Kamerstuk 34251-67

Gewijzigd amendement van de leden Mohandis en Duisenberg ter vervanging van nr. 37 waarmee opleidingscommissies instemmingsrechten krijgen

Dossier: Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen

Gepubliceerd: 4 februari 2016
Indiener(s): Pieter Duisenberg (VVD), Mohammed Mohandis (PvdA)
Onderwerpen: onderwijs en wetenschap organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34251-67.html
ID: 34251-67
Origineel: 34251-37

88,7 %
11,3 %

D66

PvdA

50PLUS

PVV

VVD

GrBvK

CU

Klein

PvdD

CDA

SGP

GL

Houwers

GrKÖ

Van Vliet

SP


Nr. 67 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN MOHANDIS EN DUISENBERG TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 37

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel V wordt voor onderdeel A een nieuw onderdeel 0A ingevoegd dat luidt als volgt:

0A

In artikel 7.13, tweede lid, wordt na onderdeel a, een onderdeel ingevoegd, luidende:

a1. de wijze waarop het onderwijs in de desbetreffende opleiding wordt geëvalueerd,.

II

Artikel V, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 9.18 komt te luiden:

Artikel 9.18. Opleidingscommissies

  • 1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt een opleidingscommissie ingesteld. De commissie heeft tot taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding. De commissie heeft voorts:

    • a. instemmingsrecht ten aanzien van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, onder a, f, h tot en met u en x, en met uitzondering van de eisen, bedoeld in de artikelen 7.28, vierde en vijfde lid, en 7.30b, tweede lid,

    • b. als taak het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling,

    • c. adviesrecht ten aanzien van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen ten aanzien waarvan de commissie op grond van onderdeel a instemmingsrecht heeft, en

    • d. als taak het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen of voorstellen doen aan het bestuur van de opleiding, bedoeld in artikel 9.17, eerste lid, en de decaan over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende opleiding.

    De commissie zendt de adviezen en voorstellen, bedoeld onder d, ter kennisneming aan de faculteitsraad.

  • 2. Op een advies als bedoeld in het eerste lid, zijn artikel 9.35, aanhef en onderdelen b, c en d, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien de commissie een voorstel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, doet aan het bestuur van de opleiding of de decaan, reageert het bestuur onderscheidenlijk de decaan binnen twee maanden na ontvangst op het voorstel.

  • 4. Artikel 9.31, derde tot en met het achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de opleidingscommissie. In overleg tussen het bestuur van de opleiding onderscheidenlijk de decaan en de faculteitsraad kan in het faculteitsreglement een andere wijze van samenstelling van de opleidingscommissie worden vastgelegd dan verkiezing. Jaarlijks wordt vastgesteld of het wenselijk is de andere wijze van samenstelling te handhaven.

  • 5. De opleidingscommissie is bevoegd het bestuur van de opleiding onderscheidenlijk de decaan ten minste twee maal per jaar uit te nodigen om het voorgenomen beleid te bespreken aan de hand van een door haar opgestelde agenda

  • 6. Indien een faculteit slechts een opleiding omvat, kan het faculteitsreglement bepalen dat de taken en bevoegdheden van de opleidingscommissie worden uitgeoefend door de faculteitsraad, bedoeld in artikel 9.37.

III

In artikel V wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

Aan artikel 9.38c wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een komma een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. de opleidingscommissie.

IV

In artikel V, onderdeel G, wordt «9.32, 9.33» vervangen door: 9.18, 9.32, 9.33.

V

Artikel V, onderdeel J, komt te luiden:

J

Artikel 10.3c komt te luiden:

Artikel 10.3c. Opleidingscommissies

  • 1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt een opleidingscommissie ingesteld. De commissie heeft tot taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding. De commissie heeft voorts:

    • a. instemmingsrecht ten aanzien van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, onder a, f, h tot en met u en x, en met uitzondering van de eisen, bedoeld in de artikelen 7.28, vierde en vijfde lid, en 7.30b, tweede lid,

    • b. instemmingsrecht ten aanzien van het bestuurs- en beheersreglement voor zover het de onderwerpen bedoeld in het vierde lid betreft,

    • c. als taak het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling,

    • d. adviesrecht ten aanzien van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen ten aanzien waarvan de commissie op grond van onderdeel a instemmingsrecht heeft, en

    • e. als taak het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan de deelraad, bedoeld in artikel 10.25, en het faculteitsbestuur of het bestuur van de desbetreffende organisatorische eenheid dan wel, indien de hogeschool geen faculteiten omvat, aan het instellingsbestuur, over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende opleiding.

    De commissie zendt de adviezen en voorstellen, bedoeld onder e, ter kennisneming aan de medezeggenschapsraad of de daarvoor in aanmerking komende deelraad.

  • 2. Op een advies als bedoeld in het eerste lid, zijn artikel 10.23, aanhef en onderdelen b, c, en f, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien de commissie een voorstel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, doet aan het bestuur van de opleiding of de decaan, reageert het bestuur onderscheidenlijk de decaan binnen twee maanden na ontvangst op het voorstel.

  • 4. Artikel 10.17, derde tot en met achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de opleidingscommissie. In overleg tussen het faculteitsbestuur of het bestuur van de desbetreffende organisatorische eenheid dan wel, indien de hogeschool geen faculteiten omvat, het instellingsbestuur en de deelraad kan in het bestuurs- en beheersreglement een andere wijze van samenstelling van de opleidingscommissie worden vastgelegd dan verkiezing. Jaarlijks wordt vastgesteld of het wenselijk is de andere wijze van samenstelling te handhaven.

  • 5. De opleidingscommissie is bevoegd het bestuur van de opleiding ten minste twee maal per jaar uit te nodigen om het voorgenomen beleid te bespreken aan de hand van een door haar opgestelde agenda

  • 6. Indien een faculteit slechts een opleiding omvat, kan het faculteitsreglement bepalen dat de taken en bevoegdheden van de opleidingscommissie worden uitgeoefend door de deelraad, bedoeld in artikel 10.25.

VI

Na artikel V, onderdeel M, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ma

Aan artikel 10.26, tweede lid, wordt onder vervanging van «, of» aan het slot van onderdeel d door een komma en van de punt aan het slot van onderdeel e door «, of» een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. de opleidingscommissie.

Toelichting

De opleidingscommissie behandelt opleiding specifieke zaken en is dus in de ogen van de indieners het beste orgaan om medezeggenschap en inspraak opleidingsniveau te regelen. Er is reeds een motie aangenomen om de opleidingscommissies te versterken door hen instemmingsrecht te geven. De opleidingscommissies krijgen door dit amendement die gewenste instemmingsrechten, betreffende de onderwijsinhoudelijke delen van de OER waar de wijze van evalueren van vakken aan toegevoegd wordt. Het artikel vormt een combinatie van de huidige taakstelling in de WHW en rechten en plichten die horen bij het zijn van een medezeggenschapsorgaan. Analoog aan centrale en decentrale medezeggenschap krijgen de opleidingscommissies dus een eigen reglement. Zij hebben instemmingsrecht op onderdelen in het OER waar zij nu alleen adviesrecht over hebben, zodat zij mee kunnen praten én beslissen over belangrijke onderdelen van hun opleiding zoals de onderwijs- en examenregeling (onderdelen a1, b t/m e, g en v van artikel 7.13 lid 2). Daarnaast krijgen de opleidingscommissies recht op informatie en het recht op initiatief om zo hun werk goed uit te kunnen voeren. Verder wordt er een minimumnorm gesteld hoe vaak de opleidingscommissie kan overleggen met het opleidingsbestuur dan wel met de decaan. Met dit amendement wordt de opleidingscommissie een formeel medezeggenschapsorgaan en zal dus ook een vertegenwoordigende rol krijgen. De leden van de opleidingscommissie worden daarom in principe gekozen, wanneer er evenveel kandidaten als plaatsen zijn hoeven er geen verkiezingen plaats te vinden zijn. De indieners zien echter in dat verkiezingen niet altijd wenselijk zijn. Daarom voorzien de indieners in de mogelijkheid om een alternatieve benoemingsprocedure vorm te geven wanneer de betrokken faculteitsraad samen met het faculteitsbestuur daartoe besluiten. Dit besluit moet ieder jaar worden heroverwogen.

Mohandis Duisenberg