Kamerstuk 34775-VI-97

Reactie op de verzoeken van het lid Azarkan, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 6 en 13 maart 2018, over de berichten ‘Pegida plaatst kruizen op grond toekomstige moskee Enschede’, ‘Meisje (14) doet hoofddoek niet af en wordt zwaar mishandeld’ en ‘Joods restaurant in Amsterdam opnieuw doelwit van vandalisme’

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2018

Gepubliceerd: 13 april 2018
Indiener(s): Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34775-VI-97.html
ID: 34775-VI-97

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2018

Tijdens de regeling werkzaamheden van dinsdag 6 (Handelingen II 2017/18, nr. 57, item 26) en 13 maart jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 60, item 240) heeft uw Kamer gevraagd om een brief naar aanleiding van de berichtgeving over incidenten in Enschede (bouwterrein moskee) op 12 november 2017, in Emmeloord (14-jarig meisje) op 21 februari jl. en in Amsterdam (Joods restaurant) op 2 maart jl.

Gelijktijdig met de verzending van deze brief, bied ik uw Kamer de antwoorden op de Kamervragen over de incidenten in Emmeloord en Amsterdam aan Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nrs. 1785, 1786 en 1787). Het strafrechtelijk onderzoek naar de incidenten in Enschede en Emmeloord is inmiddels afgerond. In dat verband verwijs ik uw Kamer naar de persberichten van het Openbaar Ministerie van 19 en 20 maart jl.1

Naar het incident in Amsterdam is het strafrechtelijk onderzoek nog gaande. Op deze laatstgenoemde individuele strafzaak kan ik, behoudens hetgeen is aangegeven in reactie op de Kamervragen daaromtrent, niet ingaan. Wel wil ik uw Kamer het volgende melden.

Discriminatie is onaanvaardbaar. Het kabinet staat voor een samenleving waarin iedereen gelijke kansen krijgt en niet afgerekend wordt op vermeende groepskenmerken, maar op individuele kwaliteiten. Voor homohaat, antisemitisme, moslimhaat, eerwraak, genitale verminking, kinderhuwelijken, gedwongen huwelijken, haat zaaien en geweld tegen andersdenkenden en tegen minderheden is geen plaats in onze samenleving. Het kabinet staat dan ook voor een samenleving waar iedereen zich veilig voelt om in vrijheid vorm te geven aan de eigen etnische, religieuze, seksuele en culturele identiteit binnen de kaders van de rechtsstaat. In mijn brief van 15 december 20172 naar aanleiding van de eerdere vernieling van het Joodse restaurant heb ik reeds expliciet aangegeven dat ik discriminatie van bevolkingsgroepen in welke vorm dan ook – of het nu gaat om commune delicten met een discriminatoir aspect of om discriminatie in strikte zin – niet kan tolereren.

Op 23 maart 2017 is uw Kamer via de periodieke voortgangsrapportage over het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie (hierna: NAD) ingelicht over onder meer de voortgang en resultaten van belangrijke maatregelen binnen het NAD, zoals het stimuleren en zichtbaar maken van de verbindende initiatieven binnen de samenleving en meer aandacht voor onze verworvenheden en diversiteit in cultuur en geschiedenis3. Op 18 mei 2017 is uw Kamer het rapport Discriminatiecijfers 2016 aangeboden4. Voor cijfers over onder meer het aantal geregistreerde incidenten over antisemitisme en incidenten waarbij sprake was van discriminatie vanwege het islamitische geloof verwijs ik naar voornoemd rapport.5 De volgende rapportage over de voortgang van de maatregelen van het NAD inclusief de discriminatiecijfers over 2017 zal uw Kamer dit voorjaar tegemoet zien.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus