Kamerstuk 34775-XV-95

Aanvullende reactie op het verzoek van het lid Van Brenk, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 31 januari 2018, over de brede koopkrachtontwikkeling in 2018

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018

Gepubliceerd: 6 april 2018
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34775-XV-95.html
ID: 34775-XV-95

Nr. 95 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2018

Het lid Van Brenk (50PLUS) heeft tijdens de regeling van werkzaamheden van 31 januari jongstleden verzocht om een brief over de brede koopkracht 2018 met daarbij de vraag waar (en bij wie) de 3% welvaartsstijging terecht is gekomen. Mijn brief van 15 februari jongsleden gaat in op de brede koopkracht 2018. Deze brief is daarop een vervolg en gaat in op de vraag bij wie de welvaartsstijging terecht is gekomen.

De vraag bij wie de welvaarsstijging terecht is gekomen wordt in deze brief op twee manieren benaderd: eerst door een aansluiting te maken tussen de economische groei en de statische koopkracht en vervolgens door te kijken naar de verdeling van het nationale inkomen over overheid, bedrijven en huishoudens.

Als we kijken naar de economische groei en de statische koopkracht1 over de jaren 2017 tot 2019 valt op dat de statische koopkracht achterblijft: de economische groei komt op respectievelijk 3,1%, 3,2% en 2,7%, terwijl de statische koopkracht op 0,3%, 0,6% en 1,6% uitkomt2. Het is begrijpelijk dat op basis van statische koopkrachtplaatjes het beeld kan ontstaan dat de economische groei niet terechtkomt bij huishoudens. Echter, hoewel statische koopkrachtcijfers goed in staat zijn om de effecten van beleid op de besteedbare inkomens van verschillende groepen huishoudens inzichtelijk te maken, zijn ze niet goed geschikt om de vraag van het lid Van Brenk te beantwoorden. Economische groei kan ook worden veroorzaakt doordat mensen bijvoorbeeld (meer) gaan werken, terwijl dat niet zichtbaar is in de statische koopkracht. Hogere collectieve uitgaven aan zorg en onderwijs zijn ook een vorm van welvaartsstijging waar huishoudens voordeel van hebben. Deze elementen kunnen in het geval van de zorg zelfs ten koste gaan van de statische koopkracht (bij hogere zorgpremies), terwijl huishoudens wel profiteren van de hogere zorguitgaven.

Het CPB heeft in de Macro Economische Verkenning 2018, van afgelopen zomer, en het recent verschenen Centraal Economisch Plan 2018 twee andere indicatoren gepresenteerd die tegemoetkomen aan de bovenstaande tekortkomingen van statische koopkrachtplaatjes. Beide indicatoren geven een completer antwoord op de vraag van het lid Van Brenk.

Reële beloning werknemers

De reële beloning van werknemers corrigeert het statische koopkrachtcijfer voor mutaties in de werkgelegenheid en de zogeheten incidentele loonontwikkeling (het deel van de loonontwikkeling dat niet komt uit de CAO, zoals promotie). Tabel 1 laat zien dat in 2018 bij een statische koopkracht van alle huishoudens van 0,6% en 0,8% voor werkenden, de reële beloning van werknemers stijgt met 3,5%. Een belangrijke factor hierin is de mutatie in het aantal gewerkte uren, oftewel een groei in de werkgelegenheid. De tabel laat zien dat de totale reële beloning van werknemers in 2018 sneller stijgt dan het BBP, ook al lijkt de koopkracht in eerste instantie ver achter te blijven.

Tabel 11: aansluiting tussen statische koopkracht en reële beloning werknemers

Tabel 11: aansluiting tussen statische koopkracht en reële beloning werknemers

1 Deze tabel is overgenomen uit de MEV2018, p. 62 en geupdate met cijfers uit de CEP2018.

(a) Effect van belastingen, sociale premies, toeslagen en pensioenpremies; zowel het effect van wijzigingen als van bestaande tarieven; inclusief effect van verschillen tussen gemiddelde en mediaan en inclusief effect van rentes op overig inkomen huishoudens. Ook hogere zorguitgaven werken hierin door, terwijl het profijt van de zorg niet wordt meegenomen in de koopkracht.

(b) Gedefleerd met de consumentprijsindex (cpi).

(c) Door afronding kan er verschil voorkomen tussen dit totaal en de som van de onderdelen.

Verdeling van de nationale koek

Een andere manier om te bepalen waar de economische groei terecht komt, is door te kijken naar de verdeling van het nationale inkomen ná belasting («de nationale koek») over overheid, bedrijven en gezinnen. Het CPB heeft in het CEP20183 berekent hoe de nationale koek is verdeeld over de periode 2008–2019, deze figuur is hieronder overgenomen.

Figuur 14 laat zien dat het overgrote deel van de stijging van de nationale koek (circa tweederde) in 2018/2019 naar huishoudens gaat. Dit komt deels doordat gezinnen direct meer te besteden hebben via hogere lonen en meer werkgelegenheid, maar ook indirect doordat zij profiteren van meer overheidsuitgaven voor met name zorg. Een kleiner deel van de stijging gaat naar de overheid, terwijl het deel dat naar bedrijven gaat juist achterblijft bij de ontwikkeling van de nationale koek.

Zowel de ontwikkeling van het reële beloning van werknemers als de verdeling van de nationale koek laten een positieve verwachting zien voor 2018–2019. Een groot deel van de economische groei komt direct of indirect terecht bij huishoudens. Voor werknemers gaat het dan veelal om een direct hoger besteedbaar inkomen, omdat zij een hogere beloning krijgen. De hogere zorguitgaven komen echter ook bij huishoudens terecht, maar dit loopt indirect. Ouderen maken relatief meer gebruik van zorg en profiteren daarom meer van deze hogere zorguitgaven. Overigens wil dit niet zeggen dat deze positieve algemene ontwikkeling ook voor iedereen voelbaar zal zijn. Ook nu de economie dit jaar op volle toeren draait, zullen er mensen zijn die hun baan verliezen en mensen zijn waarbij het nog niet lukt een nieuwe baan te vinden. De cijfers laten wel zien dat het gemiddelde huishouden volop profiteert van de economische groei, veel meer dan de statische koopkrachtcijfers suggereren. Dat is goed nieuws.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees