Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 maart 2019

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» telkens vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat» en wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

B

In artikel I, onderdeel C, wordt in het vierde lid van het voorgestelde artikel 37a «Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie» vervangen door: Onze Ministers van Justitie en Veiligheid en van Defensie.

C

In artikel I, onderdeel G, wordt in het derde lid van het voorgestelde artikel 37aca en het vierde lid van het voorgestelde artikel 37acb «ministeriële regeling» telkens vervangen door: regeling.

D

In artikel I, onderdeel T, komt het derde lid van het voorgestelde artikel 37j te luiden:

3. Onverminderd artikel 6.51 van de Wet luchtvaart, worden samengestelde en explosieve en brandgevaarlijke apparaten die niet overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgestelde veiligheidsvoorschriften worden vervoerd als verboden voorwerpen in vracht- en postzendingen beschouwd.

E

In artikel I, onderdeel U, wordt in de eerste volzin «artikel 37q (nieuw)» vervangen door: artikel 37r (nieuw).

F

In artikel I, onderdeel U, wordt in het vierde lid van het voorgestelde artikel 37rc «ministeriële regeling» vervangen door: regeling.

G

In artikel I, onderdeel U, wordt het voorgestelde artikel 37rd als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De krachtens het eerste lid verleende erkenning geldt voor een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn.

2. In het vierde lid wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» en vervalt «of opnieuw beoordeeld».

H

In artikel I, onderdeel U, komt het derde lid van het voorgestelde artikel 37re te luiden:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

a. de bekwaamheid en betrouwbaarheid die noodzakelijk is voor het geven van de opleidingen, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze bekwaamheid en betrouwbaarheid wordt vastgesteld;

b. de geldigheidsduur van de krachtens het eerste lid verleende erkenning.

I

In artikel I, onderdeel U, komt het voorgestelde artikel 37rf te luiden:

Artikel 37rf

1. Indien op grond van EG-verordening 300/2008 is vereist dat een persoon met succes een achtergrondcontrole heeft ondergaan, dient de betrokkene een verklaring omtrent het gedrag, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, te kunnen overleggen, tenzij de betrokkene beschikt over een verklaring waaruit blijkt dat diens betrouwbaarheid en geschiktheid reeds is vastgesteld op basis van een achtergrondcontrole anders dan op grond van artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens die in ieder geval bestaat uit:

a. het vaststellen van de identiteit van de betrokkene aan de hand van een geldig identiteitsbewijs, en

b. een controle van de justitiële documentatie ten aanzien van de betrokkene over tenminste de afgelopen vijf jaar.

2. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, geldt voor een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn.

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de betrokkene een functie vervult die overeenkomstig artikel 3 van de Wet veiligheidsonderzoeken is aangewezen als vertrouwensfunctie. In dat geval dient ten behoeve van de betrokkene een verklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet veiligheidsonderzoeken te zijn afgegeven.

4. De exploitant van een luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij en de entiteit dragen ervoor zorg dat personen ten aanzien waarvan op grond van EG-verordening 300/2008 een achtergrondcontrole is vereist, voor aanvang van hun werkzaamheden worden onderworpen aan een controle van hun opleiding en loopbaan in de afgelopen vijf jaar, alsmede eventuele onderbrekingen in deze opleiding en loopbaan.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, met het oog op de goede uitvoering van EG-verordening 300/2008, nadere regels worden gesteld omtrent:

a. de achtergrondcontrole, bedoeld in het eerste lid, en de periodieke herhaling daarvan;

b. de controle van de opleiding en loopbaan, bedoeld in het vierde lid.

J

In artikel I, onderdeel U, vervalt het voorgestelde artikel 37rg.

K

In artikel II wordt «Minister van Infrastructuur en Milieu» telkens vervangen door «Minister van Infrastructuur en Waterstaat» en wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

L

In artikel II wordt in het vierde lid van het voorgestelde artikel 22l «ministeriële regeling» vervangen door: regeling.

M

In artikel IV wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

N

In artikel V wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

O

In artikel VI wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

P

In artikel VII wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

Toelichting

A, B

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel aan te passen aan het Besluit van 26 oktober 2017, houdende naamswijziging van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Stcr. 2017, 62719) en het Besluit van 26 oktober 2017, houdende naamswijziging van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Stcr. 2017, 62720).

C

Het bijvoeglijk naamwoord «ministeriële» in de zinsnede «ministeriële regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie» is dubbelop en wordt daarom geschrapt. Dat de betreffende regeling een ministeriële regeling is, volgt namelijk al uit de zinsnede «regeling van Onze Minister». Zie ook Aanwijzing 2.28 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

D

De in artikel 37j, derde lid, opgenomen definitie van verboden voorwerpen in vracht- en postzendingen is enigszins aangepast. De oorspronkelijke definitie week onbedoeld af van punt 6.0.2 van de bijlage bij EU-verordening 2015/1998, doordat niet was voorzien in een uitzondering voor samengestelde explosieve en brandgevaarlijke apparaten die overeenkomstig de toepasselijke veiligheidsvoorschriften worden vervoerd. Dit gebrek is hersteld.

E

Dit onderdeel repareert een onjuiste wijzigingsopdracht. Per abuis luidde de betreffende wijzigingsopdracht dat de nieuwe paragraaf 5 over de werving en opleiding van het personeel wordt ingevoegd na het nieuwe artikel 37q. De wijzigingsopdracht had echter moeten luiden dat de nieuwe paragraaf wordt ingevoegd na het nieuwe artikel 37r.

F

Zie de toelichting bij onderdeel C.

G

De voorgestelde artikelen 37acb, 37o, 37rd en 37rf regelen de (vaststelling van de) geldigheidsduur van een bepaalde erkenning of instemming. Hoewel deze bepalingen een soortgelijk onderwerp regelen, kennen zij qua opzet onderlinge verschillen. Zo wordt in de voorgestelde artikelen 37acb en 37o alleen geregeld dat geldigheidsduur van de erkenning of instemming bij AMvB wordt bepaald, terwijl in de voorgestelde artikelen 37rd en 37rf tegelijkertijd ook iets wordt geregeld over de verlenging van de erkenning of instemming. Bij nader inzien komt dit de inzichtelijkheid van het voorstel niet ten goede. De betreffende bepalingen zijn daarom geüniformeerd. Daarbij is gekozen om aan te sluiten bij de eenvoudiger opzet van de voorgestelde artikelen 37acb en 37o, waarin alleen de geldigheidsduur van de erkenning of instemming is geregeld. Het is vanzelfsprekend dat de voorwaarden voor de verlenging van een bepaalde erkenning of instemming gelijk zijn aan de voorwaarden voor de initiële verlening daarvan, tenzij anders is bepaald.

H

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/815 van de Commissie van 12 mei 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 voor wat de verduidelijking, harmonisering en vereenvoudiging van bepaalde specifieke luchtvaartbeveiligingsmaatregelen betreft (PbEU 2017, L 122) heeft EU-verordening 2015/1998 aangevuld met het vereiste dat gecertificeerde instructeurs minstens om de vijf jaar opnieuw worden gecertificeerd (punt 11.5.1). In verband hiermee is in het derde lid van voorgestelde artikel 37re een delegatiegrondslag opgenomen om de geldigheidsduur van het certificaat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen.

I

In het voorgestelde artikel 37rf zijn verschillende wijzigingen aangebracht. In verband hiermee is het artikel opnieuw vastgesteld.

Om te beginnen is de mogelijkheid van een aan de indienstname voorafgaande controle als alternatief voor het achtergrondonderzoek geschrapt. De mogelijkheid om bij wijze van vrijstelling gebruik te maken van een aan de indienstname voorafgaande controle in plaats van het achtergrondonderzoek was in het wetsvoorstel opgenomen omdat hiermee uitvoering wordt gegeven aan de mogelijkheden die de Europese verordeningen hiertoe biedt. In de toelichting is aangegeven dat van deze vrijstellingsmogelijkheid minimaal gebruik gemaakt zal worden, omdat de controle van het strafregister een belangrijke indicatie geeft over de betrouwbaarheid van het personeel. Een dergelijke controle van het strafregister is uiteraard te verkiezen boven een verklaring van een persoon over diens eventuele antecedenten. Zoals ik in de nota naar aanleiding van het verslag heb toegelicht, is thans geen categorie personen in beeld die voor de onderhavige vrijstelling in aanmerking zal komen. Bij nader inzien meen ik dan ook dat deze mogelijkheid niet in een reële behoefte voorziet.

De formulering van het tweede lid (voorheen derde lid) sluit aan bij de voorgestelde artikelen 37acb en 37o. Zie voor de achtergrond van deze wijziging de toelichting op onderdeel C.

In het vijfde lid (voorheen zesde lid) is in onderdeel b de zinsnede «en de periodieke herhaling daarvan» toegevoegd. Dit is gedaan om de wettekst en toelichting beter met elkaar overeen te laten stemmen.

J

Het voorgestelde artikel 37rg bevat een regeling voor de continue screening van personeel dat als houder van een VOG werkzaam is in de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones van een luchthaven. Zoals ik in de nota naar aanleiding van het verslag heb toegelicht, blijft dit personeel echter aangewezen als vertrouwensfunctionaris. Hierdoor is er op dit moment geen categorie luchthavenpersoneel in beeld die in aanmerking komt voor de in artikel 37rg geregelde continue screening. Om die reden wordt de bepaling geschrapt.

K

Zie de toelichting op de onderdelen A en B.

L

Zie de toelichting op onderdeel C.

M, N, O, P

Zie de toelichting op de onderdelen A en B.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus