Vastgesteld op 12 januari 2016
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 18 november 2016 over de Subsidieregeling Urban Futures Studio (Kamerstuk 34 550 XII, nr. 58).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 december 2016 aan de Minister van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 11 januari 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Dekken
De adjunct-griffier van de commissie, Jansma
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Subsidieregeling Urban Futures Studio en hebben hierover nog enkele vragen.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen hoe deze subsidie zich tot de reeds bestaande subsidies, zoals de living labs, de topsectoren en bestaande onderzoeksinstituten zoals Deltares verhoudt. Kan nader worden toegelicht waarom er gekozen wordt voor deze specifieke subsidie? In hoeverre is het bedrijfsleven bij dit initiatief betrokken en hoe ziet de Minister de rol van het bedrijfsleven in dit verband?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de verwachte resultaten van de subsidie zijn. Daarnaast vragen deze leden of er naar alternatieven of andere bestaande instanties is gekeken om het belangrijkste doel van deze subsidieregeling te verwezenlijken, namelijk de integratie tussen wetenschap en beleid. Indien dat het geval is, naar welke en hoe is er een afweging gemaakt? Kan worden aangegeven wanneer de Kamer het eerste tussentijdse verslag kan verwachten? In het verlengde hiervan willen deze leden weten welke afspraken er zijn gemaakt over het aanleveren van onderzoeksresultaten.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten of de subsidieregeling «postdocs» ook de mogelijkheid biedt om vergelijkend onderzoek in het buitenland te verrichten en zo ja, of de subsidieregeling deze kosten dekt.
Ik heb met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD in het kader van de voorhangprocedure met betrekking tot de Subsidieregeling Urban Futures Studio (hierna: regeling). Hierbij bied ik u de beantwoording van deze vragen aan. Ik houd bij de beantwoording van de vragen de indeling aan van de inbreng van uw Kamer.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe deze subsidie zich tot de reeds bestaande subsidies, zoals de living labs, de topsectoren en bestaande onderzoeksinstituten zoals Deltares verhoudt. Kan nader worden toegelicht waarom er gekozen wordt voor deze specifieke subsidie? In hoeverre is het bedrijfsleven bij dit initiatief betrokken en hoe ziet de Minister de rol van het bedrijfsleven in dit verband?
Urban Futures Studio (hierna: UFS) krijgt geen subsidie uit de genoemde regelingen. De regeling betreft de ondersteuning en oprichting van UFS aan de Universiteit Utrecht voor de jaren 2016–2021. UFS bestudeert en ontwikkelt nieuwe werkvormen die verbindingen leggen tussen wetenschappelijk onderzoek en strategische beleidsopgaven. In het licht van de grote transformatieopgaven op het gebied van duurzaamheid en milieu en de bijzondere rol van steden hierbij richt UFS zich hierbij op:
a. Het leervermogen van steden binnen en buiten Nederland;
b. Het vergroten van de «transformative capacity» van steden, met oog voor het versterken van het leren tussen steden onderling.
UFS doet dit bijvoorbeeld door het onderzoeken van innovaties zoals «living labs» en probeert beleidsmakers in staat te stellen om, veel sneller dan gebruikelijk, te leren van de diverse toepassingen van dit soort initiatieven.
Bestaande regelingen bleken voor het specifieke doel van de UFS niet goed passend. De vraagstukken waar UFS zich op richt zijn integraal en bevinden zich op het terrein van duurzaamheid en ruimtelijke ordening. Hiervoor bestaat geen specifieke topsector.
Met onderzoeksinstituten als Deltares, RIVM en het PBL, wordt samengewerkt. UFS zoekt ook nadrukkelijk de samenwerking met het bedrijfsleven.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de verwachte resultaten zijn van de subsidie? Daarnaast vragen deze leden of er naar alternatieven of andere bestaande instanties is gekeken om het belangrijkste doel van deze subsidieregeling te verwezenlijken, namelijk de integratie tussen wetenschap en beleid. Indien dat het geval is, naar welke en hoe is er een afweging gemaakt? Kan worden aangegeven wanneer de Kamer het eerste tussentijdse verslag kan verwachten? In het verlengde hiervan willen deze leden weten welke afspraken er zijn gemaakt over het aanleveren van onderzoeksresultaten.
De uitwisseling tussen beleid en wetenschap verloopt via meerdere samenwerkingsvormen. Systematisch onderzoek naar wat wel werkt en wat niet en waarom is nieuw. UFS richt zich expliciet op het multidisciplinair werken en het integreren van wetenschap en beleid met betrekking tot integrale duurzaamheidsvraagstukken in steden. De kracht van dit initiatief ligt bij de focus op de innovatieve coalities en horizontale netwerken, waarin steden, burgers en bedrijfsleven met elkaar samenwerken.
Met de subsidie worden de volgende doelen nagestreefd:
a. Nieuwe inzichten en toepassingen over het verwezenlijken van een economisch vitale en leefbare stad van de toekomst; te vertalen naar beleidsopties;
b. Nieuwe inzichten en toepassingen over innovatieve coalities en «horizontale netwerken», waarin steden, burgers en bedrijfsleven met elkaar samenwerken; te vertalen naar beleidsopties;
c. Een betere maatschappelijke benutting van wetenschappelijke kennis ten behoeve van beleid.
Door UFS wordt jaarlijks aan mij een voortgangsverslag gestuurd. In de voortgangsverslagen worden de onderzoeksresultaten benoemd; het actief delen van kennis opgedaan door UFS is een essentieel onderdeel van de werkwijze van de UFS. Het eerste verslag is voorzien op uiterlijk 1 juli 2017. Jaarlijks zal ik de Kamer hierover informeren door in de ontwerp begroting een link naar dit verslag op te nemen. Alle voortgangsverslagen en onderzoeksresultaten zijn overigens ook beschikbaar via https://www.uu.nl/en/research/urban-futures-studio.
De leden van de VVD-fractie vragen of de subsidieregeling «postdocs» ook de mogelijkheid biedt om vergelijkend onderzoek in het buitenland te verrichten en zo ja, of de subsidieregeling deze kosten dekt.
De opzet van UFS richt zich in eerste instantie wel op internationale samenwerking, maar niet op het uitvoeren van onderzoek in het buitenland. De subsidieregeling sluit de mogelijkheid voor «postdocs» om in het kader van vergelijkend onderzoek het buitenland te bezoeken niet uit.