Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 7 september 2015

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

Algemeen

1

     

1.

Inleiding

1

2.

De Tabaksproductenrichtlijn op hoofdlijnen

2

3.

De Tabaksproductenrichtlijn in Europese en internationale context

8

4.

Wijze van implementatie

8

5.

Toezicht en handhaving

9

6.

Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten

11

7.

Consultatie

12

8.

Notificatie

12

     

Artikelsgewijs

13

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wijzigingsvoorstel van de Tabakswet. Zij onderschrijven het gecombineerde streven om de gezondheid van rokers te bevorderen, roken onder jongeren te ontmoedigen en tegelijkertijd het functioneren van de interne markt te verbeteren. Genoemde leden hebben nog verschillende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Tabakswet ter implementatie van de Europese Tabaksproductenrichtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, presentatie en verkoop van tabaks- en aanverwante producten. Zij zijn verheugd dat met deze wijziging wordt beoogd om de bescherming van de volksgezondheid en tabaksontmoediging naar een hoger niveau te tillen, met name gericht op jongeren. Genoemde leden streven ernaar om op afzienbare termijn te komen tot een nieuwe, rookvrije generatie. Een nieuwe, jonge generatie die het gebruik van tabaks- of aanverwante producten vies en niet cool vindt, elkaar aanspreekt op ongezond gedrag en niet continue wordt geconfronteerd met bestaande en nieuwe tabaksproducten. Deze leden lezen dat met meer zicht op de productinformatie meer mogelijkheden ontstaan om een weloverwogen keuze te maken om het product te gebruiken en dat mogelijkheden om tabak en aanverwante producten aantrekkelijk te presenteren aan banden worden gelegd. Dat brengt de rookvrije generatie een stapje dichterbij, maar de leden van de fractie van de PvdA vinden dat er echt meer maatregelen nodig zijn in de strijd tegen tabak en rokende jongeren. Welke mogelijkheden, additioneel op de brief van 23 april 20151, ziet de regering voor verdere tabaksontmoedigende maatregelen, zoals bijvoorbeeld het verhogen van accijns?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Tabakswet ter implementatie van Richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten. Deze leden hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel nog een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Tabakswet ter implementatie van Richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten. Deze leden hebben enkele vragen bij het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Tabakswet ter implementatie van de Europese richtlijn. Naar aanleiding van deze aanpassing hebben genoemde leden nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse de wijziging van de Tabakswet ter implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn ontvangen. De nieuwe Tabaksproductenrichtlijn beoogt onderlinge Europese aanpassing inzake de productie, presentatie, verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten teneinde de interne markt voor tabaksproducten en aanverwante producten beter te doen functioneren. Tevens wordt met dit wetsvoorstel de leeftijdsgrens van 18 jaar voor de verkoop van e-sigaretten en navulverpakkingen ingevoerd. Deze leden hebben nog een aantal vragen over dit wetsvoorstel.

2. De Tabaksproductenrichtlijn op hoofdlijnen

De leden van de VVD-fractie vragen welke ruimte de Tabaksproductenrichtlijn biedt voor innovatieve producten – zoals elektronische sigaretten – die rokers kunnen helpen bij het stoppen met roken. Naar aanleiding van een recent onderzoek van diverse Britse universiteiten stelt Public Health England (PHE), het belangrijkste adviesorgaan van de National Health Service (NHS), dat het roken van elektronische sigaretten 95% minder schadelijk is dan het roken van normale sigaretten. Nieuw bewijs laat zien dat de elektronische sigaret één van de effectiefste middelen is voor een roker om van tabak af te komen. Kan de regering aangeven hoe zij de bevindingen van dit onderzoek interpreteert? Is de regering bereid om ten aanzien van regelgeving voor elektronische sigaretten niet verder te gaan dan hetgeen verplicht wordt gesteld op basis van de Tabaksproductenrichtlijn, nu PHE, de NHS en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stellen dat de elektronische sigaret minder ongezond is dan de tabakssigaret?

De Tabaksproductenrichtlijn biedt lidstaten de keuzevrijheid om andere producten dan sigaretten, shagtabak en waterpijptabak vrij te stellen van de verplichting van de gecombineerde gezondheidswaarschuwing. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering omgaat met artikel 11 van de Tabaksproductenrichtlijn. Voor welke producten maakt de regering uitzonderingen op de eisen die gelden voor fotowaarschuwingen op verpakkingen?

De Europese Commissie krijgt de bevoegdheid om de Tabaksproductenrichtlijn aan te passen aan de technische, wetenschappelijke en internationale ontwikkelingen in de tabaksproductie, -consumptie en -regulering. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er wijzigingen zijn te verwachten naar aanleiding van de wetenschappelijke bevindingen van de Britse universiteiten en PHE? Zo nee, is de regering bereid om de Europese Commissie te vragen of zij op basis van deze nieuwe wetenschappelijke bevindingen voornemens is om de Tabaksproductenrichtlijn aan te passen door vrijstellingen van eisen te verlenen? Wat betekenen de wetenschappelijke bevindingen voor de eisen aan elektronische sigaretten die als geneesmiddel of medisch hulpmiddel op de markt kunnen worden gebracht? Vormen nieuwe wetenschappelijke bevindingen een aanleiding om de relevante eisen die zijn gesteld in de Geneesmiddelenwet en de Wet op de medische hulpmiddelen te herzien, zodat meer elektronische sigaretten worden erkend als hulpmiddel om van het roken van tabak af te komen?

De leden van de PvdA-fractie vinden de doelstelling van de implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn, vermindering van het aantal rokers met 2% in 2020, een mooi Europees streven. Welke doelstelling heeft de Nederlandse regering? Is de regering ook van mening dat de lat voor Nederland hoger moet? Welke specifieke doelstelling heeft de regering voor jongeren? En voor lager opgeleiden? Genoemde leden vinden het namelijk schrikbarend dat lager opgeleiden vaker roken dan hoger opgeleiden en mede daarom gemiddeld zeven jaar eerder overlijden en veertien jaar langer met een aandoening leven. Hoe zorgt de implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn ervoor dat juist deze groep goed bereikt wordt? Waarom denkt de regering dat de te implementeren maatregelen voor tabaksontmoediging juist zullen aanslaan bij lager opgeleide mensen? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide toelichting van de regering.

De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat de maatregelen die voortvloeien uit de Tabaksproductenrichtlijn ook van toepassing worden voor nicotinehoudende e-sigaretten, maar vinden het een grote gemiste kans om de maatregelen niet ook te laten gelden voor niet-nicotinehoudende e-sigaretten. Hoe zit het met het voornemen van de regering (brief van 23 maart 20152) om de bepalingen van de niet-nicotinehoudende e-sigaret, zoals bijvoorbeeld de shishapen, bij wet gelijk te trekken met nicotinehoudende e-sigaretten? Waarom is er niet voor gekozen om dit gelijk met deze wetswijziging te doen, bijvoorbeeld door de leeftijdsgrens van 18 jaar voor niet-nicotinehoudende e-sigaretten gelijk te trekken met nicotinehoudende e-sigaretten? Welke onoverkomelijke belemmeringen ondervond de regering op dit punt en wat heeft zij geprobeerd om deze te verhelpen? Deze leden vinden het ontbreken van wettelijke bepalingen voor niet-nicotinehoudende e-sigaretten heel zorgelijk, zeker nu uit onderzoek blijkt dat ook niet-nicotinehoudende stoffen ingrediënten en chemische onzuiverheden bevatten die kunnen leiden tot schade aan luchtwegen en hart en een verhoogd risico op kanker veroorzaken. Wanneer komen de bepalingen voor niet-nicotinehoudende e-sigaretten wel naar de Kamer? Voldoet de regering met voorliggende wetswijziging volledig aan het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (Framework Convention on Tobacco Control)? Zo ja, kan de regering dat toelichten? Zo nee, op welke punten niet en welke acties onderneemt de regering? Hoe verhouden EMTOC (Electronic Model Tobacco Control) en de aansluiting op het beoogde systeem van informatieverstrekking zich tot elkaar, aangezien de Tabaksproductenrichtlijn geen regels stelt aan e-sigaretten zonder nicotine?

Genoemde leden vinden de verplichting van een gecombineerde gezondheidswaarschuwing met afbeelding en tekst die 65% van de voor- en achterkant van het sigarettenpakje beslaat een goede stap voorwaarts. Is de regering voornemens om deze verplichting ook voor alle type e-sigaretten te laten gelden, dus ook voor de niet-nicotinehoudende? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer komt deze bepaling naar de Kamer? Hoe kijkt de regering aan tegen het «blanco» maken van de overige 35% van de oppervlakte van het sigarettenpakje, zodat alleen een zwartgedrukte merknaam en de gecombineerde waarschuwing te zien zijn? In Engeland en Australië zijn daar goede ervaringen mee.

De implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn besteedt volgens de leden van de PvdA-fractie te weinig aandacht aan het beperken van de gevolgen van meeroken, ook wat betreft de elektronische sigaret. Welke ambitie heeft de regering op dit punt? Heeft de regering inmiddels zicht op de uitkomsten van onderzoek naar de gezondheidsrisico’s van e-sigaretten voor omstanders? Zo nee, wanneer verwacht zij deze? Zo ja, hoe gaat de regering deze uitkomsten omzetten in beleid, bijvoorbeeld toevoegen aan het horecarookverbod? Doet de regering ook nog onderzoek naar de risico’s van het gebruik van dampers? Vindt de regering het net als genoemde leden van groot belang dat het bewustzijn van de gevaren van meeroken voor de omgeving per direct omhoog moet? Hoe gaat de regering dat doen? Hoe staat de regering tegenover het idee om in toekomstige antirookcampagnes ook aandacht te besteden aan het meeroken?

De leden van de fractie van de PvdA maken zich zorgen over de mogelijkheden voor minderjarigen om via verkoop op afstand makkelijk aan sigaretten of aanverwante producten te komen. Hoe kijkt de regering aan tegen de verplichte leeftijdscontrolesystemen voor grensoverschrijdende verkoop op afstand, die op het moment van aankoop de leeftijd van de koper moeten controleren? In hoeverre is de regering van mening dat Nederlandse minderjarigen hierdoor straks geen sigaretten op internet kunnen aanschaffen? Per wanneer verwacht de regering het track- en tracesysteem in Nederland te hebben geïmplementeerd? Welk beleid voert de regering om te voorkomen dat meerderjarigen de online aankoop doen, terwijl een minderjarige de producten thuis ontvangt? Of is dit niet uit te sluiten? Graag ontvangen zij een toelichting van de regering.

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over de bepaling die verbiedt dat producenten smaakaroma’s toevoegen aan tabak of «gezondheid bevorderende» additieven aan e-sigaretten, zoals vitamines. Wat e-sigaretten betreft, heeft de regering dit geregeld in een besluit via de Warenwet, maar deze bepaling geeft alleen regels voor additieven die onderdeel uitmaken van de nicotinehoudende vloeistof. Hoe zit dat met niet-nicotinehoudende vloeistoffen? Is de regering voornemens de bepaling ook voor niet-nicotinehoudende vloeistoffen te laten gelden? En in hoeverre speelt deze bepaling voldoende in op de mogelijkheid dat additieven straks los van de basisvloeistof verkrijgbaar zijn? Wat verstaat de regering onder kruidenrookproducten? Kunnen e-sigaretten die niet nicotinehoudend zijn daar ook onder vallen? Acht de regering dat wenselijk?

Roken en meeroken zijn erg ongezond en leiden tot vele doden en zieken. Het is voor de volksgezondheid dan ook van groot belang dat er strengere regels komen als het gaat om de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten. De leden van de SP-fractie vinden het dan ook van groot belang dat er op deze terreinen stappen gezet worden. De verwachting is dat de Tabaksproductenrichtlijn bijdraagt aan een vermindering van het aantal rokers met 2% in 2020. Is dat de verwachting voor Nederland of overkoepelend voor de gehele Europese Economische Ruimte (EER)? Genoemde leden vragen hoe de regering deze doelstelling beoordeelt. Is dit niet een te weinig ambitieuze doelstelling?

De Tabaksproductenrichtlijn belet niet dat nicotinehoudende producten, zoals elektronische sigaretten, als geneesmiddel of medisch hulpmiddel in de handel worden gebracht. Concluderen de leden van de SP-fractie het dan juist dat het wel mogelijk is om elektronische sigaretten als bijvoorbeeld geneesmiddel in de handel te brengen volgens de Europese richtlijnen? Zo ja, waarom, zo vragen de leden van de SP-fractie, wordt hier in het wetsvoorstel dan niet voor gekozen? Genoemde leden vinden enkel het verhogen van de leeftijdsgrens bij de elektronische sigaret onvoldoende. Kan de regering ingaan op berichtgeving dat jongeren die een e-sigaret proberen, ook eerder beginnen met echte sigaretten? Oftewel dat de elektronische sigaret de drempel om te gaan roken blijkt te verlagen. Hoe beoordeelt de regering deze onderzoeksresultaten en welke consequenties verbindt zij hieraan?

Zoals aangegeven vinden de leden van de SP-fractie het een goede stap dat er strengere regels gaan gelden, ook voor de elektronische sigaret. Maar toch zijn genoemde leden van mening dat de regels en de voorgestelde nieuwe Tabakswet niet ver genoeg gaan. Zo vragen deze leden waarom er wordt gekozen voor een verpakking waarop een afbeelding en een tekst zijn aangebracht die 65% van de voor- en achterkant van de verpakking beslaat. Waarom wordt er hier niet een stapje verdergegaan en wordt er niet gekozen voor plain packaging? Waarom wordt de industrie hun marketingmiddel niet afgepakt? De leden van de SP-fractie lezen hierover ook dat Italië in een uitvoerig gemotiveerde mening opmerkingen heeft gemaakt over de mogelijke invoering van plain packaging. Wat was precies deze uitvoerig gemotiveerde mening? Deze leden ontvangen graag deze mening. Waarom zou deze inbreng op een misverstand berusten? Het wetsvoorstel heeft betrekking op de verkoop en presentatie van tabaks- en aanverwante producten; waarom zou een voorstel om over te gaan tot plain packaging daar niet bij passen? Graag ontvangen genoemde leden een toelichting hierop.

Waarom wordt er vervolgens niet voor gekozen, zo vragen de leden van de SP-fractie, om het aantal verkooppunten te beperken, de tabaksautomaten te verbieden en de verkoop van tabaksproducten alleen nog in tabaksspeciaalzaken toe te staan? Hierdoor neemt de beschikbaarheid af (de «grijpbaarheid»), zijn de tabaksproducten minder overal in het zicht en is het eenvoudiger de leeftijdsgrenzen voor verkoop te bewaken. Graag horen deze leden waarom er niet gekozen wordt voor deze echte sterke maatregelen en stappen in het ontmoedigen van roken.

Ook begrijpen de leden van de SP-fractie uit het wetsvoorstel dat er niet gekozen wordt voor een display ban. Graag ontvangen deze leden de redenen waarom er niet voor is gekozen om rookwaren uit het zicht te verkopen. Juist een display ban kan er toch voor zorgen dat jongeren niet in de verleiding komen om rookwaren aan te schaffen of dat ex-verslaafden in de verleiding komen om weer met roken te beginnen? Graag ontvangen zij daarbij een overzicht van alle landen waar een display ban is, wat de resultaten daarvan zijn en wat de reactie en het oordeel van de regering is op deze resultaten.

De bepalingen aangaande de illegale handel zijn niet opgenomen in het wetsvoorstel, omdat hiervoor een afwijkende implementatietermijn geldt. De leden van de SP-fractie vragen wanneer dit implementatietraject dan gaat starten, hoe dit vorm gaat krijgen en of de Kamer daar te zijner tijd over wordt geïnformeerd.

Bij het op de markt brengen van nieuwsoortige tabaksproducten moet dat tijdig voor kennisgeving worden ingediend. De leden van de SP-fractie ontvangen graag een overzicht van de nieuwsoortige tabaksproducten die sinds 2010 op de markt zijn gekomen. Deze leden willen graag een inschatting kunnen maken van het soort en het aantal nieuwsoortige tabaksproducten die zij de komende jaren kunnen verwachten. Kan daar inzicht in worden geven? Staan bepaalde nieuwe producten al op stapel en aan welke aantallen moeten genoemde leden denken?

De regering stelt dat de verwachting is dat de Tabaksproductenrichtlijn zal bijdragen aan een vermindering van het aantal rokers met 2% in 2020. De leden van de CDA-fractie vragen op welk onderzoek dit percentage gebaseerd is. Is het genoemde percentage een doelstelling, waaraan de Europese Commissie zal beoordelen of wijzigingen in de Tabaksproductenrichtlijn noodzakelijk zijn, bij het verslag dat uiterlijk 21 mei 2021 zal worden opgemaakt? Zijn er bij de regering nog andere doelstellingen bekend waaraan de Europese Commissie zal toetsen of de Tabaksproductenrichtlijn aangepast zal moeten worden?

Het percentage Nederlanders dat elektronische sigaretten rookt is gestegen van 2,5% in 2013 naar 4,1% in 2014. Genoemde leden vragen of bij het onderzoek hiernaar ook gekeken is naar de reden van gebruik. Is de toename bijvoorbeeld toe te wijzen aan mensen die de e-sigaret gebruiken om te kunnen stoppen met roken? Of is de toename toe te wijzen aan toegenomen populariteit onder jongeren?

De leden van de CDA-fractie vragen wat in de Tabaksproductenrichtlijn wordt verstaan onder «misleidende kleuren» van de verpakking als verkoopbevorderend element.

De regering schrijft dat de bepalingen die moeten bevorderen dat illegale handel tegen wordt gegaan niet in het onderhavige wetsvoorstel zijn opgenomen, omdat hiervoor een afwijkende implementatietermijn geldt. Genoemde leden vragen wanneer de regering voornemens is om dit aparte implementatietraject in te zetten. Daarnaast vragen deze leden waarom het niet mogelijk is (geweest) om deze implementatie direct met dit wetsvoorstel mee te nemen.

De regering geeft ook aan dat naar de gezondheidsrisico's van elektronische sigaretten voor omstanders in 2015 onderzoek wordt verricht. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de regering verwacht dat dit onderzoek gereed is. Indien elektronische sigaretten gezondheidsrisico's voor omstanders met zich meebrengen, welke gevolgen heeft dit dan voor het geldende beleid? Daarnaast vragen deze leden of het gelijkstellen van de regels voor elektronische sigaretten en tabak ook tot gevolg heeft dat voor elektronische sigaretten het rookverbod in de horeca en op andere plekken geldt.

In de memorie van toelichting staat dat de richtlijn geen regels stelt met betrekking tot elektronische sigaretten zonder nicotine. Dit komt ook in de definitiebepaling terug. De leden van de CDA-fractie vragen bij wie de verplichting ligt om aan te geven of de inhoud van een elektronische sigaret wel of niet nicotinehoudend is. En indien deze verplichting bij de fabrikant ligt, wie controleert of de elektronische sigaret daadwerkelijk niet nicotinehoudend is?

In de memorie van toelichting staat ook dat lidstaten andere nicotinehoudende producten dan sigaretten, shagtabak en waterpijptabak kunnen vrijstellen van de verplichtingen voor etikettering en verpakking. De leden van de CDA-fractie zijn niet enthousiast over de ruimte die de richtlijn op dit punt geeft. Daarom vragen deze leden of de regering voornemens is om bepaalde nicotinehoudende producten vrij te stellen van de verplichtingen voor etikettering en verpakking en welke overwegingen zij hierbij heeft.

De leden van de D66-fractie delen de mening van de regering dat de implementatie van de richtlijn een terechte aanpassing is op de huidige Tabakswet om op deze manier mee te gaan in de huidige ontwikkelingen. Dat jaarlijks nog bijna zes miljoen mensen sterven aan de gevolgen van tabaksgebruik is een zeer onwenselijk feit. Deze leden horen graag van de regering welke implementatiedatum, hier in Nederland, specifiek beoogd is.

De leden van de D66-fractie waren verheugd te lezen dat deze richtlijn de verleiding van de aanschaf en consumptie van tabak onder jongeren nog verder zou moeten verminderen. Hoewel er een daling in de tabaksconsumptie te signaleren is rookt nog ongeveer 25% van de Nederlandse bevolking. Genoemde leden zijn van mening dat deze cijfers, in combinatie met een toename van de e-sigaret (van 2,5% in 2013 naar 4,1% in 2014) om een adequate aanpak vragen. Recent onderzoek naar de e-sigaret gaf aan dat dit product meer gezondheidsrisico’s oplevert dan aanvankelijk gedacht. Deze leden horen graag welke specifieke aanpak de regering zich voorstelt bij deze conclusie en de gelijktijdige toename van gebruik, naast het instellen van de leeftijdsgrens.

In de artikelen 18 en 20 van de Tabaksproductenrichtlijn wordt lidstaten de keuze geboden om grensoverschrijdende verkoop op afstand van tabaksproducten en elektronische sigaretten te verbieden of om een registratieplicht met leeftijdsverificatiesysteem te hanteren. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben gezien dat in het conceptbesluit gekozen wordt voor een registratieplicht en een leeftijdsverificatiesysteem bij grensoverschrijdende verkoop op afstand van tabaksproducten en aanverwante producten. Kan er nader worden ingegaan waarom er niet voor een verbod wordt gekozen? Wil de regering nader beschrijven hoe de registratieplicht in de praktijk zal uitwerken? Kan de regering gegevens verstrekken over de wijze waarop de Tabaksproductenrichtlijn op dit punt door andere Europese landen wordt omgezet in nationale wetgeving?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat niet voor een gedifferentieerde aanpak ten aanzien van de verpakking van verschillende tabaksproducten wordt gekozen.

Genoemde leden vragen of er nog steeds een zogenaamde «stand still» aangaande de verpakkingen geldt, doordat Italië in een zogenaamde «uitvoerig gemotiveerde mening» (UGM) opmerkingen heeft gemaakt over de mogelijke invoering van neutrale verpakkingen. Zo ja, wat zijn de consequenties hiervan op dit wetsvoorstel?

Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om plain packaging al door middel van deze wetswijziging in te voeren? Deze leden merken op dat de evidence base toeneemt en dat steeds meer landen ervoor kiezen om plain packaging in te voeren. Zal er ook een publieke voorlichtingscampagne worden gelanceerd op het moment dat de waarschuwingen op de pakjes worden aangepast? Is de regering het met deze leden eens, dat er ook aandacht besteed dient te worden aan voorlichting die zich richt op de gevaren van meeroken?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat er een lijst is van meer dan 600 additieven die in de tabakssector worden gebruikt. Kan de regering uiteenzetten hoe de maatregelen in deze wetswijziging uitwerken op de totale lijst van additieven? Kan de regering nader uiteenzetten op welke wijze de kenmerkende aroma’s in sigaretten en shagtabak «aan banden zijn gelegd»3? Waarom wordt «menthol» hiervan uitgezonderd? Welke additieven worden nog meer uitgezonderd? Kan de regering een lijst verstrekken van alle kenmerkende aroma’s die een omzet van 3% of meer hebben?

3. De Tabaksproductenrichtlijn in Europese en internationale context

De leden van de PvdA-fractie lezen dat alle e-sigaretten en aanverwante producten onder de Tabaksproductenrichtlijn vallen, tenzij zij als geneesmiddel of hulpmiddel worden aangemerkt onder de Richtlijnen 2001/83/EG of 93/42/EEG. Zij vragen welke e-sigaretten en navulverpakkingen dit betreft en hoe toegang tot deze producten is geregeld. Kunnen lidstaten hierin verschillen? Op welke termijn rondt de regering de ministeriële regeling ten aanzien van de eisen aan de bijsluiter van tabak en aanverwante producten af? Geldt deze ook voor producten die aangemerkt zijn als genees- of hulpmiddel?

De regering schrijft dat elektronische sigaretten en navulverpakkingen door de Tabaksproductenrichtlijn worden gereguleerd, tenzij zij vanwege hun presentatie of functie als geneesmiddel of medisch hulpmiddel onder de richtlijnen van het Europees parlement en de Raad vallen. De leden van de CDA-fractie willen graag weten wanneer er sprake van is dat elektronische sigaretten vanwege hun presentatie of functie onder de richtlijnen vallen. Hoe wordt presentatie of functie nader ingevuld? En voor welke categorieën elektronische sigaretten is hier al sprake van?

4. Wijze van implementatie

De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat de reclamespelregels zijn voor elektronische sigaretten die zijn te kwalificeren als geneesmiddel en medisch hulpmiddel. Is de regering bereid de toegankelijkheid van elektronische sigaretten te bevorderen voor rokers die willen stoppen met tabaksproducten, om zo conform haar eigen streven de volksgezondheid te bevorderen? Wat zijn de door de regering beoogde verschillen in regelgeving tussen elektronische sigaretten met nicotine en die zonder nicotine?

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het de Raad van State opvalt dat in een groot aantal gevallen is gekozen voor delegatie bij algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling. Het wetsvoorstel wijkt in dit opzicht op enkele onderdelen af van de Europese richtlijn. De reden die hiervoor gegeven wordt, namelijk dat het niet verplicht is alle voorschriften uit de richtlijn uit te voeren, vinden deze leden zwak. Genoemde leden krijgen graag toegelicht op welke punten er van de richtlijn is afgeweken, welke voorschriften er niet zijn overgenomen en bij welke voorschriften er in het wetsvoorstel voor een zwakkere vorm dan in de richtlijn is gekozen. Met deze voorliggende wijziging van de Tabakswet kunnen serieuze stappen worden gezet in het tegengaan van roken. Waarom, zo vragen de leden van de SP-fractie, worden deze mogelijkheden niet in zijn geheel opgepakt?

Het invoeren in Nederland van de leeftijdsgrens van 18 jaar voor de verkoop van nicotinehoudende elektronische sigaretten en navulverpakkingen vinden de leden van de SP-fractie – hoewel geen echte oplossing – een stapje vooruit ten opzichte van de huidige situatie. De leeftijdsgrens maakt het immers moeilijker voor jongeren om te beginnen met roken. Het staat de verschillende lidstaten vrij om te kiezen voor deze leeftijdsgrens. Kan de regering een overzicht geven van de leeftijdsgrenzen voor nicotinehoudende elektronische sigaretten en navulverpakkingen waarvoor in andere EU-landen is gekozen? Kan de regering met name ingaan op de wijze waarop de richtlijn in België, Luxemburg en Duitsland ingevoerd gaat worden? Dit achten de leden van de SP-fractie van belang omdat het een mogelijkheid is dat mensen / jongeren, met name degenen die wonen in de grensgebieden, hun rookwaren over de grens gaan aanschaffen. Er wordt aangegeven dat er in België en Luxemburg momenteel een leeftijdsgrens van 16 geldt, maar dat het nog niet duidelijk is of deze grens wordt aangepast. Wanneer is dit wel bekend? Welke gevolgen heeft het voor Nederland als deze landen besluiten de leeftijdsgrens van 16 jaar te blijven hanteren?

De Tabaksproductenrichtlijn biedt de mogelijkheid tot het invoeren van een vergunningstelsel. De Nederlandse regering kiest hier niet voor omdat er ook een notificatieplicht bestaat voor nieuwsoortige tabaksproducten. Het wordt de leden van de SP-fractie uit de tekst niet geheel duidelijk of de notificatieplicht even ver gaat als het vergunningstelsel. Oftewel, kan de regering toelichten of er door het kiezen voor de notificatieplicht dezelfde informatie wordt verzameld als het gaat om nieuwsoortige tabaksproducten of dat er informatie verloren gaat, en stelt de notificatieplicht dezelfde eisen aan het bedrijfsleven? Zo nee, wat zijn precies de verschillen tussen een vergunningstelsel en een notificatieplicht? Beschermen beide systemen de (volks)gezondheid even goed?

De Tabaksproductenrichtlijn biedt de mogelijkheid om een vergunningstelsel voor nieuwsoortige tabaksproducten in te voeren. De regering geeft echter aan hiervan geen meerwaarde te zien. De leden van de CDA-fractie vragen om welke reden de mogelijkheid wel in de Tabaksproductenrichtlijn is opgenomen, en waarin de inschatting met betrekking tot de meerwaarde van een vergunningstelsel verschilt tussen de Europese Commissie en de Nederlandse regering. Deze leden willen ook graag weten welke landen wel voor een vergunningplicht kiezen.

De leden van de D66-fractie vragen of de leeftijdsgrens voor een verbod op verkoop ook gekoppeld zal worden aan een campagne, of andere voorlichtingsmogelijkheden, om specifieke doelgroepen (zoals jongeren) te informeren over de gezondheidsrisico’s van de e-sigaret.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat met deze wetswijziging delegatiegrondslagen worden gecreëerd zodat bij algemene maatregel van bestuur en bij ministeriële regeling de regels kunnen worden uitgewerkt. Op basis van welke argumenten is bij de ene maatregel gekozen voor het uitwerken via een ministeriële regeling en bij de andere voor een algemene maatregel van bestuur?

Op welke wijze zal de Kamer op de hoogte gehouden worden van alle artikelen die nog nader via ministeriële regeling zullen worden geïmplementeerd?

5. Toezicht en handhaving

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat de Tabaksproductenrichtlijn zorgt voor uniforme regelgeving in EU- en EER-landen, zodat in ieder land sigaretten en aanverwante producten even onaantrekkelijk zijn. Verwacht de regering dat ieder land de implementatie van de richtlijn gereed heeft voor 20 mei 2016? Hoe vrijblijvend zijn de regels en toepassing van sancties die lidstaten moeten opleggen indien bepalingen uit de Tabaksproductenrichtlijn niet worden nageleefd? Welke sancties gaat de regering in Nederland opleggen en waarom denkt de regering dat deze sancties hoog genoeg zijn om te zorgen voor een afschrikkend effect?

Genoemde leden vinden goed toezicht en handhaving van de voorliggende maatregelen van groot belang. Indien de maatregelen in de praktijk te vrijblijvend worden gehandhaafd is de volksgezondheid daar onvoldoende mee gediend. Wat zijn de consequenties van voorliggende wetswijziging voor de capaciteit van het RIVM en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Waarom meent de regering dat zij de grotere toezichtstaken aan kunnen? Gaat de NVWA straks ook toezicht houden op bijvoorbeeld kermissen en braderieën, waar minderjarigen e-sigaretten of shishapennen kunnen winnen zonder dat daar controle op is? Welke fte’s zetten het RIVM en de NVWA op dit moment in voor het toezicht en handhaving en welke uitbereiding van fte’s is noodzakelijk om de uitgebreidere taken goed te kunnen vervullen? Kan de regering haar antwoord toelichten?

Bij het instellen van een leeftijdsgrens is het natuurlijk wel essentieel dat er ook sprake is van een goede handhaving van de gestelde leeftijdsgrens. De leden van de SP-fractie begrijpen uit het wetsvoorstel dat het niet nodig is om de capaciteit van de NVWA te vergroten, omdat de naleving van de huidige regels voor producenten, importeurs, distributeurs en detaillisten geen bijzondere afwijking vertoont. Deze leden begrijpen hieruit dat er op dit moment weinig overtredingen worden begaan en dat de verwachting is dat dit aantal met de nieuwe regels niet zal oplopen. Graag ontvangen zij een uitgebreid overzicht met de overtredingen die zijn begaan door producenten, importeurs, distribiteurs en detaillisten gedurende de afgelopen vijf jaar, met daarin aangegeven de overtreder, de overtreding en de opgelegde handhavingsmaatregel.

De leden van de SP-fractie hebben echter het vermoeden dat nieuwe regels in het begin nog hun plek en bekendheid moeten krijgen en dat de hantering van de nieuwe regels binnen de organisaties vorm moet krijgen. Genoemde leden kunnen zich voorstellen dat juist vlak na de invoering van alle nieuwe regels de kans op overtredingen, mede door mogelijke onbekendheid met de nieuwe regels, groter is. Deze leden vragen dan ook of dit gemonitord wordt en of er scherp op wordt gelet dat er voldoende capaciteit bij de NVWA beschikbaar is.

Het sanctie-instrumentarium blijft ongewijzigd. De leden van de SP-fractie blijven benadrukken dat zij de huidige boetes die opgelegd kunnen worden veel te laag en absoluut niet voldoende afschrikwekkend vinden. Waarom wordt er niet gekozen voor hogere boetes om echt het aantal rokers omlaag te willen brengen? Waarom blijven overtreders ontzien worden, terwijl de gezondheid van velen in gevaar is?

De regering stelt dat het RIVM en de NVWA door dit wetsvoorstel een toename van werkzaamheden zullen hebben, maar dat het werk door meer consistentie in de regelgeving makkelijker uitvoerbaar en handhaafbaar zal zijn. De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel fte’s zich nu bezig houden met het toezicht en de handhaving. Verwacht de regering dat na de wetswijziging deze inzet nog voldoende zal zijn? Genoemde leden stellen deze vraag specifiek, omdat met het opnemen van de elektronische sigaretten in de wet er wel degelijk sprake is van een uitbreiding van het aantal producten en fabrikanten waarop de NVWA toezicht dient te houden.

Daarnaast moet het RIVM straks ook onderzoek doen naar de samenstelling van de producten. Wie gaat de kosten hiervan betalen, zo vragen deze leden.

De regering schrijft dat de gevolgen voor de belasting van de rechterlijke macht gering worden geacht. De leden van de CDA-fractie vragen een nadere onderbouwing van deze stelling.

De regering schrijft dat in de nalevingsonderzoeken over verkoop van tabaksproducten meegenomen zal worden dat binnen de EU de leeftijdsgrens niet is geharmoniseerd. Genoemde leden vragen wat hiermee precies bedoeld wordt.

De NVWA kan bij het constateren van een overtreding zowel bestuurlijk als strafrechtelijk handhaven. De leden van de CDA-fractie vragen bij welke overtredingen altijd gekozen zal worden voor strafrechtelijke handhaving. Daarnaast vragen deze leden of er overtredingen zijn waar zowel bestuurlijk als strafrechtelijk gehandhaafd kan worden. Zo ja, op welke gronden zal in dat geval gekozen worden voor de manier van handhaving? Is er bijvoorbeeld sprake van een samenwerkingsprotocol tussen de NVWA en het OM?

De leden van de D66-fractie lezen dat lidstaten zelf regels vast dienen te stellen voor sancties bij overtreding van de Tabaksproductenrichtlijn. Kan de regering aangeven welke maatregelen dit in Nederland behelst?

6. Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de consequenties voor de regeldruk voor producenten, importeurs en distributeurs. De tabel met nalevingskosten lijkt nattevingerwerk; een duidelijke onderbouwing ontbreekt. Kan de regering deze onderbouwing alsnog geven? Uiteraard vinden genoemde leden een omzetdaling in de tabaksindustrie als gevolg van de maatregelen een goede zaak in het kader van de volksgezondheid. Kan de regering een inschatting maken van de omzetdaling door implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn? Waarom mogen voor 16 mei 2016 geproduceerde of in de markt gebrachte tabaksproducten ook na implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn nog tot 20 mei 2017 in de handel worden gebracht? Waarom wordt dat, in het kader van de volksgezondheid, niet geschaard onder het bedrijfsrisico van de op winst gerichte tabaksindustrie? Hoe zorgt de regering ervoor dat er voor consumenten geen verwarring ontstaat in de overgangsperiode?

De leden van de fractie van de PvdA maken zich zorgen over de toereikendheid van het systeem dat de tabaksindustrie zelf moet opzetten om bij te houden welke vermoedelijk schadelijke effecten hun producten teweeg kunnen brengen. Zij vinden deze verantwoordelijkheid erg vrijblijvend en niet passen bij de winstgerichte handelwijze van de tabaksindustrie. Hoe moet dat systeem er volgens de regering uitzien? En in hoeverre kunnen consumenten erop vertrouwen dat deze informatie volledig en eerlijk is? Welk toezicht is er op dit systeem? Wanneer grijpt de overheid in? Genoemde leden doen de suggestie om nu al gebruik te maken van de delegatiebepaling, zodat de overheid per algemene maatregel van bestuur nadere regels kan stellen aan het systeem. Hoe kijkt de regering daar tegen aan? In het verlengde hiervan maken genoemde leden zich zorgen over het in artikel 17a veronderstelde zelfreinigend vermogen van de tabaksindustrie om te voorkomen dat producten die niet aan voorliggende eisen voldoen bij de consument terechtkomen. Waarom is de regering van mening dat de tabaksindustrie zelfstandig en proactief maatregelen zal nemen? Waaruit blijkt dat? Wat zijn de consequenties als zij dat niet doen? Kan de regering dan ingrijpen en bijvoorbeeld sancties opleggen?

Het wetsvoorstel verplicht producenten, importeurs en distributeurs tot het opzetten en bijhouden van een systeem voor het vergaren van informatie over alle vermoedelijke schadelijke effecten. Concluderen de leden van de SP-fractie het correct dat elke producent dan wel importeur dan wel distributeur een eigen systeem moet opzetten? Is het dan dus mogelijk dat er een groot aantal verschillende systemen naast elkaar ontstaat? Of gaan de verschillende producenten, importeurs en distributeurs gezamenlijk werken aan de opzet van één systeem? En is dat dan een systeem per land? Welke eisen worden er precies aan deze systemen gesteld, welke informatie moet er precies worden geregistreerd? Kunnen die eisen per land binnen de EU verschillen? Zo ja, is het dan dus zo dat voor verschillende producenten die in verschillende landen actief zijn verschillende eisen gaan gelden qua registratie? Wordt er gecontroleerd of de systemen aan de eisen voldoen, en zo ja wie voert deze controle uit en hoe ziet deze controle eruit? Is het dan nog wel goed mogelijk om alle vergaarde informatie (internationaal) met elkaar te vergelijken? Genoemde leden ontvangen graag een reactie op deze punten.

De regering stelt dat het opzetten en beheren van een systeem voor het vergaren van informatie over vermoedelijke schadelijke effecten eenmalig € 5.180 en structureel jaarlijks € 5.180 zal kosten. De leden van de CDA-fractie vragen of dit inclusief alle kosten is voor de onderzoeken zoals voorgeschreven in artikel 3b.

7. Consultatie

De regering heeft er niet voor gekozen om het wetsvoorstel ter consultatie voor te leggen, omdat het tot verkeerde verwachtingen zou leiden over de invloed op de implementatie. De leden van de CDA-fractie constateren echter dat in het wetsvoorstel ook keuzes worden gemaakt die niet (verplicht) uit de Tabaksproductenrichtlijn voortkomen. Daarnaast zijn door de regering ook enkele keuzes gemaakt om zaken niet te regelen, terwijl dit wel uitdrukkelijk mogelijk gemaakt wordt binnen de Tabaksproductenrichtlijn. Aangezien consultatie ook mogelijk is op delen van een wetsvoorstel, vragen genoemde leden waarom op deze onderdelen geen consultatie heeft plaatsgevonden.

8. Notificatie

De Europese Commissie en de andere EU-lidstaten hadden tot 26 mei 2015 de tijd om op het Nederlandse voorstel te reageren. De leden van de SP-fractie ontvangen hiervan graag een overzicht, met daarin aangegeven welke landen hebben gereageerd, wat de gegeven reacties zijn, hoe deze opmerkingen in het voorliggende wetsvoorstel zijn meegenomen en indien bepaalde opmerkingen niet zijn meegenomen wat hiervoor de argumentatie is.

De regering schrijft dat Italië in een uitvoerig gemotiveerde mening opmerkingen heeft gemaakt naar aanleiding van de notificatie van dit wetsvoorstel. De opmerkingen zouden vooral betrekking hebben op de mogelijke invoering van neutrale verpakkingen («plain packaging»), en aangezien de regering niet voornemens is dit (nu) te verplichten, wordt verder niet ingegaan op de opmerkingen van Italië. De leden van de CDA-fractie vragen naar de strekking van de opmerkingen van Italië, en naar een appreciatie van de regering over deze opmerkingen. Zijn bij wijziging van het wetsvoorstel, waardoor de verplichting van neutrale verpakkingen alsnog geregeld zou worden, de opmerkingen van Italië op enige wijze nog relevant?

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering «zeer tevreden» is met de uitkomst van de onderhandelingen en de regels die zijn opgenomen in de Tabaksproductenrichtlijn. Echter bleken er nog een aantal misverstanden te ontstaan met Italië over het wel of niet inzetten op plain packaging. Deze leden horen graag van de regering wat de inzet van Nederland was in deze onderhandelingen, en welke onderdelen de regering specifiek heeft aangedragen of afgehouden.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A

Artikel 1

De definitie van teer wordt als enige niet aangepast omdat de wijziging slechts een taalkundige verandering zou betekenen. De leden van de CDA-fractie vragen waarom deze wetswijziging niet juist aangegrepen wordt om ook dergelijke veranderingen meteen mee te nemen.

Kleine elektronische sigarettenspeciaalzaken moeten uiterlijk 20 mei 2016 geregistreerd zijn, omdat voor die datum de Tabaksproductenrichtlijn geïmplementeerd moet zijn. Genoemde leden vragen of dit betekent dat voor kleine zaken (minder dan 10 m2) die voor die tijd geregistreerd staan, dezelfde uitzondering voor reclameregels geldt als voor kleine sigarettenzaken die voor 1 januari 2001 geregistreerd stonden.

Onderdeel C

Artikel 2

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de maximumemissieniveaus van nicotine en koolmonoxide die moeten gaan gelden voor shagtabak vastgesteld kunnen worden. Het betreft hier immers eindproducten die de consument zelf rolt met als gevolg een grote emissievariëteit. Bovendien stelt de Raad van State in zijn advies dat de regering kiest voor een ruimere delegatiegrondslag dan waartoe de richtlijn in beginsel noodzaakt op het gebied van methoden van onderzoek voor metingen van emissies. Kan de regering aangeven of en in hoeverre de voorgestelde methoden van onderzoek afwijken van de meetnormen voor emissies zoals neergelegd in artikel 4, eerste lid, van de Tabaksproductenrichtlijn? Waarom heeft de regering al dan niet gekozen om af te wijken van de vastgestelde normen in de Tabaksproductenrichtlijn?

Het is positief dat er voor de methoden voor onderzoek een aantal richtlijnen worden geformuleerd. Kunnen de leden van de SP-fractie er dan vanuit gaan dat alle bedrijven die tot dit onderzoek verplicht worden zich aan deze eisen moeten houden? Graag ontvangen deze leden een uitputtend overzicht van de verplichte metingen en de overige verplichte onderzoeksaspecten.

Artikel 3

In artikel 3 wordt de huidige bepaling dat er een uitzondering is voor producten die bestemd zijn voor onder andere uitvoer, vervangen door de begripsbepaling van «in de handel brengen», dat zich richt op de terbeschikkingstelling van producten aan consumenten. De leden van de CDA-fractie lezen in de begripsbepaling van «in de handel brengen» (artikel 1, eerste lid) dat het hierbij alleen gaat om ter beschikking stellen van producten aan consumenten in de Europese Economische Ruimte. Deze leden vragen daarom of er voor uitvoer van producten naar buiten de EER hiermee een wijziging ten opzichte van het huidige wettelijke regime optreedt.

Artikel 3b

De leden van de PvdA-fractie hebben nog een aantal vragen over productsamenstellingen. Ten aanzien van diepgaande studies naar additieven voor tabak en aanverwante producten vragen zij of Nederland deze studies zelf ook uitvoert of daarin participeert. Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke onderzoeken lopen er en hoe gaat de regering de uitkomst van deze onderzoeken gebruiken in de beleidsvorming? Genoemde leden hopen stellig dat nieuwe tabaksproducten zo veel mogelijk zullen uitblijven en zij zijn verheugd dat producenten en importeurs voor nieuwe tabaksproducten zes maanden voor het in de handel brengen een kennisgeving bestaande uit studies naar de toxiciteit, verslavende werking en aantrekkelijkheid van het product moeten aanleveren. Een dergelijke verplichte kennisgeving heeft echter alleen een remmend effect op ongezonde, nieuwe tabaksproducten als er specifieke eisen worden gesteld aan de studie-opzet en uitkomsten van de studie. Zijn deze eisen er? Zo nee, waarom niet en wat is de consequentie voor toetreding van nieuwe tabaksproducten? Zo ja, hoe luiden deze eisen en wat is het doel van deze eisen?

Als het gaat om de gegevensverstrekking wordt in het wetsvoorstel een niet-limitatieve opsomming opgenomen, er worden vier voorbeelden gegeven. In het wetsvoorstel staat «deze regels kunnen betrekking hebben op.». Concluderen de leden van de SP-fractie het juist dat ook de vier voorbeelden nog niet vastliggen? Een definitief format voor de gegevensverstrekking wordt opgesteld door de Europese Commissie. Wanneer kan dit format worden verwacht en in hoeverre is het mogelijk dat de afzonderlijke lidstaten bepaalde zaken van het format schrappen dan wel aan het format toevoegen? Hoeveel vrijheid geeft een dergelijk format?

Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om onderzoek te doen naar bepaalde additieven indien een andere importeur en producent datzelfde onderzoek reeds heeft uitgevoerd. Wie bepaalt of een ander onderzoek voldoende is, zo vragen de leden van de SP-fractie. Is dat dan de onafhankelijke wetenschappelijke instantie? Welke personen of welke organisaties krijgen er zitting in die onafhankelijke wetenschappelijke instantie, en wie bepaalt wie er zitting mag nemen in deze onafhankelijke wetenschappelijke instantie? Graag ontvangen deze leden een overzicht van alle leden van de onafhankelijke wetenschappelijke instantie. In het wetsvoorstel staat dat er voor producenten en importeurs van verschillende tabaksproducten en aanverwante producten verschillende regels gesteld kunnen worden. Kunnen genoemde leden ervan uitgaan dat voor producenten en importeurs van vergelijkbare producten wel dezelfde eisen gaan gelden?

Als uit de onderzoeken blijkt dat bepaalde additieven ongezond zijn of bijdragen aan een verslaving, wat zijn dan precies de vervolgstappen die gezet worden? Worden deze additieven dan verboden? Zijn er, zo vragen de leden van de SP-fractie, nu al additieven in sigaretten en e-sigaretten bekend die bijdragen aan een rookverslaving maar die niet verboden zijn? Moeten niet gewoon alle additieven die bijdragen aan verslaving en de gezondheid verslechteren worden verboden? De leden van de SP-fractie zijn hier groot voorstander van. Graag ontvangen zij een reactie hierop.

In het wetsvoorstel staat vervolgens dat openbaarmaking van bedrijfs- of fabricagegegevens achterwege blijft, voor zover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de onevenredige benadeling van de verstrekker van die gegevens. De leden van de SP-fractie vinden dit lastig te interpreteren. Bedrijfs- of fabricagegegevens gaan hier toch niet voor mogelijke (informatie over) gezondheidsschade? Welke belangen wegen het zwaarste en wie bepaalt welke belangen het zwaarste wegen? Is het dan in het verlengde hiervan ook zo dat de gegevens uit het systeem voor het vergaren van informatie over alle vermoedelijke schadelijke effecten dat producenten, importeurs en distribiteurs moeten opzetten niet automatisch openbaar zijn of zijn deze soms wel en soms niet openbaar? Graag ontvangen deze leden hierop een uitgebreide toelichting.

In artikel 3b zal via algemene maatregel van bestuur uitvoering gegeven worden aan de eis uit artikel 5, derde lid, en artikel 6 van de Tabaksproductenrichtlijn, waarin een verplichting aan producenten en importeurs wordt opgelegd om diepgaande studies uit te voeren naar additieven en de mogelijke gevolgen van ingrediënten voor de gezondheid. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de onafhankelijkheid van dergelijke onderzoeken wordt gewaarborgd, als deze onderzoeken door producenten en importeurs moeten worden uitgevoerd en betaald. Daarnaast vragen deze leden welke organisatie toeziet dat deze onderzoeken daadwerkelijk uitgevoerd worden.

De leden van de CDA-fractie vragen of zij uit de toelichting bij artikel 3b verder kunnen afleiden dat iedere producent en importeur (niet zijnde MKB) onderzoek dient te doen naar ieder additief dat door de Europese Commissie op de prioriteitenlijst wordt geplaatst. Zo ja, wat betekent het als verschillende onderzoeken verschillende resultaten laten zien?

Kleine en middelgrote bedrijven worden vrijgesteld van de verplichting tot het doen van studies, zolang naar het betreffende additief al door een ander bedrijf een studie is uitgevoerd. Genoemde leden vragen welke definitie van kleine en middelgrote bedrijven hierbij wordt aangehouden.

Wanneer er nieuwsoortige tabaksproducten op de markt worden gebracht, moeten producenten en importeurs zes maanden voor de beoogde datum van het in de handel brengen van het product een kennisgeving indienen. Uit het bepaalde in artikel 3b blijkt dat dit om een aanzienlijke hoeveelheid gegevens kan gaan. In dit kader vragen de leden van de CDA-fractie waarom de regering eerder in de memorie van toelichting aangeeft dat een vergunningplicht aanzienlijke zwaardere administratieve lasten met zich meebrengt. Welke handelingen moeten producenten dan wel de overheid meer doen als voor een vergunningplicht gekozen wordt?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er niet voor gekozen is om aanvullende rapportageverplichtingen op te leggen aan producenten en importeurs, bovenop de gegevens die producenten en importeurs al moeten verstrekken op grond van de Tabaksproductenrichtlijn.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Tabaksproductenrichtlijn producenten en importeurs van sigaretten en shagtabak verplicht verslagen over additieven te verstrekken. Op welke manier gaat Nederland deze gegevens beoordelen? Welke onafhankelijke wetenschappelijke instantie zal hiervoor worden aangesteld?

Welke lange termijn verwachting heeft de regering van de maatregel dat producenten en importeurs van sigaretten en shagtabak gegevens moeten verstrekken over additieven? Is de interpretatie van deze leden juist dat er geen openheid over alle additieven opgelegd wordt? Zo ja, waarom niet? Zo nee, waaruit blijkt dit?

Kleine en middelgrote ondernemingen worden in administratieve lasten ontlast doordat zij vrijgesteld worden van de verplichting om studies uit te voeren naar additieven die door de Europese Commissie op de prioriteitenlijst worden geplaatst. Om hoeveel ondernemingen gaat dit, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Onderdeel E

Artikel 3e

Met de Tabaksproductenrichtlijn worden producenten, importeurs en distributeurs zelf verantwoordelijk voor het opzetten en bijhouden van een systeem waarin de vermoedelijk schadelijke effecten van elektronische sigaretten en navulverpakkingen op de menselijke gezondheid worden bijgehouden. De leden van de VVD-fractie vragen de regering wanneer zij vindt dat producenten, importeurs en distributeurs een dergelijk systeem niet of onvoldoende opzetten en bijhouden. Welke voorwaarden stelt de regering om over te gaan tot het opstellen van een algemene maatregel van bestuur indien blijkt dat een dergelijk systeem niet wordt opgezet dan wel bijgehouden, zodat het alsnog kan worden ontwikkeld? Is de regering in gesprek met producenten, importeurs en distributeurs over het opzetten van een dergelijk systeem?

Onderdeel F

Artikelen 5 en 5a

Een verbod op reclame voor rookwaren achten de leden van de SP-fractie van groot belang. Genoemde leden vinden het dan ook een positieve ontwikkeling dat de regels hieromtrent voor de elektronische sigaret gelijk getrokken worden met die voor de «gewone» sigaretten. Het wordt deze leden uit het wetsvoorstel echter nog niet geheel duidelijk hoe de regels voor online reclame eruit zien. Kan de regering hierop een toelichting geven? Wat is er als het gaat om online reclame wel en niet toegestaan? Daarnaast begrijpen de leden van de SP-fractie dat er uitzonderingen zijn als het gaat om het sponsoren van radioprogramma’s. Als voorbeeld wordt gegeven dat een supermarkt nog steeds een radioprogramma mag sponsoren omdat de vervaardiging of verkoop van tabaksproducten niet tot de hoofdactiviteiten behoort. Kan de regering nader toelichten wat er precies wel en wat er precies niet kan?

Artikel 5

De leden van de CDA-fractie vragen of ook de reclame op verkooppunten (zoals de uithangborden bij tabaksspeciaalzaken) aan verdere beperkingen (bijvoorbeeld een aangepaste, grotere gezondheidswaarschuwing) zal worden onderworpen.

Artikel 5a

De leden van de PvdA-fractie vinden het belangrijk dat minderjarigen niet bekend worden met namen van bekende tabaksproducenten. Zij maken zich zorgen om het grijze gebied wat met artikel 5a van voorliggende wetswijziging ontstaat. Klopt de veronderstelling van genoemde leden dat merkextensie onder voorwaarde van een andere presentatie dan op het tabaksproduct toch mogelijk is? Kan de regering ingaan op merkextensie die juist specifiek gericht is op minderjarigen, zoals bijvoorbeeld de speelgoedautootjes met bekende sigarettenmerken erop? Vindt de regering dat wenselijk? Wat gaat de regering doen om ook dit soort merkuitingen te voorkomen? Is een uitbreiding van de bepalingen in artikel 5a noodzakelijk om dit te kunnen bewerkstelligen en staat de regering daar welwillend tegenover?

Onderdeel I

Artikel 9

In het voorgestelde derde lid van artikel 9 wordt de grondslag om bij algemene maatregel van bestuur een verbod op automatenverkoop van tabaksproducten in te stellen, uitgebreid met elektronische sigaretten en navulverpakkingen. De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de regering van plan is om ook daadwerkelijk een verbod op automatenverkoop in te stellen. Zo ja, wanneer kan een dergelijk verbod worden verwacht?

In het voorgestelde derde lid (nieuw) wordt de grondslag om bij algemene maatregel van bestuur een verbod op de automatenverkoop van tabaksproducten in te stellen, uitgebreid met elektronische sigaretten en navulverpakkingen. Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk of de regering nu wel of niet pleit voor het invoeren van een verbod op de automatenverkoop van tabaksproducten. En indien de regering niet voor een verbod pleit, welke criteria zijn voor de regering doorslaggevend om wel voor een verbod op de automatenverkoop te pleiten.

Onderdeel J

Artikel 9a

Detaillisten worden verplicht een leeftijdsverificatiesysteem te hanteren als het gaat om grensoverschrijdende verkoop. Een besluit hierover voor de binnenlandse verkoop wordt later genomen. De leden van de SP-fractie vragen of het de detaillisten, als het gaat om grensoverschrijdende verkoop, vrijstaat een leeftijdsverificatiesysteem te kiezen of dat er een bepaald leeftijdsverificatiesysteem wordt verplicht. Genoemde leden vragen vervolgens of er al een datum bekend is waarop zij over de binnenlandse verkoop de volgende stap kunnen verwachten. Deze leden willen daarbij benadrukken dat zij groot voorstander zijn van het verplichten van een effectief leeftijdsverificatiesysteem. Het is duidelijk geworden dat de regie aan het veld laten niet werkt. Het vastleggen van de verplichting van een dergelijk systeem in de wet vinden de leden van de SP-fractie dan ook van groot belang.

Er is een verbod om vanuit Nederland grensoverschrijdende verkoop te verrichten aan lidstaten van de Europese Unie waar deze verkoop is verboden. Kan de regering aangeven in welke lidstaten een dergelijk verbod geldt?

Lidstaten mogen zelf kiezen of ze grensoverschrijdende verkoop op afstand verbieden, of hiervoor alleen verschillende eisen zullen stellen. De regering geeft aan dat beide keuzes ingewikkelde handhavingsaspecten hebben, en dat er daardoor nu nog geen keus gemaakt wordt. De leden van de CDA-fractie vragen welke handhavingsaspecten het hier betreft, en welke voor- en nadelen bij deze aspecten een rol spelen. Deze leden vragen daarnaast op welke termijn de regering hierover een besluit zal nemen.

Detaillisten die vanuit andere landen grensoverschrijdende verkoop op afstand willen doen, worden verplicht zich in Nederland te registreren. Zij moeten daarnaast een leeftijdsverificatiesysteem hanteren. De leden van de CDA-fractie vragen wat voor leeftijdsverificatiesysteem hiervoor gebruikt kan worden. Deze leden vragen dit des te meer, omdat bekend is dat leeftijdsverificatiesystemen op internet voor de verkoop van alcohol niet bepaald effectief blijken te zijn.

Onderdeel N

Artikel 17a

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen over de noodrembepaling zoals beschreven in artikel 24, derde lid, van de Tabaksproductenrichtlijn, die lidstaten in staat stelt bepaalde tabaksproducten per direct te verbieden uit gezondheidsoogpunt. Klopt de veronderstelling dat de Europese Commissie altijd het laatste woord heeft als lidstaten specifieke producten willen verbieden? Is er dan nog wel echt sprake van een noodrembepaling? Hoe kan bijvoorbeeld worden verklaard dat Zweden snus blijft toestaan? Ligt het in de lijn der verwachting dat de Europese Commissie daar straks een stokje voor gaat steken?

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan elektronische sigaretten en navulverpakkingen verbieden ook al voldoen zij aan de eisen die bij of krachtens de wet gesteld zijn. Dat kan alleen als vaststaat of er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het product een gevaar voor de gezondheid van mensen kan vormen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij een nadere omschrijving kan geven van het gevaar voor de gezondheid van mensen. Gaat het hier om grotere gezondheidsschade dan ten gevolge van het roken van een sigaret of kan het ook gaan om andere minder grote gezondheidsschade die tot een verbod leidt?

Het voorgestelde vierde lid bevat een noodrembepaling. Uit de toelichting blijkt dat bij een verbod van een bepaalde categorie tabaks- of aanverwante producten deze maatregel voor invoering moet worden voorgelegd aan de Europese Commissie. De leden van de CDA-fractie vragen waarom deze eis niet in de bepaling zelf is neergelegd.

Onderdeel P

Artikel 19

De leden van de CDA-fractie willen graag weten of de regering overgaat tot het heffen van retributies, wanneer zij dit gaat invoeren en wat de tariefbepaling gaat worden.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Clemens