Gepubliceerd: 10 april 2015
Indiener(s): Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn verkeer weg
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34189-2.html
ID: 34189-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om, mede gelet op Richtlijn 1999/62/EG van het Europese parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (PbEG 1999, L 187), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij Richtlijn 2013/22/EU van de Raad van 13 mei 2013 (PbEU 2013, L 158), tol te heffen voor twee projecten met het oog op de bekostiging en financiering daarvan;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

Blankenburgverbinding:

verbinding tussen de A15 bij Rozenburg en de A20 tussen Maassluis en Vlaardingen;

euro-emissieklasse:

klasse als beschreven in bijlage 0 bij Richtlijn nr. 1999/62/EG van het Europese parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (PbEG 1999, L 187);

kentekenhouder:
  • a. degene op wiens naam ten tijde van passage van het wegvak waar tol wordt geheven het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder i, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b. degene op wiens naam, als het een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig betreft, ten tijde van passage van het wegvak waar tol wordt geheven ter zake van de registratie van het betrokken motorrijtuig door het daartoe bevoegde gezag in het buitenland een kenteken is afgegeven;

motorrijtuig:

motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994;

Onze Minister:

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

persoonsgegeven:

persoonsgegeven als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens;

tolbesluit:

besluit als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

tolheffing:

heffing voor het gebruik van een wegvak met een motorrijtuig;

toltarief:

hoogte van de tolheffing per passage;

tolopgave:

het tekort in de bekostiging van de aanleg van de Blankenburgverbinding onderscheidenlijk de ViA15 dat door tolheffing moet worden opgebracht;

tracébesluit:

besluit als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Tracéwet;

verantwoordelijke:

verantwoordelijke als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens

verwerking van persoonsgegevens:

verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet bescherming persoonsgegevens;

ViA15:

verbinding van de A15 tussen knooppunt Valburg en de A12 bij Zevenaar;

Artikel 2 (Europese richtlijn)

  • 1. Bij de toepassing van deze wet wordt de bij ministeriële regeling aangewezen EG-richtlijn in acht genomen.

  • 2. Een wijziging van de richtlijn, bedoeld in het eerste lid, gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van de richtlijn, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld over het toe te passen tolheffingssysteem waarvoor een uitrusting in voertuigen moet worden ingebouwd.

HOOFDSTUK 2 TOL

§ 2.1 Tolbesluit

Artikel 3 (tolbesluit)

  • 1. Onze Minister is bevoegd een besluit voor het heffen van tol te nemen, te wijzigen of in te trekken voor de gedeeltelijke bekostiging en financiering van de Blankenburgverbinding onderscheidenlijk de ViA15.

  • 2. Het tolbesluit bevat:

    • a. het wegvak waar tol wordt geheven;

    • b. de contante waarde van de tolopgave;

    • c. als het een besluit tot wijzigen of intrekken betreft, een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de negatieve gevolgen van de wijziging of intrekking.

  • 3. Een tolbesluit wordt in ieder geval ingetrokken op het moment dat de netto-opbrengsten, bedoeld in artikel 11, tweede lid, gelijk zijn aan de tolopgave.

  • 4. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.

Artikel 4 (tracébesluit geldt als tolbesluit)

  • 1. Het tracébesluit voor de Blankenburgverbinding onderscheidenlijk de ViA15 geldt als een tolbesluit. Het deel van het tracébesluit dat op tolheffing betrekking heeft, wordt in het tracébesluit uitdrukkelijk aangegeven. Artikel 3, tweede lid, onder a en b, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de vaststelling van het tracébesluit wordt uitgegaan van gegevens en onderzoeken die gebaseerd zijn op de situatie dat tol wordt geheven.

  • 3. Een onherroepelijk tracébesluit kan voor zover dat betrekking heeft op tolheffing worden gewijzigd of ingetrokken door een tolbesluit.

Artikel 5 (toltarief)

  • 1. Het toltarief voor het wegvak waar tol wordt geheven en de datum met ingang waarvan tol wordt geheven worden vastgesteld bij ministeriële regeling.

  • 2. Het toltarief kan worden gedifferentieerd naar:

    • a. toegestane maximum massa van het motorrijtuig;

    • b. euro-emissieklasse;

    • c. wijze waarop de betaling van het toltarief plaatsvindt.

  • 3. Het toltarief en de tolopgave worden jaarlijks van rechtswege geïndexeerd.

  • 4. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen regels worden gesteld over de berekening van het toltarief, de differentiatie van het toltarief, de verstrekking van een betalingsbewijs en de indexering van het toltarief en de tolopgave.

Artikel 6 (vrijstelling en ontheffing tolheffing)

  • 1. Een vrijstelling van artikel 7, eerste lid, geldt voor motorrijtuigen:

    • a. die zijn ingericht en worden gebruikt voor het vervoer van zieken en gewonden en die als zodanig uiterlijk herkenbaar zijn;

    • b. die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer van een stoffelijk overschot;

    • c. die uitsluitend worden gebruikt voor defensie;

    • d. die uitsluitend worden gebruikt door politie en brandweer en als zodanig uiterlijk herkenbaar zijn.

  • 2. Een vrijstelling van artikel 7, eerste lid, geldt voor bij ministeriële regeling aangewezen motorrijtuigen in het geval van bij die regeling omschreven calamiteiten en beheer- en onderhoudswerkzaamheden.

  • 3. Onze Minister kan ontheffing verlenen van artikel 7, eerste lid, als dat wenselijk is in het belang van de verkeersdoorstroming, de openbare orde en veiligheid of in het algemeen belang.

  • 4. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

§ 2.2 Inning toltarief

Artikel 7 (betalen toltarief)

  • 1. De kentekenhouder is van rechtswege het toltarief, bedoeld in artikel 5, eerste lid, verschuldigd aan Onze Minister wegens het passeren van een wegvak als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de termijn waarbinnen het toltarief betaald moet zijn;

    • b. de wijze waarop het wegvak waar tol wordt geheven kenbaar wordt gemaakt;

    • c. de wijze waarop de betaling van het toltarief plaatsvindt.

  • 3. Artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op het verschuldigde toltarief.

Artikel 8 (aanmaning bij verzuim betalen toltarief)

  • 1. In afwijking van artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een aanmaning slechts gezonden aan een kentekenhouder wiens woon- of verblijfplaats bekend is.

  • 2. De termijn waarbinnen de kentekenhouder na aanmaning dient te betalen, wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.

  • 3. In afwijking van artikel 4:112, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt de aanmaning dat bij niet tijdige betaling een bestuurlijke boete kan worden opgelegd en de boete kan worden afgedwongen door op kosten van de kentekenhouder uit voeren invorderingsmaatregelen.

Artikel 9 (geen toltarief verschuldigd)

  • 1. Het toltarief en de aanmaningsvergoeding, bedoeld in artikel 4:113, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden kwijtgescholden als degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:

    • a. aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen; of

    • b. een vrijwaringsbewijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van het passeren van het wegvak als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, is de bestuurder onderscheidenlijk degene aan wie het motorrijtuig werd overgedragen het toltarief verschuldigd. De artikelen 7, 8 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 2.3 Bescherming persoonsgegevens

Artikel 10 (vastleggen persoonsgegevens en andere gegevens)

  • 1. Onze Minister is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens die gebruikt worden voor het innen van het toltarief en het opleggen en invorderen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

  • 2. Onze Minister verwerkt gegevens van motorrijtuigen die over een wegvak als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, hebben gereden.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, zijn:

    • a. het kenteken van het motorrijtuig;

    • b. de locatie en het tijdstip van de vastlegging;

    • c. de foto-opname van het motorrijtuig;

    • d. de kenmerken van het motorrijtuig die de hoogte van het toltarief bepalen.

  • 4. Als het toltarief niet of niet geheel binnen de termijn, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a, is betaald, is Onze Minister bevoegd de gegevens verder te verwerken door deze te koppelen aan de naam, het adres en de woonplaats van de kentekenhouder.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het derde en vierde lid, worden bewaard:

    • a. gedurende een termijn van uiterlijk twee maanden na betaling van het toltarief;

    • b. totdat, voor zover van toepassing, een onherroepelijke bestuurlijke boete is betaald, of

    • c. gedurende de termijn, bedoeld in artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbinnen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

  • 6. Nadat is gebleken dat een kentekenhouder op grond van artikel 6, eerste of tweede lid, is vrijgesteld van de tolheffing, dat hij een ontheffing van de tolheffing heeft als bedoeld in artikel 6, derde lid, of dat hij op grond van artikel 9, eerste lid, geen toltarief hoeft te betalen, worden de gegevens, bedoeld in het derde en vierde lid, onmiddellijk verwijderd.

§ 2.4 Infrastructuurfonds

Artikel 11 (opbrengsten naar Infrastructuurfonds)

  • 1. De opbrengsten van de tolheffing, de aanmaningsvergoeding en de bestuurlijke boete komen ten goede aan het Infrastructuurfonds, bedoeld in artikel 2 van de Wet Infrastructuurfonds.

  • 2. De netto-opbrengsten, bedoeld in artikel 3, derde lid, worden uitsluitend gebruikt voor het realiseren van de tolopgave.

  • 3. Onder bediening als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Wet Infrastructuurfonds wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan de exploitatie van tolheffing en de kosten van handhaving en toezicht voor de tolheffing.

HOOFDSTUK 3 HANDHAVING

Artikel 12 (bestuurlijke boete)

  • 1. Het niet of niet geheel betalen van het toltarief binnen de op grond van artikel 7, tweede lid, onder a, gestelde termijn is een overtreding ter zake waarvan Onze Minister aan de kentekenhouder een bestuurlijke boete kan opleggen, die bestaat uit een bedrag van € 35,– vermeerderd met het oorspronkelijke toltarief en, in voorkomend geval, de aanmaningsvergoeding.

  • 2. Als een aanmaning tot betaling van het toltarief is verzonden, wordt de bestuurlijke boete niet opgelegd dan nadat de termijn, bedoeld in artikel 8, tweede lid, is verstreken.

  • 3. De betaling van de bestuurlijke boete geschiedt binnen twee weken nadat de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

  • 4. Als de bestuurlijke boete niet tijdig geheel is betaald, zendt Onze Minister de kentekenhouder een eerste aanmaning en wordt de bestuurlijke boete van rechtswege met vijftig procent verhoogd. De betaling geschiedt binnen vier weken na verzending van de eerste aanmaning het verhoogde bedrag te betalen.

  • 5. Als het verhoogde bedrag, bedoeld in het vierde lid, niet binnen de in dat lid gestelde termijn geheel betaald is, zendt Onze Minister de kentekenhouder een tweede aanmaning en wordt het verhoogde bedrag van rechtswege verder verhoogd met honderd procent van dat bedrag. De betaling geschiedt binnen vier weken na verzending van de tweede aanmaning het verder verhoogde bedrag te betalen.

  • 6. Als het verder verhoogde bedrag, bedoeld in het vijfde lid, niet binnen de in dat lid gestelde termijn geheel betaald is, is Onze Minister bevoegd tot uitvaardiging van een dwangbevel.

  • 7. Artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de opgelegde bestuurlijke boete, inclusief de daarop te vallen verhogingen.

  • 8. Artikel 4:113 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de eerste en tweede aanmaning.

  • 9. Artikel 5:10, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de eerste aanmaning.

Artikel 13 (verval verplichting betalen toltarief bij bestuurlijke boete)

De verplichting tot betaling van het toltarief en de aanmaningsvergoeding, bedoeld in artikel 4:113, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vervalt als een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 12, eerste lid, is opgelegd.

Artikel 14 (verzuim bestuurlijke boete)

Als de bestuurlijke boete niet binnen de in artikel 12, derde lid, gestelde termijn is voldaan, of niet onmiddellijk is voldaan in een geval als bedoeld in artikel 15, vierde lid, is de kentekenhouder in verzuim voor de bestuurlijke boete, inclusief de daarop te vallen verhogingen, bedoeld in artikel 12, vierde en vijfde lid.

Artikel 15 (voorlopige maatregelen bij staandehouding)

  • 1. Met het toezicht op de naleving van artikel 7, eerste en tweede lid, onder a, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3. Op de eerste vordering van een aangewezen persoon als bedoeld in het eerste lid is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht dat te doen stilstaan.

  • 4. Als toepassing is gegeven aan het derde lid en de betalingstermijn, bedoeld in artikel 8, tweede lid, is verstreken of als geen aanmaning aan de kentekenhouder gezonden kan worden en de termijn, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a, is verstreken, kan een beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 12, eerste lid, worden bekendgemaakt door uitreiking aan de bestuurder. In afwijking van de termijn, bedoeld in artikel 12, tweede lid, moet deze bestuurlijke boete onmiddellijk worden betaald.

  • 5. Als de beschikking tot het opleggen van de bestuurlijke boete, bedoeld in het vierde lid, binnen twee weken na het onherroepelijk worden daarvan nog niet is betaald, is artikel 12, vierde tot en met negende lid, van toepassing.

  • 6. De aangewezen personen, bedoeld in het eerste lid, zijn bevoegd om in het geval, bedoeld in het vierde lid, bij wijze van voorlopige maatregel het motorrijtuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het motorrijtuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, voordat het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete inclusief de daarop te vallen verhogingen zal worden voldaan.

  • 7. Bij de beschikking, bedoeld in het vierde lid, wordt gewezen op de bevoegdheid, bedoeld in het zesde en negende lid.

  • 8. Voldoening van het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete laat de bevoegdheid om tegen de beschikking van de toezichthouder bezwaar te maken of beroep in te stellen onverlet. Het bezwaar en beroep tegen de bestuurlijke boete richt zich ook tegen de voorlopige maatregel, bedoeld in het zesde lid. Wordt het beroep gegrond verklaard, dan wordt het bedrag van de bestuurlijke boete en, als toepassing is gegeven aan het zesde lid, het motorrijtuig teruggegeven.

  • 9. Als twaalf weken na de aanvang van de voorlopige maatregel, bedoeld in het zesde lid, de rechthebbende zijn motorrijtuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is de aangewezen persoon, bedoeld in het eerste lid, bevoegd het motorrijtuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te verkopen of te doen vernietigen.

  • 10. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede over hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

HOOFDSTUK 4 BEZWAAR EN BEROEP

Artikel 16 (beroepsgronden)

Het bezwaar- of beroepschrift tegen de bestuurlijke boete kan zich ook richten tegen de verplichting tot het betalen van het toltarief.

HOOFDSTUK 5 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 (verslag)

Onze Minister zendt telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid van deze wet in de praktijk.

Artikel 18 (intrekken Wbm)

De Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt ingetrokken.

Artikel 19 (Wijziging Algemene wet bestuursrecht)

De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

In bijlage 1 (Regeling rechtstreeks beroep) wordt de zinsnede met betrekking tot de Belemmeringenwet Privaatrecht als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt.

2. De onderdelen b tot en met d worden geletterd a tot en met c.

B

Artikel 2 van bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede met betrekking tot de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a vervalt.

b. De onderdelen b tot en met d worden geletterd a tot en met c.

2. De zinsnede met betrekking tot de Wet bereikbaarheid en mobiliteit vervalt.

3. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15: artikel 3, eerste lid.

Artikel 20 (Wijziging Wegenverkeerswet 1994)

In artikel 42, vierde lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt «Wet bereikbaarheid en mobiliteit» vervangen door: Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15.

Artikel 21 (Wijziging Wegenwet)

In artikel 14, vijfde lid, van de Wegenwet wordt «de heffing van de mobiliteitstarieven, bedoeld in de Wet bereikbaarheid en mobiliteit» vervangen door: de heffing van de toltarieven, bedoeld in de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15.

Artikel 22 (Wijziging Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)

In artikel 80 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting vervalt «, de bevoegdheid ingevolge de Wet bereikbaarheid en mobiliteit van provincies, gemeenten en waterschappen tot het instellen van het toltarief».

Artikel 23 (inwerkingtreding)

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 24 (citeertitel)

Deze wet wordt aangehaald als: Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,