Gepubliceerd: 11 december 2017
Indiener(s): Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34762-15.html
ID: 34762-15

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2017

Bij de regeling van werkzaamheden van 28 november jl. is gevraagd om een brief over de energierekening van huishoudens gedurende deze kabinetsperiode (Handelingen II 2017/18, nr. 27, Regeling van werkzaamheden). Daarnaast verzocht het lid Van der Lee tijdens het plenaire debat van 30 november jl. over het wetsvoorstel tot wijziging van de tarieven voor de opslag duurzame energie (ODE) voor 2018 (Kamerstuk 34 762) om een beeld van de energierekening voor een gemiddeld huishouden indien voor de ODE 2018 een verdeling van de lasten huishoudens versus bedrijven van 40:60 zou worden gehanteerd in plaats van de huidige lastenverdeling waarbij de lasten voor 50% bij huishoudens en voor 50% bij bedrijven neerslaan (Handelingen II 2017/18, nr. 29, debat Opslag duurzame energie).

De gemiddelde energierekening voor huishoudens

Op basis van de Nationale energieverkenning 2017 (Kamerstuk 30 196, nr. 559) heb ik bezien welke gevolgen optreden door maatregelen uit het Regeerakkoord. Inclusief de maatregelen in het Regeerakkoord en een structureel veronderstelde toename van de netwerktarieven ten aanzien van de levering van elektriciteit stijgt de gemiddelde energierekening voor huishoudens in 2021 naar schatting met circa € 175 ten opzichte van 2017.

Sinds 2013 is de ODE van kracht die voorziet in dekking voor de kasuitgaven die samenhangen met de stimulering van hernieuwbare energieproductie (in het bijzonder de SDE+ inclusief de uitrol van windenergie op zee). Deze uitgaven lopen sinds 2013 op van € 100 miljoen in 2013 naar € 1.074 miljoen in 2018 en ruim € 2.600 miljoen in 2021.

In het Regeerakkoord is voorts een verschuiving van de belastingheffing op elektriciteit naar aardgas opgenomen, en een verlaging van de belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting. De budgettaire opbrengst die hiermee samenhangt, wordt benut voor verlaging van de belastingtarieven in de inkomstenbelasting. Uit de doorrekening van het Regeerakkoord blijkt dat voor alle inkomensgroepen de koopkracht per saldo toeneemt. In dit resulterende koopkrachtbeeld zijn zowel de oplopende ODE als de maatregelen in de sfeer van de energiebelasting opgenomen.

De energiebelasting en de ODE zijn heffingen die het energieverbruik van afnemers belasten, ongeacht het inkomen van de betrokken huishoudens. Ten aanzien van het aardgas- en elektriciteitsverbruik naar inkomensgroep is sprake van een heterogeen beeld dat onder andere afhankelijk is van de woonsituatie en de gezinssamenstelling. Maar ook de leeftijd van eventueel aanwezige kinderen in het gezin speelt een rol. Ook zijn woningtype, de grootte van de woning en het bouwjaar van invloed op het energieverbruik. Dit heterogene beeld doet zich binnen en tussen alle inkomensgroepen voor en leidt ertoe dat geen eenduidige uitspraken gedaan kunnen worden over het specifieke energieverbruik bij een bepaald inkomensniveau.

Het Belastingplan 2018 (Kamerstuk 34 785) bevat tevens een tijdelijke verhoging van de energiebelasting met € 200 miljoen voor de jaren 2018 en 2019, ter dekking van uitgaven ter bevordering van energiebesparing in gereguleerde huurwoningen, vormgegeven in de stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP). Daarmee wordt uitvoering gegeven aan afspraken in het Energieakkoord. Gemiddeld genomen zal als gevolg van deze tijdelijke verhoging een huishouden ongeveer in 2018 en 2019 € 15 euro per jaar extra energiebelasting bijdragen. Deze verhoging van de energiebelasting wordt in 2020 teruggedraaid.

De Minister van BZK gaat in een separate brief in op de positie van huurders in sociale huurwoningen, toegespitst op de beleidsmaatregelen die daarvoor zijn en worden genomen. Deze brief is recent aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 762, nr. 14).

Lastenverdeling

Het kabinet hanteert zowel ten aanzien van de energiebelasting als van de ODE een lastenverdeling waarbij 50% van de optredende lasten bij huishoudens neerslaan en 50% bij bedrijven. Bij deze keuze van de lastenverdeling over huishoudens en bedrijven zijn de gevolgen voor huishoudens en bedrijven in samenhang gewogen. Het principe dat de vervuiler betaalt is hierbij leidend. Omdat concurrentienadelen voor Nederlandse bedrijven kunnen optreden, is bij de ODE tevens gekozen voor een degressieve tariefstructuur. Daarbij sluit de ODE aan bij de tariefstructuur die ook voor de energiebelasting van kracht is.

Het lid van der Lee van de fractie van GroenLinks heeft mij verzocht in beeld te brengen welke tarieven voor de ODE in 2018 nodig zijn indien de lasten op een alternatieve wijze worden verdeeld: 40% bij huishoudens en 60% bij bedrijven. Onderstaande tabel geeft de huidige tarieven voor de ODE weer afgezet tegen het voorstel van het lid Van der Lee.

Tabel 1 Tarieven ODE 2018 afgezet tegen amendement van het lid van der Lee
 

2017

2018

Voorstel 40:60

Beoogde opbrengst ODE in mln euro

678

1.074

1.074

Tarieven aardgas in cent/m3

     

0- 170.000 m3

1,59

2,85

2,28

170.000- 1.000.000 m3

0,74

1,06

1,57

1.000.000–10.000.000 m3

0,27

0,39

0,57

> 10.000.000 m3

0,13

0,21

0,31

       

Tarieven elektriciteit in cent/kWh

     

0- 10.000 kWh

0,74

1,32

1,06

10.000- 50.000 kWh

1,23

1,80

2,53

50.000- 10.000.000 kWh

0,33

0,48

0,67

>= 10.000.000 kWh

0,01

0,02

0,03

       

aardgasverbruik gemiddeld huishouden (o.b.v. NEV 2017)

1.241

1.205

1.205

elektriciteitsverbruik gemiddeld huishouden (o.b.v. NEV 2017)

2.768

2.675

2.675

       

gemiddelde bijdrage huishoudens incl. 21% BTW (euro)

49

84

68

Vervolgens wordt in tabel 2 een indicatie gegeven van de gemiddelde energierekening voor huishoudens inclusief de ODE in de periode 2017–2021, afgezet tegen het voorstel van het lid Van der Lee. Deze tabel is gebaseerd op tabel 5.2 uit de Nationale Energieverkenning (NEV) 2017 (Kamerstukken 30 196 nr. F) en bevat een doorrekening van maatregelen uit het Regeerakkoord die nog niet in de NEV 2017 waren opgenomen.

Tabel 2 Gemiddelde energierekening voor huishoudens
 

2017

2018

2019

2020

2021

 

2018

2019

2020

2021

 

Energierekening NEV 2017 geactualiseerd incl. doorwerking Regeerakkoord

 

Idem, o.b.v. lastenverdeling 40:60

Elektriciteitslevering in kWh

2.768

2.675

2.581

2.488

2.488

 

2.675

2.581

2.488

2.488

                     

variabele kosten

144

137

131

124

124

 

137

131

124

124

vaste kosten

231

243

243

243

243

 

243

243

243

243

Energiebelasting

278

275

247

232

232

 

275

247

232

232

belastingvermindering

– 306

– 301

– 246

– 241

– 241

 

– 301

– 246

– 241

– 241

opslag duurzame energie

20

35

55

74

81

 

28

44

59

65

BTW

77

82

90

91

92

 

80

88

88

89

subtotaal elektriciteitsrekening

445

472

520

523

531

 

463

507

505

512

                     

Gasverbruik in m3

1.241

1.205

1.170

1.134

1.134

 

1.205

1.170

1.134

1.134

                     

variabele kosten

309

312

314

315

315

 

312

314

315

315

vaste kosten

183

183

183

183

183

 

183

183

183

183

Energiebelasting

310

308

334

318

318

 

308

334

318

318

opslag duurzame energie

20

34

54

73

80

 

27

43

58

64

BTW

173

176

186

187

188

 

174

183

183

185

subtotaal gasrekening

994

1.013

1.070

1.075

1.083

 

1.004

1.057

1.057

1.064

                     

totaal energierekening

1.439

1.484

1.590

1.597

1.614

 

1.467

1.563

1.562

1.576

waarvan ODE

49

84

131

177

195

 

68

105

142

156

                     

mutatie energierekening t.o.v. 2017

 

45

151

158

175

 

28

124

123

137

Waarvan ODE

 

36

83

129

146

 

19

57

93

107

Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, leidt het voorstel van lid van der Lee logischerwijs tot een daling van de energierekening voor huishoudens. Daarentegen nemen de lasten voor bedrijven toe.

Tabel 3 geeft een indruk van de ontwikkeling van de lasten voor huishoudens en bedrijven indien de lasten conform het wetsvoorstel voor 50% bij huishoudens en voor 50% bij bedrijven neerslaan, afgezet tegen het alternatieve voorstel van het lid Van der Lee. De toenemende lasten voor bedrijven zijn nodig om dezelfde beoogde opbrengst van de ODE 2018 te realiseren.

Tabel 3 Lastenontwikkeling ODE huishoudens en bedrijven 2018–2021
 

2017

2018

2019

2020

2021

2018

2019

2020

2021

 

lastenverdeling 50:50

mutaties lastenverdeling 40:60

gemiddelde bijdrage huishoudens incl. 21% BTW (euro)

49

84

132

177

195

– 17

– 26

– 35

– 39

                   

bakkersbedrijf

231

393

634

883

970

– 24

– 39

– 54

– 59

groothandelsbedrijf

742

1.160

1.869

2.604

2.861

219

353

492

541

bedrijf in gezondheidszorg

1.235

1.517

2.444

3.406

3.741

191

307

428

471

glastuinbouwbedrijf

1.918

3.045

4.904

6.835

7.507

497

800

1.115

1.225

bedrijf in foodsector

5.403

8.809

14.189

19.775

21.719

540

870

1.212

1.332

chemiebedrijf

68.976

101.055

162.780

226.857

249.157

41.135

66.260

92.342

101.419

Tot slot

Zoals ik uw Kamer tijdens de behandeling van het wetsvoorstel ter wijziging van de tarieven voor de opslag duurzame energie (ODE) voor 2018 heb toegezegd, zal het geactualiseerde beeld van de gemiddelde energierekening voor huishoudens in de NEV 2018 worden opgenomen. Ik heb het Planbureau voor de Leefomgeving inmiddels verzocht om vanaf de publicatie van de NEV 2018 naast het gemiddelde beeld voor huishoudens ook een indruk te geven van de ontwikkeling van de energierekening voor meer specifieke inkomensgroepen van huishoudens. De NEV 2018 zal uiterlijk eind oktober 2018 verschijnen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes