvoor pleiten en vragen we naar een reflectie van de Staatssecretaris.

Over de afvalstoffenheffing bij verwijdering buiten Nederland kunnen we kort zijn. De maatregel ondersteunen we. We vinden het een goede maatregel. Wel merken we op dat de afvalstoffenbelasting in de afgelopen jaren drastisch gedaald is, van € 108 in 2011 naar € 13 in 2017. Het is buiten de orde van deze vergadering maar wel belangrijk: in het regeerakkoord is opgenomen dat een verhoging wordt ingevoerd. De vraag is even of er al onderzoek is gedaan naar wat de hoogte zou moeten zijn om het gedrag inderdaad te gaan beïnvloeden. Als dat nog niet gedaan is, is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Ook met betrekking tot de al dan niet tijdelijke verhoging van de energiebelasting dient het principe dat de vervuiler betaalt te worden toegepast, maar dat gebeurt niet. Hier vervuilt de vervuiler en betaalt de burger. Producenten zijn verantwoordelijk voor 80% van de uitstoot van de broeikasgassen maar betalen nog niet eens de helft van de belasting op energie. Dat betekent dat huishoudens, die nog geen vijfde bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen, veel meer dan de helft betalen. Is het in dit kader dan eerlijk om die tijdelijke verhoging fiftyfifty te verdelen?

Ook weer iets buiten deze behandeling vallend, maar toch: in het regeerakkoord wordt voorgesteld om de verhouding in belastingtarieven tussen elektriciteit en aardgas voor de eerste schijf aan te passen aan de CO2-uitstoot. Wat zou de impact zijn als dit op alle schijven wordt toegepast? Is daar onderzoek naar gedaan? Is er onderzoek beschikbaar over wat er gebeurt als er een vlak tarief wordt toegepast? Hoeveel minder zou de burger dan betalen? En hoeveel meer de grootverbruiker? En hoe verhoudt het huidige degressieve tarief van de energiebelasting zich tot de klimaatdoelstellingen van Parijs? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het degressieve stelsel nou niet direct bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van Parijs? De regering heeft natuurlijk de uitspraak gedaan dat ze die wel gaat halen. Er zijn nu ook rapporten dat ze met de huidige maatregelen van zijn lang zal ze leven niet gehaald gaat worden. Vandaag werd dat nog eens verteld. Is de Staatssecretaris het met ons eens dat een degressief stelsel daar nou niet direct aan bijdraagt?

Dan kom ik even terug bij de punten van dit overleg. De uitbreiding van de stadsverwarmingsregeling wordt gedekt met de verhoging van het tarief in de eerste schijf op aardgas. Hoe vindt de Staatssecretaris dat dit voorstel zich verhoudt tot het principe dat de vervuiler betaalt? De budgettaire derving zou niet op de eerste schijf maar juist op de hoogste schijf moeten plaatsvinden. Als je de stadsverwarmingsregeling al wilt uitbreiden, wentel dat dan af op de vervuiler. Die zit in het hoogste tarief. Het antwoord van het kabinet op deze vraag luidt, met veel uitleg – ik moet onmiddellijk toegeven dat er veel uitleg wordt gegeven – dat een evenwichtige afweging is gemaakt tussen de economische belangen van bedrijven en huishoudens. Er staat een heel lange uitleg, maar daar komt het in wezen op neer. Het resultaat is dat de bedrijven hebben gewonnen. Immers, de nadruk ligt op het belasten van consumptief kleinverbruik, in het bijzonder het verbruik van de huishoudens. En dat geldt vooral voor de hoge belasting op aardgas, elektriciteit en motorbrandstoffen, terwijl het verbruik in de industrie vaak lage tarieven kent en soms helemaal is vrijgesteld. En nu komt het: deze keuze van het kabinet is overwegend ingegeven door belastingconcurrentie en de concurrentiepositie. Wij vinden dat toch, al met al, een beetje een angstige en ook een beetje een zurige reactie van het kabinet. Dat zijn we niet gewend van Rutte. Hij is kennelijk bang voor de concurrentie. Kennelijk heeft hij heel weinig vertrouwen in de innovatiekracht van juist de industrie om daar waar de kosten stijgen innovatief te worden. Graag een reflectie daarop.

Wat moet er volgens ons dan wel gebeuren? Daarbij beperken we ons even tot de onderhavige onderwerpen. Wij pleiten voor het afschaffen of het consistenter toepassen van de vrijstellingen en de teruggaafregelingen. Daar valt nog een hoop te halen in termen van versimpeling. Ook pleiten wij ervoor het verschil in heffingshoogte tussen elektriciteit en aardgas meer in overeenstemming te brengen met de verhouding in veroorzaakte milieuschade, dus niet alleen in de eerste schijf maar in alle schijven. Als laatste zou het onze aanbeveling zijn om over te gaan van een output- naar een inputgrondslag. Immers, vanuit milieuperspectief is elektriciteit helemaal geen homogeen product. We kunnen dus wel zeggen dat we de hoeveelheid megawatt elektriciteit minder belasten, maar wat als die vuil is opgewekt? Ik zie de Staatssecretaris knikken, dus hij begrijpt precies waar ik het over heb. Moeten we vanuit milieuperspectief dus niet naar een inputgrondslag voor elektriciteit en ook voor de verbranding van aardgas? Want bijstoken met biomassa is ook niet zo'n goede manier van elektriciteitsopwekking, zoals we allemaal weten. Ik zie de PVV knikken; dat is fijn, dus die steun hebben we. Met andere woorden, om dit punt af te maken: we krijgen graag een reflectie van de Staatssecretaris op die voorgestelde verschuiving van output- naar inputbelasting, dus energieopwekking.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank de heer Van Raan. Dan gaan we tot slot naar de heer Bruins, die helemaal aan de andere kant van de tafel zit.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Deze Staatssecretaris valt de eer te beurt om als eerste nieuwe bewindspersoon van het net aangetreden kabinet de degens met de Kamer te kruisen. Als ik zie hoeveel ervaren fiscale woordvoerders hier zitten, kan ik niet anders dan constateren dat het een forse kluif voor hem zal zijn. Een meevaller voor de Staatssecretaris is dat ik ook nieuw ben in deze commissie. Wat dat betreft kunnen we elkaar dus de hand schudden. Ik wens hem een mooie en doortastende tijd toe als Staatssecretaris van belastingen en van de Belastingdienst. Dat is voorwaar een mooie, maar ingewikkelde taak. Ik zou zeggen: het is een taak waarvoor je je wel geroepen móét voelen om hem te doen.

Hoewel ik een nieuw gezicht ben in deze commissie, zult u van mij wel een vertrouwd geluid horen. Ik zal namelijk mijn best doen om in de voetsporen van mijn illustere voorganger Schouten te treden. Onze idealen en drive zijn dan ook dezelfde, namelijk de grote verschillen in belastingheffing bij gelijke bruto inkomens op zowel individueel niveau als op huishoudenniveau te bestrijden. Ik zeg dus tegen de heer Van Rooijen: inderdaad, draagkrachtprincipe. Dat blijft voor de ChristenUnie het uitgangspunt, maar de context is wel veranderd: van oppositie naar coalitie. Daar gaan u en ik zeker wat van merken. Mijn fractie heeft met het regeerakkoord immers resultaten kunnen boeken, zoals de twee schijven, de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek en de verdere vergroening van de belastingen met bijvoorbeeld de introductie van de minimumprijs voor CO2 voor de elektriciteitssector. Mijn fractie heeft ook compromissen moeten sluiten, zoals: geen overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, maar wel een hoger kindgebonden budget voor paren. We hebben ook enkele, in onze ogen, verslechteringen moeten slikken. Zo noem ik maar gewoon even hardop het schrappen van de dividendbelasting. Ik noem ook de vanuit het draagkrachtprincipe niet goed uit te leggen doorwerking van de aftrekposten in de toeslagen, die blijft bestaan.

Maar Keulen en Aken zijn immers ook niet in één dag gebouwd. Anders gezegd: uit de fiscale paragraaf van het regeerakkoord wordt meer dan duidelijk dat de ChristenUnie eraan heeft meegeschreven, maar een integrale uitvoering van ons verkiezingsprogramma is het geenszins. Maar zoals verschillende woordvoerders al hebben gezegd: het gaat vandaag niet over het regeerakkoord. Het mág wel, maar we gaan het daar later nog uitgebreid over hebben.

De heer Snels (GroenLinks):

De heer Bruins doet aan uitlokking. Het is volgens mij voor heel Nederland de grote vraag waar de afschaffing van de dividendbelasting vandaan komt. De heer Bruins geeft nu toe dat die afschaffing in ieder geval niet van de ChristenUnie komt. Maar van wie dan wel?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Inderdaad. De heer Snels trekt de juiste conclusie. Afgelopen zaterdag kon hij in een groot artikel in de NRC zelfs lezen dat we dat intern bij de ChristenUnie «ontwikkelingssamenwerking voor Amerikaanse en Britse aandeelhouders» hebben genoemd. Deze maatregel komt niet van ons. Waar deze wel vandaan komt ... Ik heb niet aan de tafel gezeten. Ik heb in een eerder plenair debat gezien dat de oppositiepartijen daar nadere details over vroegen. Deze maatregel komt niet van de ChristenUnie. Het was een flinke meloen om door te slikken.

(Hilariteit)

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik zie aan de lichaamstaal aan de overkant dat ik door mag gaan met mijn bijdrage.

Voorzitter. Ik zal mij verder beperken tot wat voorligt, in de wetenschap dat er nog een vrij forse nota van wijziging zit aan te komen, waarvan we aan het begin van de middag hoorden wat daar ongeveer in zal komen te staan.

Ik sluit mij wat de beslagvrije voet betreft aan bij collega's Omtzigt en Snels.

De bevoegdheden van de inspectie zijn genoemd door collega's De Vries en Nijboer.

De bpm is genoemd.

De getto-uitkering is genoemd door de heren Van Rooijen en Edgar Mulder. Ik sluit mij daarbij aan en zou de Staatssecretaris willen vragen of het mogelijk is om de Duitse uitkering voor de joodse slachtoffers die in het getto in Amsterdam hebben gewerkt, te laten vallen onder de vrijstelling voor Artikel 2-Fondsuitkeringen. De heer Van Rooijen is hier heel actief op en heeft vragen gesteld. Ik laat het primaat graag bij hem, maar ik zal volgen.

Wat betreft de zeeschepen en Waddenveren sluit ik aan bij collega's De Vries, Snels, Nijboer, Van Weyenberg, Leijten en Omtzigt. Er is genoeg over gezegd, maar de vraag is: is er nog wat te doen voor de eilanders?

Ik kom bij de omzetbelasting en de aanscherping van de definitie van «geneesmiddelen». De heer Mulder noemde al de homeopathische middelen. Ik wil daar iets uitgebreider bij stilstaan. In Nederland worden wetenschappelijk bewezen effectieve geneesmiddelen geregistreerd met een RVG-nummer. Homeopathische middelen daarentegen worden slechts geregistreerd omdat de Europese Geneesmiddelenrichtlijn zegt dat homeopathische middelen geregistreerd moeten worden om toegelaten te worden op de markt. Daarom geeft het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, het CBG, deze middelen een RVH-nummer. Even los van de hoeveelheid werk die op het CBG afkomt met de aanscherping van de definitie, waar de heer Omtzigt al terecht op wees, wil ik erop wijzen dat de homeopathische middelen niet een RVH-middel krijgen omdat ze werkzaam zijn, althans ze hebben geen aantoonbare farmacologische werking en geen fysiologisch effect. Nee, ze hebben juist een RVH-nummer omdat dat moet van Brussel, niet omdat ze een geneeskrachtige werking hebben, althans ze zijn geen wetenschappelijk bewezen effectieve geneesmiddelen. Als ze dat wel zouden zijn, zouden ze een RVG-nummer hebben. Het is voor mij daarom onduidelijk waarom homeopathische middelen, die niet wetenschappelijk bewezen effectief zijn, toch onder het lage btw-tarief zouden moeten blijven vallen.

Waarom is dat nou onlogisch? Bij de behandeling van patiënten is de BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar vrijgesteld van btw. De diensten van zoals dat zo mooi heet «complementair werkende beroepsbeoefenaren», oftewel alternatieve genezers, zijn uitgesloten van die btw-vrijstelling. Het is dan ook niet meer dan logisch dat homeopathische middelen, die niet bewezen effectief zijn, vallen onder het reguliere btw-tarief en niet onder het verlaagde btw-tarief. Graag hoor ik van de Staatssecretaris waarom de vanwege een Europese richtlijn verplichte registratie hier ertoe leidt dat homeopathische middelen onder het lage btw-tarief worden geschaard zonder dat er enige serieuze aanwijzing is dat het hier gaat om primaire levensmiddelen of om werkzame geneesmiddelen.

Ik heb nog een feitelijke vraag, die ik eigenlijk natuurlijk had moeten stellen in de schriftelijke ronde. Gelukkig heeft de Staatssecretaris nog even tijd om zijn beantwoording voor te bereiden. Die vraag is: hoe groot is de belastinguitgave eigenlijk inzake homeopathische middelen vanwege het verlaagde tarief? En hoe verhoudt deze belastinguitgave zich tot reguliere geneesmiddelen en tot alle belastinguitgaven vanwege de toepassing van het verlaagde btw-tarief? Ik ben benieuwd naar het antwoord. Gelukkig is er enige tijd om deze vraag te beantwoorden.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik deel de verbazing over het lage btw-tarief voor homeopathische middelen volledig. Tegelijkertijd heb ik wel zorgen over de systematiek die nu wordt voorgesteld. Je kunt er ook voor kiezen dat het uitschrijven van een recept door een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar automatisch leidt tot het lage btw-tarief. Wanneer dat niet het geval is, heb je dus te maken met complementaire geneesmiddelen of gewoon met de verwachting van iemand die denkt dat een druppeltje werkzaam is. Daarvoor geldt dan dus het hoge btw-tarief. Kan de ChristenUnie zich niet scharen achter zo'n systeem?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Laat ik vooropstellen dat ik de aanscherping die hier wordt voorgesteld verstandig vind. Ik vind het ook verstandig om het grijze gebied zo klein mogelijk te maken, zodat er een heldere grens is. De optie die mevrouw Leijten ook in haar bijdrage vermeldde, is een andere optie om de grens heel helder te stellen. Ik wil nu in ieder geval even zeggen dat ik daarvoor opensta en dat ik dat nader wil bestuderen. Ik wijs dat niet af, maar ik heb wel enige tijd nodig om daar even goed over na te denken. Het is ook nodig om van de Staatssecretaris te horen wat daarvan de financiële gevolgen zouden zijn. Als we tegelijkertijd alles uit de RVH-registratie naar 21% zouden tillen, weet ik zeker dat er heel veel geld vrijkomt. Maar ook op dat punt hoor ik graag bedragen van de Staatssecretaris.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben blij dat de ChristenUnie dat wil bestuderen. Ik heb het gevraagd in de schriftelijke ronde. Daar wordt het eigenlijk een beetje makkelijk afgedaan met: zo was het vroeger en vroeger waren de bonnetjes te veel administratie en nu kan het niet meer; we leven wel in een ander tijdperk. We leven zeker ook in het tijdperk waarin we veel meer zeggen tegen onze beroepsbeoefenaren: je moet je aansluiten bij behandelingen waarvan de werking wetenschappelijk is bewezen. Op het moment dat je iets voorschrijft wat eigenlijk flauwekul is, kun je dus voor de tuchtrechter komen. Daarmee heb je die weg dus eigenlijk afgesloten, terwijl er wel degelijk bijvoorbeeld geneesmiddelen zijn die geregistreerd zijn voor het een en worden ingezet voor het ander, maar door de beroepsgroep als een erkende behandeling worden gezien. Daarmee ondervang je misschien mensen die nu erbuiten zouden vallen en dus te veel btw zouden gaan betalen, maar andere middelen, zoals homeopathische middelen, blijven wellicht onder het btw-regime. Ik hoor volgende week graag van de ChristenUnie wat zij ervan vindt, want ik trek hierbij graag samen op. Dat hebben we in het verleden bij dit soort middelen ook gedaan.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik vervolg mijn bijdrage. Bij de wijziging van enkele belastingwetten wil ik nog twee thema's kort aanstippen, voor zover ze niet al behandeld zijn door mijn collega's: de inkeerregeling en het huwelijksvermogensrecht. Wat betreft de overige punten sluit ik mij aan bij de vragen die al door collega's naar voren zijn gebracht.

De Staatssecretaris is voornemens de inkeerregeling te schrappen, waardoor de vergrijpboete gelijk kan worden opgelegd. De reactie van de Staatssecretaris op onze vraag om de vergrijpboete na twee jaar te verhogen om die grens na twee jaar nog wel zichtbaar te houden, vind ik nog niet helemaal overtuigend. Zoals de heer Omtzigt al in zijn bijdrage zei, is snel herstel van fouten toch anders dan herstel na jaren wachten. Ik kan mij alsnog toch voorstellen dat er een verschil is tussen de eerste twee jaar en langer wachten. Er vond een hele discussie plaats over spontaan herstel: is het nou een foutje of wordt de fiscus hier bewust een oor aangenaaid? Ook daarbij is er de nodige afwegingsruimte. Nu begrijp ik uit de reactie van de Staatssecretaris op onze vraag dat de belastinginspecteur al de nodige bewegingsruimte heeft, natuurlijk mits de bestuurlijke boete effectief en proportioneel is. Wat mij betreft mag lang wachten met het aangeven van buitenlands vermogen leiden tot hogere boetes. Kortom, de oproep aan de Staatssecretaris is om zijn inspecteurs de flexibiliteit die er is om hogere boetes op te leggen, ten volle te laten benutten. Is dat ook de inzet van de Staatssecretaris?

Voorzitter. Over het huwelijksvermogen hoef ik het eigenlijk niet meer te hebben, zo uitgebreid heeft collega Omtzigt dit behandeld. De vraag die in mij opkwam, was eigenlijk een nostalgische. De rest van de tekst laat ik maar voor wat die is. Welke problematiek hadden wij nou niet gehad als we gewoon nog allemaal standaard in gemeenschap van goederen getrouwd waren? Ik weet het: gedane zaken nemen geen keer. Maar laat ik mede gelet op de nota naar aanleiding van de vragen zeggen dat ik blij ben dat we in het regeerakkoord hebben afgesproken dat trouwen in gemeenschap van goederen gratis moet blijven. Alleen al om fiscale redenen moeten we daar geen verdere drempels opwerpen. Maar goed, laat ik die nostalgie voor mijn rekening houden. We leven in het land waar we in leven. Ik hoor mijn collega's nu van alles zeggen, maar dat is een feitelijke constatering die altijd klopt, zal ik maar zeggen.

Voorzitter. Ik eindig met de Landbouwregeling, die ook al door collega's is genoemd. Het moge duidelijk zijn dat de ChristenUniefractie moeite heeft met het schrappen van de Landbouwregeling, eigenlijk vooral omdat gewoon een deugdelijke motivatie ontbreekt. Er was geld nodig vanwege de ruilvoetproblematiek. Het werd pondsgewijs verdeeld, en ziedaar: bij landbouw en natuur moest de Landbouwregeling eraan geloven teneinde 15 miljoen bij te dragen aan het oplossen van de begrotingsproblematiek. Het schrappen van de landbouwregeling levert intussen 22 miljoen euro op, maar in plaats van dat de overgeschoten 7 miljoen wordt teruggegeven aan boeren en tuinders, is het geld al benut binnen het hele belastingplanpakket. En passant is met het oplossen van de ruilvoetproblematiek ook nog tegen de eigen begrotingsregels gezondigd. Immers, de regel dat inkomsten en uitgaven gescheiden zijn, is aan de laars gelapt. Daar blijf ik in de komende jaren graag alert op.

Ik eindig met drie vragen aan de Staatssecretaris. Ten eerste. Is de Staatssecretaris bereid om de wet later te laten ingaan, zodat agrariërs de tijd krijgen zich hier fatsoenlijk op voor te bereiden? Dat is ook al door een andere collega genoemd.

Ten tweede. Is de Staatssecretaris bereid om alsnog een mkb-toets uit te voeren? Als ik de extra administratieve last tot me door laat dringen en die zet tegenover het feit dat het veelal kleinere, extensieve bedrijven betreft, dan moet mij van het hart dat de vorige Staatssecretaris daar in zijn reactie veel te luchtig aan voorbijgaat. Uit de beantwoording blijkt bovendien dat de vraag van mijn fractie niet op waarde is geschat. Er staat namelijk een nogal wonderlijk antwoord. In reactie op mijn vraag waarom er nog geen mkb-toets is uitgevoerd, wordt er geantwoord dat er geen maatschappelijke kosten-batentoets is gedaan. Een MKBA-toets is bij mijn weten iets anders dan een mkb-toets. Hoe het ook zij, ik zie graag alsnog een mkb-toets. Dat is dus geen maatschappelijke kosten-batenanalyse, maar een toets om te kijken hoezeer de administratieve druk voor een mkb'er toeneemt.

Ten derde en ten laatste. Is de Staatssecretaris bereid om de 7 miljoen waarmee de lasten structureel te veel worden verzwaard, namelijk de 15 miljoen min 22 miljoen, alsnog terug te geven aan de boeren en tuinders, dus aan de sector, zoals collega Aukje de Vries al zei? Of kan dat gedaan worden door de kleineondernemersregeling uit te breiden met deze 7 miljoen? Hoe staat de Staatssecretaris sowieso tegenover verruiming van de kleineondernemersregeling?

Voorzitter, tot zover mijn bijdrage in eerste termijn. Dank u wel.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben bekomen van de beeldspraak van de doorgeslikte meloen. Ik heb daar toch nog wel een vraag over, die ik anders vanochtend wel had gesteld. We hebben vanochtend gesproken over het andere wetsvoorstel dat voorligt naast het Belastingplan. Dat gaat ook over de dividendbelasting. Er zit ook een lastenverlichting van 30 miljoen in. Daar is iedereen kritisch over; dat kun je wel zo samenvatten. Niet iedereen was even stevig in zijn afwijzing als ik was, maar dat zou 30 miljoen opleveren voor in ieder geval de komende een of twee jaar. Het zou niet mijn besteding zijn, maar daarmee zou bijvoorbeeld richting de landbouw enige compensatie gegeven kunnen worden. Nu de meloen is doorgeslikt maar er een mogelijkheid ligt om hiertegen te zijn, want dit staat niet in het regeerakkoord, is de ChristenUnie dan tegen dat wetsvoorstel?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik moet er als nieuwe woordvoerder heel eerlijk over zijn dat ik u dat antwoord schuldig moet blijven. Ik was er niet voor niets vanochtend niet bij, want toen was ik mij aan het voorbereiden op dit debat. Ik zal er verder naar kijken.

De heer Nijboer (PvdA):

Alle begrip daarvoor; dat is helemaal geen punt. Ik zou dan ook in de overweging willen betrekken dat, zou u het al naar de landbouw willen brengen, de bijleenregeling een andere dekkingsmogelijkheid is. Daar hebben we vandaag wel over gediscussieerd. Als je in de bijstand komt en je leent, en de gemeente die lening vervolgens kwijtscheldt, dan word je echt gekort. Daarvoor is om en nabij 15 miljoen nodig. Dat zou wat mij betreft een heel zinvolle besteding zijn. Ik kan me voorstellen dat de ChristenUnie dat ook vindt. Ik vraag vandaag helemaal geen uitsluitsel, maar vraag wel om in de loop van de wetsbehandeling in de komende tijd welwillend naar die besteding te kijken, mocht de ChristenUnie tot het oordeel komen dat die 30 miljoen anders kan worden aangewend.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik ken de heer Nijboer als een zeer coöperatieve collega en deskundig voorzitter van een parlementaire onderzoekscommissie. Dus iedere serieuze suggestie zal ik ook serieus bekijken.

De voorzitter:

Dank. Hiermee komen we aan het einde van de eerste termijn van de Kamer over het Belastingplan 2018. Ik zei vanochtend al dat we dat om een bijzondere reden doen, namelijk een zorgvuldige behandeling van het Belastingplan in de Eerste en Tweede Kamer, zodat de Belastingdienst het kan uitvoeren. Een bijeffect daarvan is – dan praat ik namens de commissie – dat wij zeer trots zijn dat wij als eerste commissie een bewindspersoon van het nieuwe kabinet in ons midden hebben. Dank daarvoor. We gaan volgende week maandag verder.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voor u afsluit, heb ik nog een vraag. Hebben wij nu een procedurevergadering? Zo niet, mag ik u dan toch vragen er rekening mee te houden dat mijn fractie graag een derde wetgevingsoverleg wil? Ik weet niet of en wanneer dat nog in een procedure aan de orde komt, maar ik wil dat hier al melden. Daar is ook in een week ruimte voor gemaakt, doordat we juist vandaag zijn begonnen.

De voorzitter:

We gaan dat hier niet bepalen en we gaan hier geen procedurevergadering houden. Daar zijn de geëigende paden voor. U kunt altijd vragen om een extra procedurevergadering. Dan kunnen we kijken of er een meerderheid voor is. Nogmaals dank voor uw aanwezigheid. Volgende week maandag gaan we verder met de beantwoording van de vragen over het Belastingplan.

Sluiting 17.19 uur.