Kamerstuk 34775-VII-65

Reactie op het verzoek van het lid Kuiken, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 6 maart 2018, over het afbreken van de cao-onderhandelingen Rijksoverheid

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2018

Gepubliceerd: 29 maart 2018
Indiener(s): Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34775-VII-65.html
ID: 34775-VII-65

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2018

Naar aanleiding van het verzoek van het lid Kuiken (PvdA) in het ordedebat van 6 maart 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 57, Regeling van Werkzaamheden) informeer ik u over het afbreken door bonden van de onderhandelingen over een nieuwe cao rijk.

Allereerst wil ik u er op wijzen dat cao-onderhandelingen in vertrouwelijkheid plaatsvinden. Verslagen zijn niet openbaar, en een openlijke discussie over een cao-onderhandeling komt deze over het algemeen niet ten goede. Toch zal ik proberen – hoewel enigszins terughoudend – iets meer duiding te geven, waarom het overleg met bonden is vast gelopen

In de Troonrede is aangegeven dat na jaren van recessie de economie weer groeit, en dat het kabinet sociale partners oproept om ook werknemers in deze groei te laten delen. Ten tijde van de Troonrede was het huidige kabinet weliswaar nog niet aangetreden, maar het huidige kabinet onderschrijft deze oproep nog steeds. De oproep is gericht aan werkgevers en bonden in den brede, niet zo zeer voor een specifieke sector. Maar ik begrijp dat u hier een voorbeeldrol ziet voor het kabinet als werkgever.

In het regeerakkoord is voor de departementale begrotingen gerekend met de verwachtingen rond de economische ontwikkelingen, waaronder ook de loonontwikkeling in de markt. Deze werkt via het zogeheten referentiemodel door in de vergoeding voor overheids- en onderwijswerkgevers voor cao-onderhandelingen en sociale lasten. Dit betreft echter een verwachting. Jaarlijks wordt deze opnieuw doorgerekend en vastgesteld in de Voorjaarsnota. De loonstijgingen in de markt lijken nu lager uit te komen dan destijds verwacht. Dit werkt door in genoemd referentiemodel en daarmee in het beschikbare budget voor de cao-onderhandelingen in de sector Rijk. Bijkomend probleem voor overheids- en onderwijssectoren is dat de pensioenpremie, die in 2017 reeds is gestegen, ook in 2018 en 2019 zal stijgen, terwijl de pensioenpremies in de markt vrijwel stabiel zijn. Een deel van de loonruimte zal gebruikt moeten worden om de stijging van het werkgeversdeel van de pensioenpremie te betalen. Tezamen leidt dat er toe dat er een kloof zit tussen de door bonden gestelde looneis en de beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte. Ik heb dat in het cao-overleg aan bonden aangegeven, wat voor hen aanleiding was om de onderhandelingen af te breken.

Ik begrijp de teleurstelling bij de bonden over de beperkte loonruimte. Ik betreur wel dat zij in deze fase de onderhandelingen hebben afgebroken. De besluitvorming over de Voorjaarsnota moet nog plaatsvinden en definitieve cijfers zijn nog niet vastgesteld. Ook verliep het inhoudelijke overleg met bonden over het bredere pakket aan arbeidsvoorwaarden positief. Ik zou dan ook graag over het totale pakket, inclusief loon, met bonden verder praten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren