Kamerstuk 34775-A-71

Uitkomsten strategische bestuurlijke overleggen MIRT en REOS voorjaar 2018

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2018

Gepubliceerd: 22 juni 2018
Indiener(s): Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34775-A-71.html
ID: 34775-A-71

Nr. 71 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2018

Met deze brief doe ik u, mede namens de bewindspersonen van IenW, verslag van de strategische Bestuurlijke Overleggen MIRT die ik samen met de Minister en Staatssecretaris van IenW in het voorjaar van 2018 heb gevoerd. Ook informeer ik u met deze brief over het Bestuurlijk Overleg REOS en de stand van zaken over de vorming van een fonds voor binnenstedelijke transformaties. De bewindspersonen van IenW informeren uw Kamer gelijktijdig over de voortgang in het MIRT en de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s.

Essentie strategische bestuurlijke overleggen MIRT

Opgaven op het gebied van economie, wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid werken sterk op elkaar in. Deze opgaven bevinden zich op verschillende schaalniveaus en betreffen verschillende verantwoordelijkheden waarbij maatregelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau op elkaar moeten worden afgestemd en elkaar waar mogelijk versterken. In de in mei en juni gehouden strategische BO’s MIRT is met de regio’s gebiedsgericht de gezamenlijke aanpak van deze actuele strategische opgaven in besproken.

De bestuurlijke overleggen hadden daarmee – uitgaande van de verschillende strategische opgaven per landsdeel – een duidelijk verschillende invulling. In landsdeel Oost stond de pilot voor de vernieuwing van de gebiedsagenda centraal. In de landsdelen Noordwest en Zuidwest was belangrijk onderdeel van het overleg de aanpak van de woningbouwopgave, in samenhang met andere ruimtelijke opgaven en met mobiliteitsvraagstukken. In deze strategische BO’s MIRT zijn afspraken gemaakt die leiden tot een gedeeld beeld van de woningbouwopgave waarmee voldoende harde en zachte plancapaciteit beschikbaar komt en bestaande bouwplannen versneld kunnen worden. In de landsdelen Zuid en Noord is ingezoomd op de aanpak van een aantal complexe binnenstedelijke transformatielocaties, waaronder het stationsgebied van Eindhoven.

Belangrijkste uitkomsten per landsdeel

In landsdeel Oost is besproken op welke wijze de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) gebiedsgericht kan worden uitgewerkt in een zogenaamde Omgevingsagenda. Deze agenda is een actualisatie en een verbreding van de huidige gebiedsagenda’s. In een omgevingsagenda worden nationale en regionale opgaven aan elkaar gekoppeld. Dit moet leiden tot een gezamenlijke definiëring van de integrale (gebiedsgerichte)opgaven en de gewenste aanpak. In aanloop naar het opstellen van deze omgevingsagenda loopt in landsdeel Oost een pilot. In het bestuurlijk overleg zijn belangrijke uitgangspunten van de pilot verkend. Daarnaast is gekeken naar opgaven die spelen in de regio FoodValley, die ook worden meegenomen in de pilot. De nieuw te vormen Omgevingsagenda zullen in een volgende ronde strategische BO’s MIRT terugkeren. Ter voorbereiding op het BO MIRT in het najaar betrekt het Rijk de regio bij het ontwikkelen van spelregels en een afweegkader voor het Mobiliteitsfonds.

Voor de woningbouwopgave zal gewerkt worden aan een gezamenlijk beeld van de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte en de beschikbare en (extra) benodigde plancapaciteit. Het Ministerie van BZK zet zich in om het generieke instrumentarium gericht op woningbouw, waaronder de aangepaste Crisis- en Herstelwet, in te zetten voor de woningbouwopgave in dit landsdeel en de regio zoekt hierbij naar geschikte locaties voor versnelling. De regio zet zich in door te inventariseren of er locaties zijn die onder de aangepaste Crisis- en Herstelwet versneld kunnen worden. Daarnaast definieert de regio de transformatieopgave van de woningmarkt. Tot slot zullen Rijk en regio zich gezamenlijk inzetten om te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om nieuwe, flexibele en soms tijdelijke woonvormen en -concepten te ondersteunen.

Voor landsdeel Noordwest hebben Rijk en regio afgesproken om voor de metropoolregio’s Utrecht en Amsterdam in het najaar van 2018 tot regionale afspraken te komen over het functioneren van de woningmarkt en het versnellen van de woningbouw. Om deze afspraken nader vorm te geven zal in september van dit jaar tussentijds bestuurlijk overleg met de regio’s worden gevoerd. De afspraken met beide regio’s over het functioneren van de woningmarkt zijn gericht op het in kaart brengen van de investeringscapaciteit van corporaties in relatie tot de volkshuisvestelijke opgaven, de lokale sturingsmogelijkheden op het aanbod in het middensegment, het bevorderen van doorstroming, op de wet- en regelgeving en de optelsom van verschillende investeringen die op particuliere huiseigenaren afkomen.

Voor de regio MRU wordt in dit najaar het beeld van de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte vastgesteld, en wordt de daarvoor benodigde plancapaciteit benoemd. Op basis van een gezamenlijke inventarisatie van kansen en risico’s bij grote projecten wordt tussen Rijk en regio Utrecht afgesproken wie welke acties onderneemt om het bouwtempo in de regio te bespoedigen. Om de samenhang van de verschillende ruimtelijke opgaven te waarborgen, is ook een gebiedsgericht programma gestart op basis van het door Rijk en regio vastgestelde programmaplan U Ned.

Voor de regio MRA is vastgesteld dat er voldoende plannen zijn en dat de inzet daarom vooral wordt gericht op het gezamenlijk werken aan het wegnemen van knelpunten bij de woningproductie. De focus bij het wegnemen van knelpunten voor deze locaties ligt op: het tekort aan personele capaciteit bij overheid en marktpartijen, stapeling van beleid en regelgeving, bereikbaarheid en de financiering van complexe binnenstedelijke opgaven. Het onderzoek naar bereikbaarheidsoplossingen wordt met voorrang gericht op vier locaties, als onderdeel van een langere lijst, die in de gemaakte afspraken met name zijn benoemd.

Voor landsdeel Zuidwest delen Rijk en regio het uitgangspunt dat uitbreiding van het woningaanbod bij voorrang plaatsvindt in bestaand stedelijk gebied op en nabij OV-knooppunten of op locaties waarvan de ontsluiting per OV goed inpasbaar is in het totale OV-systeem. De regio kiest voor een samenhangende ontwikkeling van woningbouw, economische toplocaties en gefaseerde opwaardering van de Oude Lijn (Leiden-Dordrecht) met aftakking naar Zoetermeer. Afgesproken is dat de definitieve keuze over waar («Oude lijn» en/of E lijn) en wanneer de OV-aanpassingen gaan plaatsvinden nader zal worden bestudeerd in de werkplaats «Metropolitaan OV, Ruimte en Duurzaamheid» in het kader van het Gebiedsgericht Bereikbaarheidsprogramma Rotterdam-Den Haag. In de afweging zal naast bereikbaarheid het perspectief vanuit de verstedelijkingsopgave uitdrukkelijk worden meegenomen (wederkerigheid).

In landsdeel Zuid is in het bestuurlijk overleg ingezoomd op de verdere ontwikkeling van het stationsgebied van Eindhoven als internationaal knooppunt en aantrekkelijke woon- en werklocatie. In dit kader is afgesproken dat het voor de verdere ontwikkeling van Eindhoven als internationaal knooppunt (EIK-XL) van belang is om tempo in de uitwerking van het plan van aanpak te maken. Ook is in dit bestuurlijk overleg ingegaan op de transformatie-opgave voor Parkstad Limburg. De regio werkt met het Ministerie van BZK een voorstel uit voor een regiodeal voor Parkstad Limburg. M.b.t. de woningbouwopgave in landsdeel Zuid zet het Ministerie van BZK zich in om het generieke instrumentarium gericht op woningbouw, waaronder de aangepaste Crisis- en Herstelwet, in te zetten t.b.v. de woningbouwopgave in dit landsdeel. De regio zet zich in door te inventariseren of er locaties zijn die onder de aangepaste Crisis- en Herstelwet versneld kunnen worden. Landsdeel Zuid inventariseert ook eventuele specifieke knelpunten.

In landsdeel Noord is gesproken over de aanpak van de woningbouwopgave in de stad Groningen en de ontwikkeling van een aantal grote transformatielocaties. Er zijn afspraken gemaakt met betrekking de woningbouwopgave in de stad Groningen. Rijk en gemeente hebben afgesproken om in het najaar tot regionale afspraken te komen over het functioneren van de woningmarkt en het versnellen van woningbouw. Daarnaast hebben Rijk en gemeente afgesproken om in het najaar tot een gezamenlijk beeld te komen van de beschikbare en benodigde plancapaciteit. Ook worden gezamenlijk knelpunten uitgediept die spelen op grote transformatielocaties als het voormalige suikerfabriekterrein en de Eemskanaalzone. De gemeente zal bovendien inventariseren of locaties versneld kunnen worden met aangepaste Crisis- en herstelwet, vanuit het Rijk is actieve inzet van het expertteam woningbouw aangeboden.

Over het MIRT-onderzoek concurrentiekracht Noord-Nederland is afgesproken dat het onderzoek niet wordt vervolgd. De conclusies van de regio ten aanzien van de concurrentiekracht van Noord-Nederland vormen wel input voor de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de gebiedsgerichte uitwerking daarvan en de provinciale – en gemeentelijke omgevingsvisies.

In de bijlage treft u een overzicht van de gemaakte afspraken per landsdeel aan1.

Uitkomsten Bestuurlijk Overleg REOS

REOS (Ruimtelijk-Economische Ontwikkelstrategie)is een bestuurlijke samenwerking van drie departementen (BZK, IenW en EZK) en vijf steden, drie stedelijke regio’s, vijf provincies en vier economic boards uit de Noordelijke en Zuidelijke Randstad en de Brainport Eindhoven met een aanjagend karakter voor het versterken van de concurrentiepositie van Nederland.

De focus van dit bestuurlijke overleg REOS lag bij de doorwerking van REOS in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Rijk en regio hebben bekrachtigd dat het REOS-gebied één van de belangrijke economische kerngebieden van Nederland is, met complexe opgaven en met een doorslaggevende betekenis voor de Nederlandse economie als geheel. Dit rechtvaardigt in de optiek van de REOS-partners dat de opgaven en ambities van REOS herkenbaar terugkomen in de NOVI, waaronder de transitie naar een duurzame economie en de selectieve inzet op versterking van de toplocaties uit het Uitvoeringsprogramma.

Specifiek voor de actie «Versnellen aanpak transformatielocaties» uit het Uitvoeringsprogramma REOS is afgesproken om het College van Rijksadviseurs om een advies te vragen gericht op «guiding principles» voor het mengen van wonen en werken en het oplossen van maatschappelijke opgaven in en rondom de transformatiegebieden. Ten aanzien van de actie «Aantrekken van toptalent» is in lijn met het voorstel van de vier economic boards afgesproken om in de aanpak voor het aantrekken en behouden van toptalent meer synergie en versnelling te realiseren. Voor de actie «Ruim baan voor digitale infrastructuur» is geconcludeerd dat de vestiging van datacenters een belangrijke pijler is voor de Nederlandse digitale economie. Voor een duurzame strategie is daarbij een betere afstemming met de beschikbaarheid van huidige (en toekomstige) energienetwerken en eventuele warmtenetwerken voor het stedelijk gebied noodzakelijk.

Fonds voor binnenstedelijke transformaties

Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het rapport «samenwerken aan middenhuur» ben ik voornemens een fonds in te richten om woningbouw op een aantal complexe binnenstedelijke locaties te versnellen. Tijdens de Provada op 6 juni jl. heb ik bekend gemaakt dat ik hiervoor € 38 mln. gereserveerd heb. Momenteel voer ik gesprekken met partijen over vormen van cofinanciering en nadere voorwaarden om de gelden zo efficiënt mogelijk in te zetten voor woningbouw in gespannen regio’s.

Ter afsluiting

In het najaar vinden de besluitvormende BO’s-MIRT plaats. Inzet is om dan op het terrein van de woningbouwopgave, in vervolg op de nu gemaakte afspraken, tot concrete regionale woningmarktafspraken te komen. De uitkomsten van deze voorjaarsronde zijn daarbij richtinggevend. Samen met de regio’s en de collega-bewindslieden van IenW wordt de uitwerking ter hand genomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren