Gepubliceerd: 3 oktober 2014
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiƫn) (PvdA)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34002-8.html
ID: 34002-8
Origineel: 34002-2

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 oktober 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

In artikel 3.120a, eerste lid, wordt «tien» vervangen door: vijftien.

b. In het in onderdeel O opgenomen artikel 5.16c, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «en afkoop» vervangen door: een afkoop.

c. In het in onderdeel P opgenomen artikel 5.17e, derde lid, tweede volzin, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «heffingsvrije» vervangen door: heffingvrije.

2

Na artikel IX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IXA

In de Wet op de kansspelbelasting wordt artikel 1 als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. degene die gelegenheid geeft tot deelname aan binnenlandse casinospelen, de houder van een vergunning voor de exploitatie van speelautomaten als bedoeld in artikel 30h, eerste lid, van de Wet op de kansspelen, ten aanzien van de onder diens vergunning in Nederland geplaatste fysieke speelautomaten waarop een kansspelautomatenspel wordt gespeeld en degene die opbrengst geniet van zonder een vergunning als bedoeld in artikel 30h, eerste lid, van de Wet op de kansspelen in Nederland geplaatste fysieke speelautomaten waarop een kansspelautomatenspel wordt gespeeld;.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «niet zijnde kansspelen welke via het internet worden gespeeld» vervangen door: niet zijnde:

1o. casinospelen en kansspelautomatenspelen die worden gehouden door natuurlijke personen of door lichamen van wie er een of meer wonen of zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

2o. kansspelen welke via het internet worden gespeeld.

3. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onder kansspelautomatenspel wordt verstaan een kansspel dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot rechtstreekse of niet-rechtstreekse uitkering van prijzen, met inbegrip van extra speelduur.

3

Na artikel X wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XA

In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt artikel 15 als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt te luiden:

6. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, is de vrijstelling eveneens van toepassing indien:

a. het goed als bedrijfsmiddel is gebruikt en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen;

b. de verkrijging plaatsvindt binnen zes maanden na het tijdstip van de eerste ingebruikneming of de eerdere ingangsdatum van een verhuur van dat goed; en

c. de verkrijging wordt opgenomen in een notariële akte die wordt verleden binnen de termijn waarbinnen de verkrijging dient plaats te vinden.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Bij algemene maatregel van bestuur kan in afwijking van het zesde lid tijdelijk een afwijkende termijn worden vastgesteld indien de ontwikkelingen van de vastgoedmarkt daartoe aanleiding geven. Voor zover nodig kan daarbij worden voorzien in overgangsrecht.

4

Artikel XIV komt te luiden:

ARTIKEL XIV

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2016 artikel 2 als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt een motorrijtuig geacht te zijn ingericht voor personenvervoer indien de lengte van de ruimte tussen de vaste wand achter de achterste zitplaatsen of, indien geen vaste wand aanwezig is, tussen het achterste punt van de in de laatste stand geplaatste achterste zitplaatsen en het einde van de laadvloer kleiner is dan de lengte van de ruimte tussen het achterste punt van het stuurwiel en de vaste wand achter de achterste zitplaatsen, of, indien geen vaste wand aanwezig is, het achterste punt van de in de laatste stand geplaatste achterste zitplaatsen. De lengte wordt gemeten evenwijdig aan de lengteas van het betreffende motorrijtuig. Vaste bevestigingspunten die uitsluitend bedoeld zijn voor de bevestiging van zitplaatsen worden gelijkgesteld aan zitplaatsen, met dien verstande dat voor de bepaling van de lengtes het achterste punt van de in de laatste stand geplaatste achterste zitplaatsen vervangen wordt door dit vaste bevestigingspunt.

5

Artikel XV wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel F komt te luiden:

F. Artikel 22, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

f. inrichting:

1°. inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, werken daaronder niet begrepen, waarin afvalstoffen worden gestort;

2°. inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer waarin blijkens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven omgevingsvergunning huishoudelijke afvalstoffen, gemengde bedrijfsafvalstoffen of gemengd sorteerresidu mogen, onderscheidenlijk mag, worden verbrand;.

b. In onderdeel O, onder 3 en 4, wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdeel b.

6

In artikel XXXIV wordt «de artikelen 18, 59» vervangen door: de artikelen 18, 28, 59.

7

In artikel XXXVII, eerste lid, vervalt onderdeel i onder verlettering van de onderdelen j, k en l tot onderdelen i, j en k.

TOELICHTING

I. Algemeen

Inleiding

Deze nota van wijziging bevat een aantal wijzigingen van de Wet op de kansspelbelasting die worden overgeheveld uit het wetsvoorstel dat kansspelen op afstand reguleert. Voorts bevat deze nota van wijziging een aanpassing van de samenloopbepaling in de overdrachtsbelasting. Verder wordt alsnog de in de memorie van toelichting reeds genoemde verlenging van de aftrekbaarheid van rente op restschulden opgenomen in het wetsvoorstel. Daarnaast wordt de afvalstoffenbelasting, voor zover het afvalverbranding betreft, zoals bedoeld beperkt tot het verbranden van afvalstoffen in inrichtingen waarin huishoudelijke afvalstoffen, gemengde bedrijfsafvalstoffen of sorteerresidu mogen, onderscheidenlijk mag, worden verbrand. Tevens wordt een verduidelijking in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 aangebracht met betrekking tot de omschrijving wanneer een motorrijtuig wordt geacht te zijn ingericht voor personenvervoer. Ook vervalt een in de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel opgenomen beperking van de in het wetsvoorstel opgenomen maatregel op grond waarvan een passende rentevergoeding wordt geboden wanneer door een lidstaat in strijd met het Unierecht belasting is geheven. Verder bevat deze nota van wijziging nog enkele technische en redactionele aanpassingen.

Kansspelbelasting

Het wetsvoorstel dat kansspelen op afstand reguleert, bevat ook een aantal wijzigingen in de Wet op de kansspelbelasting. Het kabinet vindt het wenselijk om een tweetal wijzigingen in dat wetsvoorstel die geen direct verband houden met het doel van dat wetsvoorstel al per 1 januari 2015 te laten ingaan en hevelt deze wijzigingen daarom over naar het onderhavige wetsvoorstel. Het betreft ten eerste de belastingplicht voor de kansspelbelasting bij kansspelautomaten. Momenteel is degene die de juridische eigendom van de kansspelautomaat heeft de belastingplichtige. In bepaalde situaties is onduidelijk wie de juridische eigendom heeft en daardoor wie belasting moet betalen. Dit leidt tot onzekerheid bij betrokkenen en tot uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst. Voorgesteld wordt om voor de belastingplicht bij kansspelautomaten aan te sluiten bij degene onder wiens exploitatievergunning deze speelautomaten worden geëxploiteerd. In de meeste gevallen wijzigt de feitelijke belastingplicht als gevolg van dit voorstel niet. Degene die de juridische eigendom heeft, bezit namelijk normaal gesproken ook de exploitatievergunning.

Ten tweede wordt geregeld dat deelnemers aan casinospelen, waaronder pokertoernooien, en kansspelautomatenspelen in een andere lidstaat van de Europese Unie (EU) of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) niet zwaarder belast worden dan in de situatie dat zij deelnemen aan dergelijke spelen in Nederland.

Samenloopvrijstelling van overdrachtsbelasting

Bij Belastingplan 2013 is een wijziging aangebracht in de samenloopvrijstelling van de overdrachtsbelasting. De samenloopvrijstelling beoogt de samenloop van heffing van omzetbelasting en overdrachtsbelasting in bepaalde gevallen te voorkomen door onder voorwaarden vrijstelling van overdrachtsbelasting te verlenen. De vrijstelling is niet van toepassing als een onroerende zaak wordt verkregen die op dat moment al in gebruik is genomen of is verhuurd en de verkrijger de verschuldigde omzetbelasting geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen. Door deze ingebruikneming of verhuur kan de verkrijger geen beroep doen op de samenloopvrijstelling. Van oudsher is bij beleidsbesluit in deze situatie onder voorwaarden een tegemoetkoming gegeven. Indien een onroerende zaak binnen zes maanden na het tijdstip van de eerste ingebruikneming of de ingangsdatum van de verhuur wordt verkregen door een verkrijger die de omzetbelasting geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen, mag de samenloopvrijstelling toch worden toegepast. Deze termijn is tijdelijk, van 1 november 2012 tot 1 januari 2015, verlengd tot 24 maanden. Deze verlenging vervalt per 1 januari 2015 en op grond van de onderhavige nota van wijziging wordt de termijn weer vastgesteld op zes maanden. Deze termijn van zes maanden wordt als gevolg van deze nota van wijziging in de wet opgenomen, naast de eerder bij Belastingplan 2013 opgenomen mogelijkheid om tijdelijk een afwijkende termijn vast te stellen in relatie met de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt. Met deze wijziging wordt de termijn waarbinnen de verkrijging moet plaatsvinden structureel vastgesteld op een termijn van zes maanden. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de gevallen waarbij de onroerende zaak maar voor korte tijd vooruitlopend op de verkoop in gebruik is genomen of is verhuurd.

Verlenging termijn aftrek rente restschulden

Abusievelijk is de verlenging van de termijn van de aftrekbaarheid van de rente op restschulden, die in het algemeen deel van de memorie van toelichting wel is beschreven, niet opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel en de artikelsgewijze toelichting daarop. Met deze nota van wijziging wordt deze maatregel alsnog opgenomen in het wetsvoorstel.

Budgettaire aspecten

De wijziging van de Wet op de kansspelbelasting op grond waarvan deelnemers aan casinospelen en kansspelautomatenspelen in een andere lidstaat van de EU of in een andere staat die partij is bij de EER niet zwaarder worden belast dan in de situatie dat zij deelnemen aan dergelijke spelen in Nederland, leidt tot een budgettaire derving van € 3 miljoen vanaf 2015. Deze derving is reeds toegelicht in het wetsvoorstel dat kansspelen op afstand reguleert en gedekt binnen het lastenbeeld voor de jaren 2015 en verder.

Voorts leidt de verlenging van de termijn van de aftrekbaarheid van rente op restschulden tot een derving van € 15 miljoen per jaar gedurende tien jaar, met ingang van 2015. Deze derving is reeds toegelicht in de memorie van toelichting.

EU-aspecten

Ter implementatie van het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2014 wordt de Wet op de kansspelbelasting aangepast om te voorkomen dat Nederlandse gerechtigden tot prijzen van buitenlandse landgebonden kansspelen waarvan de aanbieder woont of gevestigd is in een lidstaat van de EU of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de EER meer kansspelbelasting moeten betalen dan gerechtigden tot prijzen van binnenlandse landgebonden kansspelen.

De wijziging van de definitie van motorrijtuig met de functie van personenvervoer, dient bij de Europese Commissie te worden genotificeerd als technisch voorschrift.

Uitvoeringskosten

De maatregelen in deze nota van wijziging zijn uitvoerbaar en handhaafbaar voor de Belastingdienst. De wijziging in de kansspelbelasting waardoor de vergunninghouder belastingplichtig wordt gemaakt is een vereenvoudiging voor belastingplichtigen en de uitvoering waarbij tevens een ontgaansmogelijkheid definitief afgesloten is. Hiermee wordt structureel een halve FTE bespaard in de uitvoering, wat leidt tot een besparing van € 50.000. De overige maatregelen leiden niet tot additionele uitvoeringskosten of tot besparingen daarop.

Tabel 1: Overzicht uitvoeringskosten nota van wijziging, (€ mln., -/- is een besparing)
 

2015

2016

2017

2018

Kansspelbelasting

-0,05

-0,05

-0,05

-0,05

Totaal nota van wijziging

-0,05

-0,05

-0,05

-0,05

Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven

Van de in deze nota van wijziging opgenomen maatregelen is voor de regeldruk alleen relevant de maatregel inzake het niet langer belastingplichtig zijn van in Nederland wonende of gevestigde gerechtigden tot prijzen van buitenlandse landgebonden kansspelen. De daarmee samenhangende regeldrukvermindering is echter verwaarloosbaar.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1, onder a

Artikel I, onderdeel Ha (artikel 3.120a van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Indien bij de vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 een restschuld is ontstaan, komt de rente daarop voor een bepaalde maximumtermijn na de vervreemding voor aftrek in aanmerking, ondanks de omstandigheid dat die woning geen eigen woning meer is. Met de thans voorgestelde wijziging wordt die termijn verruimd van tien jaar naar vijftien jaar. Deze verruiming geldt op grond van de tekst van artikel 3.120a, tweede lid, van de Wet IB 2001 voor alle restschulden die zijn ontstaan of nog gaan ontstaan in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017.

Onderdeel 1, onder b en c

Artikel I, onderdelen O en P (artikelen 5.16c en 5.17e van de Wet inkomstenbelasting 2001)

De wijzigingen van de artikelen 5.16c, vierde lid, en 5.17e, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn redactioneel van aard.

Onderdeel 2

Artikel IXA (artikel 1 van de Wet op de kansspelbelasting)

Momenteel is degene die de juridische eigendom van een kansspelautomaat heeft de belastingplichtige voor de kansspelbelasting. In de afgelopen jaren zijn uitzonderingssituaties bekend geworden waarbij het criterium «juridische eigendom» leidde tot uitvoeringsproblemen bij de betrokkenen en de Belastingdienst. De juridische eigendom van deze roerende zaken kan op elk moment rechtsgeldig worden overgedragen door middel van een onderhandse / mondelinge overeenkomst. Ook wordt bij het afgeven van een exploitatievergunning niet vastgelegd bij wie de speelautomaten in eigendom zijn. Om vorengenoemde redenen weet de Belastingdienst niet altijd wie de belastingplichtige is. Ook bij de branche zelf kan hieromtrent verwarring ontstaan. Om deze reden wordt afgestapt van het criterium «juridische eigendom» voor het bepalen van de belastingplicht en wordt voorgesteld om voor de belastingplicht aan te sluiten bij de verleende exploitatievergunning (artikel 30h, eerste lid, van de Wet op de kansspelen (Wok)) en niet meer bij het exploiteren (artikel 30h, tweede lid, van de Wok). De vergunning met exploitatienummer, naam en telefoonnummer van de exploitant komt tot uitdrukking door middel van een verplicht aan te brengen sticker op de speelautomaat. Hiermee bestaat het vermoeden dat degene wiens sticker op de speelautomaat is bevestigd ook de belastingplichtige is. Naar derden toe wordt hiermee ook aangegeven wie verantwoordelijk is voor het voldoen van de kansspelbelasting over het brutospelresultaat van die speelautomaat. Door deze wijziging wordt de kansspelbelasting voortaan bij dezelfde persoon geheven als de kansspelheffing, zijnde de exploitatievergunninghouder, bedoeld in artikel 30h, eerste lid, van de Wok. In samenhang met het voorgaande kan de definitie van «exploitant», zoals momenteel opgenomen in artikel 1, tweede lid, van de Wet op de kansspelbelasting, vervallen.

Ook in de situatie dat geen exploitatievergunning is afgegeven, dient de kansspelbelasting te worden betaald. Voorgesteld wordt om in dat geval als belastingplichtige aan te merken degene die opbrengst (het brutospelresultaat) geniet van de in Nederland geplaatste fysieke speelautomaten waarop een kansspelautomatenspel wordt gespeeld. Hiertoe wordt onderdeel a van het huidige artikel 1, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting aangevuld.

Als gevolg van de voorgestelde wijziging van onderdeel d van het huidige artikel 1, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting, zijn in Nederland wonende of gevestigde gerechtigden tot prijzen van buitenlandse landgebonden casinospelen (daaronder begrepen pokertoernooien) en kansspelautomatenspelen niet langer belastingplichtig als de aanbieder van het buitenlandse kansspel woont of gevestigd is in een lidstaat van de EU of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de EER. Met deze maatregel wordt voorkomen dat Nederlandse gerechtigden tot prijzen van buitenlandse landgebonden kansspelen waarvan de aanbieder woont of gevestigd is in een lidstaat van de EU of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de EER meer kansspelbelasting moeten betalen dan gerechtigden tot prijzen van binnenlandse landgebonden kansspelen. Een hogere belastingdruk voor de eerstgenoemde groep gerechtigden staat namelijk op gespannen voet met het vrije verkeer van diensten.

Voorts wordt ten behoeve van de leesbaarheid voorgesteld om in artikel 1, tweede lid, van de Wet op de kansspelbelasting de definitie van een kansspelautomatenspel op te nemen. Deze definitie komt in de plaats van de thans nog in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de kansspelbelasting opgenomen beschrijving. Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd.

Onderdeel 3

Artikel XA (artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer)

De samenloopvrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV) beoogt de samenloop van heffing van omzetbelasting en overdrachtsbelasting bij de verkrijging van een onroerende zaak te voorkomen door de overdrachtsbelasting in bepaalde gevallen te laten wijken. De vrijstelling is van toepassing indien ter zake van de levering van de onroerende zaak van rechtswege omzetbelasting is verschuldigd. Als de verkrijger deze verschuldigde omzetbelasting geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen, is de vrijstelling alleen van toepassing indien de onroerende zaak niet als bedrijfsmiddel is gebruikt. In deze nota van wijziging wordt door middel van een wijziging van artikel 15, zesde lid, van de Wet BRV voorgesteld hiervan af te wijken indien de verkrijging plaatsvindt binnen zes maanden na het tijdstip van de eerste ingebruikneming of de ingangsdatum van de verhuur als deze voor het tijdstip van de eerste ingebruikneming ligt. Met deze wijziging wordt de termijn waarbinnen de verkrijging moet plaatsvinden structureel vastgesteld op een termijn van zes maanden. Dit betekent dat ingeval het goed wel als bedrijfsmiddel is gebruikt en de verkrijger de omzetbelasting geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen de vrijstelling toch van toepassing is, indien de verkrijging plaatsvindt binnen zes maanden na de eerste ingebruikneming of de ingangsdatum van de verhuur als deze voor het tijdstip van de eerste ingebruikneming ligt. Dit geldt ook voor gevallen waarin niet de verkoper zelf, maar een rechtsvoorganger van de verkoper tot verhuur van de onroerende zaak is overgegaan of de onroerende zaak binnen het eigen bedrijf in gebruik heeft genomen. De verkrijging moet ingevolge artikel 15, zesde lid, van de Wet BRV wel zijn opgenomen in een notariële akte die wordt verleden binnen de termijn waarbinnen de verkrijging dient plaats te vinden. Deze voorwaarde is nu nog opgenomen in artikel 3a, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer. Dat lid komt met ingang van 1 januari 2015 te vervallen.

De bestaande mogelijkheid om tijdelijk een afwijkende termijn, indien de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt daartoe aanleiding geven, vast te stellen wordt opgenomen in artikel 15, zevende lid, van de Wet BRV. De afwijkende termijn dient bij algemene maatregel van bestuur te worden geregeld.

Onderdeel 4

Artikel XIV (artikel 2 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)

De onderhavige wijziging beoogt een technische verduidelijking aan te brengen in het wetsvoorstel voor belastingheffing van motorrijtuigen met dubbele cabines. Om bewijstechnische redenen wordt in de definitiebepaling een positieve formulering gekozen in plaats van de in het wetsvoorstel gebruikte negatieve formulering. Dit betekent dat verduidelijkt wordt welke motorrijtuigen moeten worden aangemerkt als motorrijtuigen ingericht voor het vervoer van personen in plaats van dat verduidelijkt wordt welke motorrijtuigen niet als zodanig worden aangemerkt.

Onderdeel 5, onder a

Artikel XV, onderdeel F (artikel 22 van de Wet belastingen op milieugrondslag)

Uitgangspunt van de verbreding van de afvalstoffenbelasting, zoals opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel, is om het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen, gemengde bedrijfsafvalstoffen en gemengd sorteerresidu in de belasting te betrekken. Zoals het wetsvoorstel nu luidt ziet deze verbreding echter onbedoeld ook op de verbranding van andere afvalstromen, zoals biomassastromen in kolencentrales en in biomassa-energiecentrales en zuiveringsslib van waterschappen in slibverbrandingsinstallaties. Daarom wordt in artikel 22, eerste lid, onderdeel f, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm), de definitie van het begrip «inrichting» gepreciseerd. Daarbij wordt voor andere inrichtingen dan stortinrichtingen aangesloten bij de voor de inrichting afgegeven omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Door de precisering van de definitie wordt de heffing van afvalstoffenbelasting beperkt tot inrichtingen waarin afval wordt gestort en inrichtingen waarin blijkens een omgevingsvergunning huishoudelijke afvalstoffen, gemengde bedrijfsafvalstoffen of gemengd sorteerresidu mogen, onderscheidenlijk mag, worden verbrand.

Onderdeel 5, onderdeel b

Artikel XV, onderdeel O, onder 3 en 4 (artikel 59a van de Wet belastingen op milieugrondslag)

In verband met het vervallen van de onderdelen a en b in artikel 59a, tweede lid, van de Wbm en de verlettering van de onderdelen c tot en met g in onderdelen a tot en met e, zijn de verwijzingen in de achterblijvende onderdelen redactioneel aangepast. Hierbij zijn twee verwijzingen niet juist aangepast. Dit wordt bij deze nota van wijziging hersteld.

Onderdeel 6

Artikel XXXIV (indexatiebepaling Wet belastingen op milieugrondslag)

Artikel XXXIV van het onderhavige wetsvoorstel noemt een aantal tariefbepalingen in de Wbm die per 1 januari 2015 niet aan de jaarlijkse indexatie worden onderworpen, omdat met de inflatiecorrectie al rekening is gehouden in het genoemde wetsvoorstel. Dit geldt ook voor artikel 28 van de Wbm, waar het tarief voor de afvalstoffenbelasting is geregeld. Daarom wordt dit artikel toegevoegd aan de opsomming in artikel XXXIV van het onderhavige wetsvoorstel.

Onderdeel 7

Artikel XXXVII (inwerkingtreding)

Artikel XXXVII, eerste lid, onderdeel i, van het onderhavige wetsvoorstel beperkt de reikwijdte van het ingevolge het onderhavige wetsvoorstel per 1 januari 2015 in werking te treden artikel 28c van de Invorderingswet 1990 (IW 1990) tot beschikkingen met een dagtekening vanaf 18 april 2013. Omdat het wenselijk en geboden wordt geacht ook voor teruggaafbeschikkingen met een dagtekening vóór 18 april 2013 de mogelijkheid te bieden tot het doen van een verzoek om rentevergoeding op grond van laatstgenoemd artikel vervalt genoemd onderdeel. Overigens ontstaat hierdoor niet automatisch de verplichting voor de ontvanger om ook rente te vergoeden in het geval het verzoek betrekking heeft op een beschikking met een dagtekening in een (te) ver verleden. Immers, titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de IW 1990, hetgeen impliceert dat de vordering tot het geven van een (aanvullende) rentevergoeding verjaart vijf jaar nadat de op de teruggaafbeschikking betrekking hebbende betalingstermijn is verstreken. In verband met het vervallen van genoemd onderdeel worden drie andere onderdelen van genoemd artikel XXXVII, eerste lid, verletterd.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes