Kamerstuk 34300-XVII-56

Verslag van een schriftelijk overleg over de rapportage over de economische missies en werkbezoeken in de eerste helft van 2015

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2016

Gepubliceerd: 18 januari 2016
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34300-XVII-56.html
ID: 34300-XVII-56

Nr. 56 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 januari 2016

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 18 augustus 2015 over de rapportage economische missies/werkbezoeken en inkomende bezoeken 1ste helft 2015 (Kamerstuk 34 000 XVII, nr. 46).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 november 2015 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 14 januari 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

Vragen en antwoorden

Inbreng VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven van de Minister over de Economische Missies. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

In de brief van 18 augustus valt te lezen dat voor iedere economische missie uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een factsheet wordt opgesteld met daarin de belangrijkste uitkomsten van een onder de deelnemers van de missie uitgevoerde evaluatie. De Minister geeft aan dat niet alle bedrijven de vragenlijst hebben ingevuld maar dat zij wel een goede indicatie geven van wat de missie heeft opgeleverd. Kan de Minister aangeven welke bedrijven deze evaluatieformulieren niet hebben ingevuld en waarom niet, bij welke missies dit het geval was en welke andere bij deze missies betrokken bedrijven de evaluatieformulieren wel invulden? Wat wordt er ondernomen om de respons te verhogen?

1. Antwoord:

Uit privacyoverwegingen is de afspraak gemaakt dat de evaluatieformulieren anoniem worden verwerkt. Het kabinet kan daarom niet aangeven wie wel en wie niet aan de evaluatie heeft meegedaan. Om de respons te maximaliseren, ontvangen bedrijven zowel schriftelijk als telefonisch een herinnering om het formulier in te vullen.

Als het gaat om het krijgen van een goede indicatie van wat de missies hebben opgeleverd, vragen de leden van de VVD-fractie zich af of deze conclusie getrokken kan worden bij de missies die 50 procent of minder respons kregen bij de evaluatieformulieren. Dit zijn de missies Curaçao en Aruba, Denemarken en de VS. Kan de Minister aangeven hoe zij tot deze conclusie is gekomen?

2. Antwoord:

De ondernemers die deelnamen aan de evaluatie van deze missies, waren positief over de mate waarin de doelstellingen van deze missies zijn gehaald. Daar komt bij dat er geen klachten over deze missies zijn binnengekomen. Ook dat is een indicator voor deelnemerstevredenheid. Deelname aan een missie is immers niet gratis; ondernemers betalen € 950 deelnemersbijdrage, reis- en verblijfskosten en investeren hun tijd in de missie. Naast het evaluatieformulier zijn er andere manieren waarop bedrijven hun mening over de missie kenbaar kunnen maken, zoals de officiële «debriefing» aan het einde van de missie waarbij ondernemers expliciet om hun mening worden gevraagd.

Gedurende het algemeen overleg Economische Missies en Exportbevordering van 25 februari jl. deed de Minister de Kamer de toezegging om in de voorliggende rapportage de strategie achter de economische missies en inkomende bezoeken uiteen te zetten (Kamerstuk 33 625, nr. 151). In de brief van 18 augustus geeft de Minister aan de Kamer separaat te informeren.

Wanneer kan de Kamer deze strategie verwachten?

3. Antwoord:

De Kamer zal in het voorjaar van 2016 worden geïnformeerd over de strategie voor de economische missies en inkomende bezoeken.

De leden van de VVD-fractie vinden het opvallend dat bij een deel van de missies, te weten de missies naar China, India, Japan, Kazachstan, Marokko/Tunesië/Algerije, China, Denemarken, Noord-Duitsland, Verenigde Arabische Emiraten (IDEX), VS en Zuid-Afrika, meer dan de helft van de deelnemende bedrijven aangaf te verwachten geen zakelijke overeenkomsten te sluiten. Kan de Minister aangeven waarom aan de missie naar India alleen bedrijven deelnamen die al concreet zaken deden op deze markten? Welke verklaring is te geven voor het feit dat er bij sommige missies weinig bedrijven deelnemen die nog geen zaken deden op deze markten? Wat onderneemt het ministerie om dergelijke bedrijven zo volledig mogelijk te betrekken en te informeren over kansen die missies kunnen bieden?

4. Antwoord:

Bedrijven maken zelf de keuze om al dan niet deel te nemen aan een missie en hebben daarvoor verschillende beweegredenen. Sommige bedrijven verwachten een zakelijke overeenkomst te sluiten, andere willen zich oriënteren op een markt waar zij nog niet actief zijn. Dat verschilt ook per land. Aan de missie naar India bijvoorbeeld namen niet alleen bedrijven deel die hier al zaken deden; 23 procent van de deelnemers aan deze missie was nog niet actief in deze markt. Van de deelnemers aan de missie naar Denemarken deed 52 procent nog geen zaken in dat land. Bedrijven worden o.a. via RVO, brancheverenigingen en de topsectoren geïnformeerd over de missies.

Inbreng PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de rapportage Economische Missies, eerste helft 2015. Graag brengen zij het onderstaande in.

De leden van de PvdA-fractie moedigen de Minister van harte aan om door te gaan met de vele handelsmissies die zij de afgelopen jaren heeft begeleid. De Nederlandse economie trekt weer aan, en het staat als een paal boven water dat dit te danken is aan toenemende handel.

De leden van de PvdA-fractie willen het kabinet echter ook wijzen op een minder kleurrijk gegeven dat de laatste tijd toeneemt; het aantal crises. Geconfronteerd met onrust aan de Europese grenzen, de binnenlanden van Afrika, het Midden-Oosten en doorwoekerende klimaatverandering, loopt de druk op multilaterale organisaties verder op. Nederland stond aan de wieg van de VN en diens gelieerde organisaties. Deze globale spelers zijn de enige die de crises van de 21e eeuw kunnen temmen. Als internationaal georiënteerd land mogen we dat niet wegwuiven en ons beperken tot het bilateraal warmhouden van handelslijntjes. Het is goed dat we daarbij keer op keer aandacht vragen voor mensenrechten- en milieuschendingen, maar wie de grondoorzaken niet aanpakt blijft achter de feiten aanlopen. Zo stelde de Wereldbank onlangs dat wanneer we er niet in slagen klimaatverandering een halt toe te roepen, over 15 jaar 100 miljoen extra mensen in armoede leven. Als we onze strijd voor een eerlijke wereld willen winnen, moeten we het onder druk staan van de VN en aanverwanten omzetten in een daadkrachtig mandaat. De leden van de PvdA-fractie roepen de Minister, en met haar het gehele kabinet, op om zich steviger in te zetten voor deze organisaties.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de rapportage Economische Missies eerste helft 2015 die de Minister de Kamer toezond (18 augustus jl.). De leden van deze fractie vinden dat Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) een onmiskenbaar geïntegreerd onderdeel van handelsmissies moet zijn. De Minister geeft aan deze gedachte te delen. Sterker nog, IMVO wordt als «rode draad» genoemd, die daardoor soms niet eens meer expliciet behandeld hoeft te worden. De leden van de PvdA-fractie gaan daar graag iets dieper op in. In de brief van 28 september jl. schrijft de Minister dat deelnemende bedrijven voorafgaand aan de missie een plan van aanpak moeten maken met als doel het mitigeren en/of wegnemen van IMVO-risico’s in hun ketens. Wordt daarbij ook expliciet vermeld wat de bedrijven op dat moment al doen op dit gebied? Met andere woorden, hoe zij handen en voeten geven aan hun verantwoordelijkheid om de OESO-richtlijnen na te leven?

5. Antwoord:

Deelnemers aan handelsmissies moeten verklaren de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (hierna «de OESO-richtlijnen») te kennen en hiernaar te handelen. De OESO-richtlijnen schrijven onder meer voor dat bedrijven een plan van aanpak opstellen. In dat plan zetten bedrijven uiteen wat zij doen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Daarnaast wordt zowel voorafgaand aan de missie (bijvoorbeeld tijdens de delegatiebijeenkomst) alsook tijdens de missies aandacht besteed aan MVO.

De leden van de PvdA-fractie menen dat een koppeling met de IMVO-convenanten, die dienen te worden afgesloten met sectoren waar volgens KPMG en diens risicoanalyse de grootste risico’s zitten, logisch is. De rapportage lezende, zien de leden van de PvdA-fractie deze koppeling echter niet terug. Klopt het dat bedrijven uit dergelijke sectoren mee op missie kunnen terwijl zij zich niet aansluiten bij convenanttrajecten? Dat lijkt de leden van de PvdA-fractie namelijk een opmerkelijk gegeven, en misschien wel een gemiste kans in relatie tot de overige inspanningen van de Minister om bedrijven te betrekken bij convenanten.

De leden van de PvdA-fractie horen graag hoe de Minister hier tegenaan kijkt. En of zij mogelijkheden ziet om deze bedrijven, al dan niet via de RVO, naast de bestaande IMVO-verplichtingen voor missies, ook bij convenantentrajecten aan te laten sluiten.

6. Antwoord:

De IMVO-convenanten worden met brancheorganisaties gesloten, niet met individuele bedrijven. De overheid stimuleert sectoren om in IMVO-convenanten afspraken te maken over het aanpakken van risico’s in hun productieketens. Met zeven (sub)sectoren worden nu gesprekken gevoerd over convenanten. Deelname aan economische missies staat open voor alle individuele bedrijven, ook uit risicosectoren. Omdat de convenanten worden gesloten met de overkoepelende organisaties en niet met individuele bedrijven is deelname aan een convenantentraject geen verplichting voor deelname aan economische missies. Dit laat onverlet dat bedrijven die deelnemen aan een handelsmissie verplicht zijn de OESO-richtlijnen te onderschrijven.

In het kader van het betrekken van maatschappelijke organisaties bij economische missies, kennen de leden van de PvdA-fractie de goede ervaringen die de Minister heeft met multi-stakeholdermissies. Denk aan de laatste missie naar Bangladesh. Uit de rapportage blijkt echter dat het betrekken van bijvoorbeeld NGO’s en vakbonden nog altijd eerder de uitzondering in plaats van de regel is. Wat weerhoudt de Minister ervan om bij elke missie actief gebruik te maken van de waardevolle kennis die het maatschappelijk middenveld kan toevoegen? Zowel in de voorbereiding in Nederland, als lokaal tijdens de missies.

7. Antwoord:

Het betrekken van het maatschappelijke middenveld bij missies kan waardevolle kennis opleveren. De missie naar Bangladesh is hiervan een mooi voorbeeld. Alle missies staan open voor deelname van non-gouvernementele organisaties (NGO’s) en vakbonden. Omdat de kennis van NGO’s over thema’s en landen verschilt wordt bij elke missie bezien hoe deze samenwerking het beste is in te vullen. Naast deelname aan de missie, kan dat bijvoorbeeld ook gaan om een rol bij de voorbereidende bijeenkomsten.

In het vorige AO Economische Missies zei de Minister naar meer gezamenlijke activiteiten tussen NGO’s en bedrijven tijdens missies toe te willen werken. De leden van de PvdA-fractie horen graag in hoeverre dit is gelukt, en welke rol lokale NGO’s en vakbonden daarbij spelen. De leden van de PvdA-fractie zouden in dit licht graag zien dat de Minister in haar volgende rapportages en verslagen van de missies specifieker ingaat op de mate van betrokkenheid van zowel Nederlandse als lokale organisaties.

8. Antwoord:

Er vinden tijdens missies regelmatig gezamenlijke activiteiten plaats tussen (lokale) NGO’s en bedrijven. Tijdens de deelnemersbijeenkomst voor de missie naar de Verenigde Arabische Emiraten heeft FNV mondiaal bijvoorbeeld een presentatie gegeven over de meest voorkomende MVO-risico’s in de Golfregio. Bij het werkbezoek aan Oman was een ontmoeting met een lokale vrouwenorganisatie onderdeel van het bezoek aan de haven van Sohar. Tijdens deze ontmoeting werd uitgebreid gesproken over de wijze waarop deze organisatie investeert in opleidingen en in de verbetering van de positie van vrouwelijke medewerkers.

Tijdens het staatsbezoek aan China werd een seminar georganiseerd over de duurzame palmolie productieketen. Vier Chinese bedrijven, goed voor 35% van de palmolieproductie in China, hebben zich tijdens het seminar gecommitteerd aan het verduurzamen van de productieketens. Het seminar was een vervolg op een verkennende rondetafelbijeenkomst die in 2014 was georganiseerd door Solidaridad in Beijing en werd voorgezeten door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Juni jl. vond als vervolg daarop een werkbezoek aan Nederland plaats van Chinese bedrijven en maatschappelijke organisaties (Solidaridad-China en WWF-China), waarbij zij een ontmoeting hadden met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Er is gesproken over ketenverduurzaming met onder andere Ahold, Unilever, Rabobank, ABN-Amro, het Havenbedrijf Rotterdam en de ketenorganisatie Margarine, Vetten en Oliën.

In de volgende rapportages en verslagen van de missies zal specifieker in worden gegaan op de betrokkenheid van zowel Nederlandse als lokale organisaties.

Begin december begeleidt de Minister een handelsmissie naar Turkije. Een land dat op tal van fronten momenteel internationale afspraken nalaat. De leden van de PvdA-fractie zien deze reis als een kans om een sterk signaal af te geven. Zowel aan de overheid als aan het bedrijfsleven, wat voor een belangrijk deel bestaat uit spelers in de productieketens van Nederlandse bedrijven. De leden van de PvdA-fractie hebben er alle vertrouwen in dat de Minister de Turkse overheid op diplomatieke wijze op haar verantwoordelijkheden wijst. En is daarbij des te benieuwder naar welke rol de Minister toedicht aan deelnemende bedrijven en organisaties. Verwacht zij van deelnemers dat zij zich openlijk uitspreken over waar zij in het kader van IMVO, noem het normen en waarden, voor staan? Wordt van hen bijvoorbeeld verwacht dat zij in dit land, waar veelvuldig misstanden in ketens zijn aangetroffen (denk aan de hazelnootpluk), IMVO(-zorgen) expliciet bespreken met potentiele handelspartners?

9. Antwoord:

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kon wegens andere verplichtingen niet deelnemen aan de missie naar Turkije. Er is wel een missie onder hoog ambtelijke leiding geweest.

De focus van de economische missie lag op de gezondheidssector. In gesprekken met deelnemende bedrijven (voor en tijdens de missie) werd het belang van MVO besproken. Deelnemers gaven aan de OESO-richtlijnen te onderschrijven en hiernaar te handelen. Tijdens de innovatieweek werden Nederlandse uitvindingen gepresenteerd die onder meer gericht zijn op het bevorderen van duurzaamheid (zoals e-vehicles en alternatieve energie). In gesprekken met lokale media werd het belang dat Nederland hecht aan MVO benadrukt. Bij bezoeken aan Turkse ziekenhuizen en in contacten met potentiële handelspartners was er ook aandacht voor MVO. Tijdens de missie werd een website van het postennet gelanceerd waarop het Nederlandse bedrijfsleven met interesse voor zakendoen in Turkije nadrukkelijker wordt gewezen op het belang van MVO.

In de politieke dialoog tussen Nederland en Turkije en in de dialoog tussen de EU en Turkije komen mensenrechten aan de orde. De contacten van Nederlandse kabinetsleden met Turkse kabinetsleden hebben bijgedragen aan deze dialoog. Tijdens het bezoek aan Turkije in oktober jl. vanwege de G20 handelsministers bijeenkomst sprak de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ook met vertegenwoordigers van internationale organisaties (UNHCR, IOM, WFP en UNICEF) over de uitdagingen van de vluchtelingencrisis en de samenwerking met de Turkse autoriteiten. Daarnaast sprak ze met de president van AFAD (het Turkse agentschap dat verantwoordelijk is voor de opvang van vluchtelingen in Turkije) en benadrukte zij het recht op onderwijs voor vluchtelingen tijdens een bezoek aan een school waar minderjarige Syrische vluchtelingen les krijgen.

Naast het maatschappelijk middenveld zien de leden van de PvdA-fractie ook kansen in het betrekken van migranten, diaspora, bij missies. Zij kunnen fungeren als effectieve bruggenbouwers met hun landen van herkomst. Op dit moment vormen zij geen specifieke doelgroep die actief wordt betrokken bij missies. Een gemiste kans, gezien de Nederlandse inzet op kennisuitwisseling en het aanjagen van lokaal ondernemerschap. Ziet de Minister manieren om diaspora in de toekomst actief te betrekken bij economische missies?

10. Antwoord:

Economische missies staan open voor álle Nederlandse ondernemers. Tijdens economische missies worden waar mogelijk migranten, leden van de diaspora en andere belanghebbenden met specifieke kennis ingezet als bruggenbouwers. Zo kent de Dutch Trade & Investment Board (DTIB) een Werkgroep Turkije, waarin ook ondernemers van Turkse afkomst zitten. Zij beslissen mee over de inhoud van economische missies naar Turkije. Diverse Nederlanders van Turkse afkomst hebben ook deelgenomen aan de economische missie naar Turkije begin december.

Inbreng SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda en stukken behorende bij dit schriftelijk overleg. Zij hebben hierover enkele vragen. De leden van de SP-fractie lezen in de brief en de bijbehorende bijlagen verschillende malen dat deelnemers aan economische missies zijn voorgelicht over de IMVO-situatie in de desbetreffende landen. Deze leden lezen dit echter niet bij elke economische missie nadrukkelijk in het verslag. Zij zijn benieuwd in hoeverre dit voorafgaand aan elke economische missie geschiedt en welke rol het principe van due dilligence gestalte krijgt binnen deze bijeenkomsten. Tevens vragen de leden het kabinet toe te lichten waarom de IMVO-informatie over arbeidsomstandigheden in China op de website van RVO.nl dit principe niet ten volste lijkt te ondersteunen. De leden van de SP-fractie zijn tevens benieuwd op basis van welke criteria bedrijven worden geselecteerd of uitgenodigd voor deelname aan economische missies en of rapportage over due dilligence door bedrijven een rol heeft in hun selectie. Daarnaast zijn deze leden benieuwd naar de beweegredenen om regelmatig bedrijven uit risicosectoren uit te nodigen op een economische missie mee te reizen, zoals NXP tijdens de missie naar China. Ook zijn deze leden benieuwd of bedrijven uit risicosectoren die deelnemen aan economische missies wordt gevraagd of zij het IMVO-convenant voor hun sector willen ondertekenen? Als laatste zijn deze leden benieuwd in hoeverre non-gouvernementele organisaties worden betrokken bij de organisatie van missies.

11. Antwoord:

Deelnemers worden voorafgaand aan en tijdens missies geïnformeerd over maatschappelijke risico’s en ketenverantwoordelijkheid. Bij deze voorlichting wordt het maatschappelijk middenveld betrokken. Zo geven NGO’s tijdens kennismakingsbijeenkomsten regelmatig presentaties en leveren zij bijdragen aan het IMVO-informatiepakket dat voorafgaand aan de missie wordt verspreid. Dit pakket bevat informatie over de OESO-richtlijnen. De informatie die RVO verstrekt ondersteunt deze principes ten volste.

Alle Nederlandse ondernemers mogen aan handelsmissies deelnemen, ook ondernemers uit risicosectoren. Deelnemers moeten wel de OESO-richtlijnen onderschrijven en hiernaar handelen.

Zie de antwoorden op vragen 6, 7 en 8 voor uw vragen over IMVO-convenanten en over betrokkenheid van non-gouvernementele organisaties bij missies.

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering intensief contact heeft gehad met Cisco, ook op het vlak van mensenrechten en MVO. Deze leden vragen de regering om aan te geven hoe dit bedrijf scoort op omgang met mensenrechten en of hieraan een voorbeeld moet worden genomen door Nederlandse elektronicaproducenten. Indien dit niet het geval is vragen deze leden de regering toe te lichten waarom gekozen is om dergelijke banden met Cisco aan te knopen.

12. Antwoord:

De keuze om met Cisco in gesprek te gaan was ingegeven door de rol die het bedrijf kan spelen – en speelt – bij de ontwikkeling van het lokale MKB in ontwikkelingslanden. Cisco is in veel ontwikkelingslanden actief, heeft een uitgebreid netwerk van lokale partners en beschikt over relevante expertise. Daarnaast is Cisco betrokken bij het Al Zaatari vluchtelingenkamp in Jordanië; het gesprek was een goede gelegenheid om verdere samenwerking in Al Zaatari te verkennen.

De leden van de SP-fractie lezen in het verslag over de economische missie naar de Verenigde Arabische Emiraten dat 5 van de 20 deelnemende bedrijven gespecialiseerd zijn in duurzame energie. Deze leden zijn benieuwd naar hoeveel van deze bedrijven gespecialiseerd zijn in energie uit niet-duurzame bron. Tevens zijn deze leden benieuwd naar de mate waarin de positie van met name Zuid-Aziatische arbeidsmigranten in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) aan bod is gekomen tijdens de gesprekken over MVO en mensenrechten.

13. Antwoord:

De bedrijvendelegatie bestond uit 34 vertegenwoordigers van in totaal 20 bedrijven en kennisinstellingen die vooral actief zijn in de toeleveringsindustrie van de energiesector. Omdat deze toeleveranciers voor zowel duurzame als niet-duurzame energiebedrijven werkzaam zijn, is niet aan te geven hoeveel van hen gespecialiseerd zijn in energie uit niet-duurzame bron. Een onderdeel van deze handelsmissie richtte zich specifiek op de deelnemers uit de clean-tech industrie. In het economisch ontwikkelingsplan van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) is een belangrijke plaats ingeruimd voor energietransitie en verduurzaming van de economie.

Tijdens de deelnemersbijeenkomst voorafgaand aan de economische missie naar de VAE, heeft de FNV de deelnemers geïnformeerd over de positie van arbeidsmigranten en MVO-risico’s. Daarnaast is met dr Raja Easa al Gurg (Minister van Staat, voorzitter van de Dubai Business Women Council en lid van het bestuur van de Dubai Chamber) gesproken over bredere MVO-thema’s, zoals vrouwenemancipatie. Mede in het licht van dit gesprek is zij uitgenodigd voor een bezoek aan Nederland.

De leden van de SP-fractie lezen dat bij de economische missie naar China in maart mensenrechten aan bod zijn gekomen en dat president Ji Xinping van mening was dat de aandacht ervoor geleid heeft tot wederzijds vertrouwen en begrip. Deze leden vernemen graag van de regering op welk soort begrip de Chinese president doelt en of het wederzijdse begrip schending van mensenrechten betreft. Tevens vernemen deze leden graag of de regering van mening is dat aan Nederlandse zijde dit begrip ook bestaat.

14. Antwoord:

Het is positief dat de Chinese president de waarde van de dialoog over mensenrechten benadrukt. Wederzijds respect en gelijkwaardigheid van gesprekspartners zijn belangrijk voor een effectieve dialoog, zoals ook werd gesteld in de Kamerbrief «Het Nederlandse China-beleid: investeren in waarden», van november 2013 (Kamerstuk 33 625, nr. 59). Dat doet niets af aan de zorgen over de mensenrechtensituatie in China. Het kabinet levert een consistente en gezamenlijke inspanning om aandacht te vragen voor de mensenrechtensituatie en zal dat blijven doen. De Nederlands-Chinese bilaterale mensenrechtenconsultaties stellen Nederland in staat deze zorgen over te brengen en te bespreken. Dat is recentelijk gedaan tijdens de mensenrechtenconsultaties op 8 en 9 oktober jl. in Nederland.

Inbreng CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor het toezenden van de rapportage van economische missies en werkbezoeken. Zij hebben daar nog enkele opmerkingen bij en vragen over.

Met betrekking tot welke bezoeken is de Minister zeer tevreden over het bereikte resultaat ten opzichte van de doelstellingen, en welke missies vond zij minder geslaagd en waarom? Herkent zij, net als de leden van de CDA-fractie, de positieve resultaten van de missies naar China? Wat betekenen deze resultaten voor de keuzes van missies het komende jaar?

15. Antwoord:

Het kabinet is tevreden over de resultaten van de economische missies. De missies hadden veel deelnemers en er zijn veel landen bezocht. Dit kabinet heeft 88 economische missies georganiseerd, waarvan 36 onder leiding van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Alleen al dit jaar namen meer dan 700 bedrijven aan missies deel.

Tijdens de recente missie naar China, en marge van het bezoek van het Koninklijk Huis, zijn 60 overeenkomsten getekend, veel nieuwe contacten tot stand gekomen en hebben bedrijven kennis kunnen maken met de Chinese markt. Het voornemen is om ook in 2016 weer op ministerieel niveau een economische missie te organiseren naar China.

Ook over de resultaten van minder omvangrijke missies dan de missie naar China is het kabinet tevreden. In de missies konden op een goede manier hulp en handel worden gecombineerd. Dit betrof bijvoorbeeld de missie naar Liberia, Sierra Leone en Guinee, de eerste handelsmissie na de uitbraak van ebola in die regio. Nederlandse bedrijven willen in deze regio langetermijnrelaties aangaan en hiermee bijdragen aan lokale ontwikkeling.

De keuze van missies komt ook in 2016 tot stand in samenspraak met het bedrijfsleven, ambassades, provincies en gemeenten. Voor de eerste helft van 2016 zijn missies voorzien naar onder andere Cuba van 10-13 januari, Frankrijk op 11 en 12 maart, Oekraïne in maart, Zuid Duitsland in april en VS/Miami in april; vanwege het EU voorzitterschap worden er in de eerste helft van 2016 minder missies onder leiding van een bewindspersoon georganiseerd dan in dezelfde periode in 2015.

Uit de evaluaties blijkt dat de resultaten per missie uiteen lopen. De leden van de CDA-fractie constateren echter wel een rode draad in het achterblijven van het wegnemen van handelsbelemmeringen. De deelnemers aan de missies tonen zich weinig enthousiast over het bereiken van deze doelstelling. Zo gaf geen enkele deelnemer aan de missie naar India in november 2014 aan dat de missie had bijgedragen aan het wegnemen van handelsbelemmeringen. Herkent de Minister deze constatering van de leden van de CDA-fractie? Ziet de Minister op dit punt ook een rol voor haarzelf weggelegd? Zo ja, hoe denkt de Minister deze rol in te gaan vullen tijdens komende missies?

16. Antwoord:

Bewindspersonen stellen tijdens missies handelsbelemmeringen aan de orde bij hun gesprekspartners. Tijdens de missie in juni jl. naar India, onder leiding van de Minister-President, zijn bijvoorbeeld handelsbelemmeringen op het gebied van appels en peren weggenomen. Naar aanleiding van de inkomende missie van Vietnamese importeurs in september jl. zijn exportbelemmeringen van Nederlandse appels, peren en begoniastekken naar Vietnam weggenomen. Ook bij toekomstige missies zullen handelsbelemmeringen aan de orde worden gesteld. Niet in alle gevallen kan overigens direct resultaat worden geboekt; soms is bijvoorbeeld een wetswijziging nodig.

De leden van de CDA-fractie verbazen zich over het feit dat er in de eerste helft van dit jaar geen inkomende economische bezoeken zijn geweest. De leden van de CDA-fractie hechten veel waarde aan het ontvangen van missies uit andere landen en mogelijke partnerbedrijven. De Minister gaf in het algemeen overleg Economische Missies en Exportbevordering van 25 februari jl. aan dat Nederland een «strategischer uitnodigingsbeleid» zou moeten hebben.

Hoe rijmt zij deze uitspraak met de constatering dat er geen enkel economisch bezoek geweest is? Wat gaat de Minister hier aan doen? Welke plannen heeft de Minister om economische bezoekers uit te nodigen?

17. Antwoord:

Het kabinet hecht veel waarde aan inkomende economische bezoeken. Deze bieden gelegenheid om te laten zien wat Nederland in huis heeft. In de eerste helft van 2015 waren er veel inkomende bezoeken. Zo zijn onder andere de president van Tanzania en de premier van Bangladesh in Nederland geweest. Dat deze bezoeken niet in de rapportage zijn opgenomen komt omdat ze niet vielen onder de criteria voor rapportage zoals vastgesteld in de rapportage d.d. 12 mei 2014 (Kamerstuk 33 750 XVII, nr. 59).

De Kamer zal in het voorjaar van 2016 worden geïnformeerd over de strategie voor de economische missies en inkomende bezoeken.

In december brengt de Minister met een bedrijvendelegatie een bezoek aan Turkije. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de doelstellingen van de missie en de verwachtingen van dit bezoek? In hoeverre verwacht de Minister dat het adresseren en bespreken van bijvoorbeeld mensenrechten en persvrijheid een rol zal spelen tijdens het programma? Wat is de inzet van de Minister hierop? Komt de Minister tijdens de missie ook te spreken over de rol van Turkije in de vluchtelingencrisis?

18. Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 9.

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog een aantal vragen over maatschappelijk verantwoord ondernemen voor en tijdens missies. In het vorige algemeen overleg heeft de Minister toegezegd dat zij zou kijken naar de verslaglegging over MVO op geaggregeerd niveau. De leden van de CDA-fractie zien dit niet terug. Wat is daarvan de reden? En wanneer mogen wij deze verslaglegging ontvangen?

19. Antwoord:

Verslaglegging op geaggregeerd niveau is niet inzichtelijk gebleken. Vraagstukken op het terrein van MVO zijn zeer uiteenlopend van aard en gaan doorgaans over een concrete casus. Een beschouwing van MVO op een hoger aggregatieniveau levert daarom geen additionele informatie op. Concrete MVO cases blijven uiteraard deel uitmaken van de verslaglegging van missies.

Het MVO Platform heeft een lijst van haar eigen ervaringen gemaakt over hoe MVO voor of tijdens missies aan de orde is gekomen. De leden van de CDA-fractie zien daarin een verschil in ervaring ten opzichte van de bevindingen van de Minister, terwijl zij wel waarde hechten aan het actief inzetten op MVO door deelnemende bedrijven. Moet hieruit de conclusie getrokken worden dat MVO niet structureel is ingebed in de missies? Herkent de Minister de ervaringen van leden van het MVO Platform? Klopt het dat maatschappelijke organisaties niet altijd betrokken worden in het voorprogramma en in de missie zelf? Is de Minister tevreden over de rol die MVO speelt tijdens de missies, met name naar de risicolanden? Welke verbeterpunten ziet de Minister op dit punt?

20. Antwoord:

MVO is structureel ingebed in alle missies. Op de wijze van inbedding en de rol van maatschappelijke organisaties hierbij is bij de beantwoording van vragen 7, 8 en 11 ingegaan.

Er bereiken de leden van de CDA-fractie zeer positieve geluiden over de multistakeholderreis naar Bangladesh. Herkent de Minister dit? Welke lessen trekt de Minister uit de ervaringen van deze reis?

21. Antwoord:

De multi-stakeholdermissie naar Bangladesh is een goed voorbeeld van samenwerking met verschillende stakeholders. De deelnemers aan de missie onderhandelen momenteel met andere stakeholders over de uitvoering van het Plan van Aanpak Verduurzaming Nederlandse Textiel- en Kledingsector en over de invulling van het IMVO-convenant Textiel. Hierbij nemen zij de ervaringen en lessen uit Bangladesh mee, zoals het cruciale belang van de registratie van fabrieken, adequate veiligheidsvoorschriften en grondige arbeidsinspecties. Zie ook de beantwoording van de vragen 7 en 8.

Inbreng D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de regering over de economische missies/werkbezoeken die hebben plaatsgevonden in de eerste helft van 2015. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie valt op dat de respons die de basis vormt voor de factsheets vrij laag is. Percentages van 60 procent en lager zijn niet ongebruikelijk. Ook de Minister geeft toe dat niet alle bedrijven de vragenlijst invulden. Kan de Minister toelichten waarom niet alle bedrijven de vragenlijst invullen? Zo nee, waarom is daar geen navraag naar gedaan? Op welke manier worden de resultaten van de factsheets ingezet bij de beoordeling van de economische missie en de voorbereiding van aankomende missies?

22. Antwoord:

Het is aan bedrijven zelf om het formulier in te vullen. Zij worden hieraan herinnerd (zie antwoord 1). Bedrijven geven dikwijls al feedback tijdens de debriefing van de missie, dit is mogelijk een oorzaak van het feit dat sommige bedrijven geen vragenlijst meer invullen. De feedback van de debriefing en de vragenlijsten vormen een belangrijk onderdeel van de evaluatie van de missie. De uitkomsten van deze evaluatie worden gebruikt om het programma en de uitvoering van volgende missies verder te verbeteren. Dit gebeurt in goed overleg met topsectoren, bedrijvenorganisaties en andere stakeholders.

De leden van de D66-fractie vragen welk beleid er precies geldt voor bekendmaking van economische missies en staatsbezoeken. Hoe lang van tevoren wordt een missie op de agenda economische bezoeken online geplaatst? Wanneer is duidelijk welke bewindspersoon daaraan deelneemt? Op welk moment wordt met een uitgaand staatsbezoek door de Koning naar buiten getreden?

23. Antwoord:

Zodra bewindslieden voornemens zijn een economische missie te leiden, wordt deze missie online gepubliceerd. In de regel gebeurt dit uiterlijk acht weken voordat de missie plaatsvindt. De werving start met publicatie van de missie op RVO.nl, via e-mail en via sociale media.

Uitgaande staats- en werkbezoeken van het koninklijk paar worden door de RVD aangekondigd via een persbericht. In dit bericht staat ook welke bewindspersonen het koninklijk paar vergezellen en of er parallelle missies plaatsvinden. De RVD stuurt de aankondiging doorgaans zes tot dertien weken voordat het staatsbezoek plaatsvindt.

De leden van de D66-fractie spreken hun waardering uit voor de missies waarbij de Nederlandse handelspositie in het buitenland is versterkt. Daarbij vinden de voorgenoemde leden het van groot belang dat bij elke missie aandacht uitgaat naar de mensenrechtensituatie in het bezochte land. In de rapportages lezen zij veelal dat het onderwerp besproken is zonder dat daarbij uitkomsten of resultaten vermeld worden. Kan de Minister concretiseren welke resultaten geboekt zijn met de besprekingen gedurende de missies en verduidelijken waarom het onderwerp in bijvoorbeeld de VAE en Oman slechts zeer summier aan bod lijkt te zijn geweest? En wat is er bij het recente bezoek van Minister Kamp aan Saoedi-Arabië aan mensenrechten besproken met welke afspraken tot gevolg?

24. Antwoord:

Het kabinet bevordert de integrale verspreiding en implementatie van de in 2011 aangenomen VN Guiding Principles on Business and Human Rights. Deze principes omvatten zowel de plicht van de staat om mensenrechten te beschermen, de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren, alsook de noodzaak om slachtoffers van mensenrechtenschendingen door bedrijven een effectief recht van herstel of verhaal te geven.

Mensenrechten zijn integraal onderdeel van het buitenlandbeleid en daar waar relevant onderdeel van bilaterale gesprekken tijdens missies. In de Verenigde Arabische Emiraten zijn de mensenrechten onderdeel van een langer lopende dialoog (zie daarvoor ook het antwoord op vraag 13). In de bilaterale relatie met Oman komt het onderwerp mensenrechten geregeld aan bod. Dit heeft geleid tot het werkbezoek van de National Human Rights Commission van Oman aan Nederland in februari jl. Daarnaast komt het onderwerp aan de orde tijdens de jaarlijkse bilaterale consultaties op het niveau van secretaris-generaal.

Minister Kamp heeft tijdens zijn bezoek aan Saoedi-Arabië van 3-5 november jl. over mensenrechten gesproken met de Minister van Petroleum, Dr. Ali bin Ibrahim Al Naimi, en met Prins Saud bin Abdullah bin Thuryan al Saud, bestuursvoorzitter van SABIC. Minister Kamp heeft daarbij het belang benadrukt van een permanente en open dialoog, met ruimte voor verschil in opvattingen. Daarnaast heeft hij met vertegenwoordigers van de Saoedische samenleving gesproken over actuele, maatschappelijke onderwerpen, waaronder vrouwenrechten, Sharia-wetgeving en omgang met minderheden. Ook heeft hij kennisgemaakt met Shia-mensenrechtenverdediger Sadek al Ramadan. De gevoerde gesprekken en het wederzijdse belang dat hieraan wordt gehecht is in lijn met het beleid dat door BZ wordt gevoerd.

De leden van de D66-fractie vragen of, en zo ja op welke manier, de Minister de kinderarbeid in de informele sector heeft aangekaart? Kan de Minister eveneens toelichten wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot vakbondsregistratie in Bangladesh? Hoe is de inzet hierop van de Nederlandse multi-stakeholdermissie vormgegeven en heeft dit geholpen te komen tot een verbeterde verhouding tussen werkgevers en arbeiders?

25. Antwoord:

Tijdens de MVO-missie naar Bangladesh hebben de deelnemende Nederlandse organisaties een bezoek gebracht aan informele naaiateliers, waar nog veel kinderarbeid voorkomt. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft aangedrongen op een actieve rol van de arbeidsinspectie bij de aanpak van de kinderarbeid in de informele sector. Nederland ondersteunt ook via de ILO de versterking van de arbeidsinspectie.

Internationale bedrijven zijn verantwoordelijk voor de hele productieketen, ook waar sprake is van onderaanbesteding door de fabrieken zelf. Van hen wordt verwacht dat zij alles doen wat mogelijk is om kinderarbeid tegen te gaan. Interventies in exporterende fabrieken leiden naar verwachting tot een verhoging van de arbeidsnormen in de gehele textielsector van Bangladesh. Daarnaast heeft geautoriseerde onderaanbesteding een positief effect op de arbeidsomstandigheden in de niet-exporterende fabrieken.

Tijdens de missie is met onder meer vakbondskaderleden en brancheorganisaties de dialoog aangegaan over de verhouding tussen werkgevers en werknemers. Het poldermodel, dat werd uitgedragen tijdens de missie, is als inspirerend ervaren. Na de aanname van de geamendeerde Arbeidswet (2013) is de registratie van vakbonden aanzienlijk toegenomen. Sinds begin 2015 is er echter sprake van een afname in vakbondsregistratie. De bevordering van vakbondsvrijheid blijft een aandachtspunt en is daarom een van mijn beleidsprioriteiten in het strategisch partnerschap met Fair Wear Foundation, in coalitie met FNV en CNV.

Daarnaast constateren voornoemde leden van de D66-fractie dat er in Duitsland geen aandacht is geweest voor MVO/mensenrechten. De leden begrijpen dat de uitdagingen in Duitsland op deze gebieden kleiner zijn dan in andere landen. Toch vragen zij of mensenrechten en MVO niet konden worden aangekaart door te zoeken naar mogelijkheden om samen te werken ter verbetering van deze kwesties? Dit is immers ook wat in het bezoek aan Denemarken is gebeurd. Als dit het geval is, zal bij een toekomstige missie naar een Europees land meer aandacht naar deze samenwerkingsmogelijkheden uitgaan?

26. Antwoord:

In tegenstelling tot het Staatsbezoek aan Denemarken was het bezoek aan Hamburg en Sleeswijk-Holstein een economisch werkbezoek op deelstaatniveau. Hiermee hadden deze bezoeken een ander karakter en daardoor ook een andere inhoudelijke invulling dan in Denemarken. Het ligt bij een bezoek aan deelstaten in Duitsland minder voor de hand zaken aan te snijden die federaal worden geregeld. MVO en mensenrechten zijn zaken die bij de regering in Berlijn zijn belegd. Er is binnen het programma wel aandacht besteed aan Duits-Nederlandse samenwerking op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, zoals samenwerking op het gebied van R&D en innovatie betreffende armoede gerelateerde ziektes. Er wordt per economische missie gekeken hoe invulling wordt gegeven aan MVO. Zo ook bij toekomstige missies naar Europese landen.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de rapportage van het recente staatsbezoek aan China verwacht kan worden. Deze leden zijn benieuwd naar de wijze waarop Minister Koenders en Staatssecretarissen Van Rijn en Dijksma mensenrechten hebben besproken tijdens hun bezoek aan China

27. Antwoord:

De rapportage van het recente staatsbezoek aan China en de mensenrechtenconsultaties met China is op 7 december jl. aan de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstuk 32 735/34 300 V, nr. 148).

Inbreng GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd over de integratie van ontwikkelings- en milieudoelen in Nederlandse economische missies. Zij kunnen zich vinden in de uitspraak van Amnestydirecteur Eduard Nazarski «Handel mag nooit een excuus zijn om mensenrechten niet aan de orde te stellen» en vinden dat dit evenzo moet gelden voor milieudoelen. Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft moeten handelsmissies in nog grotere mate MVO-doelen, als de internationale OESO-richtlijnen, uitdragen en de implementatie ervan bevorderen. Met betrekking tot de implementatie van dergelijke richtlijnen, moet Nederland middels economische missies nauwe samenwerking met andere landen nastreven.

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag dat de regering verduidelijkt op basis waarvan een uiteindelijke selectie gemaakt wordt van partijen die zich aansluiten bij een economische missie. Is het kabinet het met hen eens dat het zinvol is om een gedegen balans tussen commerciële en niet-commerciële contacten te maken tijdens handelsmissies? Is het kabinet bereid om ook non-profit organisaties toegang te bieden tot Nederlandse handelsmissies?

28. Antwoord:

Economische missies staan, naast bedrijven en kennisinstellingen, open voor non-profit organisaties als NGO’s. Het is aan deze organisaties zelf om zich in te schrijven. Dat is ondere andere gebeurd bij de missie naar Liberia, Sierra Leone, Guinee. De relevantie van deelname van NGO’s aan missies verschilt per land. Op basis van het programma kunnen specifieke NGO’s worden uitgenodigd om deel te nemen. Alle deelnemers moeten de deelnemersvoorwaarden onderschrijven, waaronder de verklaring dat zij de OESO-richtlijnen kennen en hiernaar handelen.

In de rapportage wordt aangegeven dat het voor Tunesië en Algerije de eerste uitgaande bedrijvenmissie op ministerieel niveau was sinds de «Arabische Lente» (p.1). De onderdelen van het programma lezende, is er aan het onderwerp democratische staatsvorming in de missie echter geen aandacht besteed. Is de nasleep van de «Arabische Lente» met betrekking tot het handelsbeleid van Algerije en Tunesië helemaal niet ter sprake gekomen, zo ja, waarom niet? Hebben de politieke veranderingen in deze landen volgens het kabinet invloed op onze handelsrelaties, zo ja, op welke manier?

29. Antwoord:

De economische missie naar Tunesië en Algerije was gericht op een versterking en verbreding van de bilaterale economische relaties. Daarbij is aandacht besteed aan de Nederlandse bijdragen aan de democratische transitie, in het bijzonder aan versterking van het maatschappelijk middenveld (opbouw lokaal bestuur en rechtsstaat en belang van SRGR), vrouwelijk ondernemerschap en een beter investeringsklimaat. Sinds de Arabische Lente zoeken Tunesië en Algerije naar wegen om economie en maatschappij te moderniseren. Nederlandse bedrijven kunnen daaraan bijdragen. In algemene zin kunnen samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen en Algerijnse en Tunesische counterparts daaraan bijdragen, via o.a. het creëren van werkgelegenheid, trainingen en kennisoverdracht. Sterkere politieke relaties en sterkere handelsrelaties lijken ook hier hand in hand te gaan. Na het bezoek van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben beide landen missies in weer andere sectoren naar Nederland georganiseerd, die gericht waren op samenwerking met Nederlandse private partijen. Daarnaast wordt nu met de Algerijnse overheid samengewerkt aan een centrum voor agrarische kennis- en technologieoverdracht om de zuivelsector in de regio te stimuleren en innovatie te bevorderen.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het jammer dat er in de rapportage van economische missies naar westerse bondgenoten als de Verenigde Staten en Canada wordt gerapporteerd dat de uitdagingen op het gebied van mensenrechten en MVO beperkt zijn. De leden van de GroenLinks-fractie zien in de missies juist mogelijkheden om samen te werken aan de implementatie van internationale MVO- en mensenrechtenrichtlijnen door transnationale ondernemingen uit ons land en landen als de VS en Canada. Is het kabinet het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat er op deze manier ook aandacht moet worden gevraagd voor MVO- en mensenrechtenvraagstukken bij handelsmissies naar westerse bondgenoten?

30. Antwoord:

Het kabinet onderschrijft de stelling van de GroenLinks-fracties dat economische missies, ook naar westerse landen, de mogelijkheid bieden om aandacht te vragen voor MVO- en mensenrechtenvraagstukken. Zo kon de economische missie naar Californië in februari jl. bijvoorbeeld worden gecombineerd met een ontmoeting met Walmart in Arkansas voor een gesprek over de textielsector in Bangladesh en de verduurzaming van onder meer de katoen- en palmoliehandelsketen. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan MVO en/of mensenrechten verschilt per missie en is mede afhankelijk van de sectorkeuze en het land van bestemming.

Uit de rapportage over de economische missie naar de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en Oman blijkt dat in de VAE energie, zowel fossiel als duurzaam, de grootste en belangrijkste sector blijft (p.4). De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hoe de verhouding fossiel-duurzaam eruit ziet in onze handelsbetrekkingen met de VAE. Welke belangen wil het Nederlands bedrijfsleven verwerven in de olie-industrie in dit land? In welke mate versterkt dit de economische afhankelijkheid van de winning en de verkoop van fossiele brandstoffen? Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat er op het gebied van energie tegenstrijdige handelsdoelen zijn gepromoot bij de handelsmissie? Waarom heeft de Minister niet de afweging gemaakt om in de missie alleen op het gebied van duurzame energie de handelsbanden aan te halen met de VAE?

Dezelfde vragen hebben de leden ook ten aanzien van het recente bezoek van de Minister van Economische Zaken aan Saoedi-Arabië. Is er tijdens dit bezoek gesproken over de erbarmelijke mensenrechtensituatie in het land? Zijn er individuele zaken aan de orde gesteld en ontmoetingen met mensenrechtenverdedigers georganiseerd? Zijn er in het kader van deze missie nieuwe economische contacten aangegaan binnen de olie- en gasindustrie?

31. Antwoord:

De energiesector, zowel fossiel als duurzaam, is van groot belang voor de economie van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Vanwege de door de VAE voorgenomen energietransitie richt de samenwerking zich in toenemende mate ook op duurzame energie. Tijdens de handelsmissie is op verschillende momenten gesproken over de rol die Nederlandse bedrijven kunnen spelen bij energietransitie in de VAE. Tot de doelstellingen van deze missie behoorden dan ook de introductie van Nederlandse bedrijven bij mogelijke opdrachtgevers in de duurzaamheidssector en onderzoek naar mogelijkheden voor samenwerking tussen de overheden op het gebied van duurzame energie.

Tijdens het recente bezoek van Minister Kamp aan Saoedi-Arabië werd aandacht besteed aan samenwerking op het terrein van duurzame energie. Minister Kamp sprak tijdens zijn bezoek de wens uit met Saoedi-Arabië samen te willen werken op het gebied van energie-efficiëntie en transitie. Hij brak een lans voor een permanente dialoog tussen Nederland en Saoedi-Arabië over beter en duurzamer gebruik van nieuwe energiebronnen.

Voor antwoorden over de gesprekken over de mensenrechten in Saoedi-Arabië, wordt verwezen naar antwoord 24.

Waarom wordt er uit de handelsmissie naar Bangladesh van 14 tot 18 maart (p.7) niets gerapporteerd over MVO en mensenrechten, en met name de implementatie van richtlijnen op deze gebieden? Is er door de Minister een bewuste keuze gemaakt om deze thema’s geen onderdeel van deze missie te maken en waarop berust de keuze?

32. Antwoord:

Deze missie was nadrukkelijk gericht op MVO, mensenrechten en kinderarbeid in Bangladesh, zie daarvoor de brief met Kamerstuk 33 625, nr. 173, d.d. 17 juli 2015.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat er in de handelsmissies aandacht is voor kennisuitwisseling over duurzame energie. Zij vragen de Minister uit te leggen welke kennis en ervaring is opgedaan en wat Nederland doet met de opgedane kennis over de energietransitie in beide landen. Uit de rapportage blijkt dat er in Duitsland bijvoorbeeld een seminar werd gehouden over «gedeelde uitdagingen met betrekking tot offshore windenergie» (p. 9). Wat zijn die gedeelde uitdagingen en kan de Minister meer vertellen over de resultaten van het programmaonderdeel over Europese energietransitie in handelsmissies in Europa? Is er ook gesproken over de mogelijkheid van een netwerk op de Noordzee tussen windparken?

33. Antwoord:

Nederland deelt graag kennis en ervaring op het gebied van duurzame energie met andere landen. Een voorbeeld is de samenwerking met Denemarken op het gebied van offshore-windenergie. Denemarken is koploper in de productie van windmolens, Nederland is koploper waar het gaat om de offshore-installatie van windmolens. Nederland en Denemarken hebben zich gespecialiseerd in het kosteneffectief ontwikkelen van grote windparken op zee. Afgelopen jaar werd parallel aan het staatsbezoek aan Duitsland een handelsmissie georganiseerd met duurzame energie als thema. Het programma bevatte een trilateraal seminar «Offshore Wind in the Netherlands, Germany and Denmark – a contribution to the «European Energy»». Tijdens dit seminar positioneerden Nederlandse bedrijven zich als natuurlijke partner voor offshore-windprojecten wereldwijd en werd gesproken over een betaalbare energietransitie en de rol van Europa hierin. In 2016 wordt opnieuw een offshore-evenement georganiseerd. Hieraan zal naast Nederland en Denemarken ook het Verenigd Koninkrijk deelnemen.